De Gulden Passer. Jaargang 85
(2007)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 43]
| |
Chris Coppens
| |
[pagina 44]
| |
MartialisOmdat daarnaar verwezen wordt in verband met verwante sonnetten van Clément Marot (14961544) en Theodore Agrippa d'Aubigné (1552-1630), en het ongetwijfeld tot de klassieke modellen behoorde die imitatio en aemulatio opwekten, moet hier een epigram van de Spaanse Latijnse dichter Marcus Valerius Martialis (38/41-ca. 104) worden geciteerd. Hij genoot door de eeuwen heen een grote populariteit en werd veel nagevolgd, onder andere door de Pléiade, maar bijvoorbeeld ook door Ben Jonson (1572?-1637), Voltaire (1694-1778) en Goethe (1749-1832). Ad Julium Martialem
Vitam quae faciant beatiorem,
jucundissime Martialis, haec sunt:
res non parta labore, sed relicta;
non ingratus ager, focus perennis;
lis numquam, toga rara, mens quieta;
vires ingenuae, salubre corpus;
prudens simplicitas, pares amici;
convictus facilis, sine arte mensa;
nox non ebria, soluta curis;
non tristis torus, et tamen pudicus;
somnus, qui faciat breves tenebras;
quod sis, esse velis nihilque malis;
summum nec metuas diem nec optes.Ga naar voetnoot4
Het is interessant om, zoals Mongrédien, er een oudere Franse vertaling naast te leggen om de zestiende-eeuwse navolgingen beter in te schatten. A Jules Martial
Voilà, mon cher Martial, ce qui fait la vie heureuse:
une fortune acquise sans peine et par héritage;
un champ qui rapporte; un foyer qui toujours brûle;
point de procès; peu d'affaires; la tranquillité de l'esprit;
un corps suffisamment vigoureux; une bonne santé;
une simplicité bien entendue; des amis qui soient nos égaux;
des relations agréables; une table sans faste;
des nuits sans ivresse et libres d'inquiétude;
un lit où il ait place pour la gaieté et pour la pudeur à la fois;
| |
[pagina 45]
| |
un sommeil qui abrège la durée des ténèbres;
être content de ce que l'on est et ne rien désirer de plus;
attendre son dernier jour sans crainte comme sans impatience.Ga naar voetnoot5
Een sonnet van Agrippa d'Aubigné is kennelijk vaak met dat van Plantijn vergeleken, maar het eerste blijkt duidelijk op Martialis terug te gaan. D'Aubigné was evenwel niet de eerste in de zestiende eeuw, Clément Marot ging hem voor. De soy mesme
Marot, voici, si tu le veux sçavoir,
qui fait à l'homme heureuse vie avoir:
succession, non biens acquiz à peine,
feu en tout temps, maison plaisante et saine,
jamais procès, les membres bien dispos,
et au dedans un esprit à repos;
contraire à nul, n'avoir aucuns contraires;
peu se mesler des publiques affaires;
sagesse simple, amys à soy pareilz,
table ordinaire et sans grans appareilz;
facilement avec toutes gens vivre;
nuict sans nul soing, n'estre pas pourtant yvre;
femme joyeuse, et chaste neantmoins;
dormir qui fait que la nuict dure moins;
plus haut qu'on n'est ne vouloir point attaindre,
ne desirer la mort ni ne la craindre.
Voylà, Marot, si tu le veux sçavoir,
qui faict à l'homme heureuse vie avoir.Ga naar voetnoot6
Ook Agrippa d'Aubigné richt zich tot zichzelf in zijn sonnet dat op Martialis terug gaat, maar misschien met een pittiger poëzie dan Marot het in verzen bracht. Hij spreekt bijvoorbeeld van een ‘belle femme gaillarde et n'estre pas coccu’, terwijl Marot het houdt bij ‘femme joyeuse, et chaste néanmoins’. D'Aubigné brengt er niet alleen meer leven in door de woordkeuze, maar hij houdt het ook levendig door de twee partijen te laten spelen, in alle betekenissen.
Veux-tu savoir que peut faire la vie heureuse,
folastre d'Aubigné? Ce sont les points ici:
des biens non pas acquis, mais trouvés sans souci;
| |
[pagina 46]
| |
bonne chère, beau feu, la terre fructueuse;
point de procès, de noise, avoir l'âme joyeuse,
le corps dispos, qui n'est trop maigre ou trop farci;
n'estre point cauteleux, ni point niais aussi,
avois pareils amis, table délicieuse,
sans crainte, sans soupçon, en sa bourse un écu,
belle femme gaillarde et n'estre pas cocu,
un dormir sans ronfler, un repost sans se feindre,
qui fasse la nuict courte et contente les yeux,
estre ce que tu veux, n'affecter rien de mieux,
ne désirer la mort, et la fuir sans la craindre.Ga naar voetnoot7
Ondertussen was in Engeland al eerder een vers geschreven dat direct op Martialis is geïnspireerd, door de jong overleden gelegenheidsdichter van hoge adel en nauw verbonden met het vorstenhuis, Henry Howard, graaf van Surrey (1517?-1547). The means to obtain a happy life
Martial, the things that do obtain
the happy life, be these I find,
the richness left not got with pain,
the fruitful ground, the quiet mind.
The equal friend; no grudge, no strife;
no charge of rule, nor governance;
without disease, the healthful life;
the mean diet, no delicate fare;
the household of continance;
the wisdom joined with simpleness;
the night discharged of all care;
where wine the wit may not oppress,
the faithfull wife, without debate;
such sleep as may beguile the night:
contented with thine own estate,
ne wish for death, ne fear his might.Ga naar voetnoot8
| |
[pagina 47]
| |
Le bonheurHet zogenaamde sonnet van Plantijn past precies in deze context. Het is doordrongen van het neo-stoïcijnse gedachtegoed dat door het humanisme vooral in de tweede helft van de zestiende eeuw werd verspreid. Een van de sterkste vertegenwoordigers en bovendien uit de kring rond Plantijn was precies Justus Lipsius (1547-1606), die met zijn De constantia (1584) het ‘cultboek’ bij uitstek voor deze beweging schreef. Het motto bij Plantijns drukkersmerk was net ‘Labore et constantia’. De mediocritas, waavan dit sonnet als het ware de verwoording is, was precies het model voor constantia, en kreeg pas later de huidige betekenis van middelmaat tot médiocrité. Le bonheur de ce monde
Sonnet
Avoir une maison commode, propre & belle,
un jardin tapissé d'espaliers odorans,
des fruits, d'excellent vin, peu de train, peu d'enfans,
posseder seul sans bruit une femme fidéle.
N'avoir dettes, amour, ni procés, ni querelle,
ni de partage à faire avecque ses parens,
se contenter de peu, n'espérer rien des Grands,
régler tous les desseins sur un juste modéle.
Vivre avecque franchise & sans ambition,
s'adonner sans scrupule à la dévotion,
domter ses passions, les rendre obéissantes.
Conserver l'esprit libre, & le jugement fort,
dire son Chapelet en cultivant ses entes,
c'est attendre chez soi bien doucement la mort.Ga naar voetnoot9
Er was voldoende inspiratie bij de klassieke auteurs om bij de respublica literaria te leiden tot imitatio en aemulatio niet alleen literair-retorisch, maar ook in morele zin.Ga naar voetnoot10 Cicero schreef in zijn De officiis ‘sicut in plerisque rebus, mediocritas optima est’ (I 35, 131), een auctoritas bij uitstek.Ga naar voetnoot11 Horatius bezong de lof ervan in een van zijn Carmina, zijn oden (II 10, 5-8): | |
[pagina 48]
| |
Auream quisquis mediocritatem
diligit, tutus caret obsoleti
sordibus tecti, caret invidenda
sobrius aula.Ga naar voetnoot12
In zijn Sermones, de satiren (I, 106-107), verdedigde hij dezelfde principes:
[...]
est modus in rebus, sunt certi denique fines,
quos ultra citraque nequit consistere rectum.Ga naar voetnoot13
Terentius drukte met zijn nequid nimis, niets teveel, in zijn Andria net dezelfde gedachte uit.Ga naar voetnoot14 Lipsius ziet standvastigheid als ‘een juiste en onwrikbare geestkracht, die zich door uiterlijke of toevallige omstandigheden niet tot overmoed en neerslachtigheid laat brengen. “Kracht” heb ik gezegd en daarmee bedoel ik een aan de geest inherente vastberadenheid, die voortvloeit niet uit waandenkbeelden, maar uit een juist oordeeldsvermogen en een redelijk inzicht. Ik maak dus heel nadrukkelijk een onderscheid tussen standvastigheid en halstarrigheid [...], want ook halstarrigheid is een kracht, eigen aan een stijfkop, maar een die haar oorsprong in hoogmoed of in een winderige eigenwaan vindt; en zij is ook maar een kracht in één richting. [...] De ware moeder van standvastigheid is daarentegen berusting en deemoed, die ik wil definiëren als een vrijwillig en zonder klagen verduren van alles wat een mens overkomt of overvalt.’Ga naar voetnoot15 Lipsius zag Christoffel Plantijn overigens als ‘een bijsonder exempel van starckheijdt en[de] wijsheijdt’, ‘gelijck een klipje in de zee staedt vast tegen allen tempeesten en[de] golven, alsoo was hij teegen allen wuijtwendige saecken en[de] aenkomen.’Ga naar voetnoot16 | |
Navolgingen en andere (misleidende?) verwanteNogmaals, het is niet de bedoeling van deze bijdrage een oordeel te vellen over auteurschap of over echte en vermeende navolgingen. Er moet in elk geval worden rekening gehouden met het kennelijk vaststaande feit dat hét sonnet pas voor het eerst werd gepubliceerd in | |
[pagina 49]
| |
1694. Men moet dus toch wel in gedachten houden dat er (weinig) echte en [meer] vermeende navolgingen zijn.Ga naar voetnoot17 Een eerste bekende zogenaamde navolging dateert van 1645 en komt van Nicolas Vauquelin, seigneur Des Yveteaux (1559/67-1649), zoon van Jean Vauquelin de La Fresnaye (1536-1608), de dichter van onder andere Foresteries (1555), in de geest van de Pléiade.
Avoir peu de parens, moins de train que de rente,
et chercher en tout temps l'honneste volupté,
contenter ses désirs, maintenir sa santé,
et l'âme de procès et de vices exempte;
A rien d'ambitieux ne mettre son attente,
voir ceux de sa maison en quelque authorité,
mais sans besoin d'appui garder sa liberté,
de peur de s'engager à rien qui mescontente;
Les jardins, les tableaux, la musique, les vers,
une table fort libre et de peu de couvers,
avoir bien plus d'amour pour soy que pour sa dame,
Estre estimé du Prince et le voir rarement,
beaucoup d'honneur sans peine et peu d'enfans sans femme,
font attendre à Paris la mort fort doucement.Ga naar voetnoot18
| |
[pagina 50]
| |
Dit sonnet wekte de aemulatio op van een van zijn jongere vrienden, Jacques Vallée Des Barreaux (1599-1673), de Prince des Libertins, die er kennelijk inderdaad een libertijnse levenswijze op nahield.
N'estre ni magistrat, ni marié, ni prestre,
avoir un peu de bien, l'appliquer tout à soy,
et sans affecter d'être un docteur en la loy,
s'étudier bien plus à jouir qu'à connoistre;
Pour son repost n'avoir ni maitresse, ni maistre,
ne voir que par rencontre ou la Cour ou le Roy,
Ne sçavoir point mentir, mais bien garder sa foy,
ne vouloir estreplus que ce qu'on se voit estre;
Avoir l'esprit purgé des erreurs populaires,
porter tout le respect que l'on doit aux mystères,
n'avoir aucun remords, vivre moralement;
Posséder le présent en pleine confiance,
n'avoir pour l'avenier crainte ni espérance,
font attendre partout la mort tranquillement.Ga naar voetnoot19
Hoewel Des Yveteaux en Des Barreaux zich naar het einde van hun leven nog ‘bekeerden’ (poëtisch toch tenminste), moest Des Yveteaux postuum nog een vernietigend anti-Des Yveteaux-sonnet in zijn graf verteren. Het werd gepubliceerd in de Recueil de Sercy (genoemd naar de Parijse boekhandelaar en uitgever Charles de Sercy (†1700); 2de ed., 1653) en was van de hand van de predikant François Ogier (1597/98-1670). Als twintiger sloot hij zich aan bij de strijd die de jezuïet François Garasse (1585-1631) tegen de libertijnen ontketende, in het bijzonder tegen Théophile de Viau (1590-1626), en was zelf geestelijke.Ga naar voetnoot20 Ogier kende duidelijk erg goed het privé-leven van Des Yveteaux en het sonnet staat dan ook vol verwijzingen. | |
[pagina 51]
| |
Vivre en Sardanapale et croire en Epicure,
noyer ses sentiments dans les plaisirs du corps,
parmy l'oisiveté faire tous ses efforts
afin de satisfaire à la bonne nature;
N'avoir pour tout objet qu'une sale peinture,
souiller l'âme au dedans et les yeux au dehors,
sur les quatre vingts ans presque au nombre des morts,
ne méditer jamais ny mort ny sépulture;
Un sérail qui comprend l'une et l'autre Vénus,
des femmes sans honneur et des marys cornus,
des enfans, mais bastards, des valets, mais infâmes;
Estre considéré comme un vieux monument,
qui cache sous la cendre un tison plain de flamme,
c'est attendre à Paris l'enfer tout doucement.Ga naar voetnoot21
‘Sur les quatre vingt ans presque au nombre des morts’ verwijst naar de hoge leeftijd van de libertijn. De ‘femme(s) sans honneur’ is de harpiste Jeanne Félix, de vrouw van Adam Du Puy, de ‘mary(s) cornu(s)’, die overigens zijn vrouw kennelijk niet ongaarne uitleende. De ‘enfan(s) [...] bastard(s)’ is Marguerite Du Puy, het kind van Des Yveteaux bij de harpiste, geboren in 1631. De ‘valet(s) [...] infâme(s)’ is Du Verger, die in een felle ruzie de broer van Du Puy, de heer van Lézinière, zelf een berucht vechtersbaas, doodde. De inkeer van Des Yveteaux kon Ogier er duidelijk niet van weerhouden het spreekwoordelijke mes in de wonde om te draaien.Ga naar voetnoot22 Des Yveteaux was kennelijk beter geïnspireerd in zijn libertijnse verzen, dan in zijn sonnet als bekeerling. Het bleef ongepubliceerd, tot het midden negentiende eeuw werd ontdekt. Des yveteaux repentant
Enfin je ne suis plus des habitans du monde,
mon âme est échappée et ne tient plus de lieu,
elle a quitté mes sens; le seul amour de Dieu
me fait tout voir en ange et sans cause seconde.
Que je suis au dessus de la terre et de l'onde!
Que j'en suy séparé par un heureux adieu!
Que mes travaux sont doux, quand je suis au milieu!
Plus je suis agité, plus ma paix est profonde.
| |
[pagina 52]
| |
Que pensez vous, mortels, que j'aime que les cieux?
Qui m'inspire en mourant cespensers glorieux,
plus blancs que le soleil et plus nets que l'aurore?
C'est la brulante amour du Maître que je sers,
qui m'a paru si vive aux maux que j'ai soufferts
qu'au lieu d'en estre las, je veux souffrir encore.Ga naar voetnoot23
Zoals Des Barreaux eerder geïnspireerd raakte door een sonnet van Des Yveteaux, zo ‘bekeerde’ ook hij zich op het einde van zijn leven en zwaar ziek schreef hij zijn boetesonnet in 1666. Pénitent
Grand Dieu! tes jugements sont remplis d'équité,
toujours, tu prends plaisir à nous estre propice,
mais, j'ay fait tant de mal que jamais ta bonté,
ne peut me pardonner sans choquer ta justice.
Ouy, mon Dieu, la grandeur de mon impiété,
ne laisse à ton pouvoir que le choix du supplice:
ton intérest s'oppose à ma félicité,
et ta clémence mesme attend que je périsse.
Contente ton désir puisqu'il t'est glorieux:
offense toy des pleurs qui coulent de mes yeux;
tonne, frappe, il est temps, rends moy guerre pour guerre.
J'adore en périssant la raison qui t'aigrit,
mais dessus quel endroit tombera ton tonnerre,
qui ne soit tout couvert du sang de Jesus Christ?Ga naar voetnoot24
Iemand uit dezelfde tijd die duidelijk wel het zogenaamde sonnet van Plantijn gelezen had en het schijnbaar als een eigen vers, met eigen titel, citerend naar geheugen, in een in handschrift gebleven bundel neerschreef, was de verder onbekende Willem van Exaerde (Eks- | |
[pagina 53]
| |
aarde?), lid van een adellijke familie uit het Waasland (Oost-Vlaanderen). Het enige dat van hem bekend lijkt, is zijn geboortedatum, 11 september 1646, en de datering van de samenstelling van de bundel of de afwerking ervan, 8 april 1675, omdat hij beide erin noteerde. Het is een ‘grappig’ voorbeeld van plagiaat/imitatie/navolging. In een tijd dat het geheugen nog zo een grote rol speelde en men op school nog geoefend werd in het visualiseren van dat geheugen, is het moeilijk uit te sluiten dat Van Exaerde dat sonnet had gezien en in zich had ‘opgeslagen’, om het dan ‘als spontaan opwellende verzen’ neer te schrijven als iets dat deel van hemzelf was geworden (het klinkt wat zwaar, toegegeven, maar zo worden toch tot vandaag de dag ‘zinsneden’ uit de media of andere bronnen ‘opgeslagen’, die achteraf als eigen retorische vondsten worden geperoreerd). La maison réglée
Avoir une maison propre, commode et belle,
des jardins tapissés d'espailliers odorans,
d'excellent vin, peu de train, peu d'enfans,
posséder seul, sans bruit, une femme fidèle,
n'avoir debtstes [ni] procès ni querelle,
ni partage à faire avec ses parens,
n'espérer ni se promettre rien de grand,
vivre sans jalousie et sans ambition,
se régler sans scrupule à la dévotion,
avoir l'esprit libre et le jugement fort,
c'est attendre chez soy bien doucement la mort.Ga naar voetnoot25
Een sonnet uit de achttiende eeuw en het enige in het Nederlands dat in de geringe literatuur over ‘Le Bonheur de ce Monde’ als vergelijking wordt vermeld, is van de (bijna) vergeten Amsterdamse gelegenheidsdichter Hermanus van den Burg (1682-1752). Hij heeft ongetwijfeld nooit ‘Le Bonheur’ gezien, maar gaat terug op een millennaire traditie waarin zowel de zogenaamde (pseudo-)Plantijn als Des Yveteaux of Surrey zich plaatsen. Balans op eene verkeerde rekening?
Tienduizend guldens 's jaars om zorgeloos te leeven,
een lusthofje aan de Vecht, daar ik den dood verwacht,
een' schoone wijze vrouw tot handgebaar by nacht,
heb ik altoos gedacht dat mij fortuin zouw' geeven.
| |
[pagina 54]
| |
Maar 'k weet niet wat ik ooit heb tegens haar misdreeven,
dat zy me 't minst niet geeft van 't geen daar ik naar tracht,
't is of my tegenspoed voor eeuwig heeft in pacht,
en of Oostindie staat op myn rug geschreeven.
Ik mach eens hier of daar gaan snoepen by geval,
en ryden 't meertje van myn ouden buurmans stal,
maar dat 's ook al vermengd met zorg, die 'k tracht t'ontloopen.
En wyl ik niets bezit, van 't geene ik garen had,
en vergenoeging noem den aldergrootsten schat,
zoek ik myn troost, gelyk voorheen, by 't ydel hoopen.Ga naar voetnoot26
Na Rooses' ontdekking van de eenbladdruk in het Plantijn-Moretus-huis dat het Museum Plantin-Moretus werd en zijn gelegenheidspublicatie te Lissabon in 1890, kwam de grote publiciteit er pas goed in 1920, de vierhonderdste verjaardag van Plantijns geboorte toen André Billy (1882-1971) te Parijs in L'OEuvre een sonnet publiceerde als zijnde het sonnet van Plantijn, terwijl het dat van Des Yveteaux is. Le bonheur de ce monde
Avoir peu de parens, moins de train que de rente,
et chercher en tout temps l'honneste volupté,
contenter ses désirs, maintenir sa santé,
et l'âme de procès et de vices exempte.
A rien d'ambitieux ne mettre son attente;
voir ceux de sa maison en quelque authorité,
mais sans besoin d'appuy, garder sa liberté,
de peur de s'engager à rien qui mescontente.
Les jardins, les tableaux, la musique, les vers,
une table fort libre et de peu de couverts,
avoir bien plus d'amour pour soy que pour sa dame.
Estre estimé du Prince et le voir rarement,
beaucoup d'honneur sans peine et peu d'enfans sans femme
font attendre à Paris la mort fort doucement.Ga naar voetnoot27
| |
[pagina 55]
| |
Deze Parijse arrogantie deed Maurits Sabbe (1873-1938), de (West-)Vlaamse dichter en literator, conservator van het Plantijnmuseum en later hoogleraar te Brussel, verontwaardigd tweetalig in de pen kruipen.Ga naar voetnoot28 Daarna is er in de Plantijn-literatuur nauwelijks nog iets verschenen. De Parijse publicatie inspireert de Franse dichter Charles Quinel (1868-1942) tot een eigen versie. Le chemin du bonheur
Avec un coeur aimant partager sa maison,
travailler tout le jour pour narguer les névroses,
se reposer les oir en respirant les roses,
ou lire au coin du feu dès la froide saison;
se garder des flatteurs déformant la raison,
laisser la basse envie aux vaniteux moroses,
sur les actes d'autrui garder ses lèvres closes,
en deça de l'orgueil tracer son horizon;
Etre sincère, honnête, et juste pour soi-même,
aimer les malheureux, rendre heureux qui vous aime,
etre bon sans jamais craindre d'user son coeur.
Des aïeux disparus honorer la mémoire,
mépriser les honneurs, les titres et la gloire,
c'est conduire sa vie au chemin du bonheur.
| |
(Poolse) vertalingenToch werd, in het buitenland, de aandacht warm gehouden. In 1969 en in 1971 verschenen twee verschillende Poolse vertalingen. De eerste was van de hand van dr. Irena Tabakowska (1908-1990), op dat ogenblik verbonden aan de universiteit van Silezië te Katowice. Negen jaar later werd deze vertaling als een bibliofiele editie gedrukt voor De Vrienden van het Boek te Katowice. Szczęście tego świata
Sonet
Pod cieniem drzew, co chroni przed letnimi skwary,
dobrze mieć dom zasobny, własny a chędogi,
owoce, przednie wino - dar natury drogi,
grono dziatek i żonę, co dochowa wiary.
| |
[pagina 56]
| |
Bez frasunków i sporów żywić spokój blogi,
we wszystkich sprawach mądrej przestrzegając miary,
ani się możnym kłaniać ofiary
afektom, które w sercu bój wszczynają srogi.
Nie zabiegać o urząd ani pragnąć złota,
poskramiać żądze, w szczerej żyjąc pobożności,
nieprzepłaconym skarbem człowieka jest cnota.
Myśl swobodną zachować pośród przeciwności
i jak ziarnka różanca snując dni żywota
ze spokojnym sumieniem doczekaż wiecności.Ga naar voetnoot29
Een andere vertaling is van de hand van Henryk Maszewski, die te Łódz de boekhandel ‘Swiatło’ (‘Het Licht’) dreef. Die werd gepubliceerd op een uitnodiging voor de bijeenkomst van het Genootschap van de Vrienden van het Boek te Łódz op 3 juli 1971. Szcęście świata tego
Sonet
Mieć dom, gdzie rządzą piękna i wygód zasady,
ogród, co pełen woni w szpalery się ściele,
owoce, przednie wino, dzieci, trosk nie wiele,
z cichą źoną przejść życie, nie zaznawszy zdrady.
Nie mieć długów, amorów, proceów ni zwady,
ni uczestnictwa, krewnych w swoim własnym dziele,
i nie tęsknić za Wielkim, gdy los male miele,
zamiary swe zaś iściś godnymi przykłady.
Spelniać zywot we prostocie, zbyty wszej prózności,
Ufnie i bez watpienia zdaż się - pobożności -
Pasje swoje ujarzmiać nakazami woli.
Zachować umysl wolny, sądy twardej mocy,
w szept różańca uprawiać własny zagon roli;
tak z wiarą oczekiwać slodkiej śmierci nocy.Ga naar voetnoot30
| |
[pagina 57]
| |
Beide vertalingen verschenen helemaal los van elkaar, zelfs zonder dat beide vertalers iets van elkaar wisten. De vertaling van Maszewski blijkt getrouwer aan de tekst, terwijl die van Tabakowska poëtischer is.Ga naar voetnoot31 Het artikel van Józef Mayer uit Katowice van 1983, waarin hij beide vertalingen samen in een bibliotheektijdschrift publiceert, werd drie jaar later in een beperkte oplage als een overdruk met een afzonderlijke omslag uitgegeven voor het Genootschap van de Vrienden van het Boek te Łódz.Ga naar voetnoot32 | |
Ça crève les yeux, of l'anti-PlantinHet is begrijpelijk dat in de tweede helft van de twintigste eeuw niet elke lezer mee stapt met de moraal van de aurea mediocritas die in het sonnet als het geluk van de wereld wordt verwoord. Voor velen is het ondertussen middelmaat, médiocrité, geworden en is de tekst veeleer iets wat terughoudendheid of zelfs afkeer opwekt. Twee reacties zijn alvast merkwaardig, een beeldend kunstwerk en een ‘ander’ sonnet. In de jaren zestig creëert de veelzijdige Roemeens-Zwitserse kunstenaar Daniel Spoerri (o1930), mede-stichter van het Nieuwe Realisme, samen met Robert Filliou (1926-1987) een reeks ‘vallenbeelden’ (van val, als muizenval), met onder andere ook ‘woordenvallen’ (Wortfalle/Pièges à mots). Een van deze vallenbeelden kreeg als titel Ça crève les yeux, een drie-dimensionaal hoofd, opgehangen tegen een ingelijste achtergrond, met beide ogen doorboord door een geopende schaar. Tot die reeks behoort een gelijkaardige compositie met de titel Le Bonheur de ce monde (1966), kennelijk met een paraleltitel, ça crève les yeux que ça crève les yeux. Binnen de vorm van een hoofd is een soort poppenhuis voorgesteld, vooral gestoffeerd met rattenvallen én met het bekende sonnet. Dit is een krachtig maatschappijkritisch werk dat zich afkeert van de ‘idealen’ die in het sonnet zijn verwoord.Ga naar voetnoot33 Er is evenwel ook een ander sonnet ontstaan, een anti-sonnet. Het werd wellicht gecreeerd in het plaatsje Grignan in het zuiden van Frankrijk, bekend door Madame de Sévigné (1626-1696), waar het kasteel van haar dochter, Madame de Grignan (1646-1705), bij wie ze haar twee laatste levensjaren doorbracht, daar nog altijd heerst over het landschap.Ga naar voetnoot34 Naast het kasteel is een van de bezienswaardigheden het Musée du livre et de la typographie, gevestigd in een vijftiende-eeuws gebouw, de woonst van de baljuw en gerechtshof met de gevangenis. De drukker-directeur is Philippe Devoghel, die ook signeerde als drukker van het anti-Plantijn-sonnet. Het sonnet is dus onmiskenbaar nauw verbonden met deze plaats in Grignan, en mogelijk is Devoghel de auteur. Het vers is zeker vóór 1999 ontstaan, toen het nog als eenbladdruk, met dezelfde opmaak als het Antwerpse sonnet, in het museum werd verkocht. | |
[pagina 58]
| |
L'Anti-Plantin
ou Le vrai bonheur
N'avoir pas de maison, aller planter sa tente,
aux lieux où le divin caprice vous conduit,
et, laissant le voisin cultiver fleur ou fruit,
les cueillir prestement si leur parfum vous tente;
ne jamais s'encombrer d'une femme assomante,
chasser le plus souvent sur le terrain d'autrui,
et, si l'on veut donner du ragoût au déduit,
caresser tour à tour sa fille et sa servante;
laisser à ses désirs la bride sur le cou,
se garder d'hésiter, partir, risquer le coup,
s'embarquer, au mépris du vent et de la houle.
Sans redouter, enfin, de faire l'esprit fort,
s'en aller, s'il le faut, au devant de la mort,
c'est vivre comme un homme et non comme une moule.
A Grignan Het sonnet draait de stoïcijnse constantia en prudentia om en fulmineert zodoende tegen de mediocritas van Le Bonheur, die vier eeuwen later als verwerpelijke médiocrité wordt gezien. Het enige wat echt standhoudt, is ‘n'espérer rien des Grands’, een wijsheid die voor alle eeuwen geldt. Tegen het comfort van een eigen huis met tuin wordt onbestemd rondtrekken geplaatst en het profiteren van de oogst van de ander, zoals Hermanus van den Burg eigenlijk ook al deed. Tegen de vreedzaamheid van het gezin worden ‘jagen’ binnen andermans revier, en promiscuïteit, ongebreidelde lusten en risico aanbevolen. Tegenover de afwachtendheid voor de dood wordt een sterke geest gezet die, zonodig, voor de eigen dood durft te kiezen. ‘Dat is leven zoals een mens en niet zoals een mossel’, zoals hier duidelijk de mediocritas wordt gezien.Ga naar voetnoot36 | |
[pagina 59]
| |
Zeer algemeen kan worden gesteld dat het zogenaamde Plantijnse sonnet gebed is in een neo-stoïcijns gedachtegoed, dat inderdaad op een klassieke traditie teruggaat. Op basis van dat klassieke erfgoed zijn duidelijk enkele imitaties/emulaties ontstaan, waarin ook dit sonnet past, zonder dat er een echt verband is tussen de verzen die op elkaar gelijken. In het bijzonder zijn de verzen van Martialis kennelijk zeer inspirerend geweest. Het zou vast goed zijn voorliggende verzen eens grondiger literair-historisch te bekijken om tot een preciezere datering te komen. Plantijn was niet meteen een beroepsdichter, wat mag betekenen dat hij stilistisch vast niet vooruitstrevend kon zijn. Dat het ideeëngoed dat door het sonnet wordt uitgedrukt, helemaal past binnen Plantijns leefwereld, lijdt geen twijfel. Dat er niet echt veel navolgingen zijn, lijkt ook duidelijk. Interessant is dat er op het einde van de twintigste eeuw in Zuid-Frankrijk een anti-Plantin ontstaat. Dit sonnet is de eerste openlijke navolging van het Plantijnse sonnet, zij het à rebours. |
|