De Gulden Passer. Jaargang 81
(2003)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Renaud Adam
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
tens (c. 1446/7-1534). Zijn grondige kennis van het Latijn was daar niet vreemd aan. Dankzij dit werk ontmoette hij Erasmus, met wie een oprechte vriendschap groeide. Hun wederzijdse verstandhouding werd in 1517 door Quinten Metsys (c. 1466- c. 1530) vereeuwigd in een beroemd diptiek waarop ze beiden te zien zijn. Het was een geschenk voor hun gemeenschappelijke vriend Thomas Morus (1478-1535), met wie Gillis trouwens dankzij Erasmus kennis had gemaakt. Pieter Gillis was geen geboren schrijver, en er staan weinig publicaties op zijn naam. Hij bouwde een carrière in de administratie uit, en wel in Antwerpen: in 1509 trad hij als griffier in stedelijke dienst. In 1532 legde hij deze functie echter neer als gevolg van een zware ziekte; één jaar later overleed hij op vierenveertigjarige leeftijd. Zijn leven lang vormde hij de belichaming van de burger-humanist, die zijn talenten ten dienste stelt van de res publica, naar het voorbeeld van figuren als Bruni (1369-1444) of Salutati (1331-1406). De inhoud van Gillis' bibliotheek is amper bekend. Op een recent symposium over humanistenbibliotheken (1999) waagden Gilbert Tournoy en Michel Oosterbosch zich aan een reconstructie.Ga naar voetnoot5 Ze vonden vier post-incunabelen terug met een handgeschreven vermelding van de Antwerpse humanist.Ga naar voetnoot6 Daarnaast schreef Gillis zelf een juridisch compendium en twee kleinere werkjes, en leverde hij inleidende teksten voor drie publicaties.Ga naar voetnoot7 Men mag ook aannemen dat hij - als corrector en tekstbezorger bij Dirk Martens - in het bezit was van de acht uitgaven waaraan hij had meegewerkt.Ga naar voetnoot8 Door zijn nauwe contacten met Erasmus en Thomas Morus moet hij hun werken hebben gekocht, gekregen of uitgewisseld, al is dit aandeel onmogelijk in cijfers te vatten. Daarentegen lijkt het wel zeker dat hij een exemplaar bezat van de Parabolae die Erasmus aan hem had opgedragen. Hetzelfde geldt voor de uitgave van de Colloquia waarin ook het Epithalamium Petri Aegidii is opgenomen, een dialoog die Erasmus in 1514 schreef naar aanleiding van het huwelijk van Pieter Gillis met Cornelia Sandrien (c. 1496-1526).Ga naar voetnoot9 In dit verband is verder de briefwisseling tussen Erasmus en Gillis ongemeen kostbaar. In de dertig brieven die bewaard zijn, vonden Gilbert Tournoy en Michel Oosterbosch ten minste zeven vermeldingen van boeken uit Gillis' bibliotheek.Ga naar voetnoot10 Bovendien wist Oosterbosch de hand te leggen op een uiterst waardevol document: de catalogus van alle boeken die na de dood van de kroniekschrijver Willem Heda (c. 1460-1525) werden verkocht, met opgave van de naam van elke koper en de prijs waarvoor elk boek verkocht werd.Ga naar voetnoot11 Daaruit blijkt dat Pieter Gillis negen boeken kocht voor een totaal van tien Rijngulden.Ga naar voetnoot12 In totaal konden Tournoy en Oosterbosch niet minder dan 34 boeken aan onze Antwerpse boekenverzamelaar toeschrijven.Ga naar voetnoot13 | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Thans kan een bijkomend exemplaar aan de lijst worden toegevoegd. Het dook op tijdens het project ‘Hic liber pertinet... Catalogus van de herkomsten van de incunabelen bewaard in de Koninklijke Bibliotheek van België’, en bevat de herkomstvermelding ‘Sum Petri Aegidii Anverpien[sis]’. Het betreft een uitgave van de Abbreviatio super Decades Blondi van Pius ii (1404-1464). Deze verkorte versie van het geschiedkundig werk van Flavius Blondus (1392-1463) verscheen in 1481 en wordt algemeen toegeschreven aan de Romeinse drukker Oliverius Servius.Ga naar voetnoot14 Het handgeschreven ex-libris gaat vergezeld van het devies ‘Gratia gratiam fert’ (afb. 1), een ander devies dus dan het reeds door Tournoy en Oosterbosch vermelde ‘Sustine et Abstine’.Ga naar voetnoot15 Gaat het om een woordspeling die vertrekt van de dubbelzinnigheid van dit gezegde? Moet het worden begrepen in zijn kerkelijk-Latijnse betekenis - als een uitspraak over de Genade - of in de klassieke zin - als een gedachte over de dankbaarheid? Bij gebrek aan context is het onmogelijk de spreuk correct te duiden. Maar humanisten speelden nu eenmaal graag met de dubbele betekenis van woorden. Afb. 1. Het handgeschreven ex-libris gaat vergezeld van het devies ‘Gratia gratiam fert’.
Het bewuste exemplaar van de Abbreviatio is doorspekt met handgeschreven aantekeningen, die wijzen op een aandachtige lectuur. Tekstpassages over de eerste Bourgondische en Frankische vorsten werden onderstreept, en een commentaar over het bewind van de Longobarden is van een korte nota voorzien (fol. 5r-v., 16r., 31v.). De laatste aantekening (fol. 31v.) is echter niet van de hand van Pieter Gillis. De inkt waarmee ze werd aangebracht is ook gebruikt om andere passages te onderstrepen; kennelijk zijn ook deze onderstrepingen dus niet het werk van Pieter Gillis. Het is met andere woorden onmogelijk te zeggen of het de Antwerpse humanist zelf is die het boek zo aandachtig gelezen heeft. Maar zoals bekend vulden humanisten hun boeken vaak met aantekeningen, om zo de markantste ideeen, de notabilia, beter te kunnen onthouden. Erasmus zelf legde het gebruik vast in zijn De ratione studii, zij het vanuit een meer retorisch standpunt.Ga naar voetnoot16 De Abbreviatio steekt in een blindgestempelde band van kalfsleer over hout. Beide platten (298 × 218 mm.) zijn op gelijke wijze versierd (afb. 2): binnen een kader van drie lijnen een ruitenpatroon van een dubbellijn met op de snijpunten een rozetje; in de velden een rond Lam-Godsstempel. Rug en hoeken vernieuwd in de negentiende eeuw. Rug met vier | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 2. De Abbreviatio steekt in een blindgestempelde band van kalfsleer over hout (wrijfsel, verkleind).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
ribben. Men kan dit patroon typisch noemen voor de laat-vijftiende- en vroeg-zestiende-eeuwse boekband in de Zuidelijke Nederlanden.Ga naar voetnoot17 Het eigendomsmerk van Pieter Gillis staat op het tweede voorschutblad - wat geen exclusief bewijs ervoor is dat deze band de oorspronkelijke is, ook al past hij in de periode waarin Gillis het boek zal hebben verworven. Een ander eigendomsmerk dat op de band gevonden werd, leert ons dat de incunabel in 1644 werd opgenomen in de Grote Bibliotheek van het Brusselse jezuïetencollege, ‘Collegii Societatis Jesu Bruxellensis 1644 M[aioris] B[ibliothecae]’.Ga naar voetnoot18 Daar droeg het boek de signaturen ‘L4/37’ en ‘L.y’; een bijkomend ‘L.L.’ was waarschijnlijk voordien aangebracht (afb. 3). Geen enkel element komt ons vertellen welke weg het boek aflegde tussen het overlijden van Pieter Gillis in 1533 en de opname in de bibliotheek van het jezuïetencollege. Uit de onderzoekingen van Tournoy en Oosterbosch blijkt overigens dat een ander boek van Gillis reeds in 1635 in het bezit van de Brusselse jezuïeten gekomen was.Ga naar voetnoot19 De Abbreviatio super Decades Blondi bleef in het bezit van de Brusselse jezuïeten tot 1773, toen de Sociëteit werd opgeheven. Als gevolg van de beslissing van keizerin Maria-Theresia raakten de rijke bibliotheken van de jezuïetenorde verspreid. Aan de Koninklijke Bibliotheek werd de gelegenheid geboden om een keuze te maken in de handschriften, de drukken vóór 1500 en de zeldzame en kostbare werken van alle colleges. De boeken van het Brusselse college die niet voor de Bourgondische Bibliotheek bestemd waren, werden in de collegelokalen zelf geveild op 5 oktober 1778, samen met die van de Mechelse jezuïeten.Ga naar voetnoot20 Vervolgens onderging de bewuste incunabel hetzelfde lot als de Koninklijke Bibliotheek. Na de opheffing ervan door het Franse bestuur in 1794, gingen de verzamelingen over naar de bibliotheek van de École centrale van het Dijledepartement. Deze onderwijsinstelling werd op haar beurt opgeheven in 1802, waarna de boeken in handen kwamen van de Stad Brussel. In 1837 herrees de Koninklijke Bibliotheek nadat de Belgische Staat de bibliotheek van de Gentse bibliofiel Karel van Hulthem (1764-1832) had aangekocht. En toen de Stad Brussel haar collecties in 1842 aan de Staat afstond, was de hergeboorte van de Koninklijke Bibliotheek definitief. Onder de 47.000 boeken bevonden zich 1.500 incunabelen, waaronder de Abbreviatio super Decades Blondi van Pius ii.Ga naar voetnoot21 | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 3. In de Grote Bibliotheek van het Brusselse jezuïetencollege droeg de Abbreviatio als signatuur ‘L4/37’ en ‘L.y’; een bijkomende ‘L.L.’ was waarschijnlijk voordien aangebracht.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Verder onderzoek in bibliotheekcatalogi heeft de vondst van nog een ander boek uit het bezit van Pieter Gillis opgeleverd. In de Koninklijke Bibliotheek van Den Haag wordt namelijk een uitgave bewaard van de Noctes Atticae van Aulus Gellius (c. 123 - c. 180), in 1515 gedrukt door Aldus Manutius, en waarop het handgeschreven ex-libris van de Antwerpse humanist prijkt.Ga naar voetnoot22 Een andere provenancevermelding op hetzelfde boek luidt: ‘Sum Nicolai Aegidii’. Het is niet duidelijk of hier de vader of de oudste zoon van Pieter Gillis bedoeld wordt: de eerste Nicolaas Gillis was lid van de Antwerpse stadsmagistraat en overleed op 85-jarige leeftijd in 1517;Ga naar voetnoot23 de tweede werd geboren in 1515.Ga naar voetnoot24 Erfde Pieter Gillis boeken van zijn vader of liet hij er na aan zijn zoon? Ook die vraag is in de huidige stand van het onderzoek niet met zekerheid te beantwoorden.
Als besluit kunnen we op basis van de thans bekende fragmenten enkele uitspraken doen over de bibliotheek van Pieter Gillis. De titellijst wijst op een goed gedocumenteerde filoloog. Gillis beschikte over actuele uitgaven van klassieke auteurs, waarin de onzuiverheden van het middeleeuwse Latijn en Grieks weggezuiverd waren; ook in handschrift waren deze teksten aanwezig. Uit de boeken over oude geschiedenis blijkt dat Gillis ook aandacht had voor de context waarin deze werken tot stand kwamen. Gelet op zijn zwakke gezondheid is het anderzijds geen verrassing dat hij eveneens belangstelling had voor medische werken, die in de onderstaande lijst bij herhaling voorkomen. Minder vanzelfsprekend is het ontbreken van juridische teksten: in de bibliotheek van deze rechtsgeleerde zullen ze wel overvloedig aanwezig geweest zijn. Hoeveel theologische en filosofische titels bezat Gillis? Had hij werken van Luther of andere reformatoren in huis? Toonde hij belangstelling voor de theologische debatten van zijn tijd? Alles wijst in die richting. De religieuze hervorming liet dan ook niemand koud. Een betere kennis van álle boeken uit zijn privé-bibliotheek zou ons in staat stellen om Gillis' aandacht voor al deze onderwerpen beter in te schatten. Dankzij de hier besproken fragmenten kunnen we in elk geval stellen dat Pieter Gillis deelnam aan de humanistische stroming die oude teksten in hun oorspronkelijke versie herontdekte en zo de weg terug vond naar de oorsprong van het christendom. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage: fragmenten van de bibliotheek van Pieter GillisVoor het gemak van de onderzoeker laten we hier in alfabetische volgorde de (fragmentarische) lijst volgen van de werken die deel uitmaakten van de bibliotheek van Pieter Gillis. Ze is samengesteld op basis van het onderzoek van Tournoy en Oosterbosch en van bijkomend speurwerk door de auteur. Elke titel gaat vergezeld van aantekeningen over de wijze waarop het boek in de bibliotheek terechtkwam en van een summiere bibliografische referentie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Vertaling: Pierre Delsaerdt | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
SamenvattingIn deze bijdrage beschrijft de auteur een incunabel uit de privé-bibliotheek van de Antwerpse humanist Pieter Gillis (1486-1533). Het boek berust in de afdeling Kostbare Werken van de Koninklijke Bibliotheek in Brussel. Het handgeschreven ex-libris dat erop voorkomt, dook op tijdens de inventarisering van de herkomstgegevens van de vroegste drukken van deze instelling. Daarnaast wordt de weg beschreven die het boek van de vijftiende tot de eenentwintigste eeuw aflegde. De aandacht van de auteur gaat ten slotte uit naar de bibliotheek van Pieter Gillis, die bij gebrek aan een inventaris nog steeds onvoldoende gekend is. Op basis van secundaire bronnen en van bewaarde exemplaren in andere bibliotheken wordt een reconstructie van deze boekenverzameling voorgesteld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
RésuméDans cet article, l'auteur propose une description et une analyse d'un incunable ayant appartenu à l'humaniste anversois Pierre Gilles (1486-1533) et aujourd'hui conservé à la Réserve précieuse de la Bibliothèque royale de Belgique. L'ex-libris manuscrit a été mis à jour à l'occasion d'un inventaire des marques de provenance des premiers imprimés de cette institution. Le parcours du livre a en outre été retracé, depuis sa réalisation jusqu'à nos jours. Parallèlement, une attention toute particulière a été portée sur la bibliothèque de l'humaniste anversois qui, en l'absence d'inventaire, demeure mal connue. L'auteur présente, sous forme de liste, une ‘reconstitution’ d'une partie de cette bibliothèque, basée notamment sur l'utilisation de sources secondaires ainsi que sur la localisation dans d'autres bibliothèques d'exemplaires jadis possédés par Pierre Gilles. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
SummaryIn this article, the author gives both a description and an analysis of an incunable that once belonged to the Antwerp humanist Pieter Gillis (1486-1533), and that is now kept in the Royal Library in Brussels. The discovery of Gillis's handwritten ex-libris is the result of a project studying the provenances of the early prints of the Royal Library. Furthermore, the author reconstructs the history of this particular copy from its production until the present day. Finally, he gives a list of books that - thanks to secundary sources and extant copies - are known to have been part of Gillis's private library. |
|