De Haarlemsche spoorwagen(na 1863)–Anoniem Haarlemsche spoorwagen, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Het bedrogen meisje. Kolijn, een brave boerenzoon, Het puikje van de dorpelingen, Arbeidzaam, welgemaakt en schoon, Dorst naar Lizette's hand te dingen. Het meisje, schoon maar een boerin, Had nu en dan de stad bekeken, En hierdoor was haar hart en zin, Van veld en kudde gansch geweken. (bis.) Neen, sprak de fiere schoone: neen! Geen boer zal ooit mijn hart verwinnen, Kolijn trad nu gramstorig heen, En ging de zachte Philis minnen. Nu dorst geen enk'le boer aan haar, Te denken, nog veel min te vragen, [pagina 38] [p. 38] Zij wachtte dus van jaar tot jaar, Daar ook geen steeman op kwam dagen. (bis). Thans is zij veertig jaren oud, Haar schoon gelaat is gansch bezweken, En 't meest wat haar nu bezig houdt, Is kwaad van jonge lien te spreken. Zij gloeit van spijt en felle smart, Als zij Kolijns geluk hoort roemen, Daar zij in 't heimelijk in haar hart, Zich om haar dwaasheid zelf moet doemen. Meisjes, die gaarne waart getrouwd, Laat u Lizett' tot voorbeeld wezen, Dat ge op geen dwaze hoop vertrouwt, Wijl gij dan ook haar lot moogt vreezen, Als u een brave jongen vraagt. Laat hem dan ook uw hand verwerven, Dewijl gij anders ligt lijk waagt, Als oude vrijsters ook te sterven. (bis.) Vorige Volgende