De Haarlemsche spoorwagen
(na 1863)–Anoniem Haarlemsche spoorwagen, De– Auteursrechtvrij
[pagina 27]
| |
De heele wereld reisde ik rond,
Hollé! hollé! met zweepgeknal,
Begeleid ik mijn gezang.
Elkeen die noemt mijn naam,
Elkeen die kent mijn faam,
Ik wordt bemind door allen,
Ik kan elkeen bevallen,
Men roept aanstonds hoera!
De postillon komt dra,
En vriend'lijk groet met een,
Iedereen:
Ik ben de kleine postillon, enz. enz.
Zit ik op mijnen bok,
In mijnen bonten rok,
En blaas een vrolijk wijsje,
Verheugd zich ieder meisje,
Zij zien vol liefde toe,
En roepen blij te moe,
Wanneer ik om en rijdt,
Als om een strijd,
Daar komt de kleine postillon,
De heele aarde reisde hij rond,
Met hoorngeschal en zweepgeknal,
Weerklinkt steeds mijn gezang.
Een meisje heeft mij zeer,
En trouw bemind nog meer,
Was ik ook ver van hier,
Zij dacht aan mij toch schier,
En daag'lijks zij mij schreef,
Och dat ik bij u bleef.
Ik zou rijden vrij te vrêen,
U alleen:
Ik bemin de kleine postillon, enz. enz.
| |
[pagina 28]
| |
Ik heb bij dag en nacht,
Al enk'le reis volbracht,
Mij was niets daaraan gelegen,
Of storm of wind of regen,
Want elke passagier,
Rijdt bij mij met pleizier,
Wij blijven bij elkaar,
In gevaar:
Ik ben de kleine postillon, enz. enz.
En als ik hoog bejaard,
Doe mijn laatste vaart,
En dan ook eens moet sterven,
Zal niemand mij beërven,
Want al wat ieder mij gaf,
Neem ik met mij in 't graf,
Op mijne zerke zal men lezen,
Zonder vreezen:
Hier rust de kleine postillon,
De heele aarde reisde hij rond,
Met hoorngeschal en zweepgeknal,
Weerklonk steeds zijn gezang ....
|
|