De Gulden Passer. Jaargang 73
(1995)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 107]
| |
Zacharias Heyns
| |
[pagina 108]
| |
Daarnaast had hij ook literaire ambities: in het Nederlands in de Berchemse rederijkerskamer en in het Frans vooral op het vlak van het schooltoneel. Over de jeugd van Zacharias is weinig bekend. Al vrij kort na zijn geboorte week P. Heyns met zijn gezin naar Keulen uit. Hij was er tot eind 1570 als schoolmeester actief. Van 1576 tot 1580 zat Zacharias op de Antwerpse Latijnse school bij zijn oom Jan Borrekens. In 1585, toen Peeter Heyns als notoir calvinist met zijn gezin Antwerpen opnieuw moest verlaten en via Zeeland naar Duitsland uitweek, vertrok Zacharias niet mee. Op dat ogenblik moet ook al beslist zijn dat hij niet, zoals zijn vader en de rest van zijn familie, in het onderwijs zou stappen. Hij bleef in Antwerpen en trad als leerjongen bij Plantijn in dienst. Hij kreeg er geen opleiding als zetter of drukker maar wel als boekverkoper. In 1589 woonde hij immers in bij Jan Moretus, die hem als een van zijn kinderen behandelde. Zacharias hielp er in de ‘winkel’. Hij mocht zelfs mee naar de Buchmesse in Frankfort, wat hem meteen de gelegenheid gaf om zijn ouders te bezoeken, die in 1590 Frankfort verlieten en naar Stade in de buurt van Hamburg verhuisden. Uit die periode zijn nog een paar brieven bewaard, waaruit we o.a. leren dat Moretus reden had tot klagen over Zacharias, die zich blijkbaar soms gedroeg alsof hij de meester was en Moretus de knecht.Ga naar voetnoot3 Tijdens zijn opleiding kwam Zacharias ongetwijfeld ook in contact met een aantal leden van de intellectuele kring rond Plantijn. Dat blijkt uit de raadselpiramide in het Album Amicorum van Abraham Ortelius uit 1590.Ga naar voetnoot4 Ortelius was zeer goed bevriend met de hele familie Heyns, want ook Peeter Heyns en Zacharias' zus Catharina hadden reeds vroeger een bijdrage voor dit album geleverd. De combinatie van een rederijkersrebus met een piramide bewijst dat Zacharias zowel vertrouwd was met de rederijkersliteratuur als met de nieuwe renaissancistische tendensen. | |
[pagina 109]
| |
1. Ex. UFSIA, Centrum Renaissancedrama
| |
[pagina 110]
| |
2. Portret in een exemplaar van de Emblemata (1625) (ex. UFSIA, Ruusbroecgenootschap: 3118 D 7)
| |
[pagina 111]
| |
In dit album gebruikte hij voor de eerste maal het uitgeversvignet met de afbeelding van de drie hoofddeugden als vrouwen: geloof met een kruis, hoop met een anker en liefde met twee kinderen.Ga naar voetnoot5 Het devies ‘Sic itur ad astra’ [zo gaat men naar de sterren (= de hemel) toe] ontleende hij aan Vergilius Aeneis IX, v. 641. Reeds vóór maart 1590 had Zacharias Heyns een vignet laten snijden met een devies en een motief, dat hij gedurende zijn hele carrière zou aanhouden. Na zijn opleiding bij Plantijn en Moretus vestigde hij zich in 1591 voorlopig bij zijn ouders in Stade. Ondertussen dreef hij handel in boeken en bediende hij blijkbaar vooral uitgeweken schoolmeesters in Duitsland. In januari 1591 stuurde Moretus voor de eerste maal een lading boeken aan Zacharias Heyns, meteen de eerste transactie in een lange reeks die ononderbroken zou worden voortgezet tot 1604. Zacharias Heyns bestelde rechtstreeks bij Moretus in Antwerpen of handelde met hem op de Messe in Frankfort. Uit zijn briefwisseling blijkt dat hij naarstig op zoek was naar een vaste vestigingsplaats, waarbij Keulen tot één van de ernstige mogelijkheden behoorde. Maar ook in Nederland reisde hij rond. Bij de keuze van zijn vestigingsplaats speelden blijkbaar vooral economische elementen een rol. Wat uiteindelijk doorslaggevend was om zich in Amsterdam te vestigen, is niet bekend. Religieuze overwegingen wogen waarschijnlijk niet erg zwaar. Zacharias liet het van de plaats van vestiging afhangen tot welke religie hij zich bekende. Zo vroeg hij in 1592 aan Jan Moretus een bewijs van goed katholiek gedrag met het oog op een vestiging in Keulen. Omdat hij zich nergens expliciet uitspreekt over zijn gezindheid, heeft men geprobeerd uit de luttele gegevens af te leiden tot welke strekking hij kan behoord hebben. Naargelang van de interpretatie is hij katholiek, calvinist, doopsgezind, piëtistisch, libertijns, of behoort hij tot de sekte van het Huis der Liefde. Niemand heeft tot nu toe echter uitsluitsel kunnen geven. In zijn werken is hij steeds zeer tolerant. Het ideeëngoed van Coorn- | |
[pagina 112]
| |
hert en Erasmus was hem niet onbekend. Maar voor Zacharias Heyns gold beslist ook wat de Amsterdamse uitgever Cornelis Claesz in 1607 ter verdediging van zijn bedrijf tegen de predikant Coolhaes aanvoerde: ‘het is ons te doen, propter sanctum denarium, om de ronde Godt.’Ga naar voetnoot6 Nog vóór hij zich in Amsterdam vestigde, produceerde hij zijn eerste literaire werk, een vertaling van Erasmus' dialoog, Uxor Mempsigamos of Tweespraeck van een goede Huysvrouwe ende een Quaet Huys-wijf. Het boekje is een perfecte samenvatting van de stromingen waarmee hij in zijn jeugd in contact is geweest. De parallelvertaling in het Frans en het Nederlands van een dialoog waarin twee vrouwen discussiëren over de manier waarop een goede huisvrouw en echtgenote zich dient te gedragen, paste perfect in de sfeer van de meisjesschool van Peeter Heyns. Een andere dan de aan zijn ouders gerichte opdracht, waarin hij verklaarde hen met dit boekje een bewijs van zijn kunnen te willen leveren, is welhaast ondenkbaar. Hoewel hij de opdracht in Stade schreef, liet hij het boekje in Haarlem drukken bij Gillis Rooman, een uitgeweken Gentenaar. In 1592 had hij dus al goede relaties in Nederland. Het hoeft trouwens geen verwondering te wekken dat Zacharias Heyns uiteindelijk in het Noorden terechtkwam. Velen van zijn kennissen trokken via Duitsland naar Nederland; o.a. de schilder Gillis van Coninghslo en de schoolmeester Anthonie Smijters, en ook zijn eigen vader Peeter Heyns. Het lag voor de hand dat Zacharias zijn klanten volgde. Door zijn talrijke handelsreizen was Zacharias Heyns opgenomen in het milieu van de grote kooplui van wie de dochters vaak bij P. Heyns op school zaten. Het is dan ook niet ongewoon dat Zacharias Heyns in contact kwam met Anne Hureau, een dochter van een koopmansgeslacht uit Valenciennes dat in de loop van de zestiende eeuw naar Antwerpen was uitgeweken. Zacharias huwde haar waarschijnlijk in Keulen, waar zij na de dood van haar vader bij haar voogd Gualthero del Prato verbleef. Door dit huwe- | |
[pagina 113]
| |
lijk trad Heyns toe tot een groot handelsimperium dat vestigingen had in heel Europa. In dit milieu kon hij het nodige kapitaal lenen om zich in Amsterdam te vestigen. In 1607 schold Pieter Pellicorne, de Venetiaanse oom van Anne Hureau, hem in zijn testament een lening kwijt. | |
Uitgever en boekverkoper in AmsterdamHet juiste tijdstip van Heyns' vestiging in Amsterdam is niet bekend. Dat hij er met serieuze concurrenten als Cornelis Claesz te maken zou krijgen, schrikte hem blijkbaar niet af. Hij vestigde er zijn boekhandel onder het uithangbord ‘In de drie Hoofdeuchden’. Hij bracht de know-how die hij bij Plantijn had opgedaan, mee naar het noorden. Dit blijkt uit zijn beginperiode als uitgever, waarin hij talrijke werken uitgaf die al bij Plantijn, soms in een andere taal, het licht hadden gezien. Met beperktere mogelijkheden en met minder lef dan Plantijn, behoorde hij toch al vlug tot de grote boekhandelaars in Amsterdam. Naast de verkoop aan particulieren leverde hij ook boeken in grotere aantallen aan de officiële instanties zoals de stadsbibliotheek, of de prijsboeken voor de leerlingen van de stadsscholen. In het begin van de jaren '90 richtten de Amsterdamse uitgevers en boekverkopers zich vooral op de lokale markt. Door zijn internationale gerichtheid en door zijn wetenschappelijke uitgaven vormde Zacharias Heyns een uitzondering. Dat bleek reeds uit zijn eerste Amsterdamse editie in 1594: Eilhardus Lubinus' Antiquarius, een woordenboek van verouderde Latijnse woorden. Voor het drukken van humanistische werken, een nieuwigheid voor de Amsterdamse uitgeverswereld, deed hij een beroep op Gillis van den Rade, een Gentenaar die via Antwerpen naar Franeker was uitgeweken. Omdat boekhandel in de zestiende en zeventiende eeuw voor een groot deel ruilhandel was, was het voor een boekhandelaar beslist interessant om zelf boeken uit te geven. Zacharias Heyns ruilde ongetwijfeld niet alleen zijn eigen uitgaven. Met zijn ervaring handelde hij vaak voor andere Nederlandse drukkers. In de | |
[pagina 114]
| |
jaren negentig kwam hij als enige Amsterdamse uitgever regelmatig in de Frankfortse messecatalogi voor. Naast humanistische werken, gaf hij in zijn beginperiode haast uitsluitend schoolboeken uit, vooral voor de Franse school. Had Zacharias Heyns problemen met het vinden van kopij of van auteurs die bij hem wilden uitgeven? In de jaren 1595-1596 gaf hij immers opvallend veel werk van zijn vader uit, dat dateerde uit diens Antwerpse periode. Of profiteerde Peeter Heyns van het feit dat zijn zoon uitgever was, om zijn werken die hij misschien elders minder gemakkelijk kon laten uitgeven, aan Zacharias toe te vertrouwen? Dat Zacharias poogde in de beginjaren vrij veel titels op de markt te brengen, blijkt wel uit zijn uitgave van de Spieghel der Werelt (1596), een zakatlas. Hij had een gedeelte van de editie-1583 gedrukt door Plantijn en uitgegeven door Galle in handen gekregen. Hij liet er een ander voorwerk voor drukken en bracht het dan zonder scrupules als een eigen editie op de markt. Heyns verbreedde in 1597 zijn fonds door ook boeken op te nemen die niet voor humanisten en niet voor de school waren bestemd. Tot dan toe had hij een belangrijk deel van de lokale markt verwaarloosd. De Amsterdamse burgers, die door de bloei van de stad vrij kapitaalkrachtig werden, kwamen niet aan hun trekken in zijn fonds, dat vooral gericht was op scholen en internationale handel. Vanaf 1597 zou hij in deze lacune voorzien, o.m. met theologisch moraliserend werk, met zakatlassen en zelfs met een zuiver literair werk, de Vergilius-vertaling van Karel van Mander. Peeter Heyns overleed vrij plots, nadat hij in februari 1598 naar een aangespoelde walvis was gaan kijken. Zacharias Heyns werkte de editie van zijn vaders Miroir du Monde af, maar het is opvallend dat hij daarna vrijwel geen werk van zijn vader meer herdrukte. Het volgende jaar ging hij opnieuw zelf de pen hanteren, als het ware om de traditie van zijn vader voort te zetten. Hij waagde zich ook aan een zakatlas, Den Nederlandtschen Landtspiegel (1599). Hij gebruikte de kaarten van de Nederlanden uit de Miroir du Monde (1598) en schreef zelf Nederlandse bijschriften. Hij droeg het boekje op aan de Amsterdamse burgerwacht, waarvan hij net lid was geworden. Dit impliceerde tevens dat hij tot de gegoede burgers van Amsterdam behoorde. | |
[pagina 115]
| |
In 1599, één van Heyns' produktiefste jaren als uitgever, verschenen er enkele gezamenlijke uitgaven met Gillis van den Rade, volgens de Franeker hoogleraar Johannes Drusius een zeer bekwaam drukker, maar minder goed in het verspreiden van zijn uitgaven. Door zijn internationale ervaring was Zacharias Heyns de aangewezen persoon om voor de distributie te zorgen. Ondertussen was aan de intense samenwerking met Gillis Rooman blijkbaar een einde gekomen en nadat Heyns samenwerking met enkele andere drukkers had uitgeprobeerd, liet hij rond 1600 vooral werken drukken bij Herman de Buck, een vroegere zetter van Plantijn. | |
De rederijkerIn 1598 richtten Brabanders in Amsterdam de rederijkerskamer Het Wit Lavendel op. Zacharias Heyns was van bij het begin bij deze nieuwe vereniging betrokken. Ook Vondel zette er zijn eerste literaire stappen. Heyns schreef waarschijnlijk het eerste toneelstuk voor de kamer, Sinnespel van de Dry-Hoofdeuchden, ook al verscheen het pas in 1625. Als factor schreef hij voor de vijfde verjaardag van de kamer in 1602 de Vriendts-Spieghel, een spel dat niet alleen in zijn toneeloeuvre een uitzondering vormt, maar dat ook voor zijn tijd opvalt door een originele combinatie van elementen uit het zinnespel en het schooltoneel, met renaissancistische kentrekken.Ga naar voetnoot7 De stof ontleende hij aan een novelle uit Boccaccio's Decamerone. De contacten tussen de uitgeweken Zuidnederlanders waren zeer intens, wat niet belette dat Heyns ook met heel wat Noord-nederlanders bevriend was. Uit de lofdichten die hij zelf schreef of die anderen voor hem schreven, blijkt dat hij zowel goed thuis was in boek- en onderwijsmilieus als in de rederijkerskamers. Ook buiten het Wit Lavendel was Zacharias Heyns rond 1600 als schrijver actief. Van grote originaliteit getuigde hij daarbij niet, | |
[pagina 116]
| |
maar hij wist wel gebruik te maken van het ogenblik en in te spelen op de markt. Toen hij in 1600 een journaal van de scheepsarts Barent Jansz Potgieter in handen kreeg, aarzelde hij niet om het literair wat meer aan te kleden en het als een reisverhaal Wijdtloopigh verhael van tgene de vijf Schepen... door de Straet Magellana... wedervaren is met aantrekkelijke illustraties op de markt te brengen. Bij een dergelijk onderwerp speelde actualiteit en exclusiviteit immers een grote rol. Het is een boeiend journaal van het schip ‘Het Geloof’ dat samen met enkele andere schepen een reis rond de wereld heeft ondernomen, maar in de Straet van Magellaan noodgedwongen rechtsomkeer heeft gemaakt. Het verhaal is dankzij een vertaling in het Duits en het Latijn door de gebroeders De Bry over de hele wereld verspreid. De samenwerking met Van den Rade leidde in 1601 tot de uitgave van een kostuumboek, het Dracht-Thoneel. Dit werk is oorspronkelijk in het Frans geschreven door François Desprez, Recueil de la diversité des habits, en verscheen in Parijs bij Richard Breton in 1562. In 1570 verscheen hiervan een Nederlandse vertaling bij Guilliam van Parijs in Antwerpen. Van Parijs, die ook houtsnijder was, heeft de houtblokken nagesneden. In 1572 werden de blokken opnieuw gebruikt voor een uitgave door Jan Bellerus met Latijnse bijschriften door Jacobus Sluperius en gedrukt door Gillis van den Rade. Deze laatste heeft in 1585 de houtsneden uit Antwerpen meegenomen. Zacharias Heyns liet enkele nieuwe prenten snijden om het boekje te actualiseren. Hij veranderde zonder veel scrupules enkele klederdrachten van nationaliteit om het werk wat te vernederlandsen en schreef bij elke prent een kwatrijn dat vaak erg clichematig was. Met zijn Dracht-Thoneel (1601) introduceerde hij wel het eerste kostuumboek in Nederland.Ga naar voetnoot8 In 1605 verschenen de eerste Amsterdamse drukken met Hebreeuwse teksten en met het adres van Zacharias Heyns. De auteur ervan was Hugh Broughton, een eigenaardige en fanatieke Engelse theoloog die zich tot doel had gesteld de Joden tot het | |
[pagina 117]
| |
christendom te bekeren. Het blijft nog steeds onduidelijk welke rol Zacharias Heyns heeft gespeeld bij deze werken die mogelijk door Jan Theunisz werden gedrukt. | |
Drukker in Zwolle?Hoewel er geen aanwijzingen zijn dat Zacharias Heyns in Amsterdam op enig vlak problemen had, verhuisde hij in 1605 vrij plots naar Zwolle, beslist een minder gunstige locatie voor een boekhandelaar. Hij kreeg er wel de officiële titel ‘drucker des Landtschaps van Overijssel’. Maar of hem dit in concreto veel opbracht, is twijfelachtig aangezien slechts één officiële publikatie van hem bekend is. De eerste jaren na zijn verhuizing naar Zwolle onderhield Zacharias Heyns wel nog intense en goede contacten met de Amsterdamse kunstbroeders. Voor de wedstrijd georganiseerd door de Haarlemse kamer Trou moet blijken in 1606 schreef hij nagenoeg alle teksten voor Het Wit Lavendel. Zijn betrokkenheid bij de Haarlemse wedstrijd was groot, want hij mocht alle teksten van de wedstrijd uitgeven. Hij maakte er werk van en voegde er ook gravures van de blazoenen en van het toneel aan toe, en vooral uitslaande platen die de intrede van elke rederijkerskamer in detail afbeelden. Met het Const-Thoonende Juweel heeft Zacharias Heyns ervoor gezorgd dat de rederijkerswedstrijd, die literair gezien niet veel heeft opgeleverd, in de literatuurgeschiedenis is opgenomen als een van de belangrijkste rederijkersbijeenkomsten in de Noordelijke Nederlanden. Voor de Zwolse periode wordt het moeilijker om juist te omschrijven welke rol Heyns speelde; er wordt nl. geen drukker op zijn uitgaven vermeld. Op het titelblad van de twee eerste uitgaven in Zwolle noemt hij zich nog ‘boekverkoper’. In zijn Amsterdamse periode waren er geen problemen; in vrijwel elk impressum noemt hij zichzelf boeckvercooper, libraire of bibliopola. De beknopte vermelding met een voorzetsel als pour, apud, by verwijst naar een activiteit van financier en uitgever. En voor praktisch el- | |
[pagina 118]
| |
ke druk was het mogelijk de drukker te achterhalen. Het blijft een open vraag in hoeverre de titel ‘Drucker Des Landschaps Van Overijssel’ impliceert dat Heyns inderdaad ook drukte. Zijn huis in Zwolle was groot genoeg om er een drukkerij in op te zetten. Het installeren van een nieuwe drukkerij vergde wel een zware financiële inspanning. Hierbij rijst de vraag of Heyns dit de moeite waard vond, gezien de vrij korte periode (1605-1608) en de vrij kleine produktie. Het feit dat hij pas in 1609 zijn boekenvoorraad in Amsterdam laat veilen, zou erop kunnen wijzen dat hij tot dan een terugkeer niet uitsloot. Toch noemen de meeste biografen Zacharias Heyns zonder aarzelen een drukker. Lange tijd was ik geneigd om mijn collega's hierin bij te treden. Tot ik toevallig op een boekje uit 1609 stootte, nl. Den Pyl Der Liefden, (afb. 3) uitgegeven door Wilhem Jansen [Stam] in Amsterdam en gedrukt door Thomas Henrickz in Zwolle. Op het titelblad staat het vignet dat Heyns gebruikt op bijna al zijn Zwolse uitgaven. De naam van de drukker Th. Henricksz dook pas op, nadat Heyns in 1608 zijn activiteiten als uitgever had stopgezet. Het lijkt aannemelijk dat Henricksz gebruik maakt van een vignet van Heyns, dat hij nog in zijn bezit had van een vorige druk. Het is niet ondenkbaar dat Heyns Henrickz heeft geholpen om in Zwolle een drukkerij op te zetten door hem de eerste jaren te financieren en misschien zelfs door materiaal ter beschikking te stellen. Waarschijnijk was Henricksz zozeer van Heyns afhankelijk dat zijn naam nooit werd vermeld. Zodra Heyns zijn uitgeversactiviteit stopzette, ging Henrickz zijn eigen weg. | |
‘Handelaar-uitgever’Vóór 1608 past Heyns onder de noemer ‘handelaar-uitgever’, een term ontleend aan de Franse boekwetenschap, de ‘marchand-libraire’. De handelaars-uitgevers zijn de voormannen in het boekenbedrijf. Zij betalen de drukkers en hun personeel en brengen de boeken op de Europese markt. Zij spelen een rol in de interna- | |
[pagina 119]
| |
3. Ex. Leiden, UB: 1192 H 26.
| |
[pagina 120]
| |
tionale handel, bezitten pakhuizen, zijn vaak zelf onderweg, werken samen met gespecialiseerde vrachtrijders en gebruiken schuldbrieven. Vaak beperken zij de risico's door gedurende een korte periode samen te werken, meestal met de drukkers die de boeken produceren. In de periode 1592-1608 gaf Zacharias Heyns vijftig werken uit, gemiddeld drie per jaar. Het is moeilijk om zijn produktie met deze van andere Nederlandse uitgevers te vergelijken omdat er weinig fondsen zijn gereconstrueerd en omdat alleen edities waarvan nog exemplaren bestaan met zekerheid zijn gekend. Voor Amsterdam is het enigszins mogelijk de produktie van Zacharias Heyns tot 1600 te vergelijken.Ga naar voetnoot9 In de periode 1594-1600 komt Heyns met 28 uitgaven op de derde plaats van de eenentwintig uitgevers die in die jaren in Amsterdam werkzaam zijn. Alleen Cornelis Claesz. en Laurens Jacobsz presteerden beter. Uit de vergelijking met andere steden blijkt dat Heyns geen grote uitgever was, maar ergens in de middengroep thuishoort. In 1608 kwam er vrij plots een einde aan zijn uitgeversactiviteit. Het blijft een open vraag in hoeverre hij in Zwolle nog actief was als boekhandelaar, want een groot gedeelte van zijn voorraad zat nog in Amsterdam en werd er in april 1609 op de Weeskamer geveild voor een select publiek van boekverkopers. Het gemeentearchief van Amsterdam bewaart een inventaris van deze veiling met een overzicht van de aangeboden boeken, de kopers van de loten en de betaalde prijs. De absolute prijzen op de veiling vertellen ons weinig. Het gaat immers niet om de reële prijzen in de boekhandel, maar wel om de prijzen die boekhandelaars bereid waren ervoor te geven met het oog op een detailverkoop met een zekere winstmarge. Wel kan de hoogte van de prijzen een relatief inzicht geven in de verwachtingen van de boekhandelaar over de mogelijke afzet. Het duurste boek was de Historien van Jovius (afb. 4), een boek dat Heyns in 1604 in samenwerking met Cornelis Claesz had uitgegeven. Het frontispies ervan is nagesneden naar Gualtherus Bru- | |
[pagina 121]
| |
4. Ex. Amsterdam, UB: 977 A 5
| |
[pagina 122]
| |
ele, Praxis medicinae Theorica, dat door Plantijn in 1579 was uitgegeven. De hoge prijs is echter alleen te wijten aan zijn grote omvang. Wanneer we de prijs per vel bekijken, is het onmiddellijk duidelijk dat de atlassen het duurste zijn samen met het Wijdtloopigh Verhael, een reisverhaal dat ook met kopergravures is geïllustreerd. De illustraties oefenen een grote invloed op de kostprijs uit, waarbij houtsneden beduidend goedkoper zijn dan koperplaten. Na de verkoop van zijn boekenvoorraad in 1609 gaf Heyns alleen nog eigen werk uit. In feite is hij dan een auteur die in eigen beheer uitgeeft. Waarom hij in 1609 zijn boekhandels en uitgeversactiviteit stopzet is niet duidelijk. In 1607 overleed Pieter Pellicorne, de Venetiaanse oom van Anne Hureau. Hij liet een fortuin na waarvan Zacharias Heyns en zijn vrouw pas in 1613 een relatief bescheiden gedeelte ontvingen. Het is dan ook zo goed als uitgesloten dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen de erfenis en het stopzetten van de uitgevers- en boekhandelsactiviteit. Een andere verklaring zou kunnen zijn, dat Heyns zich niet uitsluitend met de boekhandel heeft beziggehouden, maar dat hij ook in andere goederen handelde. Zwolle was een belangrijke verbindingsplaats voor de handel tussen Amsterdam en Duitsland. Zacharias Heyns heeft zich daar misschien gevestigd in overleg met de familie van zijn vrouw als schakel in hun handelsnet. In de 17de eeuw was het trouwens zo, dat bepaalde leden van de familie actief handel dreven en dat de anderen hun geld investeerden. Waarschijnlijk had Heyns genoeg kapitaal om te investeren en fungeerde hij voor de rest als vertegenwoordiger van de familie in Zwolle. Hij behoorde er tot de gegoede klasse. Hij bezat in Zwolle trouwens ook enkele grote huizen, waar hij wel enkele malen een hypotheek op nam. | |
Schrijver en vertalerNadat Heyns een punt had gezet achter zijn uitgeverscarrière kreeg hij blijkbaar meer tijd om zelf te schrijven. Hij was niet het | |
[pagina 123]
| |
type van schrijver dat uit eigen inspiratie putte. Hij wist zeer goed wat er leefde in de literatuur van zijn tijd en hij speelde daarop in. Tien van zijn zestien werken die na 1610 verschenen, zijn vertalingen of bewerkingen. Lofdichten schreef hij soms op bestelling van een uitgever of drukker. Een aantal werken heeft hij aangevat op verzoek van uitgevers. Zo schreef hij voor de Arnhemse uitgever Jan Jansz, die reeds de originele Latijnse en een Franse versie had uitgegeven, een Nederlandse versie van Rollenhagens Emblemata. Zacharias Heyns inspireerde zich voor de vorm op de bijschriften in de Emblemata van Daniel Heinsius, die hij een zeldzame keer zelfs plagieerde. Dat Heyns zeer goed op de hoogte was van de culturele modes in zijn tijd blijkt uit het feit dat hij zich bezighield met Du Bartas, wiens populariteit al kort na Heyns' dood verdween. Maar in het begin van de zeventiende eeuw waren er weinig Nederlandse schrijvers die geen sporen van Du Bartas in hun werk vertoonden. Zacharias voelde zich aangesproken door de ideeën in de didactische en encyclopedische Weke, het scheppingsepos van Du Bartas, een calvinist die alom voor zijn tolerantie werd geroemd. Zacharias Heyns heeft netjes gewacht tot het privilegie voor zijn Eerste Weke, verschenen in 1616, was afgelopen om in 1621 een tweede editie te bezorgen, waaraan hij de vertaling van de onvolledige Tweede Weke toevoegde. Hij liet er wel een frontispies (afb. 5) voor graveren, dat ook voor de latere aanvullingen in 1628 kon dienen. In de plaats van de Weken liet hij er de Werken op graveren. Zacharias Heyns achtte zich zelfs geroepen om het werk van Du Bartas te voltooien. De manier waarop hij dit deed, lijkt echter weinig geïnspireerd door eigen literaire ambities en geeft meer de indruk dat de populariteit van Du Bartas wordt uitgemolken. Heyns zorgde zelf alleen voor een verbindingsstuk ontleend aan Flavius Josephus en gestructureerd op basis van een bijbelse droom van de profeet Daniel. Hierdoor kreeg hij de gelegenheid andere teksten van Du Bartas in de Tweede Weke te integreren, hoewel de auteur die teksten er duidelijk niet voor bestemd had. Om de aantrekkelijkheid van zijn amalgaam wat te vergroten, voegde hij er een andere bestseller, nl. Daniel Heinsius' Lofsanck van Christus, aan toe. | |
[pagina 124]
| |
5. Frontispies van de editie 1621 (ex. UFSIA, UB: P.12.418)
| |
[pagina 125]
| |
In 1616 liet Zacharias Heyns zich nogmaals tot het toneel verleiden. De rederijkerskamer de Roo Roosen van Schiedam zat blijkbaar verlegen om een factor en vond Zacharias Heyns bereid om een spel te schrijven voor de rederijkerswedstrijd in Vlaardingen, uitgegeven in Vlaerdings Redenrijckbergh. In 1623 vertaalde Heyns een militair technisch werk De Oorlogspractycke van Du Praissac. De aanleiding voor deze vreemde zijsprong was de actuele oorlogssituatie. In september 1622 zag het er immers naar uit dat Zwolle zou bedreigd worden door de Spanjaarden. De burgerwacht van Amsterdam, niet bepaald het meest actieve deel van het leger, trok uit om Zwolle te hulp te komen. Deze gebeurtenis, die vrij uniek is in de annalen van de burgerwacht, vergrootte ongetwijfeld de belangstelling voor krijgskunde bij een groep kapitaalkrachtige burgers. Een handige uitgever als Broer Jansz speelde daar onmiddellijk op in en liet Zacharias Heyns een vertaling maken van Du Praissacs vrij vulgariserend werk. Het boek werd dan ook opgedragen aan de burgerwacht van Amsterdam en Zwolle. Nog in 1623 drukte Broer Jansz een verzameling Indische fabels die Zacharias uit het Duits had vertaald, onder de titel Voorbeelsels der Oude Wijsen. Op grond van het aantal heruitgaven is het een van de meest succesvolle werken van Zacharias Heyns. Misschien besefte hij zelf niet eens, dat hij door deze zeer letterlijke vertaling uit het Duits een Oosterse fabeltraditie in het Nederlands introduceerde, die via een aantal vertalingen rechtstreeks op het Perzisch terugging. Met zijn Emblemata, Emblemes Chrestienes et Morales (1625) wist Heyns aan te knopen bij de heersende mode van de zogenaamde realistische emblemata zoals bij Cats en De Brune. Zijn Wegwijser Ter Salicheyt in 1629 was een werk dat hij waarschijnlijk op eigen initiatief had aangevat. Voelde hij zijn einde naderen en was dit een bezinning op de levensweg of had hij het werk ook weer uit een vreemde taal gehaald? Voor het titelblad inspireerde hij zich in elk geval op de katholieke literatuur, nl. op Den Wech des Eeuwich Levens van de de jezuïet Sucquet. Zowel de Wegwijser als de Emblemata bestaan vooral uit een aaneenschakeling van citaten, niet alleen uit klassieke auteurs en uit de bijbel maar ook uit de eigen- | |
[pagina 126]
| |
tijdse Nederlandse en Franse literatuur. Nog in 1629 bevredigde hij zowel de oorlogspartij met een lofzang op de verovering van 's-Hertogenbosch door Frederik Hendrik, als de pacifisten met een vertaling van Erasmus Belli Detestatio. Tussen april en oktober 1630 is Zacharias Heyns waarschijnlijk in Zwolle overleden. | |
BesluitZowel de schrijver als de uitgever was zich goed bewust van wat er leefde in zijn tijd. Hij was goed op de hoogte van de Nederlandse en Franse literatuur van zijn dagen en speelde in op de genres die succes hadden. De titels van vrijwel al zijn werken verraden de didactische bedoelingen, maar de economische aspecten van de boeken speelden voor hem evenzeer een rol. Hij was geen voorloper. Originaliteit was voor hem geen norm. Hij produceerde boeken voor een vrij breed publiek en trachtte daarom voortdurend aan te sluiten bij de heersende trends. Hij kende de wensen van zijn lezers en zocht in functie daarvan teksten in andere talen, die hij vaak in samenwerking met een drukker ter beschikking stelde door ze te vertalen of te bewerken. Hij schreef voor een publiek dat graag in de spiegel keek om de eigen normen en waarden bevestigd te zien en dat anderzijds graag een beeld kreeg van de verscheidenheid in Gods schepping. Om daaraan tegemoet te komen schreef Zacharias Heyns zowel moraliserende didactische werken als meer encyclopedische. Daarnaast reageerde hij enkele keren alert op de actualiteit. Voor bijna elk werk is het mogelijk de aanleiding van zijn ontstaan te verklaren. In zijn oeuvre behandelde Zacharias Heyns de meest uiteenlopende onderwerpen en beoefende hij allerlei genres: dialoog, atlas, reisverhaal, kostuumboek, toneel, emblemata, epos, gebeden, fabels, lofzangen en liederen. Door de zeer nauwe band tussen zijn werk en de tijd waarin het is ontstaan, en door de invloed van commerciële factoren biedt Zacharias Heyns een soort staalkaart van motieven en genres die actueel waren bij de Hollandse burgerij in het begin van de zeventiende eeuw. | |
[pagina 127]
| |
Heyns is historisch gezien beslist het bestuderen waard, ook al behoort hij dan niet tot de literaire hoogvliegers. Zijn bedrijvigheid biedt een caleidoscopisch beeld van de maatschappelijke, culturele en economische aspecten van het boek bij het begin van de Gouden Eeuw.
Centrum Renaissancedrama UFSIA Prinsstraat 13 B-2000 Antwerpen |
|