De Gulden Passer. Jaargang 76-77
(1998-1999)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 295]
| |
Ferdinand Crollen, boekbinder en drukker (1833-1897)
| |
[pagina 296]
| |
weten van de Franse Revolutie tot de Eerste Wereldoorlog, en gezien de toegankelijkheid van de bronnen -voor de Burgerlijke Stand tot 1890 en voor de Bevolkingsregisters tot 1920- werd dit genealogische onderzoek toegespitst op Ferdinand Crollen (1833-1897). De literatuur over Limburgse drukkers en/of boekbinders is erg beperkt. Sinds 1985 werd wel onderzoek verricht naar drukkers, maar Limburg kwam daarin niet aan bod.Ga naar voetnoot2 De Limburgse boekbinders verging het iets beter; werk van Behn en Poppe kreeg de aandacht van Van Laere.Ga naar voetnoot3 Enkele (vergeten) Limburgse boekbinders staan ook vermeld in het in 1954 uitgegeven werk van Dubois d'Enghien over de Belgische boekbinders in de negentiende eeuw.Ga naar voetnoot4 Dubois d'Enghien wijst in de inleiding van zijn werk op het internationale karakter van het boekbindersmilieu in genoemde periode. Ons onderzoek naar Ferdinand Crollen heeft bijgevolg niet alleen oog voor de (familie)relaties in het Limburgse boekbinders- en drukkersmilieu maar peilt ook naar het internationale karakter van Ferdinand Crollens omgeving. | |
De familiale achtergrond van Ferdinand CrollenFerdinand Crollen werd op 29 mei 1833 in Sint-Truiden geboren. De volgende dag werd hij door zijn vader, Guillaume Crollen, bij de Burgerlijke Stand aangegeven onder de naam Petrus Ferdinandus Crollen. Guillaume Crollen liet zichzelf noteren als bakker. Zijn vrouw Catherine, officieel Maria Catharina Demeer, is ver- | |
[pagina 297]
| |
meld als huisvrouw.Ga naar voetnoot5 Hij eindigde als dagloner; aldus behoorde de 71-jarige Guillaume tot het stadsproletariaat, zonder professionele bezittingen en met een onzeker inkomen. Eenentachtig jaar oud overleed hij in het tehuis van de Broeders van Liefde in de Plankstraat nummer 800, waar weeskinderen, gebrekkigen en andere onfortuinlijke bejaarden waren ondergebracht.Ga naar voetnoot6 Guillaume Crollen was een man van vele beroepen maar van enige boekbinders- of drukkersactiviteit was geen sprake. Zijn vader Mathias Crollen had evenmin banden met het boekbinders- of drukkersmilieu. Mathias Crollen was driemaal gehuwd geweest. Een eerste maal met Maria Barbara Fraipant. Uit hun huwelijk werd slechts één zoon geboren; Guillaume, die in 1784 in Corswarem het leven zag.Ga naar voetnoot7 Ook Mathias Crollen was een | |
[pagina 298]
| |
man met meerdere beroepen, gelijktijdig of achtereenvolgens, maar evenmin als zijn oudste zoon Guillaume had hij aan zijn kleinzoon drukkers- of boekbindersvaardigheden door te geven. Ferdinand Crollen leerde het vak dus elders. Afkomst was in de tweede helft van de negentiende eeuw geen voorwaarde meer voor het uitoefenen van het boekbinders- of drukkersvak.Ga naar voetnoot8 | |
Opleiding bij de Duitser Mathieu Behn te Sint-TruidenOp 1 februari 1855 stierf Cathérine Demeer, 62 jaar oud, na tweeëntwintig jaar huwelijk met Guillaume Crollen. Guillaume was op dat moment dagloner. Een situatie zonder veel perspectieven voor de eenentwintigjarige Ferdinand en de twintigjarige Emmanuel. Zij verlieten het ouderlijke huis in de Steenstraat nummer 428, ‘derrière le séminaire épiscopal’.Ga naar voetnoot9 10 Was het een bewuste keuze van Ferdinand Crollen om bij de boekbinder Mathieu Behn in de leer te gaan of handelde hij onder druk van de omstandigheden, de weinig rooskleurige situatie thuis en de mogelijkheid van een opleiding, geboden door een buur? Passie voor het vak of veeleer toeval? De precieze motieven die hem bewogen om boekbinder te worden zijn niet meer te achterhalen. Feit blijft echter dat Ferdinand en zijn broer minstens twee jaar bij Mathieu Behn woonden en werkten.Ga naar voetnoot10 Door hun intrek te nemen in het gezin van Mathieu Behn kwamen de gebroeders Crollen terecht in een internationaal milieu, niet kosmopolitisch maar wel met buitenlandse invloeden die er mede voor zouden zorgen dat zij hun geboortestad verlieten. | |
[pagina 299]
| |
Henri Mathieu Behn werd op 24 februari 1816 als zoon van Mathias Behn en Anna Maria Wulfen in Hamburg geboren.Ga naar voetnoot11 Zijn vader was net als Ferdinand Crollens vader dagloner geweest.Ga naar voetnoot12 De reden van zijn vertrek uit Hamburg is niet bekend. In elk geval trok hij zuidwestwaarts en verbleef eerst een tijd in Gulpen, in Nederlands-Limburg, waar hij Marie Magdelaine Vliegen, een ingezetene, huwde.Ga naar voetnoot13 Was zij een telg uit een boekbindergeslacht en woonde Mathieu Behn als leerjongen bij het gezin Vliegen in? Het feit dat Mathieu Behns vader dagloner was, is een argument voor deze stelling evenals de nog jeugdige leeftijd die Mathieu moet gehad hebben bij zijn aankomst in Gulpen. Op 1 maart 1843 werd hun eerste kind, Wilhelmine, daar namelijk geboren.Ga naar voetnoot14 Het gezin Behn-Vliegen trok bijgevolg tussen 1 maart 1843 en 20 augustus 1845 de nog jonge Nederiands-Belgische grens over om zich in Sint-Truiden te vestigen. Was Sint-Truiden een beter milieu dan Gulpen voor een jonge boekbinder of waren er andere redenen voor de migratie? Mathieu Behn was niet de enige zoon uit het gezin van Mathias Behn en Anne Marie Wulfen die zich als boekbinder in Sint-Truiden vestigde. Jacques Guillaume Behn was op 12 juni 1830 in Hamburg geboren. Waarom de jongere broer van Mathieu naar Sint-Truiden kwam is niet bekend. Wel dat deze leerling-boekbinder er op 2 april 1856 de vierentwintigjarige Anne Cathérine Guilhilmine Bollaers huwde. Annette Bollaers was de oudste dochter van de Truienaar en timmerman Jan Bollaers en van Marie Agnes Vandenbrande.Ga naar voetnoot15 Op professioneel vlak was Mathieu Behn het belangrijkst, hij was het ook die Ferdinand Crollen in- | |
[pagina 300]
| |
wijdde in het boekbindersvak.Ga naar voetnoot16 In 1845 woonde hij met zijn gezin in de Beekstraat nummer 452.Ga naar voetnoot17 Verder woonde ook de veertienjarige dienstmeid Cathérine Mathys uit Millen-boven-Aalst bij Gingelom in hun huis. Interessanter echter, binnen dit bestek, was de aanwezigheid van vier jonge mannen. Augustin Paix woonde reeds in september 1846 bij de familie Behn-Vliegen. Hij was 18 jaar eerder geboren in Platon, in de provincie Henegouwen. Hij werkte als boekbindersgast voor de Duitser Mathieu Behn in de Beekstraat in Sint-Truiden. Hoelang Augustin Paix er bleef is niet bekend. In 1856 werkte hij in elk geval niet meer bij hem.Ga naar voetnoot18 Op 2 april 1847 kwam Adrien Vangorp het atelier van Mathieu Behn versterken. Adrien Vangorp was op 23 september 1830 in Turnhout geboren. Hij werd genoteerd als letterzetter. Dit zou kunnen wijzen op enige drukkersactiviteit bij de boekbinder Behn. Anderzijds gebruikten boekbinders ook (sier)letters voor hun banden. Adrien Vangorp verliet het atelier van Behn eveneens voor 1856.Ga naar voetnoot19 Op 17 maart 1847, enkele dagen vóór de komst van Adrien Vangorp, was Guillaume Eitel vanuit Brussel reeds aangekomen in het huis aan de Beekstraat. Guillaume Eitel was 24 jaar voordien geboren in Nagold in Wurtenberg.Ga naar voetnoot20 Guillaume Eitel bleef | |
[pagina 301]
| |
meer dan een jaar in Sint-Truiden en vertrok op 24 mei 1848 opnieuw naar Nagold.Ga naar voetnoot21 Vóór Guillaume Eitels vertrek arriveerde er reeds een andere Duitser in de Beekstraat nummer 452. Nicolas Renard vond vanaf 1 april 1848 onderdak bij het gezin Behn-Vliegen. Hij was op 10 januari 1812 in Keulen geboren en was niet gehuwd. Of ook hij via Brussel kwam, is niet vermeld; evenmin wanneer hij Sint-Truiden verliet. In 1856 woonde hij echter niet meer bij Mathieu Behn.Ga naar voetnoot22 Beide laatsten, Guillaume Eitel en Nicolas Renard stonden bij Mathieu Behn ingeschreven als boekbindersgast. In 1856 huisvestte Mathieu Behn geen Duitsers meer in zijn nieuwe woonst in de Steenstraat nummer 469. In dat jaar had hij wel een Nederlands boekbinder in dienst, de eenentwintigjarige Henrie Pylene, in Maastricht geboren.Ga naar voetnoot23 Mogelijk was deze aanwezigheid het resultaat van relaties die het gezin Behn-Vliegen opgebouwd had tijdens de periode dat zij in het dicht bij Maastricht gelegen Gulpen woonden.
In dat kleine maar internationale boekbindersgezelschap kwamen de gebroeders Ferdinand en Emmanuel Crollen ten laatste in 1856 terecht. Emmanuel oefende er geen beroep uit. Ferdinand werd in het Bevolkingsregister genoteerd als ‘boekbinder’.Ga naar voetnoot24 Op 2 april van dat jaar kwam hij in de Burgelijke Stand voor als ‘leerling-boekbinder’ wat waarschijnlijk dichter bij de werkelijkheid was. Ferdinand Crollen was op die dag één van de vier getuigen bij het huwelijk van Guillaume Behn, de reeds vermelde jongere broer van zijn leermeester. Naast Mathieu Behn zelf was er nog een leerling-boekbinder getuige, de tweeëntwintigjarige François Debruijn.Ga naar voetnoot25 Mathieu Behn was een goed vakman. Hij liet de wereld geen meesterwerken van tormaat na, maar leverde mooie, verzorgde | |
[pagina 302]
| |
banden zoals de band die hij in 1852 maakte in opdracht van Utile Didce, de letterkundige vereniging van het klein-seminarie van Sint-Truiden.Ga naar voetnoot26 Ferdinand Crollen kon bijgevolg wat van Mathieu Behn leren. Hij bleef dan ook minstens twee jaar in het atelier aan de Steenstraat. | |
Opleiding bij de Duitser Henri Poppe te HasseltOp 26 juni 1858 verliet Ferdinand Crollen het huis van Mathieu Behn en trok naar Brussel. Hij werd op 8 september 1858 gevolgd door zijn broer Emmanuel, van wie nadien geen spoor meer werd teruggevonden.Ga naar voetnoot27 Het is vooralsnog niet geweten of Ferdinand Crollen naar Brussel ging op voorspraak van Mathieu Behn of hij, geheel los van zijn boekbindersopleiding, om andere redenen naar de Belgische hoofstad vertrok, bijvoorbeeld om er aan zijn militieverplichting te voldoen. Voorlopig staat alleen de duur van zijn verblijf vast. Ferdinand Crollen verbleef anderhalf jaar in Brussel. Op 31 december 1859 werd hij als leerling-boekbinder ingeschreven bij Henri Poppe uit Hannover, boekbinder op de Grote Markt nummer 92 te Hasselt.Ga naar voetnoot28 Het feit dat Ferdinand Crollen het atelier van de Duitser Mathieu Behn verliet voor Brussel om van daaruit weerom bij een Duits boekbinder in een andere stad te belanden, is een argument voor de hypothese dat de contacten die Mathieu Behn had met andere Duitsers geen toevalligheden waren maar dat er een netwerk bestond van contacten tussen Duitse boekbinders in België, netwerk waarin Limburg gezien haar ligging een rol speelde. Andere argumenten voor deze stelling zijn de komst van Guillaume Eitel vanuit Brussel naar Behn in Sint-Truiden en de aanwezigheid van een tweede Duits boek- | |
[pagina 303]
| |
binder in Hasselt, Christianus Jannus Henricus Gotthold uit Pruisen.Ga naar voetnoot29 Jean Henri Poppe werd op 28 januari 1822 als zoon van Joannes Henricus Poppe en Maria Joanna Oberhulsmann geboren in Laer in het koninkrijk Hannover. Hij huwde op 29 juni 1850 te Hasselt met de acht jaar oudere Maria Barbara Henrica Reners, geboren op 22 oktober 1813 in voornoemde stad. Door dit huwelijk deed de Duitse immigrant een goede zaak. Henri Poppe was waarschijnlijk alleen naar Hasselt gekomen, aangezien zijn ouders in Laer gestorven waren en niemand met dezelfde naam in de registers teruggevonden werd. Op het moment van zijn huwelijk verbleef de achtentwintigjarige Henri nog niet lang in Hasselt gezien hij zijn legerdienst in Hannover volbracht had. Door zijn huwelijk met een Hasseltse verwierf Henri Poppe zich een plaats in deze provinciestad, niet zomaar een, maar een op de Grote Markt (nummer 96). Dat de winkelierster Maria Barbara Henrica Reners tot de betere burgers van de stad behoorde bleek ook uit de getuigen bij hun huwelijk, de apotheker Lodovicus Maris en de belastingsambtenaren (en dus geletterden) Fredericus Pierloz en Laurentius Nypels. Haar ouders leefden niet meer op het moment van het huwelijk, maar van haar grootmoeder langs vaderszijde, Maria Barbara Vanvinckeroye, weten wij dat zij ook ‘koopsvrouw’ was. Jannes en Nicolas Reynders [sic], vermoedelijk haar broers, waren zadelmakers op de Grote Markt. Henri Poppe kwam bijgevolg terecht in een familie van succesvolle handelaars en ambachtslui. Waarschijnlijk deed ook Maria Barbara Henrica geen slechte zaak. Henri Poppe werd bij zijn huwelijk namelijk omschreven als (meester?-) boekbinder.Ga naar voetnoot30 | |
[pagina 304]
| |
De andere Duitse boekbinder te Hasselt, Christianus Jannus Henricus Gotthold, werd op 25 juli 1836 geboren in Minden in het koninkrijk Pruisen als zoon van postbeambte Gerardus Henricus en van Margaretha Tausser. Op 19 december 1859 huwde Jannus Gotthold, gedomicilieerd in Munster in Pruisen maar wonende in de Demerstraat in Hasselt, met Eulalia Adelaine Victoria Vandereyken in laatstgenoemde stad. Zij werd geboren op 1 februari 1839 te Hasselt als dochter van deurwaarder bij de rechtbank van eerste aanleg Joannus Fredericus en van Ernestina Joanna Rornbouts.Ga naar voetnoot31 Evenals zijn beroeps- en landgenoot Henri Poppe huwde Jannus Gotthold een goede partij. Niet alleen zijn schoonvader maar ook de getuigen bij de huwelijks- en geboorteaangifte waren gegoede burgers, nl. zijn schoonbroer de achtentwintigjarige August, bediende bij het arrondissentscommissariaat, de oom van zijn vrouw, verder de vierendertigarige Wilhelmus Mulckers, bediende bij de ontvanger der registratie, en de horlogemaker Christianus Magheels, de kooplieden Leo Demagnée en Joannes Gregorius Van Neufs en veldwachter Joannes Buteneers. Het gezin Gotthold-Vandereyken woonde in de Demerstraat op nummer 112.Ga naar voetnoot32 Later verhuisden zij naar de Nieuwstraat nummer 78. Uitgerekend in dit huis hadden de gebroeders Joannes en Nicolas Reynders hun intrek genomen roen zij het huis nummer 96 op de Grote Markt verlieten voor hun zus Maria Barbara Henrica en hun schoonbroeder Henri Poppe.Ga naar voetnoot33 Het is meer dan waarschijnlijk dat beide boekbinders elkaar kenden in de kleine stad die Hasselt was. De vraag is echter of Gorthold naar Hasselt kwam om wille van Poppe. Hadden Poppe en Gotthold al contact met elkaar, rechtsreeks of via derden, vóór | |
[pagina 305]
| |
de komst van Gotthold naar Hasselt? Liet Poppe hem in het huis van zijn schoonfamilie wonen en nam hij hem in dienst? Indien het antwoord op de laatse vraag positief is dan werkten Ferdinand Crollen en Jannus Gotthold samen in het atelier van Henri Poppe. Op het einde van de jaren 1860 begon Jannus Gotthold vermoedelijk voor eigen rekening in Hasselt. Zeker is dat deze boekbinder in maart 1873 met zijn vrouw en hun zes kinderen naar Leopoldsburg trok.Ga naar voetnoot34 Henri Poppe bleef in Hasselt. Waar hij het vak geleerd had, is niet duidelijk. Maar het duo Poppe-Reners slaagde er blijkbaar in kennis, geld en commercieel inzicht te bundelen tot een succesvolle onderneming. Het boekbinden was de belangrijkste activiteit. Van Henri Poppe is een prachtige gesigneerde band uit 1878 bekend. Deze barokaandoende band bevat het huldeboek dat de normaalschool van Sint-Truiden aanbood aan haar directeur H. Pelsers voor 25 jaar dienst. Hij was een bewijs van Poppes vakmanschap. De opdrachtgevers verkozen voor deze bijzondere gelegenheid Henri Poppe uit Hasselt boven Mathieu Behn uit Sint-Truiden zelf.Ga naar voetnoot35 Was de flamboyante stijl van Poppe geschikter voor de gelegenheid of was zijn commerciële vermogen groter? Hij was niet alleen boekbinder maar ook drukker-uitgever van schoolboekjes en gelegenheidsdrukwerk zoals bidprentjes.Ga naar voetnoot36 Uit | |
[pagina 306]
| |
een beperkte steekproef van door hem gedrukte prentjes blijkt reeds een ruime geografische verspreiding van zijn cliënteel. Dat kwam in de eerste plaats, evident, uit Hasselt maar verder vooral uit Noord-Limburg, met name uit Lummen, Opglabeek, Eksel, Houthalen en zelfs uit Lommel. Het beperkte aantal drukkers in het noorden van Limburg was reeds bekend. Feit blijft dat de uitstraling van Henri Poppe blijkbaar sterk genoeg was om ook een deel van deze markt voor zich op te eisen. Op bidprentjes uit de periode oktober 1864 - oktober 1869 drukte hij trouwens ‘boekhandel van H. Poppe’.Ga naar voetnoot37 Zo bleef Maria Barbara Henrica ook tijdens haar huwelijk nog ‘winkelierster’. Voorlopig is niet met zekerheid te zeggen of Henri Poppe al drukte toen Ferdinand Crollen eind 1859 bij hem in dienst kwam. Het oudste teruggevonden bidprentje, gedrukt door Henri Poppe, dateert van 20 oktober 1864.Ga naar voetnoot38 Op dat moment had Ferdinand Crollen het atelier op de Grote Markt, intussen van nummer 92 naar 76 verhuisd, al verlaten. Hij was namelijk op 20 april 1864 gehuwd en werd op die dag bij Poppe uitgeschreven. Poppe zelf overleed te Hasselt op 19 juni 1888.Ga naar voetnoot39 Gedurende de meer dan vier jaar, van 31 december 1859 tot 20 april 1864, die Ferdinand Crollen voor Henri Poppe werkte, was hij de enige inwonende leerjongen. Gezien de activiteiten die Henri Poppe (onmiddellijk) na Ferdinand Crollens leerjaren aan de dag legde die van het nodige vakmanschap en commercieel inzicht getuigden, mag verondersteld worden dat de jaren die Ferdinand Crollen bij Henri Poppe doorbracht leerrijke jaren waren. Zij vormden samen met de kennis die hij bij Mathieu Behn in Sint-Truiden opgedaan had (en misschien de kennis die hij in Brussel verwierf) de professionele basis voor de vestiging van een zaak. | |
[pagina 307]
| |
Vestiging en uitbouw van het boekbinders- en drukkersatelier CrollenOp 20 april 1864 verliet Ferdinand Crollen het atelier van Henri Poppe op de Grote Markt om met zijn bruid in de Cellebroedersteeg nummer 26 te gaan wonen.Ga naar voetnoot40 Economisch gezien deed de dertigjarige boekbinder, in tegenstelling tot zijn leermeester Poppe, geen erg goede zaak met de keuze van zijn levenspartner, althans niet wat haar referenties betrof.Ga naar voetnoot41 Maria Joanna Bollen was op 20 april 1864 dienstmeid in Hasselt. Zij was daar, in het gehucht Trekschuren, geboren op 19 oktober 1831 als dochter van Wilhelmus Bollen en Maria Catharina Elisabeth Heenen. Maria Bollen stamde uit een familie van landbouwers en kleine zelfstandigen waarvan verschillende leden, bij gebrek aan eigendom (?), slechts hun arbeid konden aanbieden als dagloner. De vader van Marie Bollen was dagloner.Ga naar voetnoot42 Langs moederszijde bracht de (levens)gezellin van Ferdinand Crollen evenmin geld of (boekbinders)kennis mee. Haar moeder Maria Catherina Heenen was geboren op 11 maart 1802 als dochter van Guillaume Heenen en Maria Joanna Machiels.Ga naar voetnoot43 Guillau- | |
[pagina 308]
| |
me Heenen was herbergier in Runkst waar hij op 6 februari 1809 op 70-jarige leeftijd stierf.Ga naar voetnoot44 Naar haar afstamming en haar eigen funktie als dienstmeid te oordelen was Marie Bollen niet de beste partner die Ferdinand Grollen zich kon wensen voor de vestiging van een eigen zaak. Niet alleen financieel maar ook intellectueel had de familie Bollen weinig mee te geven aan de toekomstige vrouw van een toekomstig drukker. Haar oom Jan Bollen en verscheidene andere mensen uit haar naaste omgeving konden zelfs niet schrijven. Ondanks dit alles stond Marie Bollen Ferdinand Crollen niet in de weg bij de uitbouw van een eigen berijf, integendeel. Bovendien kreeg het echtpaar Crollen-Bollen vier zonen waarvan zij er drie tot boekbinder-drukker opvoedden. Het echtpaar Crollen-Bollen woonde slechts kort in de Cellebroederssteeg. Op 13 juli 1864, nog geen drie maanden na hun huwelijk, bij de geboorte van hun eerste zoon Victor, officieel Victor Emmanuel, woonden Ferdinand en Marie Crollen in de Ridderstraat.Ga naar voetnoot45 Op 31 december 1866 werd ook hun tweede zoon Henricus Ludovicus daar geboren.Ga naar voetnoot46 Twee jaar later, op 14 februari 1869, bij de geboorte van hun derde zoon Alphonsus Michael Hubertus woonde het gezin Crollen-Bollen in de Maastrichterstraat.Ga naar voetnoot47 Daar werd ook de benjamin, Antoine Michel Leonardus, in de wandel Léon, op 25 januari 1871 geboren.Ga naar voetnoot48 Ferdinand Crollen zou tot aan zijn dood in de Maastrichterstraat blijven wonen.Ga naar voetnoot49 | |
[pagina 309]
| |
Hij woonde en werkte bijgevolg steeds in de oude stadskern en wel in het zuidelijke gedeelte. Ferdinand Crollen bewoog zich in een milieu van (kleine) zelfstandigen en handwerklieden, zoals blijkt uit de lijst van mensen die voor hem getuigden: kleermaker Ludovicus PetitjeanGa naar voetnoot50, klakkenmaker Guihelmus Maldoi, schaliedekker(s) Joseph en/of Antonius WalbourgGa naar voetnoot51, schoenmakers Francisais Palmers en Ludovicus KellensGa naar voetnoot52 en de herbergiers Petrus Roggen en Gerardus JuenGa naar voetnoot53. Opvallend is de aanwezigheid van de drieëntwintigjarige boekbinder Henri Swennen bij het huwelijk van Ferdinand Crollen en Marie Bollen op 20 april 1864. Bij de geboorte van Victor, op 13 juli getuigde Henri Swennen opnieuw, ditmaal samen met zijn vader Arnold.Ga naar voetnoot54 | |
Bemanning en productie van het atelier CrollenDe familie Swennen woonde in de Lombardstraat. Arnold Swennen was conciërge en had samen met Aldegonde Liebens minstens twee dochters, Marie en Elisabeth en drie zonen Henri, Lambert en Guillaume. Vermoedelijk ging alleen Henri in het boekbindersvak. In 1866 staat hij vermeld als ‘relieur ouvrier’.Ga naar voetnoot55 Bij Henri Poppe heeft Henri Swennen nooit ingewoond, evenmin bij Ferdinand Crollen zelf. Niettemin kenden beide mannen | |
[pagina 310]
| |
elkaar goed gezien Henri Swennen zowel bij het huwelijk als bij de geboorte van de eerste zoon van Ferdinand Crollen als getuige optrad en bij deze laatste gelegenheid zelfs zijn vader meebracht. Ferdinand Crollen zelf staat, na zijn huwelijk, opgetekend als ‘ouvrier relieur’ in de Cellebroederssteeg.Ga naar voetnoot56 Maar twee jaar later, in 1866, noteerde men hem als meester-boekbinder in de Ridderstraat.Ga naar voetnoot57 Was Henri Swennen ook in de leer geweest bij Henri Poppe op de Grote Markt, twee straten van de Lombaardstraat verwijderd en had hij daar vriendschap gesloten met Ferdinand Crollen? En was Henri Swennen voor Ferdinand Crollen gaan werken toen die zich, na zijn huwelijk en de verhuizing van de Cellebroederssteeg naar de Riddestraat nummer 1, als zelfstandig boekbinder vestigde? Daar zou inwonen evenmin noodzakelijk zijn geweest; ook de Ridderstraat lag op loopafstand van de Lombaardstraat. Henri Swennen heeft misschien wel behoord tot de mensen die bij Ferdinand Crollen in dienst waren.Ga naar voetnoot58 In 1886 was Hendrik Swennen nog steeds werkzaam als boekbinder in loondienst. Op 17 juli van dat jaar trad hij toe tot de Drukkersvereniging van Hasselt, een maatschappij voor onderlinge bijstand.Ga naar voetnoot59 In 1880 woonden de vijftienjarige Eugène en de elfjarige Felix Wellens uit Lummen bij het gezin Crollen-Bollen in. Hoewel het Bevolkingsregister (omwille van hun leeftijd?) geen melding maakt van hun beroepsactiviteit, is het meer dan waarschijnlijk | |
[pagina 311]
| |
dat ook zij in het atelier van Ferdinand Crollen werkten. Dat zou het aantal werknemers van Crollen op drie brengen. Hij trok echter niet alleen mensen van buiten aan, hij leidde ook zijn zonen op, met uitzondering van de derde, Alphonsus Michael Hubertus, die nog vóór hij zijn derde verjaardag mocht vieren, stierf.Ga naar voetnoot60 In 1880 gaf Ferdinand Crollen zijn twee oudste zonen, de zestienjarige Victor en de veertienjarige Henri-Louis, als boekbinder op. Tien jaar later werkte ook de jongste zoon Léon in het atelier van zijn vader.Ga naar voetnoot61 Een dergelijke bezetting liet Ferdinand Crollen toe een grote activiteit te ontplooien. Volgens de tot op heden teruggevonden gegevens lijkt het hoogtepunt van zijn professionele activiteit zich in het midden van de jaren 90 te situeren, toen hij aan zijn zevende levensdecenmum begon. Bij de Burgerlijke Stand en het Bevolkingsregister liet hij zich steeds als boekbinder optekenen. Het verguldwerk zou alleen hij, en niet de mensen bij hem in dienst, voor zijn rekening hebben genomen.Ga naar voetnoot62 In de PBL wordt een mooi voorbeeld van zijn vakmanschap bewaard. Een gesigneerde band die de statuten en de verslagen van de werkzaamheden van de ‘Hasseltsche Spaar- en Voorzienig-heidsbond’ bevat. Deze vereniging werd op 1 juli 1893 opgericht onder erevoorzitterschap van burgemeester Goetbloets en pastoordeken Rachels.Ga naar voetnoot63 Waarschijnlijk is de band in opdracht uitgevoerd ter gelegenheid van de stichting van de bond in 1893. De band, uit rood marokijn, meet 368 bij 543 mm en is goudgestempeld. Op het voorplat in gotische letters, gevat in een rijkversierd kader van losse stempels en rolstempels, de titel ‘Hasseltsche Spaar- en Voorzienigheidsbond’. In de rechterbenedenhoek, eveneens in gotische letters ‘Crollen & Zonen Boekb. Hasselt’. Op | |
[pagina 312]
| |
het achterplat een goudgestempeld kader in soberder uitvoering. Kanten en inslagen zijn eveneens goudgestempeld. Dek- en schutbladen zijn van wit moirépapier, De scharnieren zijn met rood imitatieleer versterkt (afb. 1).Ga naar voetnoot64 Het atelier in de Maastrichterstraat bond niet enkel boeken van groot formaat, maar voerde ook kleinere opdrachten uit, zoals het inlijsten van prenten en foto's. In het Stadsarchief van Hasselt wordt een foto (210 × 174 mm) op kartonnen drager met zwart papier en roodbruine bies bewaard van een niet-geïdentificeerde overkoepelende vakvereniging (afb. 2).Ga naar voetnoot65 Op de achterzijde is een ovaal etiket (66 × 37 mm) gekleefd waarop gedrukt staar ‘F. Crollen et Fils, Librairie-Papeterie, Rue de Maestricht, 56-62 Hasselt’. Verder vertelt het vignet nog dat Crollen in zijn winkel van papier- en bureaubenodigdheden ‘Encre Stephen, les meilleurs des encres anglaises’ verkocht. Behalve boekbinder en boekhandelaar was Crollen ook drukker. Ten laatste vanaf eind mei 1893 drukte hij bidprentjes.Ga naar voetnoot66 Zijn drukkersactiviteiten beperkten zich niet tot gelegenheidsdrukwerk. Vanaf december 1896 werd bij Crollen L'Ancien Pays de Looz gedrukt. Opgericht in 1896 door de gewezen liberale gemeenteraadsleden Constant Bamps en Emile Geraets, richtte dit tijdschrift zich met uiteenlopende onderwerpen en illustraties over de Limburgse geschiedenis tot een breed publiek. De eerste twee nummers werden bij L. Maris gedrukt. Het derde nummer kwam, evenals de door uitputting noodzakelijke herdruk van de eerste twee nummers, bij Crollen en Zonen van de pers. Zij drukten het tijdschrift op een iets groter formaat, voerden de titel mooier uit en haalden het wapen van de stad Hasselt van de titelpagina.Ga naar voetnoot67 Na | |
[pagina 313]
| |
Afb. la: De Hasseltsche Spaar- en Voorzienigheidsbond [1893]- Gebonden door ‘Crollen en Zonen Boekb. Hasselt’.- Provinciale Bibliotheek Limburg, Hasselt.
| |
[pagina 314]
| |
Afb. 1b: Detail van het voorplat met binderssignatuur.
| |
[pagina 315]
| |
Afb. 2a: Foto van een niet-geïdentificeerde overkoepelende vereniging.- Stadsarchief Hasselt, IC 533.
| |
[pagina 316]
| |
Afb. 2b: Etiket van Ferdinand Grollen en Zonen. Achterzijde van dezelfde foto.
| |
[pagina 317]
| |
de dood van Ferdinand Crollen op 12 november 1897 werd L'Ancien Pays de Looz door zijn weduwe en zonen gedrukt.Ga naar voetnoot68 Bij het verschijnen van het vierde nummer van de eerste jaargang -het tweede dat bij Crollen werd gedrukt- werd een lijst met boeken toegevoegd die Crollen in zijn boekhandel te koop aanbood. Die lijst was op maat van het lezerspubliek van het tijdschrift gesneden. Ze bevatte één Nederlandstalige en twintig Franstalige studies die verschillende perioden en onderwerpen behandelen uit de Limburgse en vooral uit de Hasseltse geschiedenis (afb. 3). Het ontbrak de familie Crollen duidelijk niet aan commercieel inzicht. Dubois d'Enghien vermeldt Crollen bovendien als lithograaf. Van steendrukken, afkomstig uit het atelier Crollen zijn echter tot op heden geen sporen teruggevonden.Ga naar voetnoot69 Hoewel een systematisch onderzoek naar de beroepsactiviteiten van Ferdinand Crollen nog moet gebeuren, kan op basis van de hier geboden informatie gezegd worden dat de vierenzestigjarige Crollen bij zijn overlijden op 12 november 1897 een goedgevuld en relatief succesvol beroepsleven achter de rug had. Geboren in een weinig welstellend en weinig geletterd milieu, had hij het geluk opgeleid te worden door bekwame boekbinders (en drukkers ?) uit het land van Gutenberg en de kracht een goedlopende zaak op te bouwen die hij bij zijn dood aan zijn weduwe en zonen kon overdragen. | |
Ferdinand Crollen, stichter van een boekbinders- en drukkersgeslachtNa de dood van Ferdinand Crollen nam Marie Crollen-Bollen, althans op papier, tijdelijk het roer over. Van november 1897 tot en met het laatste nummer van 1901 werd het tijdschrift L'Ancien Pays de Looz door Weduwe Crollen en Zonen gedrukt.Ga naar voetnoot70 Eind maart 1899 werd Marie Bollen echter niet meet zakelijk erkend; op een bidprentje werd gedrukt ‘Drukk[erij] Gebr[oeders] Crol- | |
[pagina 318]
| |
Afb. 3: L'Ancien Pays de Looz, jg. 1, 1896, nummer 4, bijlage.- Provinciale Bibliotheek Limburg, Hasselt.
| |
[pagina 319]
| |
len’.Ga naar voetnoot71 Bij het overlijden van haar man was Marie Bollen 66 jaar en was het bijgevolg logisch dat haar zonen de zaak overnamen.Ga naar voetnoot72 De vermelding van Marie Bollen als zaakvoerster zou kunnen wijzen op opvolgingsproblemen. Van de zonen van Ferdinand en Marie werden er, zoals boven vermeld, drie boekbinder. De oudste, Victor, zou echter nooit voor eigen rekening beginnen. Dertig jaar oud stierf hij in het ouderlijk huis op 9 oktober 1894.Ga naar voetnoot73 De tweede zoon, Henri Louis, verging het anders. Hij woonde en werkte nog bij zijn vader toe hij op 16 mei 1896, op dertigjarige leeftijd in het huwelijksbootje stapte met Félicie Marie Rienckens.Ga naar voetnoot74 Félicie Marie, wier vader als schoenmaker gevestigd was in dezelfde straat, had tien jaar eerder, op 21 augustus 1886, het leven geschonken aan een dochter, Maria Adela Rienckens, die ‘erkend en gewettigd geworden [is] door een opvolgend huwelijk tusschen Henricus Ludovicus Croilen en Felicia Maria Rienckens deszelfs ouders’.Ga naar voetnoot75 Op 15 juni betrok het paar het huis nummer 2 aan de Batterijstraat. Daar werden ook hun twee dochters Anne Louise Pélagie, op 28 maart 1897 en Judith Léon Marie op 7 juni 1898 geboren. Adèle zou echter niet in het huis worden opgenomen.Ga naar voetnoot76 Waren er relationele problemen? De financiële situatie van het echtpaar Crollen-Rienckens kan echter ook een rol daarin hebben gespeeld. In het huis woonden namelijk nog twee andere gezinnen, het gezin Claes-Lambert waarvan de man politieagent was en het gezin Smeets-Coninx, waarvan de man vervoerder was en de vouw ook mee werken moest als naaister. Belandde Henri Louis Crollen, en met hem zijn gezin, in deze situatie (naar aanleiding van zijn huwelijk) in | |
[pagina 320]
| |
conflict met zijn vader? Het was immers vreemd dat hij als oudste nog levende zoon, die bovendien tot boekbinder was opgeleid, niet meer in het ouderlijk huis bleef wonen zoals zijn jongere broer wel zou doen. Bij zijn intrek in het huis in de Batterijstraat werd Henri Louis als ‘ouvrier relieur’ opgerekend. Hij bleef dus in het vak maar werkte niet zelfstandig. Vermits onder meer in het tijdschrift L'Ancien Pays de Looz als drukker ‘F. Crollen en zonen [!] staat, mag men aannemen dat Henri Louis bij zijn vader en later bij zijn moeder en zijn broer bleef werken. In 1900 staat Henri Louis Crollen opgetekend als boekbindersgast en herbergier. De verdiensten als boekbindersgast waren blijkbaar ontoereikend en de aanvullende activiteiten als herbergier lieten het gezin vermoedelijlk toe een eigen woning in de Nieuwstraat nummer 20 te betrekken. Ook Adèle woonde toen bij hen. Niet voor lang echter. Op 12 oktober 1901 vertrok zij naar de Middelburgstraat nummer 5 in Bosvoorde, ten zuiden van Brussel.Ga naar voetnoot77 Op 12 december volgde Henri Louis haar.Ga naar voetnoot78 Waarschijnlijk bleef hij er niet, in tegenstelling tot Adèle die pas op 16 augustus 1905 naar Hasselt terugkeerde om haar intrek te nemen bij Jan Lodewijk Verlaak op tie Kiekenmarkt nummer 3. De negentienjarige Adèle Crollen stond bij deze zeventigjarige ‘kot- en kachelmaker-handelaar’ ingeschreven als ‘winkeldochter’.Ga naar voetnoot79 Intussen was haar moeder, Felicia Maria Rienckens, op 21 maart 1902 overleden.Ga naar voetnoot80 In 1910 woonde weduwnaar Henri Louis Crollen in de Aldestraat nummer 19, het latere nummer 14. In dat jaar staat Henti Louis vermeld als boekbinder zonder meer.Ga naar voetnoot81 In 1920 bestond zijn voornaamste beroepsbezigheid niet meer uit boekbinden maar uit een aanverwante activiteit met name het inlijsten. Toen de tweede zoon van Ferdiand Crollen op 26 mei 1925 stierf, had geen van zijn dochters de boekbindersactiviteiten overgenomen of doorgegeven.Ga naar voetnoot82 | |
[pagina 321]
| |
Adèle Crollen woonde in 1910 opnieuw bij Henri Louis in en huwde op 17 mei 1920 met meubelmaker August Hubert Liesens. Deze was op 11 december 1891 in Tongeren geboren en had tot mei 1920 in Luik gewoond. Toen Adèle op 3 maart 1921 stierf, keerde haar weduwnaar terug naar zijn geboortestad om er bij de Steenderpoort te gaan wonen.Ga naar voetnoot83 Anna Louisa Pelagia Crollen huwde op 21 mei 1921 Astère René Vander Beken die al evenmin in het boekbindersvak werkzaam was. De op 19 oktober 1894 in ‘Deynze’ geboren Astère was werktuigkundige van beroep. Tien jaar na hun huwelijk, op 19 september 1931, verliet het echtpaar Vander Beken-Crollen het huis in de Aldestraat om in de Nieuwstraat nummer 29 te gaan wonen.Ga naar voetnoot84 De jongste dochter van Henri Louis, Judith, huwde op 31 maart 1923 met gemeenteambtenaar Joannes Joseph Paul Leopold Gilissen, geboren te Hasselt op 19 juli 1899. Ook het echtpaar Gilissen-Crollen vertrok op 19 september naar de Nieuwstraat nummer 29.Ga naar voetnoot85 Met zijn zoon Henri Louis zette Ferdinand Crollen geen boekbinders- en drukkersgeslacht verder. Het feit dat Henri Louis geen zonen had was een bepalende factor. Reeds daarvóór echter, bij het verlaten van zijn vaders huis bij zijn huwelijk, en het niet opbouwen van een eigen zaak of het ontplooien van andere activiteiten zoals het openhouden van een herberg, bleek duidelijk dat Fedinand Crollen in Henri Louis niet zijn echte opvolger zag. Wat de oudsten niet vermochten, deed de jongste. Léon zette de activiteiten van zijn vader wel verder en met succes. Op 17 februari 1900 huwde Léon met Maria Alphonsina Petronella Walbourgh. Hij bleef na zijn huwelijk in het ouderlijk huis in de Maastrichterstraat wonen. Daar werden hun beide zonen geboren, Andreas Théodore Michel Ferdinand op 2 december 1900 en Lodewijk Maria Willem op 12 augustus 1902.Ga naar voetnoot86 Léon Crollen was | |
[pagina 322]
| |
er, evenals zijn vader, drukker, boekbinder en handelaar.Ga naar voetnoot87 Waar eind maart 1899 nog ‘Gebr[peders] Crollen' op een bidprentje werd gedrukt, verscheen op de bidprentjes ten laatste vanaf eind juli van dat jaar nog enkel ‘L[éon] Crollen’.Ga naar voetnoot88 Tussen de broers Léon en Henri Louis heeft zich vermoedelijk een strijd afgespeeld om de professionele nalatenschap van hun vader Ferdinand. L'Ancien Pays de Looz vermeldde tot eind 1901 namelijk nog ‘Weduwe Crollen en zonen[!]’ als drukkers. Slechts in januari 1902, op het eerste nummer van de zesde jaargang, mocht Léon Crollen zijn naam alleen vermelden.Ga naar voetnoot89 Henn Louis had zijn beroepsactiviteiten inmiddels gedeeltelijk verlegd en hield toen ook een herberg open.Ga naar voetnoot90 Léon bleef drukker van L'Ancien Pays de Looz tot eind 1906. Het eerste nummer van de elfde jaargang werd in januari 1907 door Jos. Van Langenacker gedrukt. De wisseling van drukker gebeurde in dezelfde periode dat Alfred Habets de leiding van het tijdschrift overnam van Constant Bamps.Ga naar voetnoot91 Het zwaartepunt van Léon Crollens beroepsactiviteiten bleef, zoals het geval was geweest met zijn vader, het boekbinden. In de wisselende omschrijvingen die het Bevolkingsregister van de bezigheden gaf, was het boekbinden de enige constante.Ga naar voetnoot92 Dubois d'Enghien vermeldt hem ook als opvolger van zijn vader bij wie hij het vak ook leerde. Daarna ging hij zich vervolmaken in het vergulden in de Boekbindersschool van de stad Brussel, waar hij de lessen van Louis Jacobs volgde, deskundige in deze materie. Louis Jacobs werkte in de periode 1880-1925 samen met verschillende grote Brusselse boekbinders zoals Dubois d'Enghien, De | |
[pagina 323]
| |
Buyl en Rijkers. Jacobs lessen waren aan Léon Crollen wel besteed. Crollen nam met succes deel aan diverse tentoonstellingen; in 1907 won hij te Sint-Truiden de zilveren medaille, in 1910 te Brussel en in 1913 te Gent de gouden medaille.Ga naar voetnoot93 Banden die kunnen getuigen van het vakmanschap van Léon Crollen zijn ons niet bekend. Wel een reclameblaadje dat ons bevestigt dat hij op de Wereldtentoonstelling van 1910 te Brussel de gouden medaille won in de categorie ‘reliures-dorures-registres’ (afb. 4).Ga naar voetnoot94 Het atelier en de woning van Léon Crollen waren vanaf 1910 gevestigd in het huis nummer 13 in de Diesterstraat (afb. 5).Ga naar voetnoot95 Daar drukte hij minstens tot in 1917 en werkte er in 1920 nog als boekbinder.Ga naar voetnoot96 Léon Crollen trad niet alleen zelf in de voetsporen van zijn vader, met zijn zoon Michel werd het boekbinders- en drukkersgeslacht Crollen voortgezet. Zijn oudste zoon huwde op 30 juli 1927 Leonia Emelia Henrieta Veltkamp.Ga naar voetnoot97 Het echtpaar Crollen-Veltkamp nam zijn intrek in de Lom baard straat nummer 4. Daar werd hun dochter Andrée Paule Marie Cornélie op 21 december 1928 geboren. Michel Crollen staat in het Bevolkingsregister opgetekend als drukker.Ga naar voetnoot98 De andere activiteiten van Michel Crollen en het wedervaren van zijn broer Louis vallen, gezien de ontoegankelijkheid van de bronnen, buiten het bestek van deze bijdrage. | |
[pagina 324]
| |
Afb. 4a: Reclameblaadje van Léon Crollen, Hasselt, na 1910. Voorzijde.- Provinciale Bibliotheek Limburg, Hasselt.
| |
[pagina 325]
| |
Afb. 4b: Redameblaadje van Léon Crollen, Hasselt, na 1910. Achcerzijde.- Provinciale Bibliotheek Limburg, Hasselt.
| |
[pagina 326]
| |
Afb. 5: Het huis van Léon Crollen in de Diesterstraat nummer 13 te Hasselt.
| |
[pagina 327]
| |
BesluitBepalend voor Ferdinand Crollen waren niet de huwelijksbanden maar wel de leerling-meester relaties. Hij woonde en werkte minstens twee jaar bij boekbinder Mathieu Behn en meer dan vier jaar bij boekbinder (en drukker) Henri Poppe. Waarschijnlijk was de band tussen ‘relieur-ouvrier’ Henri Swennen en ‘meester-boekbinder’ Ferdinand Crollen ook onder deze noemer te vatten. Was de relatie leerling-meester in het derde kwart van de negentiende eeuw nog erg persoonlijk, naar het eind van de eeuw toe werd die geïnstitutionaliseerd. De jongste zoon van Ferdinand, Léon, werd wel door zijn vader opgeleid, maar volgde daarnaast ook les bij Louis Jacobs in Brussel. Huwelijksbanden speelden in de vestiging van de onderzochte boekbinders- en drukkersbed rij ven wel een andere rol. Zoals voor andere zelfstandigen was ook voor een boekbinder-drukker de sociaal-economische afkomst van de huwelijkspartner van belang. Ferdinand Crollen scheen met zijn huwelijk geen onmiddellijk professioneel voordeel te hebben gedaan, Henri Poppe daarentegen wel. Bloedverwantschap was in het onderzochte segment van het Limburgse boekbinders- en drukkersmilieu van de tweede helft van de negentiende eeuw eveneens belangrijk. De drie (volwassen) zonen van Ferdinand Crollen gingen in het vak, en minstens één kleinzoon. Van Mathieu Behn is eveneens een familielid boekbinder bekend, zijn jongere broer Guillaume. Toch was bloedverwantschap in deze periode niet meer onontbeerlijk voor het uitoefenen van het ambacht. Mathieu Behn en Ferdinand Crollen, beiden zonen van dagloners, hebben bewezen dat ook andere wegen cot het vak konden leiden. Het beroep van drukker of boekbinder als middel tot sociale promotie? De geletterde drukkers, boekbinders, en boekverkopers met een eigen zaak stonden hoger op de maatschappelijke ladder dan de vaak ‘schrijvend onkundige’ en bezitloze dagloners. De beroepsactiviteit was echter niet de enige factor die het sociale aanzien bepaalde, ook de afkomst en de reeds vermelde rol van het huwelijk waren mede bepalend. Zo werd Henri Poppe opgenomen in de kring van gegoede burgers en bleef Ferdinand Crollen zich bewegen in een milieu van handwerklieden en kleine zelfstandigen. | |
[pagina 328]
| |
De negentiende eeuw was niet enkel een tijd van sociale verschuivingen maar ook van geografische mobiliteit. De aanwezigheid van Mathieu Behn, Henri Poppe en J(oannes) Gotthold in respectievelijk Sint-Truiden en Hasselt was reeds bekend. Ons onderzoek leverde informatie op over hun familiale situatie èn gaf tevens een nadere datering van hun aankomst; het legt bovendien verbanden tussen wat voorheen als geïsoleerde gevallen werd beschouwd. De komst van de drie Duitse boekbinders is te situeren in de jaren 1840 en 1850, een woelige tijd in het toekomstige Duitsland. Vraag is of de komst van Joannes Gotthold naar (Poppe? in) Hasselt, van Jacques Guillaume Behn en vooral van Guillaume Eirel en Nicolas Renard naar Mathieu Behn in Sint-Truiden, op een netwerk van Duitse boekbinders (of/en politieke vluchtelingen) wijzen, waarbij Limburg, door zijn ligging in het tolerante België en dicht bij de Duitse grens, een rol zou hebben kunnen spelen. Deze vraag moet vooralsnog onbeantwoord blijven. De voorhanden zijnde gegevens bewijzen wel dat de Duitse invloed op de Belgische boekbinders niet mag onderschat worden. Hoewel Dubois d'Enghien stelt dat Duitse binders zich vaker in het buitenland vestigden, en voorbeelden noemt van Duitsers die in België een succesvolle loopbaan opgebouwd hebben, legt hij vooral en herhaaldelijk de nadruk op de Franse invloed op de Belgische boekbinderswereld. Ook andere onderzoekers benadrukken dit sterk.Ga naar voetnoot99 Opvallend daarbij is dat zij hun vaststelling op stijlkenmerken baseren, een aspect dat in deze studie nauwelijks of niet aan bod is gekomen. Met deze studie wilden wij integendeel voornamelijk andere aspecten, met name sociale en genealogische, van het internationaal beïnvloede boekbindersmilieu belichten. | |
[pagina 329]
| |
[pagina 330]
| |
[pagina 331]
| |
|