De Gulden Passer. Jaargang 75
(1997)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 239]
| |
Hernieuwde belangstelling voor het oude sierpapier.
| |
Sierpapier voor publicaties van Antwerpse volkskundigenEmile van Heurck, die als fijnzinnig bibliofiel streng over het esthetische uitzicht van zijn publicaties waakte, liet rond zijn bij | |
[pagina 240]
| |
J.E. Buschmann (Antwerpen) gedrukte Histoire de l'imagerie een keurig sierpapier aanbrengen. De opmaak van het papier vertoont uitgestrooide punten en elkaar in rechte hoeken kruisende lijnen. Een etiket op het voorplat vermeldt de naam der auteurs en de verkorte titel van het boek. In 1916 publiceerde Emile van Heurck zijn Guirlande de Saints. Notes de Folklore. Het boekje kwam bij Buschmann in het voorjaar van de pers.Ga naar voetnoot5 Blauw geverfd sitspapier met een strooipatroon van gele bloemetjes bedekt de platten. Dat bewust voor een archaïserende opmaak gekozen was, blijkt uit een zinsnede van een in verband met dit boekje verspreid publicitair vouwblad: ‘La couverture cartonnée est ornée d'un semis de fleurons tiré à la main sur un domino ancien emprunté aux riches collections de l'auteur’.Ga naar voetnoot6 Guirlande de saints vormde het eerste deeltje van een door de Antwerpse boekhandelaar Albert de Tavernier Zoon tijdens de Eerste Wereldoorlog uitgegeven reeks folkloristisch getinte bibliofiele werkjes, allemaal bij Buschmann gedrukt. Uiteindelijk verschenen in het totaal vier deeltjes.Ga naar voetnoot7 Drie ervan hebben een met sierpapier bedekte omslag: afgezien van het reeds genoemde boekje ook nog de deeltjes twee en vier.Ga naar voetnoot8 | |
[pagina 241]
| |
Het tweede bandje kwam in oktober 1916 op de markt.Ga naar voetnoot9 Het ging om Dit is iets over de geschiedenis van het Poppenspel in Vlaanderen in't bizonder en over den alom vermaarden Antwerpschen Poesje van Ary Delen, op dat ogenblik assistent aan het Museum Plantin-Moretus. De speciaal voor dit werkje verspreide folder deelt mee dat Buschmann ervoor gezorgd had ‘dat het boekje het uitzicht kreeg van onze oude Vlaamsche zgn. “blauwboeken”’. Het was ‘gecartoneerd volgens een typisch oud dominopatroon’.Ga naar voetnoot10 Het hier bedoelde sierpapier vertoont kleine rode ruiten die de hoeken van onderliggende grotere blauwe ruiten overlappen. In het midden van elke ruit is een bijna vierkante bruine stip aangebracht. Op het voorplat prijkt een gedrukt etiket dat in een pseudo-zestiende-eeuws handschrift de titel, de uitgever en het jaartal vermeldt (zie ill.). In 1918 publiceerde A. de Tavernier het vierde - ditmaal vrij volumineuze - deeltje: Les Commentaires et l'Idéographie du Jeu de Loto dans les Flandres. Suivis d'un Glossaire van de dichter, volkskundige en xylograaf Max Elskamp. Voor de omslag van deze waardevolle volkskundige studie is lussenmarmerpapier gebruikt. Op het voorplat kleeft een etiket met de naam van de auteur en de titel van het boek. Max Elskamp - die zichzelf als een ‘imagier-dominotier’ zagGa naar voetnoot11 - heeft het sierpapier gekozen, vermits hij persoonlijk ten nauwste bij de technische totstandkoming van dit boek betrokken was.Ga naar voetnoot12 | |
[pagina 242]
| |
[pagina 243]
| |
Antwerpse collectiesOndertussen hadden de organisatorenGa naar voetnoot13 van de volkskundige tentoonstelling ‘Ons Volksleven’ in het Koninklijk Kunstverbond te Antwerpen van 1 tot 30 oktober 1916 de oude ‘dominoteries’, door er een hele collectie van te tonen, onder de aandacht van een ruimer publiek gebracht.Ga naar voetnoot14 Hiermee zorgden de Antwerpse folkloristen echter niet voor een primeur. Al in 1910 had Isidoor Teirlinck een aan het Prentenkabinet van de Koninklijke Bibliotheek ontleende ‘verzameling versierd omslagpapier voor boeken en schrijfboeken (uit de XVIe-XIXe eeuw)’ getoond in de ‘Folklore-tentoonstelling’ welke hij in het Jubelpark ter gelegenheid van de ‘Exposition Universelle et Internationale de Bruxelles’ georganiseerd had.Ga naar voetnoot15 Op de wereldtentoonstelling van 1930 te Antwerpen was het sierpapier weerom present. Emile H. van Heurck exposeerde er van juli tot september een ‘verzameling versierd omslagpapier voor boeken, schrijfboeken, doozen, enz. 18e en begin 19e eeuw’.Ga naar voetnoot16 Deze verzameling sierpapier gaat in de catalogus van de nalatenschap van Emile van Heurck (overleden op 30 juli 1931) schuil achter de korte vermelding ‘Lot papier dominoterie’.Ga naar voetnoot17 In 1933 werd in de Scheldestad een ‘collection d'échantillons de pa- | |
[pagina 244]
| |
piers ornés’ uit het privé-museum van Frans Claes geveild.Ga naar voetnoot18 In tegenstelling tot wat de catalogusnotitie laat vermoeden, betrof het echter geen sierpapier maar deels op textiel gedrukte en deels op papier geschilderde stalen van één of meer Antwerpse katoendrukkerijen.Ga naar voetnoot19 Een tot op heden nooit geëxposeerde en nochtans rijke collectie sierpapier uit de achttiende en vroege negentiende eeuw berust in het Volkskundemuseum te Antwerpen. Zij omvat uiteenlopende types, zoals effen geverfd papier, metaalpapier, marmerpapier, stijfselpapier, blokdrukpapier en reliëfdrukpapier. Het omvangrijkste deel van deze verzameling verwierf het museum in 1958-1959 van de erfgenamen Goudswaard in Baarn (Nederland).Ga naar voetnoot20 De Nederlander Jos. Goudswaard heeft in zijn Uit 't leven van een LeurderGa naar voetnoot21 verteld hoe hij jarenlang, vóór het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, steden en dorpen in Vlaanderen bezocht om met kunstboeken te ‘leuren’ en - tussendoor - ook in antiquarische boeken handel te drijven. Van zijn omzwervingen maakte hij gebruik om volkskundige voorwerpen op te sporen, voor de eigen collectie maar ook voor die van anderen. Aan Max Elskamp bijvoorbeeld leverde hij veel materiaal toen die de oprichting van het Antwerpse (in 1907 effectief geopende) Museum voor Folklore voorbereidde.Ga naar voetnoot22 | |
[pagina 245]
| |
Terloops bracht Goudswaard sierpapier als verzamelobject ter sprake in zijn mémoires: ‘Uit Parijs was me dien dag gezonden het met honderden Oostersche miniaturen getooide boek “Les mille nuits et une nuit”, met de heerlijke zinnelijk-fransche vertaling van Dr. Mardrus. De randversieringen uit 1300 worden vergeleken met de teekening van oude schutbladen of dominoteries van 1700. Overgenomen, gestolen! Er is niets nieuws onder de zon’.Ga naar voetnoot23 Dat mensen als Emile van Heurck, Max Elskamp en Jos. Goudswaard belangstelling voor het oude sierpapier koesterden, was niet verwonderlijk, gezien hun bijzondere aandacht voor de ambachtskunst en voor al wat in verband stond met de esthetische ervaringswereld van de niet-elite. Hun interesse voor sierpapier lag, zeker voor wat het blokdrukpapier aanging, volledig in het verlengde van die voor volks- en kinderprenten, eveneens producten van de aloude ‘dominotiers’. | |
Oscar van Schoor en het sierpapierIn een Antwerpse privé-verzameling berust een omslag met sierpapier uit de collectie van de op 9 juli 1936 in de Scheldestad overleden apotheker en volkskundige Oscar van Schoor. Het pakket bestaat uit: 1) 54 onversneden plano's ambachtelijk vervaardigd sierpapier, 2) een door Oscar van Schoor zelf samengesteld album met 46 opgekleefde stalen van elk ongeveer 11 × 10 cm, 3) enkele losse, hoofdzakelijk van boekomslagen afkomstige fragmenten (waaronder marmerpapier). Het ‘staalboek’ bevat, naast oud materiaal (waaronder brokaatpapier gesigneerd: ‘C.P.S.C.M. Simon’), nogal wat sierpapier dat pas uit het late negentiende of het begin van de twintigste eeuw dateert. Bij de 54 plano's gaat het om handgeschept papier, waarvan er 24 een watermerk vertonen (in het totaal 12 verschillende watermerken). Twaalf vellen zijn aan één zijde effen geverfd (waarvan | |
[pagina 246]
| |
vier met een glanzend oppervlak. Eén vel is dubbelzijdig geverfd en geglansd. De overige 41 bladen (waarvan 25 geglansd) behoren tot de categorie blokdrukpapier. Hiervan vertonen er 21 een verschillende opmaak en / of kleur. De hele partij plano's geeft de indruk één geheel te vormen, namelijk afkomstig te zijn van één leverancier. Sommige van deze plano's vertonen dezelfde kenmerken als bepaalde bladen uit het Volkskundemuseum. Een fractie van de Goudswaard-collectie maakte klaarblijkelijk ooit deel uit van éénzelfde partij sierpapier als de Van Schoor-plano's. Als rondreizend boekhandelaar-antikwaar met een open oog voor relicten van de preïndustriële volkscultuur was Jos. Goudswaard bijzonder goed geplaatst om oud sierpapier te vergaren. Maar wellicht had ook Oscar van Schoor, als zoon van een meesterknecht-drukker, toegang tot het wereldje van het boekbedrijf.Ga naar voetnoot24 Over de goede verstandhouding tussen deze beide verzamelaars-volkskundigen legde Goudswaard volgende getuigenis af: ‘Als ik u mijn vriend den Dendermondschen in Antwerpen wonenden apotheker Oscar van Schoor noem is het voornamelijk omdat deze geleerde volksvriend behalve in mijn boeken veel belang stelt in alles wat de folklore aangaat. Hij die zelf belangrijke verzamelingen bezit, voelt zich altijd gelukkig in de mijne’.Ga naar voetnoot25 Oscar van Schoor was in 1916 één van de volkskundigen die de tentoonstelling ‘Ons Volksleven’ organiseerden. Ter herinnering aan deze manifestatie publiceerde hij in 1917 een beschrijving van de onderscheidene afdelingen. Aan de ‘dominoteries’ - kwamen zij misschien uit zijn collectie? - wijdde hij een apart kapittel: ‘In eene toonkast nevens de drukkerij, benevens enkele houtsneeplaten, ligt een merkweerdige verzameling gekleurde omslagpapieren en schutbladen voor boeken zooals die in de vorige eeuwen en tot 1850-60 gebruikt werden. Bloemkens, driehoekjes en vierkantjes, grillige bladertjes en kromme en rechte lijnen in schrille | |
[pagina 247]
| |
kleuren, die hevig tegen elkaar afsteken en het zoo eigenaardige kleed vormden waarmede de oude boekbinders de ingenaaide boeken omkleedden. Er zijn van die dominoteries die ons aan Corduaansch goudleer doen denken, andere aan marmer, met een spel van strepen en tinten, andere verbeelden geometrische vormen, rond, eivormig, hoekig, langwerpig; sommige gelijken heel wel op dobbelsteenen, of op dominosteenen, waarvan dan ook de generische naam is voortgekomen’.Ga naar voetnoot26 Jos. Goudswaard noemde Oscar van Schoor in 1915 ‘een Vlaming uit één stuk, die niet alleen in de gewone omgangstaal maar vooral in de wetenschappelijke zich beijvert de waarde, het gewicht onzer Vlaamsche sprake hoog te houden’. Ook de geciteerde passus uit 1917 over de ‘dominoteries’ getuigt van dit streven naar het ontwikkelen van een geëigende Nederlandse terminologie, in dit geval dus inzake objecten uit de materiële volkscultuur. Het betreft hier wellicht de allereerste tekst uit Vlaanderen waarin getracht wordt de veelvuldige verschijningsvormen van sierpapier zo accuraat mogelijk weer te geven. | |
Wachten op een doorbraakOok al werden in 1930 nog voorbeelden van ‘versierd omslagpapier’ op de wereldtentoonstelling geëxposeerd, toch was na de Eerste Wereldoorlog de ‘rage’ inzake ‘dominoteries’ bij de Antwerpse bibliofielen-volkskundigen definitief voorbij. Voor de omslag van zijn Les Drapelets de Pèlerinage en Belgique et dans les pays voisins, in 1922 bij Buschmann gedrukt, koos Emile van Heurck een effen grijs gekleurd papier. Fleurig dominoteriepapier leek plots niet meer geschikt voor serieuze volkskundige publicaties. Misschien was dit wel te wijten aan sommige chagrijnige critici die de tijdens de oorlog verschenen Buschmann-Tavernier-boekjes als ‘puérilités’ bestempeld hadden.Ga naar voetnoot27 | |
[pagina 248]
| |
Al bestonden belangrijke en minder belangrijke verzamelingen te Antwerpen (Goudswaard, Van Heurck en Van Schoor), te Brussel (Prentenkabinet KB) en wellicht ook elders, toch kwam de studie van het sierpapier niet op dreef. In hun L'Imagerie Populaire des Pays-Bas. Belgique-Hollande, in 1930 te Parijs uitgegeven, besteedden Emile van Heurck en G.J. Boekenoogen - ondanks de aanwezigheid van de Van Heurck-collectie - geen aandacht aan het sierpapier. Het dient gezegd: de wijze waarop verzameld werd vergemakkelijkte het wetenschappelijke onderzoek inzake sierpapier niet. De collectioneurs hebben hun verzamelobject steeds als een ‘ding op zich’ benaderd en nooit aandacht besteed aan de culturele context waarin dit ‘ding’ in het verleden functioneerde. Begerig rukten zij de dominoterie-omslag van boeken die voor vernietiging of voor de boekbinderij bestemd waren. Identificatiegegevens (datering, geografische en sociaal-culturele situering) van het betrokken drukwerk of handschrift registreerden zij echter niet. Enkel oog voor het esthetische aspect hebbend, maakten zij al evenmin notities over de herkomst van de in hun collectie opgenomen onversneden vellen (wellicht opgediept uit de vergeten voorraden van een of andere oude papierhandelaar of boekbinder). Het ontbreken van een gestandaardiseerde, door alle vorsers op dezelfde wijze gebruikte en geïnterpreteerde terminologie inzake sierpapier heeft het onderzoek eveneens erg bemoeilijkt. | |
Eindelijk een terminologische richtlijnAan dit laatste euvel is, voor wat het Nederlandse taalgebied betreft, nu sedert kort verholpen door de publicatie van: Elly Cockx-Indestege, Carina Greven, Henk Porck en Jan Storm van Leeuwen, Sierpapier & Marmering, een terminologie voor het beschrijven van sierpapier en marmering als boekbandversiering, onder auspiciën van het Belgisch-Nederlands Bandengenootschap, Den Haag, Koninklijke Bibliotheek - Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, 1994, 94 p., 103 illustraties in kleur (ISBN: 90-6259-117-5). Zoals reeds uit het impressum blijkt, is deze terminologische richtlijn de vrucht van een samenwerking tussen de nationale bi- | |
[pagina 249]
| |
bliotheken van Nederland en België. Een bijzondere impuls ging daarbij uit van het in 1984 opgerichte Belgisch-Nederlands Bandengenootschap. De auteurs definiëren ‘sierpapier’ op heldere wijze als volgt: ‘Verzamelnaam voor soorten papier die met de hand of machinaal, aan één of beide zijden versierd zijn, met patronen die zich in wezen naar vier zijden uitbreiden en herhalen en dus niet met slechts één voorstelling’. Hun publicatie betreft niet alle denkbare types sierpapier uit de hele wereld, maar beperkt zich wijselijk tot de manueel vervaardigde westerse sierpapieren, gemaakt tot circa 1850. Patronen en procédés die bij de productie van sierpapier te pas kwamen, zijn ook toegepast op niet-papieren bandbekledingen evenals op de boeksnede. Daarom schenken de auteurs ook aandacht aan de marmering van de boeksnede en van lederen en andere niet-papieren boekbanden. Opgevat als een richtlijn die een uniforme en systematische Nederlandse terminologie ingang moet doen vinden bij de onderzoekers, biedt deze publicatie de lezer uiteraard geen geschiedenis van het sierpapier en de marmering. Toch herinnert de inleiding er terecht aan dat het sierpapier klaarblijkelijk pas vanaf het begin van de zeventiende eeuw in boekbanden aangewend is en na 1700 aan populariteit won, toen men het ook meer en meer voor platbekledingen en omslagen begon te gebruiken. Een groot deel van het boek bestaat uit duidelijk verwoorde en vaak met verwijzingen naar de kleurplaten geïllustreerde toelichtingen bij de voorgestelde termen. De terminologie heeft betrekking op een zevental groepen van begrippen: 1) sierpapier in het algemeen, 2) effen papier, 3) metaalpapier, 4) marmerpapier en marmering, 5) stijfselverfpapier en stijfselverving, 6) blokdrukpapier, 7) reliëfdrukpapier. Inzake bakmarmeringen stelt het boek een groot aantal onderverdelingen voor, waarvoor de auteurs nieuwe, sprekende namen gecreëerd hebben, zoals bijvoorbeeld ‘langkiezelmarmerpapier’ of ‘zweepslagkammarmerpapier’. Ook inzake blokdrukpapieren, reliëfpapieren en stijfselverfpapieren reikt de publicatie termen aan voor een meer gedetailleerde beschrijving, namelijk in verband met opmaak, patroon en fond. Zij verstrekt tevens kostbare aanwijzingen om de verschillende bij de fabricatie aangewende productiemethodes te onderscheiden. De | |
[pagina 250]
| |
bruikbaarheid van deze publicatie wordt nog verhoogd door het feit dat de auteurs bij de termen zoveel mogelijk de equivalenten in het Duits, Frans, Engels en Italiaans vermeld hebben. Na het terminologische gedeelte volgt een korte, van enkele voorbeelden voorziene handleiding voor het beschrijven van verscheidene types sierpapier. De lijst van de geraadpleegde literatuur biedt de lezer meteen de mogelijkheid door zelfstudie dieper op het fenomeen sierpapier en marmering in te gaan. Het tekstgedeelte van het boek wordt afgesloten met handige registers op de termen in respectievelijk het Duits, het Engels, het Frans, het Italiaans en het Nederlands. We mogen zonder meer stellen dat deze publicatie van Nederlandse en Vlaamse papier- en boekhistorici op gelukkige wijze een leemte vult die, gezien het cultuurhistorische belang van het onderwerp, al te lang bestaan heeft.
Universiteit Antwerpen UFSIA Antwerpen |
|