De Nieuwe Haagsche Nachtegaal
(1659)–Anoniem Haagsche Nachtegaal, De Nieuwe– AuteursrechtvrijToon: Je voy toutes les Nuicts.DAt Iupiter zijn Throon,
Zijn Scepter, en zijn Kroon,
Voor u my bood, En my den Hemel
| |
[pagina 27]
| |
schonk,
Die rijk van Goudt en Diamanten blonk,
En zeid': Zie daar, ik scheid'
Van al mijn praalen;
En mijn lekkerny,
En ik zal voort op d' aard' gaan dalen;
Ia gy zult, naar mijn,
Godt in den Hemel zijn.
2. Ik zou, zonder beraan,
Hem danken, en afslaan
| |
[pagina 28]
| |
Zijn stout verzoek, en zeggen; hoor, Iupijn,
U Scepter, Kroon, en Troon, en Ambrozijn,
Ia zelfs u Hemel schoon,
En groote Godheit,
Die gy hebt geboon
Voor mijn Goddin, die Venus schoonheit,
Pallas wijs vernuft,
En Iunos praal verbluft;
3. En acht ik al als niet;
Want die mijn ziel gebied,
Mijn Amaril, heeft veel meer gaven schoon;
Haar voorhooft is een wit-albaste troon;
Haar kroon is 't gulde hair;
Haar schoone oogjes
Trotzen Starren klaar;
Haar winkbrauwns zijn twee minne-boogjes;
| |
[pagina 29]
| |
Kaakjes Roosjes zijn;
De lipjes koralijn.
4. Langs tandjes, trots yvoor,
Vloeit nectar, en ik hoor
Een Hemel-vois, als mijn Nimf speelt of zingt;
Nevens haar stem uit 't lieve mondje dringt
Adems-viole-geur;
Zwierende speelen
Blauwe aders, deur
Haar sneeu-wit vel, van 't wonder eele
Ronde halsje lank,
En poez'le handjes rank.
5. Op Borsjes (Pafos troon)
Staan twee Robijne schoon;
Maar 't alderschoonst bedekt haar wit gewaadt,
Dat ik (als gy Goddin u zomtijds baad')
| |
[pagina 30]
| |
Ter sluik wel heb aanschouwt;
Daar ik gedooken
Lag in 't Elzen woud:
't Was Acteon noit zo gewroken,
Van de schoon Diaan,
Had hy zo mee gedaan.
6. Beeld eens Pigmalions!
Laet doch de glans uw's Sons
Bestralen my met weer-mins glooren al;
Ik sweer mijn Diamante liefde zal
Weer flonkeren op uw',
Mijn waarde tweede
Ziel: vlucht niet zo schuw,
Ai! Amaril, verhoor mijn bede,
Neem my in genaa
En zeg doch eensjes ja.
W.6.st. |
|