De Gulden Passer. Jaargang 83
(2005)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 175]
| |
Stijn van Rossem
| |
De almanak, een verdwenen massaproductEr is een boekhistorische wet die stelt dat de bewaarkans van drukwerk omgekeerd evenredig is aan de grootte van de oplage. Hoe hoger de oplage van het boek, des te kleiner de kans | |
[pagina 176]
| |
dat er een exemplaar van bewaard bleef.Ga naar voetnoot3 Populaire genres als pamfletten, nieuwsberichten en liedjesteksten wilden hun lezers in de eerste plaats informeren of ontspannen. Ze werden door veelvuldig gebruik letterlijk versleten, of ze verloren geleidelijk hun oorspronkelijke functie. Van het hele gamma aan populair drukwerk behoorde de almanak tot de meest verspreide en daarom ook de minst bewaarde categorie. De overgeleverde exemplaren van dit vroegmoderne massaproduct zijn een uitstekende bron om de populaire cultuur in het verleden te bestuderen. Tot de eerste helft van de zeventiende eeuw werden almanakken voornamelijk samengesteld door astronomen en astrologen, artsen, chirurgijns en landmeters.Ga naar voetnoot4 Ze probeerden een zo ruim mogelijk publiek aan te spreken, van hoog tot laag, van stad tot platteland. Daarom zijn almanakken te beschouwen als een afspiegeling (en mogelijk ook als een katalysator) van algemeen verspreide denkbeelden. Bovendien bieden ze een blik op de popularisering van wetenschappelijke, godsdienstige en literaire ontwikkelingen. De kern van de almanak werd weliswaar gevormd door de kalender, maar daarnaast bevatte hij vaak ook een variabel aantal nevenrubrieken. Zo kon de lezer er praktische informatie vinden over jaarmarkten, kermissen, de watergetijden, postdiensten en wisselkoersen. Een deel van de almanak was voorbehouden voor astrologische en geneeskundige rubrieken zoals prognosticaties (voorspellingen voor het komende jaar over het weer, ziekte, economie en politiek), een overzicht van de zon- en maaneclipsen en gezondheidsadviezen op basis van de stand van de planeten. Ook het verleden had een plaats in de almanak: de kroniek gaf een historisch overzicht van de belangrijkste recente gebeurtenissen. Ten slotte was er ook vermaaksliteratuur in terug te vinden zoals liedjes, kluchten en verhalen. Ondanks zijn efemeer karakter was de almanak voor vele gevestigde grafische bedrijven een aantrekkelijk product. De lage productiekosten en de verzekerde hoge afname vormden de solide financiële fundamenten, die ruimte creëerden voor andere, meer kapitaalintensieve en risicovolle ondernemingen. In de eerste helft van de zeventiende eeuw bleef Antwerpen het belangrijkste typografische centrum van de Zuidelijke Nederlanden, ook voor almanakken. Er waren verschillende drukkers werkzaam die van almanakken en ander goedkoop drukwerk hun specialiteit gemaakt hadden. Ze brachten hun waren aan de man in de hele Zuidelijke Nederlanden en daarbuiten.Ga naar voetnoot5 In de eerste fase van het getrapte distributiesysteem voorzagen drukkers en boekverkopers elkaar van almanakken. Een deel van de oplage verkochten ze zelf aan hun particuliere klanten, een ander deel werd doorverkocht aan kramers en rondreizende handelaars en bereikte op die manier de kleinere steden en het platteland. Een van de Antwerpse drukkers die leefden van de handel in almanakken was Godtgaf Verhulst. In 1650 verkocht hij meer dan 28.000 exemplaren, wat goed was voor 83% van zijn totale omzet (uitgedrukt in verkochte exemplaren).Ga naar voetnoot6 | |
[pagina 177]
| |
Afb 1. Een almanak uit 1627, samengesteld door Jan Moerman en uitgegeven bij Hieronymus Verdussen (sba, K 101981:1627, 1 [C2-558 i])
Over almanakken bestaat een vrij uitgebreide literatuur. Tot nu richtte de vraagstelling in het Belgische onderzoek zich voornamelijk op problemen van bibliografische of volkskundige aard.Ga naar voetnoot7 De weinige studies die de almanak vanuit een boekhistorische invalshoek bekijken, hebben eerder een tentatief karakter.Ga naar voetnoot8 Jeroen Salman onderzocht in zijn proefschrift voor het eerst in het Nederlandse taalgebied het belang van de almanak als handelswaar op een systematische manier.Ga naar voetnoot9 Geografisch lag de nadruk hier op de Noordelijke Nederlanden. Om de situatie in de Republiek te kaderen in een Europees perspectief, had Salman ook oog voor de Zuidelijke Nederlanden. Hiervoor baseerde hij zich uitsluitend op de beschikbare literatuur. Nochtans bevinden zich in de Belgische archieven vele unieke bronnen, die tot nu toe weinig of niet zijn bestudeerd. Dit artikel wil hieraan ten dele tegemoet komen door dieper in te gaan op het economische belang van de almanak en de concurrentie onder de drukkers die hiervan het gevolg was. Eén van de meest spraakmakende en tegelijk langstlopende conflicten in dit verband speelde zich af tussen de jaren 1626 en 1642. Hoofdrolspeler was Hieronymus ii Verdussen (1583-1653), Antwerps boekdrukker en boekverkoper, die in de jaren 1620 samen met zijn vader Hieronymus i (1552-1635) in de Kammenstraat de drukkerij en winkel De Rode Leeuw leidde. Zijn verwoede zoektocht naar dominantie op de almanakkenmarkt voert langs allerlei pogingen tot monopolievorming, geheime afspraken, juridische conflicten en rechtszaken, manipulatie en zelfs geweld. Deze odyssee schetst een levendig beeld van het Zuid-Nederlandse boekbedrijf in de zeventiende eeuw en legt enkele dialectische verhoudingen op micro-, meso- en macroniveau bloot. De individuele ambities van Verdussen botsten op de conservatieve reacties van zijn collega's, de Antwerpse natie van drukkers en boekverkopers, die de machtsverhoudingen binnen de groep wilden bewaren. Beide partijen zochten vervolgens steun in de politiek, waardoor de autonomie van de lokale besturen | |
[pagina 178]
| |
tegenover de ambities van het centrale gezag kwam te staan, een rode draad in de institutionele geschiedenis van de Zuidelijke Nederlanden. Economische belangen en politiek verlangen vonden in elkaar een uitstekende bondgenoot. Op zoek naar persoonlijk voordeel en de uitschakeling van concurrenten, zochten drukkers als de Verdussens graag de bescherming van de overheid op. Overheidscontrole en uniformisering werden niet louter van bovenaf opgelegd, maar vonden hun oorsprong vaak in persoonlijke initiatieven. | |
De Verdussens, een drukkersdynastie in opmarsDe Verdussens waren relatief nieuw in het boekenvak, maar wisten snel een belangrijke positie op de markt te verwerven.Ga naar voetnoot10 Hieronymus i, waarschijnlijk geboren te Dinther in Noord-Brabant, verbleef zeker vanaf 1561 in Antwerpen, wanneer zijn vader Jan, een busmaker, zich als poorter in de stad liet registreren.Ga naar voetnoot11 Vanaf 1575 startte Hieronymus i zijn opleiding als boekverkoper bij Hendrik Wouters en tien jaar later vestigde hij zich als zelfstandig drukker in De x Geboden aan het klein kerkhof, aan de noordzijde van de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal. Essentieel in de succesvolle uitbouw van het bedrijf was de verwerving van enkele belangrijke monopolies. Zoals bekend kon de overheid niet alleen een octrooi verlenen voor het drukken van welbepaalde titels, maar ook voor een heel genre boeken, zoals liturgische werken, schoolboeken of ordonnanties. Het bekendste voorbeeld in dit verband is het monopolie op het drukken van liturgische werken dat sinds 1568 aan de Officina Plantiniana toebehoorde en gedurende de volgende eeuwen de basis vormde voor het succes van de drukkerij.Ga naar voetnoot12 Het typeert de ambitie van de stamvaders Verdussen dat ze net als Plantin en zijn erfgenamen naarstig op zoek gingen naar soortgelijke privileges. Een mijlpaal in de ontwikkeling van het bedrijf was de overname van de inboedel en privileges van de overleden Guilliam van Parijs in 1595. Hierdoor werd Verdussen als ‘drukker van de munt’ verantwoordelijk voor het verzorgen van de muntordonnanties, wat hem niet enkel prestige, maar ook vaste inkomsten en bruikbare connecties opleverde. Hieronymus i kreeg tien kinderen. Die zorgden ervoor dat de invloed van de clan in het boekbedrijf vergrootte, maar ook dat het moederbedrijf versnipperde. Maria (1588 - na 1660) huwde met drukker Guilliam Lesteens (1590-1661). Zijn drie oudste zonen kwamen eveneens terecht in het boekenvak. Joannes (1590 - na 1660) vestigde zich als boekverkoper. Zijn jongere broer Guilliam (of Guilielmus, 1592-1667) nam de drukkerij en winkel aan het kerkhof over. Hij gaf vooral goedkoop drukwerk uit en publiceerde vanaf 1635 de krant Extraordinarisse posttijdinghen. Hieronymus ii (1583-1653), de oudste zoon, werd opgeleid om in de voetsporen van zijn vader te treden. Hij huwde met Elisabeth Emonts, dochter van muntmeester Jan Emonts. Na het huwelijk trok het koppel in bij vader en moeder Verdussen, die inmiddels verhuisd waren naar de Kammenstraat, en begon Hieronymus ii geleidelijk de | |
[pagina 179]
| |
taken van zijn vader over te nemen. Zo mogelijk nog meer gedreven dan zijn vader, zocht hij met succes naar nieuwe vaste inkomsten voor de drukkerij. Reeds in 1618 stortte hij zich samen met Jan van Keerberghen op de productie van liturgische boeken, waardoor hij in het vaarwater van de Moretussen terecht kwam.Ga naar voetnoot13 In het jaar 1623 verwierf hij samen met zijn vader de monopolies op het drukken van de Nieuwe Mechelse cathechismus en van de schoolboeken van de augustijnen en de predikheren. De monopoliehonger van Hieronymus de jonge was echter nog niet gestild. Vanaf de tweede helft van de jaren twintig groeide zijn belangstelling voor het populaire genre. Almanakken maakten reeds lang deel uit van het fonds van de familie, maar vanaf 1625 zag Hieronymus ii zijn kans schoon om zijn positie op deze lucratieve handelsmarkt aanzienlijk te verstevigen. | |
1626: een monopolie op almanakken?In het najaar van 1625 leidden Hieronymus ii Verdussen en zijn collega Jan van Meurs als oversten de natie van boekdrukkers en boekverkopers. De natie maakte deel uit van het Sint-Lucasgilde, maar had sinds 1620 binnen het gilde een aanzienlijke onafhankelijkheid verworven.Ga naar voetnoot14 Van deze bevoorrechte positie wilde hij gebruik maken om enkele voor hem gunstige vernieuwingen door te drukken. Als respectabel vakman, die kwaliteit hoog in het vaandel had, viel het hem zwaar om te zien hoe zijn collega's verwikkeld waren in een prijzenslag bij de productie en verkoop van almanakken. De onderlinge concurrentie had een negatief effect op de kwaliteit. Drukkers bespaarden niet alleen op inkt en papier, maar besteedden de samenstelling van de almanak ook uit aan onbekwame auteurs. Om deze ontaarding van het genre tegen te gaan, stelde Verdussen voor om afspraken te maken, bijvoorbeeld over het gebruik van goed papier en over de omvang en de prijs van de almanak. Vanzelfsprekend zou een dergelijke almanak weer meer gaan kosten.Ga naar voetnoot15 Het voorstel van Verdussen, dat tot doel had de almanak op een hoger niveau te tillen en zo economisch interessanter te maken voor de grotere firma's (onder meer de firma Verdussen zelf) werd door zijn collega's afgewezen. Zoals de tegenstanders van Verdussen later verklaarden was deze nederlaag de reden waarom Hieronymus kort daarop een monopolie voor almanakken aanvroeg. Op die manier wilde hij alsnog een betere prijs voor zijn almanakken verkrijgen. Het is best wel mogelijk dat Verdussen uit frustratie over het gebrek aan medewerking van zijn collega's zijn plannen via een monopolie trachtte te verwezenlijken. Dit verklaart echter niet waarom de overheid met deze hoogst uitzonderlijke aanvraag instemde. Om de toe- | |
[pagina 180]
| |
kenning van het monopolie te begrijpen moet
Afb 2. Het honderdste nummer (juli 1621) van de Nieuwe tijdinghen, de eerste krant van de Nederlanden, uitgegeven door Abraham Verhoeven. Dit nummer bericht over de hervatting van de vijandigheden tussen de Verenigde Provincies en Spanje na het aflopen van het Twaalfjarig Bestand (sba, B 17885 ii, 100 [2541 c])
het beleid van de aartshertogen ten aanzien van de boekdrukkunst nader bekeken worden. Aan het begin van de zeventiende eeuw was het juridische kader voor het drukken en verspreiden van drukwerk bijzonder verouderd en ingewikkeld geworden.Ga naar voetnoot16 Op verzoek van de Antwerpse boekdrukkers werd de wet gerationaliseerd. In 1616 beschikten de Nederlanden eindelijk over een uniforme wetgeving, gedrenkt in de geest van het absolutisme.Ga naar voetnoot17 Om als drukker toegelaten te worden moest men bewijzen van goed gedrag, orthodoxie en technische bekwaamheid voorleggen. Alle drukwerk moest worden goedgekeurd door een censor. Daarnaast was ook een wereldlijke goedkeuring vereist voor ‘boecken ende tractaten van gewichte ende van uytloopighe materien’. Reeds snel zou de overheid inzien dat deze impliciete uitzondering voor efemeer drukwerk voor problemen kon zorgen. In 1619 werd bijvoorbeeld een almanak van de Antwerpenaar Jan (Hans) de Coninck in beslag genomen omdat hij in zijn kroniek verslag had uitgebracht van een conflict tussen de overheid en de Brusselse gilden en daarbij kritiek had geleverd op het beleid van de aartshertogen. De Coninck werd verbannen.Ga naar voetnoot18 En in de jaren 1620 introduceerde Abraham Verhoeven dan nog een nieuw soort drukwerk: hij institutionaliseerde zijn tot dan toe sporadisch verschijnende nieuwsberichten in de met vaste regelmaat verschijnende Nieuwe tijdinghen. De krant was geboren. De groeiende vraag naar nieuws werd natuurlijk gevoed door de politieke situatie in Europa. Na het Twaalfjarig Bestand werd de oorlog met de opstandige Verenigde Provincies hervat en reeds sinds 1618 woedde er in Europa een oorlog die dertig jaar zou duren. In deze woelige tijden werd de controle op het verspreiden van nieuws een prioriteit. Hoewel drukkers volgens de letter van de wet verplicht waren de inhoud van hun periodieken, pamfletten en almanakken te laten visiteren, deden ze dit zelden.Ga naar voetnoot19 De initialen van kannunik Cornelius de Witte prijkten bijvoorbeeld nog twee maanden na zijn dood op de krant van | |
[pagina 181]
| |
Verhoeven.Ga naar voetnoot20 De controle op pamfletten en almanakken, waar geen privilege voor nodig was, draaide helemaal vierkant. Daarom verbood de procureur-generaal van het officie-fiscaal, die de belangen van de vorst in de Raad van Brabant verdedigde, de Antwerpse boekdrukkers en boekverkopers op 17 december 1625 nog langer almanakken uit te geven zonder octrooi.Ga naar voetnoot21 Waarschijnlijk zag Verdussen in de verordening van de Raad van Brabant een mogelijkheid om zijn plannen te realiseren. In 1626 vroeg hij in één keer het alleenrecht voor het drukken van alle almanakken in de gehele Zuidelijke Nederlanden. Dit monopolie zou een oplossing betekenen voor de ‘menichvuldighe clachten soo van gheestelycke als wereltlycke over het bedroch, schandael ende ongeregeltheijt gecommiteert int drucken van alle sorten almanacken ende chronijcxkens’ die bij de Raad van Brabant waren ingediend.Ga naar voetnoot22 Verdussen was blijkbaar op de hoogte van bepaalde klachten over het drukken van almanakken en had hiervan gebruik gemaakt om de juiste instanties warm te maken voor zijn voorstel. Het plan van Verdussen viel in de smaak bij de Geheime Raad. In ruil voor een som van 1200 gulden per jaar zou Verdussen gedurende 25 jaar als enige almanakken, prognosticaties en kronieken in het Frans en het Nederlands mogen drukken en verspreiden.Ga naar voetnoot23 Binnen de Antwerpse natie van drukkers en boekverkopers rees er echter fel protest. Ondanks zijn positie als overste kon Verdussen niet verhinderen dat verschillende leden van de vereniging zich tegen het privilege verzetten en als natie ‘vuytgenomen Jeronimus Verdussen de vader en de zoon’ klacht indienden bij de Raad van Brabant.Ga naar voetnoot24 Twee commissarissen moesten de zaak ten gronde onderzoeken. Op 21 maart nam het proces een aanvang. Het officie-fiscaal koos de zijde van Verdussen, terwijl de natie een bondgenoot vond in het Antwerpse stadsbestuur.Ga naar voetnoot25 Verdussen protesteerde tevergeefs tegen de openlijke steun van de stad aan de tegenstanders van zijn monopolie, die in zijn ogen niet het recht hadden om op te treden als natie, aangezien hij als overste helemaal buiten spel was gezet.Ga naar voetnoot26 Binnen de natie was de sfeer om te snijden. Een paar dagen voor de start van het proces ging de boekverkoper Maarten Huyssens (actief 1582-1620) op een bijeenkomst van de natie door het lint.Ga naar voetnoot27 Hij schold Verdussen uit en verliet kwaad de vergadering. Omdat zijn woede toen nog niet bekoeld was, wachtte hij Verdussen buiten op. De omstaanders konden nog maar net vermijden dat Huyssens zich op Verdussen stortte. Op bevel van het stadsbestuur moest Huyssens bij Verdussen uit de buurt blijven.Ga naar voetnoot28 Tijdens het proces daagde de procureur-generaal de tegenpartij uit om een betere manier te verzinnen om de kwaliteit van de almanakken te verbeteren. De natie antwoordde hierop dat zij meer heil zag in een speciale censor die zich uitsluitend op almanakken zou toeleggen.Ga naar voetnoot29 De Antwerpse boekdrukkers wilden de uitkomst van het proces echter niet afwachten en kaartten de zaak via het stadsbestuur aan bij de Staten van Brabant. De weerstand tegen het monopolie van Verdussen veranderde hierdoor van vorm. De strijd tegen het octrooi was niet langer een particuliere zaak, maar raakte de belangen van alle Brabanders.Ga naar voetnoot30 | |
[pagina 182]
| |
Wanneer na een bijeenkomst van de Staten-Generaal ook de Staten van Vlaanderen zich openlijk verzetten tegen het octrooi, gaf de overheid er de voorkeur aan het plan te laten rusten om geen politieke crisis uit te lokken.Ga naar voetnoot31 De afkondiging van een nieuwe ordonnantie op de boekdrukkunst, op 3 oktober 1626, maakte een einde aan de discussie. Alle drukkers mochten opnieuw almanakken drukken, maar in tegenstelling tot 1616 waren hieraan strikte voorwaarden verbonden. Verschillende artikelen van het plakkaat handelden exclusief over het drukken van almanakken. Ze mochten slechts gedrukt worden na goedkeuring door een geestelijke censor en door de Raad van Brabant. De naam van de samensteller van de almanak moest bekend zijn. Het uitgeven van almanakken onder een valse of fictieve naam werd verboden. Tenslotte moesten almanakken op goed papier en met verzorgde letters worden gedrukt.Ga naar voetnoot32 Ook Verdussen leek zich neer te leggen bij de zaak en stortte zich onmiddellijk met veel energie op een aantal nieuwe projecten. Op 3 december 1626 verleende de Geheime Raad hem in één klap een privilege voor vijf werken.Ga naar voetnoot33 Het jaar daarop deed hij een poging om zijn privilege voor het drukken van de schoolboeken van de augustijnen uit te breiden naar het graafschap Vlaanderen. Hierdoor kwam hij in conflict met de Gentse drukker Josse Dooms (actief 1620-1636).Ga naar voetnoot34 Dit leidde tot een procedureslag voor de Geheime Raad (februari tot oktober 1627), die voor Verdussen evenwel niet het gewenste resultaat opleverde.Ga naar voetnoot35 | |
1630: dan toch een monopolie op almanakken?Verdussen noch de overheid waren geneigd het plan voor een monopolie op almanakken te laten vallen. De militaire positie van de Zuidelijke Nederlanden en hun Habsburgse bondgenoten zag er in de jaren die volgden alles behalve rooskleurig uit. Na een belegering van vier maanden viel 's-Hertogenbosch in september 1629 in handen van de Republiek, waardoor Brabant één van zijn vier hoofdsteden verloor. Later volgden nog Maastricht, Venlo en Roermond. Verder kreunde het Duitse Rijk onder de Zweedse successen. De protestantse overwinningen ontregelden het keizerlijke postsysteem grondig. Het nieuws uit Duitsland werd meer en meer gecontroleerd door de Zweden, en de anti-Habsburgse propaganda floreerde in heel Europa.Ga naar voetnoot36 De regering in Brussel greep in. De verspreiding van nieuws moest in handen komen van betrouwbare drukkers. Het voornaamste slachtoffer van deze ommekeer was Abraham Verhoeven. Op 7 februari 1629 verbood de Raad van Brabant Verhoeven om nog langer de Nieuwe tijdinghen te laten verschijnen. Volgens het vonnis bevatten ze onjuistheden en verschenen ze nog steeds zonder approbatie.Ga naar voetnoot37 Enkele maanden later kreeg de weduwe Anthoon, dochter van Rutger Velpius, een privilege voor het drukken van nieuws. Het | |
[pagina 183]
| |
drukkersgeslacht Velpius-Anthoon drukte reeds vanaf 1585 overheidsordonnanties en droeg de officiële titel ‘drukker van het hof’. Ook Verdussen had goede relaties in Brussel. Door zijn benoeming tot muntmeester in 1627, in opvolging van zijn schoonvader, had hij zijn sociale positie nog kunnen verstevigen.Ga naar voetnoot38 In 1629 kwam het almanakkenmonopolie opnieuw op de agenda van de Geheime Raad. Of dit gebeurde na een nieuwe aanvraag van Verdussen is onduidelijk. De vastberadenheid van de Geheime Raad illustreert dat ook zij ten zeerste voor het idee gewonnen was. Om het algemene protest van enkele jaren geleden te vermijden, ging de overheid ditmaal subtieler te werk. Ze kaartte het probleem van de almanakken aan bij verschillende lokale boekdrukkers en boekverkopers en vroeg hen of ook zij, net zoals de Geheime Raad, ervan overtuigd waren dat de wantoestanden het best werden aangepakt door een monopolie op het drukken van almanakken te verlenen aan één niet nader genoemde drukker. De keuze van de aangeschreven boekdrukkers is opmerkelijk: ze zijn geografisch allen te situeren aan de grens met Frankrijk. In het najaar van 1629 en het voorjaar van 1630 ontving de Geheime Raad de positieve antwoorden van drukkers en boekverkopers uit de graafschappen Henegouwen en Vlaanderen. Ze verklaarden dat de plaatselijke almanakproducenten en -verkopers erg te lijden hadden onder de import van Franse almanakken, die het platteland vanuit Rouen overspoelden. De Vlaamse boekdrukkers getuigden dat ‘merchiers, portpanniers [rondtrekkende handelaars], savoyars [rondtrekkende liedjeszangers] et autres [...] se fourent par tout le pays vendans livres pesle mesle tout huguenot, impures, sales contre lestat et tout defendues sans aulcun respect, ensemble almanacx soubs des noms des autheurs jamais nayes’.Ga naar voetnoot39 Gesteund door deze getuigenissen kreeg Verdussen alsnog zijn monopolie. De tekst van het octrooi was reeds op 10 mei 1630 door raadslid Willem van Steenhuys opgesteld, maar blijkbaar wilde hij wachten op het antwoord van de Vlaamse boekdrukkers alvorens het monopolie officieel af te kondigen.Ga naar voetnoot40 Wanneer de Geheime Raad dit op 14 mei 1630 in handen kreeg, schreef Van Steenhuys op 27 mei de verschillende provinciale instellingen aan om hen van het afgeleverde privilege op de hoogte te brengen.Ga naar voetnoot41 De inhoud was duidelijk geïnspireerd op het oorspronkelijke voorstel van Verdussen en ging ook dieper in op de wantoestanden die tot het verlenen van het monopolie hadden geleid. Het merendeel van de aangehaalde gebreken was overgenomen uit de ordonnantie over de boekdrukkunst uit 1626. Almanakken werden al te vaak samengesteld door onervaren auteurs, waardoor competente samenstellers er steeds meer van af zagen om hun kwaliteiten ten dienste van de samenleving te stellen. Daarnaast had de almanak ook in vormelijk opzicht aan prestige verloren. Hij werd gedrukt op slecht papier met ‘donckere ende afgeslete l[ette]ren, soo dat deselve qualijck sijn leesbaer’. De belangrijkste reden was echter dat door het gebrek aan controle vele almanakken vol stonden met ‘ongeregelde concepten, streckende tot onstichtinge vande gemeijnte ende onsen ondienste.’Ga naar voetnoot42 Verdussen had de regering ervan kunnen overtuigen dat hij over de kwaliteiten beschikte om dergelijke wantoestanden uit te wissen. Net zoals in 1626 gold het monopolie voor de hele Zuidelijke Nederlanden en voor almanakken in het Nederlands en het Frans. De duur van het octrooi werd | |
[pagina 184]
| |
evenwel ingekort van 25 naar 18 jaar. Net als in 1626, moest Verdussen hiervoor jaarlijks 1200 gulden neertellen. Over de kwaliteit van de almanak zou streng worden gewaakt. Verdussen moest zijn almanak jaarlijks ter goedkeuring aan de Raad van Brabant voorleggen. Om misbruik tegen te gaan zou de Raad vervolgens de prijs bepalen waartegen Verdussen zijn almanak moest verkopen aan de overige Zuid-Nederlandse boekverkopers. De overheid verplichtte hem om alle boekverkopers te voorzien van het gewenste aantal exemplaren. De boekverkopers van hun kant mochten zich uitsluitend bij Verdussen bevoorraden; het invoeren van buitenlandse almanakken was strikt verboden. Wie een inbreuk pleegde op het monopolie, riskeerde de inbeslagname van de voorraad en een stevige boete, waarvan de opbrengst werd verdeeld onder de overheid, de aanbrenger van de inbreuk en de houder van het monopolie. De overheid bepaalde eveneens de eindprijs voor de particuliere kopers. De verplichte vermelding ervan op elke almanak, moest inbreuken tegengaan. Het octrooi vermeldde evenwel niet álle afspraken van de overheid met Verdussen. In het archief van de Geheime Raad bevindt zich een contract waarin de verdere details worden gestipuleerd. Verdussen verplichtte zich ertoe om ten minste drie verschillende almanakken op de markt te brengen, samengesteld door ‘maitres approuvés par sa majesté’. Het hof zou eveneens het salaris van de auteurs bepalen. Daarnaast kreeg Verdussen van hogerhand strategische richtlijnen om inbreuken op het privilege tegen te gaan. Om te vermijden dat drukkers zich over het octrooi zouden beklagen moest hij steeds in het oog houden dat iedereen genoeg exemplaren ter beschikking had. Een derde belofte hield in dat hij voldoende oog zou hebben voor de regionale diversiteit. Door lokale feestdagen en kermissen in zijn almanakken op te nemen, kon hij klachten over de bruikbaarheid van zijn product voorkomen.Ga naar voetnoot43 Verdussen stortte zich vervolgens met veel enthousiasme op de voorbereidingen van de almanak voor 1631. Hij was niet van plan om de naleving van het octrooi af te wachten, maar deed al wat hij kon om er ruchtbaarheid aan te geven. Om zeker te zijn dat het nieuws van zijn privilege bij alle betrokkenen bekend was, vroeg hij de Geheime Raad of hij zijn octrooi zelf mocht publiceren en verspreiden. Deze niet alledaagse procedure werd hem op 20 juni 1630 toegestaan.Ga naar voetnoot44 Een gedrukt exemplaar van het privilege bevindt zich nog in het archief van de Geheime Raad. Waarschijnlijk zond Verdussen dit document zelf naar zoveel mogelijk juridische instellingen en naar andere drukkers en boekverkopers in de Zuidelijke Nederlanden. Daarnaast maakte hij ook werk van de inhoud van de almanak. Hij schreef de lokale autoriteiten uit de grensgebieden van Vlaanderen en Brabant aan met het verzoek hem in te lichten over de plaatselijke feestdagen, zodat hij ze in zijn almanak kon opnemen. De antwoorden uit Hilvarenbeek (een heerlijkheid in het noorden van Brabant), Doornik, Ieper, Belle, Cassel en het bisdom Kamerijk zijn bewaard.Ga naar voetnoot45 Een derde voorbereiding was van finan- | |
[pagina 185]
| |
ciële aard. Hij richtte een vennootschap op om de uitvoering van zijn monopolie te kunnen bekostigen. Op 31 juli 1630 trok Hieronymus ii Verdussen met zijn zakenpartners naar het kantoor van notaris Michiel van Cauwenberghe, gelegen aan de Nieuwe Beurs. Ze spraken af dat Verdussen zelf voor de helft van het benodigde kapitaal zou zorgen. Zijn jongere broer Joannes, eveneens boekverkoper (1590 - na 1660) en zijn schoonbroer Jan Emonts investeerden elk een kwart. Alle kosten (voor arbeid, papier, drukken, enzovoort) waren gemeenschappelijk. Wanneer het privilege ten einde liep, zou de winst volgens dezelfde sleutel verdeeld worden: de helft voor Hieronymus ii Verdussen, een kwart voor elk van de vennoten. In het totaal werd er 6000 gulden in de compagnie geïnvesteerd. Omdat Hieronymus tot nu toe de kosten alleen had gedragen, moest hij nog slechts 1800 gulden bijdragen. Waarschijnlijk had hij reeds de jaarlijkse som van 1200 gulden voor de overheid voor zijn rekening genomen. Zijn partners brachten bijgevolg elk nog 2100 gulden in.Ga naar voetnoot46 Een laatste stap in de voorbereiding van het privilege was de vaststelling van de handelsen verkoopprijs. Zoals afgesproken gebeurde dit door de Raad van Brabant op basis van een voorbeeld-almanak. Eind september besliste raadsheer Vande Perre dat handelaars voor de almanak van Verdussen één stuiver per vel gedrukt in rood en zwart moesten betalen, en een halve stuiver per vel in zwarte inkt. Om te verhinderen dat Verdussen op het gebruikte papier zou besparen, schreef de Raad voor dat hij alle almanakken op ‘dobbel E’-papier moest drukken. De prijs van de plakalmanakken, enkel recto gedrukt en op plano-formaat, zou later nog bepaald worden.Ga naar voetnoot47 Inmiddels hadden de Antwerpse collega's van Verdussen opnieuw aan de alarmbel getrokken. Ze leefden in de veronderstelling dat de overheid door het algemene protest van 1626 voorgoed van het almanakkenmonopolie had afgezien. Door het plakkaat van 1626 had de regering hun visie toch duidelijk gevolgd. Hun ontsteltenis was dus groot toen Verdussen op 27 mei 1630 alsnog het monopolie kreeg toegewezen. Het octrooi verwees ook naar een vonnis in het proces van 1626, uitgesproken op 4 september van dit jaar, waarvan de Antwerpse drukkers naar eigen zeggen niet op de hoogte waren gebracht.Ga naar voetnoot48 Net als vier jaar geleden zocht de natie steun bij de Antwerpse magistraat. Nadat de beide partijen hun argumenten voor de dekens van de hoofdambachten (het vierde lid van de Brede Raad) uiteen hadden gezet, koos het stadsbestuur de zijde van de natie. Het vervolg was een mooi staaltje van de kunst van het tijd rekken. Op uitdrukkelijk verzoek van Verdussen, die opnieuw vreesde zijn privilege te verliezen, spoorde de Geheime Raad de stad vanaf juli herhaaldelijk aan om het octrooi in Antwerpen af te kondigen.Ga naar voetnoot49 Pensionaris Ambrosius Roose antwoordde aan raadslid Van Steenhuys dat het octrooi nog niet was gepubliceerd omdat er nog enkele andere zaken afgehandeld moesten worden. Omdat het privilege niet alleen op Antwerpen betrekking had, wilde de stad het privilege bovendien | |
[pagina 186]
| |
eerst voorleggen aan de Staten van Brabant. Van Steenhuys verloor zijn geduld en stelde op 12 september een ultimatum. Hij gaf de schout nog drie dagen om het octrooi van Verdussen te publiceren.Ga naar voetnoot50 In de tussentijd hadden de Antwerpse drukkers hun grieven gebundeld tot een rekwest dat in naam van de stad Antwerpen, als lid van de Staten van Brabant, was gericht aan de kanselier van Brabant.Ga naar voetnoot51 Inhoudelijk verschilde het protest weinig van dat van vier jaar geleden. Zoals hieronder zal blijken trokken de tegenstanders de rechtsgeldigheid van het octrooi in twijfel. De felle weerstand van de Antwerpse natie gaf ook Brusselse drukkers de moed om het monopolie in vraag te stellen. Nu het einde van het jaar naderde en er opnieuw onduidelijkheid rees over de ‘grondwettelijkheid’ van het octrooi, vroegen ze om in afwachting van een juridische uitspraak hun almanakken voor het volgende jaar toch te mogen verkopen. Zoniet zouden ze met hun voorraden blijven zitten.Ga naar voetnoot52 Net als in 1626 slaagde de regering er dus niet in om het door Verdussen zo begeerde privilege te doen afkondigen zonder protest uit te lokken. Hoewel de overheid erop gebrand was om via een monopolie de kwaliteit en ‘betrouwbaarheid’ van efemeer drukwerk te controleren, noopte de oorlogssituatie Isabella en haar raadgevers tot voorzichtigheid. Op 28 november 1630 herriep de aartshertogin het almanakkenmonopolie na overleg met de Raad van State en de Raad van Financiën. De overheid verklaarde de klachten van de Staten van Brabant ontvankelijk, maar wilde het privilege niet zomaar schorsen. Omdat Verdussen reeds zoveel kosten had gemaakt mocht hij zijn monopolie voor één jaar uitoefenen. Daarna stond het ook andere boekdrukkers vrij om opnieuw almanakken uit te geven, althans na toelating door de Raad van Brabant. Verdussen werd echter verplicht om drukkers die reeds almanakken voor 1631 gedrukt hadden, een eerlijke prijs te geven voor hun waar.Ga naar voetnoot53 Om de nederlaag voor Verdussen compleet te maken kregen de drukkers en boekverkopers van het Antwerpse stadsbestuur de toelating om zelf de prijs van Verdussens almanak te bepalen. Ze maakten hiervan gebruik om de prijs die door de Raad van Brabant vastgesteld was, te halveren. Verdussen mocht nu nog slechts een halve stuiver vragen per vel in rood en zwart en een oord per vel in het zwart gedrukt. De almanak bevatte één vel in rood en zwart en drie vellen in zwart en kostte de boekverkopers bijgevolg één braspenning (1 1/4 stuiver of 5 oorden). De eindprijs voor de particuliere koper werd vastgesteld op twee blanken en één oord (1 3/4 stuiver). Op elke almanak maakten de boekverkopers dus een winst van een halve stuiver.Ga naar voetnoot54 | |
‘Ongrondwettelijkheid’ van het octrooi en andere argumentenTot tweemaal toe wist de natie van boekdrukkers en boekverkopers het monopolie van hun voortvarende Antwerpse collega tegen te houden. In de procedureslagen die de natie in 1626 en 1630 met Verdussen uitvocht, veranderde er weinig aan de argumentatie van beide partijen. | |
[pagina 187]
| |
Afb 3. Een gedrukte kopie van het privilege van Hieronymus ii Verdussen uit 1630. Door de verspreiding van dit document hoopte Verdussen de illegale productie en distributie van almanakken in de Zuidelijke Nederlanden tegen te gaan (arab, Geheime Raad, 1278/200).
| |
[pagina 188]
| |
Het dertien pagina's tellende rekwest van 11 september 1630, dat leidde tot het intrekken van het octrooi, geeft een volledig overzicht van de grieven van de Antwerpse boekdrukkers. De schriftelijke voorbereidingen van de natie op het proces werpen eveneens een licht op de verdediging van Verdussen.Ga naar voetnoot55 Centrale thema's in de discussie waren de grondwettelijkheid van het octrooi, de kwaliteit en inhoud van Verdussens almanak, en de gevolgen van het monopolie voor andere drukkers en boekverkopers, voor andere economische sectoren en zelfs voor de gehele Nederlandse bevolking. Het belangrijkste breekijzer tegen het privilege was dat het in strijd zou zijn met de Blijde Inkomst. Zoals bekend moest elke nieuwe vorst bij zijn aantreden als hertog van Brabant trouw zweren aan de Blijde Inkomst, die in vele opzichten fungeerde als een grondwet avant la lettre. Dit charter uit 1356 beschermde de Brabanders tegen de vorstelijke willekeur in ruil voor financiële steun. Wanneer een vorst zich niet aan het contract hield, had het volk in principe het recht om tegen de hertog in opstand te komen. De Staten van Brabant vertegenwoordigden het Brabantse volk. De stad Antwerpen, die als één van de drie hoofdsteden deel uitmaakte van de Staten, had dus de plicht om te waken over de naleving van dit contract. De ontwikkelde gedachtegang is op zijn minst opmerkelijk en zegt veel over de verspreidingsgraad van almanakken of tenminste de perceptie ervan. Het octrooi was in tegenspraak met de Blijde Inkomst omdat het in verkapte vorm een nieuwe indirecte belasting invoerde. Volgens het Brabantse charter mocht een vorst geen nieuwe belastingen heffen zonder goedkeuring van de Staten. De invoering van een monopolie voor het drukken en verspreiden van almanakken in ruil voor een bedrag van 1200 gulden per jaar was een vorm van belasting. In de visie van de Staten was een almanak immers ‘eene waere die by nae niemand vanden minsten totten meesten en can gederven, ende waeraff een iegelijk t'elcken jaere nieuwe provisie moet doen.’Ga naar voetnoot56 Verdussen zou het geld dat hij aan de staat verschuldigd was verhalen op de kopers; en omdat ‘by nae niemand’ het zonder almanak kon stellen, betekende dit onrechtstreeks een vorm van bijkomende belasting. De Brabanders werden verplicht om voor hun almanak dieper in de beurs te tasten; een substantieel deel van de meerkost vloeide onrechtstreeks naar de staatskas terug. Bovendien schiep het privilege een precedent om in de toekomst nog meer drukwerk te ‘verpachten’. In 1626 gaf de procureur-generaal voor de Raad van Brabant immers zelf toe dat ‘de voors[eyde] octroij waere gegeven ofte versocht om alleenlijck bijden voorschreven Verdussen gedruckt te worden almanacken prognosticatien cronijcken gazetten ende andere boecken’ (mijn cursivering, SvR). Boeken zijn in het verleden nooit belast geweest, en dat wilden de drukkers zo houden. In zijn verdediging benadrukte Verdussen dat er hier niets vreemds aan de hand was. Het drukkersambacht verschilde van de andere beroepen doordat het onder direct toezicht stond van de overheid, en niet van de gilden. Om tot het beroep toegelaten te worden of om boeken te mogen drukken was een octrooi van de Geheime Raad of de Raad van Brabant nodig. In het verleden had de overheid reeds soortgelijke privileges toegekend, zoals het monopolie op het drukken van liturgica dat aan de Officina Plantiniana toebehoorde of het alleenrecht op het drukken en verkopen van de schoolboeken voor de jezuïeten, dat in handen was van | |
[pagina 189]
| |
de familie Nutius. Beide monopolies golden voor de hele Zuidelijke Nederlanden, en waren door het volume van het drukwerk zelfs veel winstgevender. De tegenstanders van Verdussen haastten zich om dit argument te ontkrachten. De monopolies van Moretus en Nutius verschilden fundamenteel van dat van Verdussen. In hun geval ging het om boeken die daarvóór nog nooit gedrukt waren. Het drukken van almanakken was altijd vrij geweest, en veel mensen in het vak verdienden er hun brood mee. In een brief aan de Staten ging Balthasar Moretus, aartsdrukker van Zijne Majesteit en eigenaar van het monopolie op liturgische werken, dieper in op het verschil. Zijn privilege had enkel betrekking op kerkboeken ‘ad usum Romanum’; missalen van welbepaalde religieuze orden vielen hier bijvoorbeeld buiten. Volgens deze redenering zou het normaal zijn dat Verdussen slechts een privilege kreeg voor een welbepaalde almanak. Verder was een wettelijke en economische bescherming in zijn geval ook noodzakelijk. Brevieren hadden een kleine oplage van ongeveer 1800 exemplaren en dan nog duurde het jaren vooraleer die was uitverkocht. De internationale afzetmarkt van dergelijk drukwerk zorgde voor een scherpe concurrentie. Het was een huzarenstuk om hierin kwaliteit te leveren tegen een scherpe prijs, zeker gezien de hoge verzendingskosten. Almanakken konden alleen in het land van herkomst dienen, omdat die vol lokale informatie stonden. Ze werden in de Nederlanden met honderdduizenden per jaar verhandeld. Verschillende drukkers gaven meerdere almanakken uit aan een oplage van 14 tot zelfs 15.000 exemplaren per almanak. Ook de kosten waren laag want het zetwerk voor die enkele vellen moest niet elk jaar opnieuw gebeuren. Het zetsel bleef bewaard in de ramen en kon elk jaar na minimale aanpassingen opnieuw gebruikt worden.Ga naar voetnoot57 Het drukken van almanakken was daarom ideaal voor arme drukkers die niet voldoende kapitaal hadden om in dure projecten te investeren.Ga naar voetnoot58 Het monopolie zou dan ook nefaste gevolgen hebben voor andere boekdrukkers. Voor velen onder hen was het drukken en verkopen van almanakken een onmisbare bron van inkomsten. Financieel niet in staat om over te schakelen naar ander drukwerk, zouden ze ten prooi vallen aan faillissementen en armoede, en uiteindelijk emigreren. Het octrooi was dus regelrechte broodroof. Verdussen bracht hiertegen in dat alleen vanuit Antwerpen klachten op zijn privilege waren gekomen en dat die eerder waren ingegeven door naijver dan gestoeld op doorslaggevende argumenten. Veel van de tegenstanders hielden zich zelfs niet bezig met het drukken van almanakken. In de andere provincies betwistte niemand zijn monopolie. Integendeel, sommigen juichten het zelfs toe en hadden hem reeds materiaal gestuurd om te helpen. Hij begreep ook de tegenstand van de stad Antwerpen niet. Zijn monopolie zou juist inkomsten naar de stadskas brengen. Alle boekverkopers zouden nu naar Antwerpen komen om er zich van almanakken te voorzien. Dit betekende dat de handel en de lokale consumptie zouden stijgen. Er zou meer werk zijn voor kooplieden (papierhandel), schippers, arbeiders, voer- | |
[pagina 190]
| |
lieden en pakkers. Ook de andere Antwerpse boekverkopers zouden er hun voordeel mee doen: ze konden de almanak aan kramers en particuliere klanten verkopen. Een laatste argument betrof de kwaliteit van de almanakken. Zoals reeds vermeld was de verbetering van zowel vorm als inhoud de aanleiding voor het monopolie geweest. De overheid beoogde een terugkeer naar de almanakken uit de tijd van Plantin.Ga naar voetnoot59 Vooral almanakken uit Rouen, die het op het platteland aan de grensstreek met Frankrijk verspreid werden, waren de overheid een doorn in het oog. De Antwerpse drukkers- en boekverkopersnatie speelde de zaak hier op de man. De pretentie van Verdussen, alsof hij de enige was die een correcte almanak kon drukken, stuitte hen tegen de borst. Ze voelden zich gekwetst in hun beroepseer omdat hij het werk van ervaren vaklieden afdeed als geklungel. De drukkers spanden zich dan ook in om te bewijzen dat de almanakken van Verdussen zelf vol fouten stonden. Uit een grondige studie van de almanak van Franco Verdonck, bij Verdussen gedrukt in de jaren 1629 en 1630, bleek volgens de natie dat diens almanakken ‘de slegste ende vicieuste waeren dieder gedruckt zijn, waer over concluderen dat sulcken drucker onbequaem is om de foulten te remedieren die de meeste heeft gecommitteert.’Ga naar voetnoot60 De almanakken bevatten niet alleen zetfouten, wat nog door de vingers gezien kon worden, maar ook zware inhoudelijke tekortkomingen. In de almanak van 1629 ontbraken bijvoorbeeld de maankwartieren, die van 1630 gaf de verkeerde datum voor de processie van het Heilig Sacrament van Mirakel en de paardenmarkt van Antwerpen. Bovendien was de feestdag van Sint-Rochus helemaal vergeten, wat ‘in desen tijt van peste’, onaanvaardbaar was.Ga naar voetnoot61 Het verbaasde de natie ook niet dat het drukwerk van Verdussen van slechte kwaliteit was. Hoewel hij al jaren meedraaide in de drukkerij van zijn vader, had hij zijn meesterwerk nog niet ingediend en had hij officieel nog geen enkel boek op zijn naam staan. Het eindverdict was duidelijk: dit was niet de juiste man om de Zuid-Nederlandse almanak op een hoger niveau te tillen. De tegenstanders van het privilege zetten ook vraagtekens bij het nut van de hele opsmukoperatie. Het doelpubliek van de almanak, gedefinieerd als ‘ongeleerde en onwetende persoonen’, was niet bereid om méér te betalen omdat hun almanak gedrukt was op kwaliteitspapier en gezet in een mooie letter. Evenmin interesseerde de gemiddelde almanaklezer zich voor de namen van ‘de maenden byde Griecken, Galdeen, Hebreuwen, Egyptenaeren, Turcken, ende andere natien [...] waermede den autheur van des voors. Verdussen almanach de pronostica[ti]e des voors|eydes] jaers 1629 vermeerdert heeft, meer om oorsaecke van verwonderinghe aende curieusen geesten te geven als claerheyt aende ghenen die den almanach meest gebruycken.’ Volgens de natie was een almanak bovenal een praktisch gebruiksinstrument. Verdussen wilde het genre omvormen tot een intellectualistisch en luxueus product, waarvoor amper een publiek bestond. De hoge prijs zou bovendien aanzet geven tot de illegale import van protestantse almanakken vanuit 's-Hertogenbosch. Uiteindelijk zou het monopolie, bedoeld om buitenlandse almanakken uit de Nederlanden te weren, het tegenovergestelde effect hebben. | |
1630-1631: de uitoefening van het monopolieOndanks de herhaalde mislukkingen bleef Verdussen volhouden. Eerst moest hij zoveel mogelijk voordeel zien te halen uit het ene jaar dat zijn monopolie geldig was. Contractueel was | |
[pagina 191]
| |
Afb 4. Detail uit de gedrukte kopie van het privilege van Hieronymus ii Verdussen uit 1630 (arab, Geheime Raad, 1278/200)
hij verplicht om minstens drie verschillende almanakken op de markt te brengen. Jammer genoeg lijkt geen enkele almanak van Verdussen uit het jaar 1631 fysiek bewaard te zijn gebleven. Maar in secundaire literatuur en archiefstukken klinken nog wél enkele echo's van de zogenaamde ‘staatsalmanak’. In een tweetal oude studies is sprake van een veilingcatalogus uit 1875, die het volgende werk vermeldt: ‘Parapegma ou Kalendrier pour l'an de Jésus-Christ mdcxxxi. calculé pour l'horizon de cestuy nostre pays bas, sur le meridien d'Anvers. Supputabat Godefridus Wendelinus P.B.M. - En Anvers, chez Hierosme Verdussen le Jeune.’Ga naar voetnoot62 De almanak telt 32 folio's in octavo. Hij draagt het privilege van 27 mei 1630, wat bevestigt dat het hier om een almanak gaat die Verdussen in het kader van zijn monopolie heeft uitgegeven. Deze schaarse gegevens en enkele citaten uit het werk volstaan om een beeld te krijgen van de ‘nieuwe’ almanak die Verdussen voor ogen stond. De breuk met het verleden is zelfs zichtbaar in de keuze van de titel. De term ‘almanach’ komt niet langer voor en is vervangen door het geleerder klinkende ‘parapegma’. Zoals afgesproken werd de almanak niet door de eerste de beste auteur samengesteld. Govaart Wendelen (Godefridus Wendelinus, 1580-1667) was een van de belangrijkste sterrenkundigen van zijn tijd. Deze pastoor van het Limburgse Geetbets was net als Galilei een aanhanger van het heliocentrisme, dat hij als geestelijke probeerde te verzoenen met de visie van de Kerk.Ga naar voetnoot63 Naast werken over astronomie schreef hij ook over humanisme en recht. Hij correspondeerde onder meer met Marin Mersenne, Pierre Gassendi, Constantijn Huygens en Erycius Puteanus, en genoot veel aanzien in Europese geleerdenkringen. Verdussen had reeds vóór 1626 contacten met de geleerde pastoor, aangezien hij dat jaar zijn Loxias seu de obliquitate solus diatriba op de markt bracht, een astronomisch werkje dat onder meer door Rubens fel gesmaakt werd.Ga naar voetnoot64 Wendelen wilde méér zijn dan een kamergeleerde. Vanuit zijn herderlijke bevoegdheid voelde hij de plicht om zijn kennis door te geven aan een zo ruim mogelijk publiek. De almanak was voor hem geen vreemd genre. Franco Verdonck, een leerling van Wendelen, was toen een van de bekendste almanakkenauteurs en had reeds werk bij Verdussen gepubliceerd.Ga naar voetnoot65 In de ‘Parapegma’ nam Verdonck de prognosticatie voor zijn rekening, omdat er volgens Wendelen hiervoor geen betere | |
[pagina 192]
| |
meester in de Nederlanden te vinden was. Beiden
Afb 5: Titelpagina van de Eclipses Ivnares ab anno m.d.lxxiii. ad m.dc.xliii. observatae in 1644 uitgegeven bij Verdussen, met portret van Govaart Wendelen (sba, G 4976 [C2-539 d])
waren reeds in 1626 bij het project betrokken, zoals blijkt uit Wendelens aanspreking van de lezer: ‘Amy Lecteur. Ce que dépuis quatre ans en ça nous auons souhaité le plus ardammant, est enfin venu à effect.’ Eindelijk behoorden alle ongeregeldheden en leugens in almanakken tot het verleden. Wendelen stoorde zich vooral aan de simplistische medische aanbevelingen die onbekwame samenstellers aan hun lezers meegaven, waardoor ze zich in zijn ogen schuldig maakten aan moord. Ook het historische gedeelte nam Wendelen voor zijn rekening. In het Algemeen Rijksarchief te Brussel bevindt zich een manuscript waarin Wendelen minutieus de geschiedenis van 1500 tot 1630 behandelt. Het lijdt weinig twijfel dat deze tekst de basis vormde voor de kroniek in de almanak van Verdussen.Ga naar voetnoot66 De publicatie van zijn droomalmanak was dan wel een feit, het afdwingen van de naleving van het monopolie viel Verdussen veel zwaarder. Het (passieve) verzet van lokale machthebbers om de eigen handel te beschermen, de grote hoeveelheden waarin almanakken verhandeld werden en de ruime geografische grenzen waarbinnen het monopolie gold, maakten het voor Verdussen bijzonder moeilijk om inbreuken op te sporen. Wanneer hij toch overtredingen vaststelde, liet hij zijn tanden zien. Naast zijn broer Joannes, die reeds als financier bij het almanakkenavontuur betrokken was, wist hij ook Guilliam, zijn andere broer die in het boekenvak actief was, in te schakelen. Hieronymus smeekte hem een reis door Vlaanderen te maken om erop toe te zien dat het privilege werd nageleefd. In ruil voor een royale vergoeding en een deel van de oplage kon Hieronymus zijn broer overtuigen. En aan zijn schoonzus, die bezwaar maakte tegen een lange afwezigheid van haar man, beloofde Hieronymus een mooi cadeau. Op de vrijdag voor Sint-Maarten (8 november 1630) vertrok Guilliam op pad met een authentieke kopie van het octrooi. Via Dendermonde reisde hij naar Gent, waar hij van de procureur-generaal van de Raad van Vlaanderen ‘brieven executorialen’ ontving, bestemd voor alle baljuws en meiers van het graafschap met de opdracht hem bij te staan op zijn tocht. Vervolgens ging het naar Kortrijk, Rijsel, Ieper, Sint-Winoksbergen, Duinkerke, Oostende en Brugge. Telkens liet Guilliam met de hulp van de baljuw ‘de goede lieden d'atmenacken uut hunne winckels ende cramers die op de merckt voortstonden [...] weghalen, niet sonder perijckel van [zijn] leven daer [hij] van sommige gedreijcht wierde.’ Na 19 dagen was de reis ten einde. Enkele dagen later stuurde Hieronymus hem alweer op pad, ditmaal naar Beveren, omdat enkele kramers op de plaatselijke markt verboden alma- | |
[pagina 193]
| |
nakken verkochten. Onder luid protest en bedreigingen van de verkopers nam de stadhouder de hele voorraad in beslag en kregen de overtreders er nog een boete bovenop. In december 1630 ondernam Guilliam nog een derde reis, opnieuw naar Gent. Daar aangekomen, weigerde de procureur-generaal hem medewerking te verlenen. Het monopolie van Verdussen was inmiddels ingekort tot één jaar, waardoor de boekverkopers van Gent de Raad van Vlaanderen zover hadden gekregen niet meer op te treden tegen de lokale almanakverkopers.Ga naar voetnoot67 Ondanks verwoede pogingen bleef het hard bevochten octrooi in Vlaanderen dus dode letter. Pikant detail: Guilliam en zijn vrouw hebben hun beloning nooit gezien. De enorme bedragen die Verdussen in het almanakkenmonopolie had geïnvesteerd, en de beperkte tijd die hem gegund werd om er munt uit te slaan, dwongen hem tot harde verkoopstechnieken. In tegenstelling tot zijn belofte om alle verkopers naar believen te voorzien van almanakken, wilde Verdussen enkel almanakken leveren aan ambulante handelaars die ook hun andere boeken bij hem kochten. Deze koppelverkoop leverde hem een klacht op van Godtgaf Verhulst en Isaak Verhoeven, drukkers die zich hadden gespecialiseerd in het verkopen van populair drukwerk in de volkstaal.Ga naar voetnoot68 Niet alleen was het hun verboden om zelf hun best verkopende product aan de man te brengen: door de praktijken van Verdussen daalde de omzet van hun hele fonds.Ga naar voetnoot69 In de loop van 1631 startte Verdussen een ultiem charmeoffensief bij zijn Antwerpse collega's ten voordele van het behoud van zijn monopolie. Hij was bereid tot verregaande toegevingen. Als de natie een prijsverhoging van een oord of een halve stuiver te veel vond voor een almanak op een groter formaat en op beter papier, zou hij voor het jaar 1632 goedkoper papier gebruiken. Hij was zelfs bereid om andere drukkers en boekverkopers tot zijn compagnie toe te laten.Ga naar voetnoot70 Niemand ging echter op dit voorstel in. Voor een compromis was het blijkbaar veel te vroeg. | |
1632-1642: de strijd gaat voortDe acte van Isabella van 28 november 1630 maakte het drukken van almanakken vanaf het jaar 1632 weer vrij voor elke drukker, als die tenminste beschikte over een geldig octrooi. Met deze laatste bepaling hield de overheid een stok achter de deur om de almanakkenproductie te blijven controleren. Verschillende drukkers vroegen een privilege aan voor hun almanak van 1632, maar telkens weer werd dit door de Geheime Raad geweigerd. Ten slotte richtte Abraham Verhoeven zich tot het Antwerpse stadsbestuur. In februari 1631 kreeg hij voor zes jaar een privilege op de almanak van Jan Franco.Ga naar voetnoot71 Wanneer Verdussen hier lucht van kreeg, lichtte hij onmiddellijk de Geheime Raad in, die op haar beurt de gerechtelijke instanties in de verschillende provincies opdroeg alle illegale almanakken in beslag te nemen.Ga naar voetnoot72 Verdussen broedde reeds op een nieuw plan. Begin mei 1632 kreeg hij voor tien jaar het alleenrecht op het drukken van kronieken in het hertogdom Brabant. Het octrooi vermeldde expliciet dat het hier om een compensatieregeling ging aangezien zijn vorige octrooi, waarin hij veel had geïnvesteerd, zonder effect was gebleven. Het toekennen van een afgeslankt | |
[pagina 194]
| |
vervolgprivilege aan Verdussen versterkt de
Afb 6. Een kroniek gedrukt door Jacob Mesens in 1637, dus tijdens de periode dat Hieronymus ii Verdussen het monopolie op kronieken bezat (sba, K 104244:1637, 3 [C2-559 i])
hypothese dat de overheid vooral controle wilde krijgen over de verspreiding van nieuwsberichten die afweken van de officiële versie van de feiten. In de praktijk betekende dit dat de Brabantse drukkers wel almanakken en prognosticaties mochten uitgeven, maar het drukken van het kroniekgedeelte van hun almanak moesten overlaten aan Verdussen. Om alle drukkers van deze nieuwe werkwijze op de hoogte te stellen, trok deurwaarder Guilliam Leys op verzoek van Hieronymus Verdussen naar diens Antwerpse collega's. Om er zeker van te zijn dat zijn kroniek geïntegreerd kon worden in hun almanakken, gaf hij met Leys eveneens een titelpagina van de kroniek mee.Ga naar voetnoot73 Of dit monopolie gewerkt heeft, is moeilijk vast te stellen. Het uitblijven van protest van beide kanten doet vermoeden van wel. Helemaal sluitend was het privilege echter niet: ook andere drukkers hebben in die periode kronieken uitgegeven, zoals bijvoorbeeld Jacob Mesens in 1637. | |
1642: de verdeling van de koekNa het verstrijken van Verdussens monopolie op kronieken werd het voor alle betrokken partijen duidelijk dat niemand van hen de markt alleen kon beheersen. Bovendien ging de economische conjunctuur achteruit, wat de bereidheid tot consensus verhoogde. Onder bemiddeling van het stadsbestuur sloten de dominante spelers op de Antwerpse almanakkenmarkt op 23 oktober 1642 een contract af dat de onderlinge verhoudingen moest normaliseren en een einde moest stellen aan de moordende concurrentie.Ga naar voetnoot74 De afspraken tussen Guilliam Lesteens, Hieronymus Verdussen, Godtgaf Verhulst, Jacob Mesens en de weduwe van Jan Cnobbaert (Maria de Man) gingen zo ver dan men van een heuse trust kan spreken. Het contract vertrok vanuit het principe dat iedere drukker zijn eigen almanakken drukte. Het nadrukken van elkaars almanakken was strikt verboden. Kronieken mochten opnieuw door iedereen gedrukt worden. Ten laatste drie weken voor de feestdag van Sint-Lucas (18 oktober) moesten ze aan elkaar doorgegeven hebben hoeveel almanakken ze van elkaar wilden overkopen. Het was verboden almanakken te leveren aan verkopers die geen deel van de trust uitmaakten vooraleer de onderling bestelde almanakken geleverd waren. | |
[pagina 195]
| |
Afb 7. Almanak van Henricus Kilianus voor het jaar 1634, gedrukt door Godtgaf Verhulst (sba, K 104244:1637, 1 [C2-559 i])
Ook de verkoopsprijs werd vastgelegd. Uit het opsplitsen van de prijzen voor alle soorten almanakken en prognosticaties aan de ene kant en kronieken aan de andere kant, blijkt dat ze afzonderlijk gekocht konden worden.Ga naar voetnoot75 De prijzen van de onderling verhandelde almanakken moesten een halve stuiver lager liggen dan de afgesproken verkoopsprijs aan buitenstaanders. De overeenkomst was meer dan een principeakkoord: overtredingen werden bestraft met een boete van 100 gulden. Wie ooit een monopolie voor almanakken zou proberen te verkrijgen, moest 1000 gulden betalen. Verdussens collega's waren zijn pogingen, nu ruim tien jaar geleden, duidelijk nog niet vergeten. Een van de meest ingrijpende bepalingen was dat de almanakdrukkers beslisten om de onderhandelingspositie van de auteurs fel te beperken. Ze kwamen overeen dat ze elke samensteller per jaar niet meer dan 24 gulden zouden betalen. Op die manier wilden ze een einde stellen aan het overlopen van sterauteurs van de ene naar de andere drukker. In het verleden konden de populaire auteurs de onderlinge concurrentie tussen de drukkers uitspelen om voordelige voorwaarden af te dwingen. Omdat de afspraken tussen auteur en drukker meestal mondeling gebeurden, waren de juridische mogelijkheden hij een eventueel geschil gering.Ga naar voetnoot76 Zo liet Hieronymus ii Verdussen zijn personeel in het najaar van 1635 voor notaris Andries van der Donck getuigen dat almanaksamensteller Philips de Dijn het jaar voordien in de Rode Leeuw had beloofd om zijn almanak voor altijd bij Verdussen te laten drukken.Ga naar voetnoot77 Waarschijnlijk had Verdussen te horen gekregen dat De Dijn zijn kopij voor het jaar 1636 aan een andere uitgever had toevertrouwd, hoewel de samenwerking tussen beiden van 1624 of zelfs vroeger dateerde. De almanak van De Dijn voor het jaar 1636 is jammer genoeg niet bewaard. Het blijft dus gissen naar welke drukker de mathematicus in de ogen van Verdussen was overgelopen. Mogelijk trok hij naar | |
[pagina 196]
| |
Gent, want van zijn almanak voor 1638 is een exemplaar bewaard dat gedrukt is door Gerlacus Graet.Ga naar voetnoot78 Het is niet bekend hoelang de trust is blijven bestaan. Wel kan uit de bewaarde winkelboeken van Godtgaf Verhulst worden afgeleid dat het aanbod aan almanakken in de winkel van Verhulst na 1642 sterk uitbreidde (van 8 naar 25) en het aantal per jaar verkochte exemplaren bijna vertienvoudigde (van 3166 naar 28226).Ga naar voetnoot79 Het voorbeeld van Verhulst lijkt erop te wijzen dat de grote spelers de almanakproductie met succes onder controle kregen. Door de almanakken onderling goedkoper te verhandelen, konden ze buitenstaanders uit de markt prijzen. Binnen de trust verlegden de onderlinge afspraken het belang van productie naar distributie. Aangezien de leden van de trust almanakken tegen een gewaarborgde bodemprijs van elkaar konden aankopen, kon degene die over het grootste handelsnetwerk beschikte het meeste profijt uit de maatregel halen. Het contract toont aan dat de Antwerpse boekverkopers tot het besef waren gekomen dat ze hun eigen ruiten ingooiden door op de lucratieve almanakkenmarkt een harde strijd uit te vechten. Daarnaast waren er kapers op de kust. De dominante positie van de Antwerpse boekhandel kwam stilaan onder druk te staan door de stijgende productie in Gent en vooral in Brussel. De afspraken over hun uitgaven (het loon van de auteur) en inkomsten (verkoopsprijs van de almanakken) verzekerden de grote spelers een maximale winst. Zestien jaar nadat de natie van drukkers en boekverkopers zijn voorstel had afgewezen, haalde Verdussen alsnog zijn slag thuis. Het gedetailleerde relaas van de strijd om de controle op de almanakkenproductie, schetst een levendig en gelaagd beeld van het Antwerpse drukkersmilieu in de zeventiende eeuw. Hieronymus ii Verdussen speelde in het verhaal een centrale rol. Hij blijkt een zakenman met durf, marktdoorzicht en doorzettingsvermogen te zijn geweest. Hij bouwde een netwerk met belangrijke connecties uit en deinsde er niet voor terug daarvan gebruik te maken of zelfs zijn familie te manipuleren. Hij deelde de ambitieuze visie van zijn vader om de familiale drukkerij uit te bouwen tot een van de belangrijkste typografische centra van de Nederlanden. Naar het voorbeeld van gevestigde huizen als die van Moretus en Nutius, vormden monopolies de ruggengraat van het bedrijf. In economisch en politiek onzekere tijden verzekerden dergelijke octrooien de firma van de nodige inkomsten om meer risicovolle en prestigieuze projecten mogelijk te maken. In zijn streven naar een belangrijke positie op de typografische markt, kwam Verdussen in conflict met de natie van drukkers en boekverkopers, die een redelijk autonoom onderdeel vormde binnen het Sint-Lucasgilde. De beroepsvereniging volgde de ambitieuze plannen van Verdussen met argusogen en deed al wat in haar macht lag om grote machtsverschuivingen binnen het ambacht tegen te gaan. Als drukker van muntordonnanties en als particulier muntmeester beschikte Verdussen niet alleen over een directe toegang tot de overheid; in de loop der jaren had hij ook een | |
[pagina 197]
| |
betrouwbare reputatie weten op te bouwen. Dankzij dit positieve imago vond hij bij de regering de nodige steun in zijn streven naar marktvergroting. Het beleid van de Habsburgse bestuurders inzake de boekdrukkunst was gaandeweg verschoven van de eenzijdige fixatie op de uitroeiing van protestants drukwerk naar een meer algemene bekommernis voor de kwaliteit van het gedrukte aanbod. Op inhoudelijk vlak vertaalde zich dat in het terugdringen van onbekwaamheid, bijgeloof, gevaarlijk geachte spotternijen en zedeloosheid. Ook de vormgeving van teksten kreeg veel aandacht. Aan deze ‘kwaliteitsbewaking’ lag natuurlijk een ander motief ten grondslag: het bewaken van het ideologiebevestigende karakter van de typografische productie. Om haar plannen uit te voeren gaf de overheid de voorkeur aan een positieve vorm van censuur. Drukwerk werd niet verboden, maar in de mate van het mogelijke toegekend aan een beperkte groep drukkers door middel van gerichte privileges en monopolies. Dit systeem, waarbij slechts een beperkt aantal drukkers verantwoording aan de staat moest afleggen, vergemakkelijkte de controle aanzienlijk. Voor overheidspublicaties en liturgische werken was dit censuurmechanisme reeds lang in gebruik, nieuw is dat de regering het nu ook wilde toepassen op populair drukwerk. In de praktijk profiteerden uitsluitend gevestigde firma's hiervan en kregen kleinere bedrijven - zoals dat van Verhoeven - het erg moeilijk. De ingrepen van het centrale gezag in de lokale economie waren natuurlijk niet naar de zin van de plaatselijke machthebbers. Bezorgd om het verlies van autonomie en invloed van de gevestigde ambachten, keerde het Antwerpse stadsbestuur zich tegen de plannen van Verdussen. Als lid van de Staten van Brabant voerde het stadsbestuur tot tweemaal toe een succesvolle campagne tegen het almanakkenmonopolie. Met een ingenieuze juridische argumentatie wilden de Staten aantonen dat het privilege van Verdussen in strijd was met de Blijde Inkomst, het contract met zijn onderdanen waaraan de vorst trouw had gezworen. Een inbreuk op het charter gaf de Staten het recht niet langer de belastingen te betalen en uiteindelijk zelfs in opstand te komen tegen de vorst. De oorlogssituatie in de Nederlanden en Europa verplichtte de regering tot voorzichtigheid. De zaak was niet zo belangrijk dat ze er een politieke crisis voor over had. Tegelijk probeerde de overheid loyaal te blijven tegenover haar protégé Verdussen, en gaf ze hem de kans zijn investeringen terug te verdienen via het verlenen van andere, aanverwante privileges. Naast de dialectiek tussen economische belangen en politiek verlangen onthult de discussie over het almanakkenmonopolie enkele interessante boekhistorische elementen. Zo blijkt uit de typering van de almanakkenproductie dat drukkers het zetsel van hun almanak bewaarden en het elk jaar met enkele aanpassingen hergebruikten. Dit procédé werkte fors kostenbesparend en blijkt algemeen te zijn toegepast. Daarnaast illustreert de felle weerstand tegen het monopolie het economische belang van populair drukwerk voor de boekindustrie. Het waren niet alleen onvermogende drukkers die zich, noodgedwongen, bezig hielden met goedkope producten als almanakken. Ook voor grootschalige bedrijven vormde efemeer drukwerk een belangrijke vaste inkomensbron. Het voorbeeld van Verdussen bewijst dat grote firma's er zelfs veel geld voor over hadden om deze markt te domineren. Een centraal argument in de discussie vormde het begrip ‘kwaliteit’. Beide partijen namen de term, verankerd in de beroepscode en in de controlemechanismen van de ambachtsgilden, op in hun discours. Die bezorgdheid wortelde waarschijnlijk in een gevoel van vormelijke en inhoudelijke achteruitgang in de Zuid-Nederlandse boekenwereld. In de behandelde periode leefde een sterk verlangen naar een terugkeer naar de tijd van Plantins hoogconjunctuur. Los | |
[pagina 198]
| |
van economische motieven, die ongetwijfeld de boventoon voerden, wilde Verdussen met zijn almanak wel degelijk een staaltje van vakmanschap en betrouwbaarheid leveren. Ironisch genoeg werden deze plannen niet gesmaakt door de Antwerpse natie van drukkers en boekverkopers. Zij beweerden dat het doelpubliek niet bereid was om méér te betalen voor een betere almanak en dat het al helemaal geen boodschap had aan de geleerde inhoud. Het hevige verzet van de Antwerpse boekdrukkers doet vermoeden dat vooral zij veel te verliezen hadden bij het monopolie van Verdussen. Niet alleen was hij een directe concurrent, de afzetmarkt van de Antwerpse almanakken strekte zich uit over een aanzienlijk deel van de Zuidelijke Nederlanden, zoals blijkt uit de inbeslagname van de almanak van Verhoeven in het jaar 1631. De markt voor almanakken was dan ook enorm. Zelf schatten de Antwerpse drukkers de totale productie in de honderdduizenden per jaar. In hun strijd tegen het monopolie rekenden de Staten van Brabant de almanak onder de levensnoodzakelijke goederen door het octrooi van Verdussen te bestempelen als een indirecte belasting. Ongeacht de juistheid van deze inschatting was de almanak waarschijnlijk het meest verspreide en verhandelde drukwerk van zijn tijd. In dit opzicht kunnen de pogingen van de overheid om de prijs van de almanak vast te leggen, worden gezien als een zeer vroege, maar mislukte introductie van een vaste boekenprijs. De tegenstrijdige economische en politieke belangen en het ontoereikende juridische en politionele apparaat maakten het afdwingen van een privilege met een dergelijke omvang vrijwel onmogelijk. Maar in elk geval was het monopolie meer dan een handig middel van één drukker om zichzelf te verrijken: het werd gedragen door een naar centralisatie en controle strevende overheid. Wanneer we vandaag een zeventiende-eeuwse almanak ter hand nemen is het moeilijk te geloven dat dit kleine, onooglijke en vaak verweerde werkje ooit drukkers, wetenschappers, stadsbesturen, justitieraden en regeringen in de ban hield. | |
[pagina 199]
| |
SamenvattingIn de eerste helft van de zeventiende eeuw zorgde het economische belang van de almanakkenproductie voor hevige concurrentie tussen de Antwerpse drukkers. Tussen 1626 en 1642 ondernam Hieronymus ii Verdussen verschillende pogingen om deze markt te domineren, tot groot ongenoegen van zijn collega's. De strijd kreeg ook een politieke lading. Verdussen had de centrale overheid aan zijn zijde, die door middel van een monopolie op almanakken staatsgevaarlijke ideologieën uit almanakken wilde weren. De Antwerpse drukkers kregen de steun van het lokale gezag, dat in de toekenning van het octrooi een schending van de Blijde Inkomst zag. | |
SummaryIn the first half of the 17th century, the economie importance of the almanac production led to a serious competition among the Antwerp printers. Between 1626 and 1642 Hieronymus ii Verdussen made several attempts to dominate this market, to great dissatisfaction of his colleagues. During the course of their dispute, the struggle also manifested itself on a political level. Verdussen was supported by the central government, that wanted to ban all subversive content by granting a monopoly on all almanacs to one printer, namely Verdussen. The Antwerp printers were backed by the local authorities. They argued that the privilege was a violation of the ‘Joyous Entry’, a charter that regulated the relation between the monarch and the inhabitants of the Duchy of Brabant. | |
RésuméPendant la première moitié du 17e siècle, l'importance économique de la production d'almanachs fit naître une concurrence acharnée parmi les imprimeurs anversois. De 1626 à 1642, Hieronymus ii Verdussen tenta à plusieurs reprises de dominer ce marché et provoqua ainsi l'irritation de ses collègues. La querelle reçut une connotation politique quand Verdussen obtint le soutien du gouvernement central: celui-ci voulait lui octroyer un monopole sur l'impression des almanachs afin d'en exclure toute idéologie subversive. Les imprimeurs anversois quant à eux reçurent l'appui des autorités locales, qui considéraient le monopole comme une atteinte à la Joyeuse Entrée. |
|