De Nieuwe Haagsche Nachtegaal
(1659)–Anoniem Haagsche Nachtegaal, De Nieuwe– Auteursrechtvrij
[pagina *6r]
| |
[pagina *6v]
| |
Naar uw schelle stem doet luystren;
Ja aan uw vergoode toon
Al wat vry is vast kunt kluystren:
Nachtegaal, die 't aartrijk zelf
Hebt tot uw Paleys, als Koning,
En het hoog Turkois gewelf
Tot het dak van uwe wooning,
Tot uw Hofsteê bos en beemd,
Tot uw tafel 's Werelds vruchten,
| |
[pagina *7r]
| |
Nergens ongezien noch vreemt;
Lieflijk beesjen, vol genuchten,
Amsterdam heeft overlang
Met u willen kennis maken,
Om uw toverzoeten zang;
Zo die gunst haar mocht genaken;
Maar gy mint een Hoofscher stee.
Dies, wijl wy uw naam beminnen,
Huuwt mijn lust dit werk daar mee,
| |
[pagina *7v]
| |
Om onz' Amstels zangerinnen
Waard te maaken deezen zang.
Minnaars hier is stof te vinden
Dat de tijd niet valt te lang
Als gy zit by uw beminden.
Hier in schreef nooit vuyle schacht
Om een Snol of Pol te joken.
Laat vry, al wie vuyl veracht,
Hier zijn lusjes meê bestoken.
| |
[pagina *8r]
| |
Keyzers grachje, Rijkebuurt,
Kluveniers en Cingels-waatren,
Weêrgalm dat het uuren duurt,
Als uw zanggodinnen schaatren:
Y-lands Echo geef u los,
Als uw Maagden Orgels speelen,
Dat het klinkt in 't Haagsche Bos,
En den Nachtegaal doe Queelen
Zo luydruchtig en verheugd,
| |
[pagina *8v]
| |
Dat het aan ons oorvlies stuyte,
En alle onlust maak tot vreugd,
Leet en jammer drijf na buyte.
J.v.D.
[De Liefhebbers verwachten met den eersten, d' onvergelijkelijke Historie, van de liefde van Theagenes en Cariclea; beschreeven door Heliodorus. Nu eerst nieuwelijks vertaalt.] |
|