De Gulden Passer. Jaargang 83
(2005)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 149]
| |
Dirk Imhof
| |
[pagina 150]
| |
gekeerd, bleven beiden een drukke briefwisseling
Benedictus Arias Montanus, In xxxi Davidis psalmas priores commentaria, Antwerpen, Jan i Moretus, 1605: titelpagina (a 576)
voeren. Plantijn publiceerde daarenboven meerdere theologische werken van Arias MontanusGa naar voetnoot3 Ook tussen Jan Moretus en Arias Montanus bestond een speciale persoonlijke band. Na Plantijns overlijden getuigen de brieven van Arias Montanus van zijn blijvende bekommernis om de hele Plantijnse familie. Arias Montanus probeerde haar eveneens financieel te steunen, en liet 50 gulden bezorgen aan Plantijns weduwe als nieuwjaarsgeschenk bij het begin van het jaar 1590;Ga naar voetnoot4 in 1591 stuurde hij geld naar Jan Moretus voor de onkosten van de studie van diens zoon Balthasar.Ga naar voetnoot5 Omgekeerd is juist één van de uitzonderlijk bewaarde brieven waarin Jan Moretus over zichzelf, zijn kinderen en zijn verwanten schreef, gericht aan Arias Montanus.Ga naar voetnoot6 Na Plantijns dood bleef Jan Moretus de werken van de Spaanse theoloog verder uitgeven. Bij herhaling schreef hij hem zelfs bereid te zijn dadelijk elk werk van zijn hand ter perse te leggen. Alleen Justus Lipsius genoot een gelijkaardige voorkeurbehandeling; alle andere auteurs die bij Moretus aanklopten hadden het veel moeilijker om hun werk door de Officina Plantiniana te laten publiceren. In een brief van 24 december 1589 schreef Moretus aan Arias Montanus: Als u uw commentaar op het boek Rechters aan ons stuurt, zullen we proberen die uit te geven naar best vermogen; denk niet dat ooit iets dat uit uw pijlkoker tevoorschijn zal komen, door ons geweigerd zal worden, zolang we enigszins de mogelijkheid zullen hebben het te drukken.Ga naar voetnoot7 Enkele maanden later bevestigde hij dit nog eens: ‘Laat dit intussen vaststaan: al wat door Benedictus Arias Montanus wordt geschreven, zal ik aanvaarden en ik zal mijn best doen om het uit te geven.’Ga naar voetnoot8 Arias Montanus van zijn kant beloofde financiële steun te zoeken en was | |
[pagina 151]
| |
Peter Paul Rubens, Portret van Benedictus Arias Montanus, olieverfschilderij (V.iv. 56)
tevreden als Moretus hem enkele exemplaren terugstuurde om aan zijn vrienden te schenken.Ga naar voetnoot9 Het was voor Jan Moretus gemakkelijk om deze belofte waar te maken. De kosten voor het drukken van de uitgaven van Arias Montanus werden immers voor een groot stuk gedragen door Luys Perez. Deze Perez was de jongere zoon uit een maraans gezin (Spaanse joden die zich tot het katholicisme bekeerd hadden) dat naar Zeeland uitgeweken was en zich vervolgens in Antwerpen had gevestigd. De broer van Luys, Marcus, werd een radicale protestant die naar Basel vluchtte. Luys Perez bleef echter katholiek en werd in Antwerpen een welstellend handelaar in luxegoederen voor de Spaanse markt. Perez is één van die figuren die in de geschiedenis van de Officina Plantiniana een onopvallende, maar cruciale rol hebben gespeeld bij het voortbestaan van het bedrijf. Aan Christoffel Plantijn had hij grote sommen geld ter beschikking gesteld, onder andere tijdens de Spaanse Furie, voor de afkoopsom om zijn bezittingen te behouden. In de periode 1576-1582 had hij Plantijn in totaal 20.000 gulden geleend.Ga naar voetnoot10 Perez kocht daarenboven ook een groot aantal boeken. In juni 1578 had hij met Plantijn een contract gesloten waarbij hij 40% korting kreeg voor aankoop van Plantijnse uitgaven en 20% korting op uitgaven van andere uitgevers.Ga naar voetnoot11 Perez verzond deze boeken vooral naar Spanje en was als financier betrokken bij de contracten met Jan Poelman als agent van Plantijn in de Spaanse stad Salamanca. Ten slotte was hij het ook die Plantijn voorstelde om na de Val van Antwerpen in 1585 naar de Scheldestad terug te keren. (Ze deelden de koets uit Keulen naar Antwerpen!) Na Plantijns overlijden zorgde hij mee voor een verzoening tussen de twistende erfgena- | |
[pagina 152]
| |
men, waardoor de splitsing van het Plantijns bedrijf vermeden kon worden. Jan Moretus noemde Perez in een brief aan Arias Montanus dan ook met reden zijn patroon (patronus meus).Ga naar voetnoot12 Dit was zeker waar voor de publicatie van de werken van Arias Montanus. Perez verleende hiervoor belangrijke voorschotten, waarvoor hij na de verschijning in ruil grote aantallen exemplaren ontving. Dit was een gewone praktijk bij de Officina Plantiniana. In tegenstelling tot anderen kreeg Perez daarbij zelfs 40% korting. Deze manier van werken bood Jan Moretus een dubbel voordeel: niet alleen beschikte hij vooraf over een som geld om het nodige papier en de lonen voor de zetters en drukkers te betalen; hij kon bovendien rekenen op een gegarandeerde afname van een groot deel van de oplage. Een dergelijk voorschot was uitermate belangrijk: wanneer hij zelf voor deze kosten instond, moest hij zijn eigen middelen investeren of geld lenen tegen hoge interest. Bovendien kon hij het bedrag van het voorschot teruggeven in de vorm van een aantal gedrukte exemplaren, zodat hij geen eigen middelen moest aanspreken om zijn schuld te vereffenen. Hoe ging dit concreet in zijn werk? Als voorbeeld geef ik hier Arias Montanus' commentaar op het boek van de profeet Jesaja, de Commentaria in Isaiae prophetae sermones, verschenen in 1599. Voor het drukken van dit omvangrijk werk - een boek in kwarto van ongeveer 1.500 pagina's - gaf Perez 600 gulden voorschot.Ga naar voetnoot13 Hoeveel kostte de editie voor Jan Moretus? De kosten voor het zetten van de tekst bedroegen 42 stuivers per vel, voor het drukken 19 stuivers per vel.Ga naar voetnoot14 Elk exemplaar telde 184,5 vel zodat de totale kost voor het zetten 387 gulden 9 stuivers beliep en voor het drukken 175 gulden 5 stuivers. Dit is samen 562 gulden 14 stuivers. Met het voorschot van 600 gulden kon Jan Moretus dus alvast de loonkosten voor het zetten en het drukken betalen. Voor het papier was echter een veel groter bedrag nodig: Moretus drukte dit werk op 950 exemplaren, zodat in totaal 350,55 riem papier nodig was. Als hiervoor papier werd gebruikt van 5 gulden per riem, kostte hem dit 1.752,75 gulden, wat het voorschot dus ver oversteeg. Daartegenover staat echter dat Perez van deze editie 400 exemplaren kocht ter waarde van 1.080 gulden.Ga naar voetnoot15 Om uit de kosten van zetten, drukken en papier te geraken, moest Moretus nog maar 275 exemplaren verkopen, helemaal geen slechte zaak dus! Voor andere edities van Arias Montanus moest hij zelfs nog minder kopers vinden om zijn investering terug te winnen. Toen Arias Montanus in 1598 overleden was, bleef Luys Perez op deze manier de publicatie van zijn werken financieren. Ook Luys Perez was echter geen eeuwig leven beschoren; hij overleed op 13 december 1601.Ga naar voetnoot16 Uit zijn eerste huwelijk met Maria van Berchem had Perez een dochter gekregen, Adriana, die getrouwd was met Nicolaas Rockox, burgemeester van Antwerpen. Catharina, de dochter uit Perez' tweede huwelijk met Clara Wagheners, trouwde met Martin Perez de Baron. Hun zoon en Perez' kleinzoon, Luys de Baron, zette zijn taak als financier van Arias Montanus' werken voort en gaf Jan Moretus 990 gulden voorschot voor het drukken van de In xxxi Davidis psalmos priores commentaria, verschenen in 1605, | |
[pagina 153]
| |
waarin ook de opdracht aan zijn grootvader voorkwam. Zoals gezegd was dit het laatste werk dat de Officina Plantiniana van Arias Montanus publiceerde. Zou het kunnen dat de voorschotten voor het drukken van Arias Montanus' werken niet van Luys Perez kwamen, maar van Arias Montanus zelf, en dat Perez alleen een bemiddelende rol speelde? Hoewel het niet met zekerheid valt uit te maken, lijkt dit toch minder waarschijnlijk. Wanneer Arias Montanus Jan Moretus om een of andere reden financieel bijstond, ging het telkens expliciet om giften en niet om voorschotten. De bedragen die Arias Montanus gaf, waren bovendien steeds veel kleiner dan de voorschotten van Perez. In de correspondentie tussen Moretus en Arias Montanus is er nergens sprake van dergelijke afspraken over voorschotten en af te nemen exemplaren. Wellicht was het dus wel degelijk Luys Perez die de voorschotten voor Arias Montanus' werken betaalde. Uit wat voorgaat blijkt dat Jan Moretus voor het uitgeven van de werken van Arias Montanus een zeer substantiële financiële steun verkreeg, waarbij zijn eigen risico vrij klein was. Niet alleen kon hij rekenen op flinke voorschotten; vooral dank zij het hoge aantal exemplaren waarvoor hij een gegarandeerde afzet had bij Luys Perez, was het aantal exemplaren dat hijzelf moest verkopen om uit de kosten te geraken, vrij klein. Wat hij meer kon verkopen, leverde alleen maar winst op. Wanneer Arias Montanus in zijn laatste bewaarde brief aan Moretus de wens uitdrukte dat deze geen financiële problemen zou ondervinden bij het uitgeven van zijn werken, had hij het bij het rechte eind.Ga naar voetnoot17 Zou Jan Moretus de werken van Arias Montanus uitgegeven hebben zonder zijn persoonlijke band met de auteur en vooral zonder de financiële steun van Luys Perez? Er zijn gegronde redenen om hieraan te twijfelen. Na het overlijden van Arias Montanus op 6 juli 1598 kwamen Montanus' manuscripten en notities voor nieuwe werken in handen van zijn leerling Petrus Valentia. Die schreef Moretus op 18 oktober 1598 dat hij naar Sevilla was gegaan om er Montanus' nagelaten werk te bekijken. Zodra het beschikbare materiaal was overgeschreven, zou hij het aan Jan Moretus bezorgen.Ga naar voetnoot18 Bijna een jaar later antwoordde die dat hij zijn best zou doen om Montanus' nagelaten werken uit te geven, maar hij voegde daar ook aan toe D[omini] Perezii ope adiutus (met de financiële hulp van Perez).Ga naar voetnoot19 Uiteindelijk verscheen alleen de In xxxi Davidis psalmos priores commentaria, in 1605. Zoals hiervoor vermeld was het Perez' kleinzoon, Luys de Baron, die hiervoor financiële steun verleende. Mogelijk wou die niet langer over de brug komen voor de uitgave van de resterende werken. De veronderstelling dat de werken van Arias Montanus zonder financiële steun niet gepubliceerd zouden zijn, wordt bevestigd door Jan Moretus' reactie op het voorstel van Petrus Valentia, enkele jaren later, om de verzamelde werken van Arias Montanus toch nog ter perse te leggen. Valentia's brief zelf is niet bewaard, maar wel het klad van Moretus' antwoord, dat gedateerd is op 12 juni 1604. Nu hij niet langer kon rekenen op de familie Perez, reageerde Moretus heel anders. Na enkele kleinere opwerpingen, onder andere dat Arias Montanus' | |
[pagina 154]
| |
voorliefde voor lange zinnen niet in de smaak viel bij lezers uit de Nederlanden of Frankrijk,Ga naar voetnoot20 kwam hij tot de kern van de zaak, namelijk dat hij diens werken buiten Spanje niet verkocht kreeg. Daarom stelde hij verschillende voorwaarden voor een eventuele publicatie. Het bedrag van 2.000 gulden dat Valentia aanbood, volstond absoluut niet om een uitgave te bekostigen die op 24.000 gulden werd geraamd. Valentia moest daarom minstens 500 exemplaren overnemen.Ga naar voetnoot21 Moretus wou er alleen aan beginnen als hij elk jaar een deel kon drukken en als Valentia telkens dadelijk 500 exemplaren tegen de volle prijs zou overnemen. Pas dan zou het volgende deel worden aangevat. Bovendien wilde hij het drukken van andere werken als bijbels, brevieren, missalen, de Annales ecclesiastici van kardinaal Baronius en de werken van Lipsius niet onderbreken. Ten slotte verlangde hij ook dat eerst de nog overblijvende exemplaren van werken van Arias Montanus werden opgekocht, vooraleer de nieuwe uitgave van de verzamelde werken zou verschijnen.Ga naar voetnoot22 Deze voorwaarden waren wellicht te kostelijk voor Petrus Valentia. Van het hele project kwam niets in huis. Zolang Arias Montanus leefde, was Jan Moretus dus wel bereid om elk werk van hem te drukken, wanneer Luys Perez ervoor betaalde. Toen de Spaanse theoloog echter overleden was en enkele jaren later met de dood van Perez ook diens financiële hulpbron opdroogde, wilde Jan Moretus niet langer investeren in een uitgave van Arias Montanus. | |
[pagina 155]
| |
RésuméLe théologien espagnol Benedictus Arias Montanus a publié un nombre de titres chez Christophe Plantin et Jean Moretus. Ces ouvrages n'ont jamais été dédicacés à telle ou telle personne, mais toujours à l'Église catholique en général, à l'exception des In xxxi Davidis psalmos priores commentaria, parus après sa mort, en 1605: chacun de ces 31 commentaires est pourvu d'une dédicace individuelle. Parmi ces personnes figure - de façon fort discrète - le marchand anversois Luys Perez. Nos recherches montrent que Perez a financé toutes les publications de Arias Montanus chez Jean Moretus. D'une part, il offrait des avances considérables avant la mise sous presse d'un ouvrage; d'autre part, il en achetait plusieurs centaines d'exemplaires. Jean Moretus pouvait donc facilement assurer à Arias Montanus qu'il imprimerait n'importe quel manuscrit de sa main: il savait bien que Perez payerait de toute façon. Quelques années plus tard, après la mort d'Arias Montanus († 1598) et de Luys Perez († 1601), Moretus adoptait une position complètement différente. Quand Petrus Valentia, le secrétaire d'Arias Montanus, lui proposa de publier les oeuvres complètes du théologien, Moretus refusa résolument ‘car il n'y a que peu de lecteurs de Montanus, aussi bien aux Pays-Bas, trop accablés, hélas, par l'état de guerre, qu'en France ou en Allemagne,’ Cet exemple nous montre bien l'importance d'un bailleur de fonds pour le monde de l'édition aux 16e et 17e siècles. | |
SummaryIn the 1590's Jan Moretus i published several treatises by the Spanish theologian Benedictus Arias Montanus. After Plantin's death Moretus had promised to Arias Montanus that he would publish any work that Montanus would send him. Account books of the Officina Plantiniana reveal that the Antwerp merchant Luys Perez gave Moretus huge sums in advance to cover the printing costs of these editions. Once the books were printed, Perez bought hundreds of copies of them. After the death of Montanus and Perez Jan Moretus refused to print Montanus' Opera omnia because he could not sell them outside Spain. This case shows the importance of financial support in publishing in the 16th and 17th century. |
|