De Gulden Passer. Jaargang 70
(1992)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 129]
| |
Gesigneerde ornamenten en aanverwante houtsneden in Luikse drukken uit de 17de en 18de eeuw
| |
[pagina 130]
| |
het onderzoek op een treffende wijze. Hoewel het archief met betrekking tot dit drukkershuis van een verrassende rijkdom getuigt en de produktie van de Plantijnse drukkerij behoorlijk gekend en bestudeerd is, kunnen de onderzoeksresultaten nauwelijks geëxtrapoleerd worden naar andere drukkers. Dit is voor een goed deel te wijten aan het uitzonderlijke karakter van deze drukkerij en aan de relatieve rijkdom van het archief, dat in onze streken nauwelijks een parallel kent. Indien men een meer representatief onderzoek naar de globale boek- en drukwerkproduktie wil aanvatten dan biedt op dit ogenblik een vergelijkend onderzoek van de concrete drukken uit verschillende ateliers het meeste houvast. Bij het zoeken naar een geschikt vertrekpunt voor een dergelijk vergelijkend onderzoek schenkt men de laatste jaren in toenemende mate aandacht aan een reeks materiële aspecten van het boek. De verschillende elementen van le livre objet worden onderzochtGa naar voetnoot2. Er stelt zich nochtans een reeks problemen. Het oude boek kwam immers op een minder geïntegreerde manier tot stand dan het moderne boek. Zo kan de - wat men zou kunnen noemen - verpakking, met andere woorden: de band, de schutbladen,... niet bij het onderzoek betrokken worden omdat drukkers tot in de 19de eeuw in principe slechts katernen leverden, die op initiatief van de uitgever of de boekhandelaar en vaak zelfs van de koper ingebonden werden. Ook platen werden in een aantal gevallen door de uitgever toegevoegd of bij een collega-drukker afgewerkt aangekocht en in een eigen druk ingeschoven zodat zij evenmin een betrouwbaar element in het onderzoek naar structurele banden tussen drukkers vormen. Illustraties hebben immers steeds de neiging gehad om een eigen leven te leiden en binnen de drukkerswereld op een manier te evolueren die niet noodzakelijk getrouw de onderlinge relaties tussen de verschillende ateliers weerspiegelt. In 1988 stelde Stephen Rawles uit Glasgow voor om een globaal bestand op te zetten van alle versierde initialen gebruikt door grote, nader af te bakenen, groepen drukkers. Eén van de | |
[pagina 131]
| |
bedoelingen van een dergelijk bestand is een beter inzicht verschaffen in de oorsprongsplaats en -periode van reeksen initialen en hun weg doorheen de verschillende officinae te volgen. Op die wijze wil men nauwkeuriger ideeën krijgen over de banden tussen de verschillende ateliers. Ongetwijfeld zal dit onderzoek op termijn boeiende resultaten kunnen opleveren; maar de overweldigende massa materiaal, die aan een zeer minutieus onderzoek moet onderworpen worden, vormt vooralsnog een ernstige handicap. Indien men op termijn inderdaad een internationale databank wenst te creëren dan dient men zich van bij de aanvang bewust te zijn dat alle medewerkers moeten beschikken over een behoorlijke technische kennis en een zeer grote acribie. Vandaar dat niet alleen de vraag gesteld moet worden naar de haalbaarheid van het project maar ook naar de bruikbaarheid ervan voor niet-specialisten. In dit stadium van onderzoek lijkt het daarom wenselijk naar elementen te zoeken, die het mogelijk maken het voorhanden materiaal snel en doeltreffend te ordenen zodat de inbreng van niet-specialisten zonder noemenswaardig kwaliteitsverlies gevaloriseerd kan worden. | |
1. Decoratieve houtsnedenVan bij de aanvang van de boekdrukkunst werden de meeste drukken versierd met allerlei ornamenten. Het gebruik ervan bleef niet beperkt tot boeken. Gelijkaardige sierelementen komen eveneens veelvuldig voor in meer bescheiden brochures en éénbladdrukken. Hoewel hun iconografische studie ongetwijfeld een interessant licht kan werpen op de veranderingen in de mode en de smaak van het lezerspubliek, vormen zij ook op andere vlakken een boeiende bron van informatie. Na de aanvankelijk populariteit van de houtsnede werd deze in de Zuidelijke Nederlanden tegen het einde van de 16de eeuw bijna volledig verdrongen door de kopergravure. Deze omschakeling, die hoofdzakelijk door technische redenen veroorzaakt werd en die niet overal op hetzelfde ogenblik plaatsvond, had op artistiek vlak belangrijke gevolgen. De houtsneden werden voortaan nog nauwe- | |
[pagina 132]
| |
lijks door eersterangs kunstenaars gesneden en verdwenen als boekillustratie bijna volledig uit kwaliteitsdrukken tot aan de herbloei tijdens de 19de eeuw. Deze was trouwens voor een goed deel eveneens het gevolg van een technische ontwikkelingGa naar voetnoot3. Bij de drukkers bleef nochtans een behoefte aan houtsneden bestaan. Deze waren slechts in beperkte mate bestemd als illustratiemateriaal voor populaire en goedkope drukken. Zij werden voornamelijk gebruikt als ornament of vignet. De produktie ervan geraakte bijna volledig in handen van ambachtslui, die slechts in uitzonderlijke gevallen samenwerkten met bekende kunstenaars. De studie van deze vignetten opent nieuwe perspectieven en inzichten in de geschiedenis van de boekdrukkunst en belicht tegelijk een aspect van de grafische kunsten dat tot nog toe onvoldoende aandacht trok van de kunsthistorici. Voor een eerste verkennend onderzoek werden een duizendtal, hoofdzakelijk Luikse, drukken uit de 17de en 18de eeuw systematisch onderzocht naar houtsneden in de vorm van ornamenten en vignetten. Om een idee te krijgen over de representativiteit van het geselecteerde monster werden eveneens enkele honderden drukken uit de Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden, Duitsland en Frankrijk bestudeerd. In de loop van het onderzoek bleek al snel dat hier een onvermoed aantal gegevens ter beschikking staat van de vorser. Alle resultaten kunnen op dit ogenblik dus slechts een voorlopig karakter hebbenGa naar voetnoot4. | |
[pagina 133]
| |
Ogenschijnlijk ontwikkelden verschillende centra ten laatste in de loop van de 17de eeuw eigen tradities. Zo verwerkten Leuvense houtsnijders klaarblijkelijk vaker dan graveurs uit andere centra het stedelijk wapen in hun composities en waren Luikse houtsnijders meer dan hun collega's geneigd hun werk te signeren. Het is juist dit laatste element - een signatuur, meestal in de vorm van een monogram of een initiaal - dat op termijn de mogelijkheid biedt om tot grondiger inzichten te komen in de produktie van een groep ambachtslui, die in andere omstandigheden de anonimiteit niet overstijgt, en die toelaat vrij gemakkelijk de levensloop van concrete vignetten te volgen. Vergelijkend onderzoek tussen gesigneerde ornamenten, zelfs als deze onderling sterk gelijken en van elkaar gekopieerd zijn, is immers minder vatbaar voor vergissingen dan het onderzoek van materiaal, dat slechts bij hoge uitzondering gesigneerd is, zoals versierde initialen. Zo kunnen ook niet-specialisten makkelijker een relevante inbreng hebben. Uit kunsthistorisch oogpunt openen zich eveneens nieuwe perspectieven. Gesigneerde ornamenten vormen in sommige gevallen een belangrijke aanvulling bij de studie van het oeuvre van graveurs, van wie voornamelijk slechts de meer ‘prestigieuze’ werken onderzocht werden. Een grotere aandacht voor de decoratieve grafiek kan op die manier een licht werpen op aspecten van de grafische produktie, die nog al te vaak verwaarloosd worden. | |
2. SignaturenHet is niet steeds even duidelijk of men te maken heeft met een gesigneerd ornament. Deze vaststelling kan op het eerste gezicht verwondering wekken maar strookt niettemin met de werkelijkheid. Er kunnen zich verschillende problemen voordoen. Bij een aantal vignetten komt een element voor dat zowel kan geïnterpreteerd worden als een monogram of als een stilistisch motief, dat al of niet kan gelden als een ‘onbewuste’ signatuur, die voor de moderne onderzoeker een aanwijzing tot identificatie kan vormen. Dit probleem wordt treffend geïllustreerd door een | |
[pagina 134]
| |
vignet (25 × 35)Ga naar voetnoot5 gebruikt door BassompierreGa naar voetnoot6. Het toont een gesloten kruik waarrond een slang kronkelt. De kruik staat op de grond tussen twee struiken (fig. 1). Onderaan staan enkele elementen, die met enige fantasie als d [x] f of h kunnen gelezen worden maar die evengoed deel kunnen uitmaken van de vegetatie. Een gelijkaardig element vindt men onderaan rechts in een vignet (30 × 46), gebruikt door PlomteuxGa naar voetnoot7. Het toont een kruik, op de grond geplaatst en tegen een achtergrond van struiken. De kruik wordt vastgehouden door een putto (fig. 2). Een ander vignet (31 × 67) in dezelfde drukGa naar voetnoot8 toont een landschap met op de voorgrond een beer, die een bijenkorf leeg rooft (fig. 3). Onderaan rechts herkent men eveneens het hoger beschreven element maar rechts erboven is ditmaal een spiegelmonogram FF zichtbaarGa naar voetnoot9. Vermits deze drie houtsneden stilistisch nauw aan elkaar verwant zijn, mag men aannemen dat zij van dezelfde hand stammenGa naar voetnoot10. Het blijft echter onduidelijk of de kunstenaar beide eerst beschreven vignetten wellicht onbewust signeerde. Druk- | |
[pagina 135]
| |
kers Bassompierre en Plomteux beschikten in elk geval over vignetten van dezelfde kunstenaar. Men mag echter stellen, dat zelfs als een gelijkaardig element in meerdere houtsneden opduikt, het niet steeds mogelijk is uitsluitsel te geven of het al of niet gaat om een ‘onbewuste’ signatuur. Het kan immers zowel handelen om een stilistisch element eigen aan een individueel kunstenaar als om een herkenningselement van een groep ambachtslui en zelfs om een decoratief element dat mechanisch gekopieerd werd. In sommige gevallen is er geen voldoende duidelijke afdruk van het vignet bewaard zodat het bijna onmogelijk is de signatuur als dusdanig te herkennen laat staan te identificeren. Dit is onder meer het geval bij enkele vignetten in een traktaat van Pieter Dens uitgegeven te Luik en te AntwerpenGa naar voetnoot11. Het gaat voornamelijk om de vrijstaande vignetten op bladzijden 10 (39 × 46): op een wolk zit de geblinddoekte verpersoonlijking van de kerk met haar rechterhand op een anker en over haar linkerschouder een kruis, op de achtergrond een stralende zon en de symbolen van het nieuwe en het oude testament (fig. 4)Ga naar voetnoot12, 159 (26 × 36): twee spelende putti, waarvan één een lans vasthoudt (fig. 5)Ga naar voetnoot13, 286 (28 × 28): een zittende putto, die een pluim in de | |
[pagina 136]
| |
rechterhand houdt, met op de achtergrond een boompje (fig. 6)Ga naar voetnoot14 en 311 (36 × 42): op een voetstuk en tussen twee takken een brandend wierookvat met links ervan een kroon (fig. 7). Alle stammen van dezelfde hand en dragen onderaan een uiterst vage en meestal moeilijk herkenbare signatuur: Gril/tner of Critaer. Twee andere Luikse drukkenGa naar voetnoot15 bevatten een vignet (32 × 78) | |
[pagina 137]
| |
dat hoogst waarschijnlijk door dezelfde kunstenaar gegraveerd werd. Op één ervan onderscheidt men links onderaan de signatuur CRITAER. In tegenstelling tot de vignetten in het werk van Dens werd hier geen religieus onderwerp afgebeeld. Het vignet toont binnen een dubbele kader een landschap met links een antieke tempel en rechts een aquaduct over een rivier; op de voorgrond enkele kleine figuren (fig. 8). Niet elke letter, die in een vignet voorkomt, vervult de rol van signatuur. Er bestaat weinig kans op verwarring bij de 17de- en 18de-eeuwse spiegelmonogrammen waarin de initialen van de drukker verwerkt zijn. Zelfs als zij niet op de titelbladzijde staan dan zijn zij meestal toch nog voldoende herkenbaar om vergissingen te vermijden. In enkele, eerder uitzonderlijke gevallen, is een dergelijk spiegelmonogram trouwens zelf gesigneerdGa naar voetnoot16. Zelfs indien een drukker een drukkersvignet met monogram of huismerk overneemt van een collega, zoals de Hasseltse drukker Ernest Stravius, die het drukkersvignet van zijn voorganger Gillis Monsieur na diens overlijden overnam, dan nog is de kans op verwarring geringGa naar voetnoot17. Als het om religieuze monogrammen van het IHS-type of andere handelt lijkt verkeerde interpretatie uitgesloten. Nochtans kunnen eerder ongewone combinaties voorkomen. Op bladzijden [ii] en 1 van het eerste deel van het werk van FisenGa naar voetnoot18 prijkt een fraai rechthoekig vignet (34 × 122) | |
[pagina 138]
| |
waarin twee fabelwezens een centrale ovalen lauwerkrans houden met in het midden het Luikse perron, geflankeerd door de letters L / G (fig. 9). Indien men de verschillende afdrukken van deze houtsnede nauwkeurig vergelijkt dan ontsnapt men niet aan de indruk dat het centrale element - perron en letters - een later toevoegsel zijn, mogelijk samengesteld uit een kleine houtsnede - het perron - en twee typografische letters. Deze spelen hier natuurlijk niet de rol van signatuur maar vormen samen met het perron, het Luikse wapen zoals onder meer ook blijkt uit het fraaie, spijtig genoeg niet gesigneerde rococo-vignet (69 × 46) tegenover de titel van de Musae leodiensesGa naar voetnoot19 (fig. 10). Een vignet (19 × 62) in een Vergiliusuitgave door BarnabéGa naar voetnoot20 stelt een gelijkaardig probleem. Het toont binnen een rechthoekige sierkader een centrale lauwerkrans geflankeerd door twee guirlandes met strikken. In het midden van de lauwerkrans prijken de typografische(?) letters G.B. (fig. 11). Vermits het werk door Barnabé gedrukt werd, mag men aannemen dat het hier om de initialen van de drukker gaat. Het is immers onwaarschijnlijk dat een graveur zijn werk op een dergelijke opvallende manier zou gesigneerd hebben. Men mag evenmin uitsluiten dat in een aantal gevallen een letter in een vignet een andere betekenis had dan een signatuur, b.v. de identificatie van een bepaalde reeks vignetten. | |
3. Vignetten in Luikse drukkenBij het onderzoek van de Luikse drukken werd gepoogd a priori's met betrekking tot plaats en tijd van de oorsprong van de ornamenten te vermijden. Vermits slechts een fractie van het gekende materiaal onderzocht werd en evenmin geprobeerd werd systematisch de verschillende edities van hetzelfde werk met elkaar te vergelijken, | |
[pagina 139]
| |
kan van de meeste bestudeerde ornamenten slechts een voorlopige datum ante quem gegeven worden. Voor wat de geografische oorsprong van de houtsneden betreft blijven op dit ogenblik eveneens de meeste vragen onbeantwoord. Slechts in een beperkt aantal gevallen kan een toewijzing aan het Luikerland en meestal dus waarschijnlijk de stad Luik, naar voor geschoven worden. Dit lijkt alleen verantwoord als meerdere elementen in deze richting wijzen. | |
A. De 17de eeuwHet gebruik van houtsneden als vignetten, won in de Luikse drukkersateliers vanaf het midden van de 17de eeuw aan belang. Het onderzoek leerde daarenboven dat ook voor de illustraties in meer luxueuze uitgaven de houtsneden minder snel vervangen werden door kopergravures dan b.v. te Antwerpen. Houtsneden bleven te Luik langer in gebruik mede omdat de oplagen er klaarblijkelijk vaak lager waren dan in de grote centra zodat de kosten voor het vervaardigen van kopergravures te hoog uitvielen. Dit had tevens tot gevolg dat in deze periode slechts relatief weinig Luikse kunstenaars zich toelegden op het maken van kopergravures. Toen Arnold de Corswarem in 1622 een nieuwe editie van het Luikse brevier uitgaf, werd het werk weliswaar in twee kleuren gedrukt maar waren de illustraties nog uitsluitend houtsnedenGa naar voetnoot21. | |
a. Monogrammist E(A)FHet oeuvre van monogrammist E(A)F neemt om verschillende redenen een bijzondere plaats in. De juiste lezing van het mono- | |
[pagina 140]
| |
gram is niet met zekerheid gekend. DaniëlsGa naar voetnoot22, die uitvoerig de reeks van acht houtsneden met de afbeelding van de Zeven Weeën van Maria beschreef, herkende zelfs de eenheid van hand niet. Het monogram las hij op het titelblad EX en op de andere illustraties ER! Op stilistische, chronologische en andere gronden kan er echter geen twijfel over bestaan dat deze groep houtsneden door één kunstenaar gestoken werd. Het feit dat deze met grote soepelheid zijn monogram vormde, bemoeilijkt niet alleen de juiste lezing ervan maar maakt het samenbrengen van zijn oeuvre evenmin tot een sinecure. In een aantal gevallen heeft men duidelijk de indruk dat EAF moet gelezen worden, elders kan men slechts EF onderscheiden. Van bijkomend belang is het feit dat de kunstenaar bijna steeds zijn werk dateerde. Hierdoor kunnen zijn houtsneden in twee periodes gegroepeerd worden: deze uit de jaren 1623 en 1625 en de hoger aangehaalde reeks gewijd aan de Zeven Weeën van Maria, die dateert uit 1641. Daarnaast is minstens één niet gedateerd vignet gekend. Of het vignet (37 × 30) met de voorstelling van de buste van de H. Lambertus (fig. 14) en in cursief gesigneerd E F ook aan monogrammist E(A)F mag toegeschreven worden, is niet duidelijkGa naar voetnoot23. Hoewel het zich grosso modo in dezelfde periode situeert, verschillen zowel signatuur als stijl grondig van de overige. Het zou zich hier echter om jeugdwerk kunnen handelen, waarvan het gebruik voorlopig slechts laattijdig geattesteerd is. Twee werken behoren tot de eerste periode. Het oudste toont binnen een dubbele kader een allegorische voorstelling van het lijden van Christus (fig. 15) en is onderaan in het midden met het monogram EF gesigneerd en gedateerd 1623. Dit kleine vig- | |
[pagina 141]
| |
net (38 × 47) werd minstens driemaal door Tournay als titelvignet gebruikt, namelijk in 1633 en tien jaar later nogmaalsGa naar voetnoot24. De andere houtsnede (107 × 69) toont een kwaliteitsvolle voorstelling van H. Barbara ten halve (fig. 16). Zij is onderaan rechts met het monogram EAF gesigneerd en 1625 gedateerd. Het bestudeerde exemplaar, bevindt zich bovenaan een éénbladdruk met een aanroeping tot H. Barbara, door Ouwerx gedrukt in 1658Ga naar voetnoot25. De overige houtsneden sieren alle een devotieboekje, gewijd aan de Zeven Weeën van Maria, geschreven door de Hasseltse augustijn Matthias PauliGa naar voetnoot26. Zoals hoger vermeld trok dit werkje reeds vroeger de aandachtGa naar voetnoot27. Naast het gesigneerde titelvignet (47 × 39) (fig. 17) bevat het werk zeven houtsneden (75 × 55) (fig. 18-24) die alle gesigneerd en gedateerd - 1641 - zijn. Zonder dat deze hetzelfde niveau halen als de hoger aangehaalde houtsnede van H. Barbara, kan men een zekere kwaliteit niet ontkennen. De houtsneden doen wat hoekiger aan - dat zal later een typisch Luiks kenmerk worden - en ook de schaduweneffekten zijn heel wat minder subtiel geworden. De kunstenaar is niet erg consequent in het signeren, meestal rechts maar ook in het midden en links. Vaak plaats hij zijn monogram op een alde of | |
[pagina 142]
| |
een schildvormig blad, soms op een rotsblok maar ook in het vrije. De datum staat soms kort bij het monogram, maar even dikwijls er ver van af, nu eens links dan weer rechts en het titelvignet is niet gedateerd. Ook de monogrammen verschillen onderling sterk en worden soms, maar ook weer niet altijd, gevolgd door een punt. Men krijgt de indruk dat men hier te maken heeft met het werk van een zelfbewuste, oudere kunstenaar. Het relatief grote verschil in datering van de houtsneden - 1641 - en druk - 1646 - wijst erop dat men met een tweede editie te maken heeftGa naar voetnoot28. Dank zij de opvallende drang van monogrammist E(A)F om zelfs kleiner werk te signeren, kan men tenminste één vignet aan hem toeschrijven. Het werd door Tournay ten laatste vanaf 1630 gebruiktGa naar voetnoot29. Het elegante vignet (37 × 52) toont de symmetrische voorstelling van twee takjes van een aardbeistruik met elk twee bloemen en één vrucht. Op elk takje zit aan de buitenzijde een vlinder terwijl aan de binnenzijde twee opvliegende vogeltjes naar elkaar gewend zijn. Bovenaan is tussen beide takken een bij geplaatst (fig. 25). Het monogram staat in het midden onderaan. Een datum ontbreekt. Dit weliswaar beperkt aantal getuigen van het werk van monogrammist E(A)F illustreert treffend hoe vignetten integraal deel uitmaken van het totale oeuvre van een kunstenaar. Op basis van het besproken materiaal kan deze monogrammist moeilijk exact in tijd en plaats gesitueerd worden maar vermits minstens drie Luikse drukkers gespreid over een periode van twee decennia werk van hem gebruikten, is een Luikse origine niet onwaarschijnlijk. Gezien de artistieke kwaliteit van de houtsneden dringt een verdere studie zich op. | |
[pagina 143]
| |
b. Graveur MLGDrukker Matthias Hovius gebruikte in een druk van 1665Ga naar voetnoot30 een fraai driehoekig vignet (53 × 75) in renaissance-stijl, met overvloedig rankwerk en in het midden een staande engel met gespreide vleugels, die een geopend boek met tekst vasthoudt (fig. 26). Onderaan ziet men in een schildje de initalen M L G, waarbij M en L in ligatuur geplaatst werden. Deze kunstenaar kon voorlopig niet nader geïdentificeerd worden. De stijl schijnt een Luikse oorsprong echter uit te sluiten. Waar en wanneer het vignet tot stand kwam, moet voorlopig in het ongewisse blijven. | |
c. Graveur VMGraveur .V.M. moet gesitueerd worden in het derde kwart van de 17de eeuw. Hoewel voorlopig slechts één vignet (42 × 40)Ga naar voetnoot31 met zijn signatuur opgespoord werd, lijkt omwille van stilistische gronden een Luikse oorsprong niet onwaarschijnlijk. Zelfs indien bij nader onderzoek zou blijken dat de graveur niet in het Luikse werkzaam was dan kan dit vignet nog als representatief voor het | |
[pagina 144]
| |
niveau van de houtsneden in Luikse drukken van het einde van de 17de en het begin van de 18de eeuw gelden. Het vignet stelt een brede ondiepe vaas voor, die hoog beladen is met vruchten (fig. 27). Ondanks de vele gebogen lijnen, die in de compositie voorkomen, geeft deze de indruk van een zekere stroefheid door de zware lijnen, die alles overheersen. | |
d. Graveur IVA, Leuvens import?Sommige Luikse drukken uit de late 17de eeuw suggereren een band met Leuven, tenminste indien men aanneemt dat houtsnijder IVA in deze stad werkzaam was. Hierop wijzen onder meer twee elementen, namelijk het veelvuldig voorkomen van stadswapens in zijn vignettenGa naar voetnoot32 en het feit dat zijn vignetten meermaals in Leuvense drukken opduikenGa naar voetnoot33. In een druk van Guillaume Streel uit 1684 komen twee vignetten van IVA voorGa naar voetnoot34. Het ene (28 × 31), op bladzijde 173, | |
[pagina 145]
| |
toont tussen twee palmtakken twee engeltjes, die op het Leuvense stadswapen zitten (fig. 31). Het vignet werd in het midden, vlak boven het wapenschild gesigneerd. Het tweede (32 × 32), op bladzijde 243, toont twee symmetrisch geplaatste, gevleugelde fabelwezens met in elkaar gevlochten visstaart. Zij aanbidden een stralend hart, beladen met IHS-monogram en drie nagels, dat tussen hen is geplaatst (fig. 32). Het vignet is onderaan getekend IVA. Guillaume Streel was voor deze druk geassocieerd met de Leuvense drukker Martin Hullegaerde. Maar er schijnen meer kontakten tussen graveur IVA en de Luikse drukkers bestaan te hebben. In de loop van de tweede helft van de 17de eeuw, maar in elke geval vóór 1690, gaf Hoyoux een werk van Jan Opstraet uitGa naar voetnoot35. Ook hierin prijkt een vignet (28 × 32) van IVA. Het lijkt daarenboven sprekend op het eerste vignet van IVA, dat hoger beschreven werd, met die uitzondering dat niet het stadswapen van Leuven afgebeeld werd maar wel dat van Mechelen (fig. 33). Hetzelfde werk bevat op de eerste bladzijde trouwens nog een ander gesigneerd vignet (20 × 75). Twee symmetrische florale slingers zijn in het midden samengebonden; boven de knoop twee afgewende hondekoppen en erboven de vrij grote signatuur G.L.Ga naar voetnoot36 (fig. 34). Men moet zich de vraag stellen naar de aard van de relatie tussen graveur IVA en beide Luikse drukkers. Is de eerste indruk, namelijk dat deze drukkers in hun atelier over vignetten van IVA beschikten, wel correct? Een andere verklaring behoort eveneens tot de mogelijkheden. Het is immers opvallend dat de IVA-vignetten in de druk, die voor de Leuvense markt bestemd was, het Leuvense stadswapen dragen terwijl deze in het boek van een Mechels auteur, daarentegen versierd zijn met het Mechelse | |
[pagina 146]
| |
stadswapen. Waren de Luikse drukkers van de tweede helft van de 17de eeuw bereid en in staat zich dergelijke fijngevoeligheid te veroorloven? Of moet men er mee rekening houden dat zij aan katernen, gedrukt bij collega's te Leuven en te Mechelen, een eigen voorwerk toevoegden om een lokale distributie te vergemakkelijken? In dat geval hebben zij zelf nooit houtsneden van IVA gebruikt. | |
b. De 18de eeuwTijdens de 18de eeuw werden de vignetten van de vorige eeuw klaarblijkelijk relatief vlug en systematisch vervangen door nieuw materiaal. Dank zij de uitbreiding van de drukkersactiviteiten in Luik kregen de plaatselijke ambachtslui meer afzetmogelijkheden. Zij bleven goeddeels trouw aan de eigen Luikse stijl, die zich reeds tijdens de tweede helft van de 17de eeuw ontwikkelde. Deze kenmerkt zich door een vrij onbeholpen en hoekig lijnenspel. De lijnen zijn vaak erg vet, hetgeen vooral bij de schaduweffecten een sombere en provincialistische indruk wekt. Tijdens de 16de eeuw leden sommige figuratieve houtsneden reeds aan dit euvelGa naar voetnoot37. Zelfs het vrij kwaliteitsvolle werk van monogrammist E(A)P ontsnapte er niet aan. Pas in de loop van de 18de eeuw produceerden enkele graveurs ook fijner werk, dat echter zelden van veel elegantie getuigt. | |
a. Monogrammist NMonogrammist N lijkt een overgangsfiguur te zijn. Het is voorlopig niet duidelijk waar hij werkzaam was. Er werden verschillende vignetten met signatuur N opgespoord. Alle zijn stilistisch echter niet verwant en werden niet uitsluitend te Luik gebruikt. Hoogstwaarschijnlijk signeerden verschillende graveurs hun werk met hetzelfde monogram. Enkele van de teruggevonden | |
[pagina 147]
| |
vignetten werden wellicht door een Franse, niet nader geïdentificeerde, monogrammist vervaardigd. Het vignet (19 × 69), in 1700 door De Milst gebruikt, stelt binnen een dubbele rechthoek een enigszins barok aandoend symmetrisch vegetaal motief voor (fig. 35). Het werd onderaan in het midden gesigneerdGa naar voetnoot38. Een ander vignet (32 × 42) toont een lauwerkrans met in het midden een stralende zon (fig. 36). Het is onderaan links gesigneerd en werd niet alleen in 1714 door BroncartGa naar voetnoot39 gebruikt maar men vindt het ook in niet gedateerde drukken van ColletteGa naar voetnoot40 en van de Naamse drukker GeorgeGa naar voetnoot41. Mogelijk behoren twee vignetten in Mechelse drukken uit de eerste helft van de 18de eeuw eveneens tot het oeuvre van dezelfde monogrammist. Hiertegen zijn geen chronologische bezwaren in te brengen maar men kan zich vragen stellen rond de stilistische verwantschap. Een klein vignet (16 × 62) toont binnen een dubbele kader een centrale bloemenkorf gedragen door twee symmetrisch geplaatste slingers (fig. 37). Het vignet is onderaan in het midden gesigneerdGa naar voetnoot42. Een wat groter vignet (22 × 63) toont, eveneens binnen een dubbele kader, een centrale (armillair)sfeer op een voetstuk, gedragen door twee symmetrisch ge- | |
[pagina 148]
| |
plaatste slingers (fig. 38). Het vignet is onderaan in het midden gesigneerdGa naar voetnoot43. De relatie met een ander, vrijstaand vignet (32 × 48), dat eveneens met N gesigneerd is, kan moeilijk bepaald wordenGa naar voetnoot44. Het vignet toont een symmetrische vegetale compositie, die erg atypisch is (fig. 39). Zowel chronologisch als stilistisch lijkt het vignet slecht bij de overige te passen. | |
b. Frans import: vignetten van VLS en Ha?Het vrijstaande rechthoekige vignet (13 × 66) met de, voor onze streken, ongebruikelijke voorstelling in renaissance-stijl van een symmetrisch geplaatste liggende zeemeermin en zeemeerman, | |
[pagina 149]
| |
elk bereden door een putto (fig. 42), in een druk uit 1732 met het adres van Barchon, mag aan een Franse hand toegeschreven wordenGa naar voetnoot45. Deze Luikse piraatdruk slaagt er zeer goed in een Franse indruk te wekken. Het vignet is in het midden VLS gesigneerd maar lijkt stilistisch weinig verwant met de hoger geciteerde VLS-vignettenGa naar voetnoot46. Of er een relatie bestaat met het LS [/] LE PESS gesigneerde vignet (20 × 63) van de hoger geciteerde Luikse piraatdrukGa naar voetnoot47, is onwaarschijnlijk. Dat vignet toont binnen een dubbele kader de verpersoonlijking van de kerk. Deze zit tussen twee wierookvaten (fig. 43). Links beneden leest men LS en rechts beneden LE PESS. Ook voor het rococo vignet (26 × 49), gesigneerd Hafe. en gebruikt in 1776, stelt zich het probleem van de oorsprongGa naar voetnoot48. Niet alleen werd tot nog toe geen enkel ander vignet met deze signatuur gevonden maar ook de stijl en de thematiek van dit vrijstaand vignet schijnen een Luikse oorsprong uit te sluiten en een Franse origine waarschijnlijker te maken. Het allegorische vignet toont een symmetrische compositie met een open boek tussen een schilderspalet met penselen aan de ene zijde en een opengeslagen partituur en muziekinstrumenten aan de andere. Het geheel is geplaatst op een sokkel, die rust op een rocaille (fig. 44). | |
[pagina 150]
| |
C. Het midden van de 18de eeuwIn het kader van dit onderzoek werd slechts één vignet van graveur PAR opgespoord. De drukkenGa naar voetnoot49, waarin het voorkomt, stammen uit het atelier van Everard Kints, die waarschijnlijk dus ook de anonieme drukken, waarin het prijkt, drukte. Het vignet (53 × 171) toont binnen een dubbele kader een centraal medaillon met in het midden een bloemenvaas, omsloten door een symmetrische, florale compositie (fig. 45). Het geheel is onderaan in het midden gesigneerd. In verschillende delen van het verzamelde werk van Bossuet met het Luikse impressum van de Libraires associés, uitgegeven in de 60'er jaren van de 18de eeuwGa naar voetnoot50, werd een vignet (29 × 89), gesigneerd door CHENET, gebruikt. Het toont binnen een dubbele kader een symmetrische florale compositie met twee hoornen des overvloeds en twee scepters (fig. 46). In 1762 verscheen bij een voorlopig onbekend gebleven Luiks (?) drukker een pamflet in de juridische strijd tussen Hasselt en | |
[pagina 151]
| |
Zonhoven rond het eigendomsrecht van een heidegebied waarop beide gemeenten aanspraak maaktenGa naar voetnoot51. Op het titelblad prijkt een vrijstaand vignet (30 × 45) dat een symmetrisch vegetaal motief toont. Het is in het midden tussen de onderzijde van twee gekruiste takken gesigneerd met M.G. (fig. 47). Deze graveur kon tot nog toe niet nader geïdentificeerd worden. | |
d. De tweede helft van de 18de eeuwEr werden meerdere gesigneerde vignetten, behorend tot het laatste kwart van de 18de eeuw, opgespoord. Het lijkt er daarenboven op dat het aantal kunstenaars, die vignetten leverden aan Luikse drukkers, in de loop van die periode toenam. De meeste graveurs zijn net als voordien vaak slechts door één of een zeer beperkt aantal houtsneden vertegenwoordigd. Enkele aarzelen niet om hun werk met volledige naam te ondertekenen. Dit lost echter niet alle problemen op vermits onduidelijk blijft hoe de monogrammen op de overige vignetten moeten ontcijferd worden. Van monogrammist D of D: werden twee vignetten gevonden. Het eerste (18 × 65) toont binnen een dubbele kader een lier tussen twee takken (fig. 48). Het is onderaan links gesigneerd en werd in 1776 gebruikt door LoxhayGa naar voetnoot52. Dit vignet toont weinig stilistische verwantschap met het vrijstaande vignet (29 × 39) op het titelblad van een druk van Desoer uit 1785Ga naar voetnoot53. Het toont een | |
[pagina 152]
| |
boer met zweep, die rijdt op een met takkenbossen beladen ezel naar rechts. Deze wordt gevolgd door een hond. Rechts staan enkele pijnbomen op lage heuvels (fig. 49). Het vignet is onderaan links gesigneerd. Omdat beide vignetten gesigneerd werden met een kapitale D is men geneigd om een verband te leggen met de vignetten van P. Depas, gebruikt in een niet gedateerde druk van Bassompierre, die na 1774 verscheenGa naar voetnoot54. Of alle deze vignetten inderdaad van dezelfde kunstenaar stammen, moet voorlopig in het ongewisse blijvenGa naar voetnoot55. Het eerste vignet (28 × 67) van Depas toont de zittende verpersoonlijking van de kerk tussen twee spiraalvormige guirlandes. Het geheel is omsloten door een dubbele kader (fig. 50) en werd onderaan links gesigneerd DEPAS. Het tweede (24 × 70) toont binnen een dubbele kader een asymmetrische florale compositie (fig. 51) en is onderaan rechts gesigneerd P. DEPAS. LoxhayGa naar voetnoot56 gebruikte nog een ander vignet (18 × 66) dat waarschijnlijk aan Depas mag toegeschreven worden. Het toont binnen een dubbele kader twee gekruiste takken met in het midden drie rozen (fig. 52). Het is onderaan links gesigneerd P.D. Van Derer werd slechts één gesigneerd vignet (24 × 67) gevonden. Het toont binnen een dubbele kader een symmetrische florale compositie met in het midden een vaas met bloemen (fig. | |
[pagina 153]
| |
53) en is onderaan links in cursief gesigneerd DERER. Het vignet werd zowel gebruikt door Gerlache in een niet gedateerde drukGa naar voetnoot57 als door Loxhay in een druk uit 1793Ga naar voetnoot58. De barokke vignetten gesigneerd met het voorlopig onopgeloste spiegelmonogram FFGa naar voetnoot59 vormen een opvallende verschijning in enkele drukken van Plomteux. Reeds in 1775 duikt een vignet van FF op in één van zijn drukkenGa naar voetnoot60. In 1782Ga naar voetnoot61 gebruikte hij nog andere vignetten van deze monogrammist. Het relatief kleine vrijstaande vignet (32 × 67) toont een allegorische voorstelling met links een zittende Neptunus met op de achtergrond twee schepen en een paar zeemeerminnen, die musiceren (fig. 54). Het vignet is onderaan rechts gesigneerd en mag ondanks het onzekere monogram hoogst waarschijnlijk toegeschreven worden aan monogrammist FF. In het RitualeGa naar voetnoot62, eveneens in 1782 uitgegeven, gebruikte Plomteux twee grote vrijstaande vignetten waarin rococo-invloeden duidelijk merkbaar zijn. Het eerste (55 × 135) toont in het midden een lopende putto, die een bloemenslinger vasthoudt; onder hem een rocaille op een voetstuk. Links van hem is een ruïne zichtbaar en rechts een decoratief element omhangen met een bloemenslinger. Op de achtergrond werd een landschap met twee bomen en een gebouw afgebeeld (fig. 55). Het vignet is onderaan rechts gesigneerd met het spiegelmonogram. Het tweede vignet (54 × 136) toont in het midden een bij- | |
[pagina 154]
| |
enkorf geplaatst op een voetstuk, dat rust op een verhoog; links en rechts, omsloten door een reeks rocailles, een putto waarvan de linker een boek houdt en de rechter een bloem (fig. 56). Onderaan rechts onderscheidt men de signatuur. In 1786 verscheen bij Plomteux een fraai verzorgde uitgave van het Antiphonale romanumGa naar voetnoot63. Ook daarin gebruikte hij twee vrijstaande vignetten van monogrammist FF. Het vignet op de titelbladzijde (73 × 99) toont tussen twee kandelaberachtige motieven, elk getopt door een wierookvat(?) en verbonden door een slinger, de verpersoonlijking van de kerk. Deze zit op een bank, geplaatst op een trede, die rust op een rocaille. Zij houdt in de linkerhand een kruis en in de rechter een brandend hart. Aan haar rechterzijde ziet men een anker getopt door een duif met een olijftak in de snavel (fig. 57). Het vignet is onderaan rechts gesigneerd met het spiegelmomogram FF. Op bladzijde 814 plaatste de drukker een ander vrijstaand vignet (70 × 102) met in het midden een vaas met bloemen, geplaatst op een hoog voetstuk met aan beide zijden een putto. Het geheel is geplaatst tegen een achtergond van rocailles en bomen (fig. 58). De signatuur bevindt zich onderaan rechts. Crahay is een overgangsfiguur tussen de 18de en de 19de eeuw. Van hem zijn niet alleen kopergravuresGa naar voetnoot64 bekend maar ook houtgravures. Zijn werk is van bescheiden kwaliteit. Hij was | |
[pagina 155]
| |
meer ambachtsman dan wel kunstenaar. In het kader van dit onderzoek werd geen vignet van Crahay in een Luikse druk gevonden maar er mag niet aan getwijfeld worden dat hij ook op dit terrein werkzaam was. Een rouwkaderGa naar voetnoot65, rond een Hasselts doodsbericht gedrukt door P.F. Milis bij het overlijden, op 17 december 1837, van Regnier André Timmermans, is onderaan links door hem gesigneerd (fig. 59) en getuigt van het lange leven van sommige houtsneden. | |
e. Jean Philippe GrammeTussen de 18de- eeuwse in hout gegraveerde vignetten nemen deze met de signaturen G en JPG een bijzondere plaats in. Zij vormen een belangrijke groep, waarvan tenminste een aantal zonder enige twijfel kan toegeschreven worden aan Jean Philippe Gramme, die niet alleen graveur was maar ook zelf drukte. AddisonGa naar voetnoot66 schijnt te suggereren dat de vignetten van G door Gerlache zouden gesneden zijn. Het is echter op dit ogenblik verre van eenvoudig om het beschikbare materiaal exact te interpreteren. | |
[pagina 156]
| |
In 1746 werd door Barchon een vignet (53 × 71) gebruikt dat wellicht tot deze groep behoortGa naar voetnoot67. Het vrijstaande vignet toont een rijk versierde bloemenvaas, die rust op een sokkel gedragen door overvloedige vegetale motieven (fig. 60). Het vignet is in het midden links, op de sokkel, gesigneerd. De signatuur is moeilijk leesbaar niet alleen omdat zij in spiegelschrift is uitgevoerd maar ook omdat zij erg klein is. De lezing G.F. verdient de voorkeur boven S.F. De stijl sluit niet erg aan bij de andere vignetten van de ‘G-familie’ maar chronologisch bestaat er geen bezwaar tegen om het vignet met deze groep in verbinding te brengen. Het gebruik van spiegelschrift vindt trouwens een parallel in één van de JPG-vignettenGa naar voetnoot68. Er werd slechts twee Luikse drukken onderzocht, waarin een vignet gesigneerd met de letter G, gebruikt werd. Het ene vignetGa naar voetnoot69 (17 × 65) toont in een dubbele kader een symmetrisch floraal motief (fig. 61) en is onderaan in het midden gesigneerd. Gramme gebruikte vanaf 1738 nog een ander vignetGa naar voetnoot70 (47 × 153) gesigneerd door G. Dit toont binnen een dubbele kader een symmetrische florale compositie met bovenaan in het midden een bloemenkorf (fig. 62). De signatuur G bevindt zich onderaan in het midden van de linkerhelft. De behandeling van het vlechtwerk van de bloemenkorf meer nog dan de stroeve vormentaal is hier het meest opvallende kenmerk van de Luikse stijl van het vignet. | |
[pagina 157]
| |
Een verrassend gelijkend vignet, dat slechts verschilt door het ontbreken van de signatuur, werd in 1781 door GerlacheGa naar voetnoot71 gebruikt. Het feit dat de niet gesigneerde versie van het vignet door hem gebruikt werd, schijnt erop te wijzen dat hij het vignet niet zelf graveerde. Beide vignetten lijken echter zo sterk op elkaar dat niet mag uitgesloten worden dat het gaat om dezelfde houtsnede, die op een bepaald ogenblik bijgewerkt werd. Ook in dat geval is het moeilijk te verklaren waarom een versleten Luiks vignet te Maastricht (zie verder) werd opgekocht door een Luiks drukker, die daarenboven zelf in staat was houtsneden te vervaardigen. Drukker Jacob Lekens uit Maastricht beschikte over minstens twee vignetten van graveur G en daarnaast nog over minstens één vignet dat met GRAM getekend is. In 1751 gebruikte hij de gesigneerde versie van het laatst beschreven vignetGa naar voetnoot72, dat hij wellicht van zijn Luikse collega Gramme kocht. Ten laatste vanaf 1753Ga naar voetnoot73 gebruikte hij een vrijstaand vignet (30 × 47) dat een zwemmende dolfijn naar links toont, die gevat is tussen een symmetrische compositie van twee takken met guirlandes en getopt is door een stralende zon (fig. 63). Het vignet is onderaan links in de figuur gesigneerd. Het is op dit ogenblik moeilijk uit te maken wie de G-vignet- | |
[pagina 158]
| |
ten graveerde. Hoewel de suggestie van Addison, dat dit wellicht Gerlache was, niet onwaarschijnlijk is, mag een toewijzing aan Jean Philippe Gramme niet bij voorbaat uitgesloten worden, ook al omdat die sterk wisselende stijlen gebruikte en zijn werk niet steeds op dezelfde wijze tekende. De vignetten met de signatuur JPG zijn met zekerheid van de hand van Jean Philippe Gramme. Men vindt ze in boeken uit verschillende officina. Vaak verschillen ze onderling slechts weinig zodat de plaats en het soort signatuur niet zelden een erg praktisch hulpmiddel vormen bij het onderscheiden van de vignetten. Reeds in 1696Ga naar voetnoot74 werd te Namen een vrijstaand vignet (39 × 50) gebruikt dat onderaan links gesigneerd is met IPGF. Hoewel de stijl afwijkt van de vignetten, die Gramme later graveerde, mag men toch aannemen dat deze kleine houtsnede van zijn hand is. Zij stelt een naar links zittende Athena voor, die in haar rechterhand een lauwerkrans heft en in haar linker een palm houdt; op de achtergrond een compositie van vaandels en wapens (fig. 64). Broncart beschikte in 1700 reeds over JPG-vignetten onder meer een vrijstaand vignetGa naar voetnoot75 (38 × 38) dat binnen een overvloedi- | |
[pagina 159]
| |
ge florale versiering een hoofd toont, dat getopt is door een schelp en in een stralenkrans geplaatst is (fig. 68). Het vignet is bovenaan gesigneerd met de letters JPG, die als in een driehoek geplaatst zijn. In 1702Ga naar voetnoot76 gebruikte Broncart een vignet (17 × 65), dat binnen een dubbele kader een symmetrisch vegetaal motief toont (fig. 66). De signatuur - JPG - bevindt zich onderaan in het midden in een uitgespaarde ovaal. Datzelfde jaarGa naar voetnoot77 gebruikte hij tevens een nauw verwant vignet (16 × 62), dat binnen een dubbele kader eveneens een symmetrisch vegetaal motief toont (fig. 67). De vrijstaande signatuur bevindt zich onderaan in het midden en werd in spiegelschrift gegraveerd. Het geheel doet veel hoekiger aan dan het vorige vignet zodat men mag aannemen dat het hier om een jeugdwerk handelt. Ten laatste in 1705 was het stel JPG-vignetten van Broncart uitgebreid met twee andere rechthoekige exemplaren. Het | |
[pagina 160]
| |
eersteGa naar voetnoot78 (17 × 67) toont binnen een dubbele kader een symmetrisch vegetaal motief met in het midden een gesloten vaas (fig. 69). Deze compositie is onderaan gesigneerd: links J, in het midden in een uitgespaard driehoekje P en rechts G. Het tweede vignetGa naar voetnoot79 (20 × 69) toont binnen een dubbele kader een symmetrisch vegetaal motief met in het midden een gevlochten bloemenkorf (fig. 70). Het vignet is in het midden, onder de korf gesigneerd met de letters JPG. Wat later zijn twee grote JPG-vignetten in drukken van Broncart geattesteerd. Het eersteGa naar voetnoot80 (34 × 135) toont binnen een dubbele kader een zeer fraai en rijk versierd symmetrisch vege- | |
[pagina 161]
| |
taal motief (fig. 71). Het is onderaan in het midden gesigneerd met de letters JPG, die als in een driehoek geplaatst zijn. De letter P werd in een uitgespaard fragment van de versiering geplaatst. Het tweedeGa naar voetnoot81 (84 × 97) toont een vaas met bloemen. Deze rust op een rijk versierd voetstuk waaruit symmetrisch geplaatste vegetale spiralen ontspringen (fig. 72). Dit vrijstaand vignet is links van het voetstuk gesigneerd JP en rechts G. Vanaf het eerste decennium van de 18de eeuw gebruikte Broncart tevens een klein vrijstaand vignetGa naar voetnoot82 (32 × 48) dat een gevlochten bloemenkorf toont, die gevat is in een fraaie vegetale versiering (fig. 73). De signatuur - JPG - bevindt zich onderaan in het midden. Gramme gebruikte in zijn eigen drukken natuurlijk ook vignetten, die hij zelf stak. Een vrijstaand vignetGa naar voetnoot83 (41 × 53), dat hij | |
[pagina 162]
| |
in 1713 gebruikte, vertoont een nauwe verwantschap met het hoger geciteerd vignet met de voorstelling van een dolfijn, gesigneerd met G. Het toont een stralende zon onder een baldakijn en gevat in een vrij sobere symmetrische compositie (fig. 74), die sterk afwijkt van de rijk versierde vignetten, die Broncart gebruikte. De signatuur - JPG - werd onderaan in het midden aangebracht. Een vrijstaand vignetGa naar voetnoot84 (47 × 65) gebruikt in 1753 sluit stilistisch eveneens nauw bij deze vignetten. Het toont een symmetrische compositie met in het midden, tegen een gearceerde achtergrond, een baldakijn gevat in een sobere symmetrische compositie met aan elke zijde een ruiker (fig. 75). Het vignet is onderaan links gesigneerd door JPG. Van opvallende stijl is een groot vignetGa naar voetnoot85 (55 × 120) dat Gramme in 1741 gebruikte. Het toont in een dubbele kader een symmetrische florale compositie die vooral opvalt door haar sobere karakter (fig. 76). Het vignet is onderaan gesigneerd: links JP en rechts G. Naast vignetten, die met één of meerdere initialen getekend zijn, werden er een aantal opgespoord, die door Gramme op een meer expliciete manier gesigneerd werden. Over de signatuur en dus over de auteur van het allegorische vignet (112 × 117), dat Jacob Lekens in 1751Ga naar voetnoot86 gebruikte, kan enige twijfel bestaan. Het is daarenboven niet duidelijk of dit buitengewone vignet uit één dan wel uit twee blokken - van verschillende hand? - bestaat. In het midden van het vignet prijkt | |
[pagina 163]
| |
het hoofd van een sater, dat geplaatst is tussen een viertal rocailles. Twee prachtig gegraveerd griffioenen knagen aan het voorhoofd. Het geheel is getopt door een rocaille. Onderaan werden twee gekruiste (palm)takken afgebeeld (fig. 77). De signatuur bevindt zich op een vrijgelaten strookje, waar beide takken elkaar kruisen. Men kan GRAM, GREN of mogelijk ook GRON lezen. Hoewel dit bijzonder fraaie vignet geen parallel schijnt te kennen binnen het oeuvre van Gramme mag toch niet uitgesloten worden dat hij het realiseerde. In 1740 gebruikte KintsGa naar voetnoot87 een groot en fraai versierd vignet (50 × 122) dat onderaan rechts GR. F. gesigneerd is. Het toont binnen een dubbele kader een vaas met bloemen. Deze is geplaatst op een hoge sokkel. Aan beide zijden van dit centrale motief werden rijk versierde bloemenslingers aangebracht (fig. 78). Groter of belangrijker werk signeerde Gramme vaak uitvoeriger dan de vignetten. Een wapenschildGa naar voetnoot88 (c. 86 × 92 mm) van prins-bisschop Joris Lodewijk van Bergen (fig. 79) werd onderaan links gesigneerd: GRAM EXC. Er is nochtans ook een vignetGa naar voetnoot89 (32 × 118) gekend, dat uitvoerig gesigneerd is. Het toont, binnen een dubbele kader een vrij sobere symmetrische compositie met centrale bloemenruiker (fig. 80). De signatuur bevindt zich onderaan; in de linkerhoek GRAM. en in de rechter EXCU. | |
[pagina 164]
| |
Bij volblad houtsneden verkoos Gramme vaak een langere signatuurGa naar voetnoot90. Tijdens het onderzoek werd slechts één vignetGa naar voetnoot91 (66 × 62) gevonden dat voluit getekend werd door Gramme. Het stelt een vrij sobere vegetale compositie voor (fig. 84), die in het midden gesigneerd is GRAMME F. | |
C. BesluitAls gevolg van het gebrek aan gestructureerd en gemakkelijk toegankelijk archiefmateriaal is het onderzoek naar de relatie tussen de drukkers en de drukkerscentra tijdens het ancien régime voornamelijk aangewezen op materiële en technische elementen, die rechtstreeks uit de bewaarde drukken afgeleid kunnen worden. De grote afhankelijkheid van gespecialiseerde kennis, die een dergelijk onderzoek vergt, werkt vertragend en ontmoedigend. De inbreng van niet-specialisten wordt daarenboven bemoeilijkt. Door het ontwikkelen van een methodiek, die toelaat ook niet-specialisten zoals kunsthistorici bij sommige fases van het onderzoek te betrekken, is het niet alleen mogelijk sneller tot resultaten te komen maar wint het onderzoek tevens aan belang. Onderzoek naar gesigneerde ornamenten lijkt een voortreffelijk uitgangspunt te vormen, dat toelaat de immense hoeveelheid | |
[pagina 165]
| |
voorhanden materiaal te structureren zodat diepgaander onderzoek meer doelgericht kan gebeuren. Een dergelijk aanpak levert daarenboven een niet verwaarloosbaar bijprodukt op, dat voor kunsthistorisch onderzoek een essentiële inbreng kan betekenen. Hoewel het aantal Luikse drukken, dat onderzocht werd, nauwelijks representatief genoemd kan worden - ongeveer 10% van de geschatte 12.000 titels - bleek toch hoe vruchtbaar een breder opgezette studie zou kunnen zijn. Voor een deel bevestigde de studie van de gesigneerde vignetten wat reeds vroeger gekend was, zoals de relatie met Frankrijk, toch kwamen ook andere elementen zoals de aanwezigheid van Oostenrijks materiaal naar voren. Ook de relatie met andere centra in de Nederlanden - Leuven, Maastricht, Mechelen - vond een neerslag in de vignetten. De vignetten bevestigden het bestaan van een Luikse artistieke traditie op vlak van houtsneden. Er werd vastgesteld dat het Luikse materiaal slechts in beperkte mate zijn weg vond naar andere centra zoals Maastricht. Steekproeven in drukken, die niet uit Luik afkomstig zijn, gaven de indruk dat in de loop der jaren steeds vaker vignetten op de één of andere manier gesigneerd werden. Artistieke kwaliteit speelde daarbij nauwelijks een rol, integendeel! In kleinere centra, zoals Ieper werden tijdens de 18de eeuw zelfs zeer ‘primitieve’ houtsneden fier gesigneerd door de plaatselijke houtsnijderGa naar voetnoot92. Op dit ogenblik is het wenselijk de voorgestelde methodiek te toetsen aan de totale produktie van een kleiner centrum. Op die manier kan men ongetwijfeld een beter idee krijgen van de waarde van de onderzoeksresultaten van de voorgestelde methode. Een systematische studie van drukken uit de kleinere centra van de Nederlanden en aangrenzende streken zou materiaal kunnen leveren voor een centraal beheerde gegevensbank, waarop niet alleen boekhistorici maar ook kunsthistorici en anderen met veel profijt zouden kunnen beroep doen. | |
[pagina 166]
| |
De andere invalshoek, namelijk de uitstraling van de lokale produktie van houtsneden, mag daarbij echter niet uit het oog verloren worden. Slechts door beide soorten gegevens aan elkaar te toetsen kan men een dieper inzicht krijgen in de mechanismen, die aan de basis liggen van de onderlinge contacten tussen de verschillende drukkerscentra. Zij helpen tevens bij een beter begrip van het fenomeen ‘piraatedities’ dat tijdens de 18de eeuw welig tierde in onze streken.
Provincie Limburg Archief- en Documentatiecentrum Zuivelmarkt 33 B-3500 Hasselt | |
[pagina 167]
| |
1
2
| |
[pagina 168]
| |
3
5
| |
[pagina 169]
| |
4
4
| |
[pagina 170]
| |
6
6
| |
[pagina 171]
| |
7
7
| |
[pagina 172]
| |
8II
8
8III
| |
[pagina 173]
| |
8IV
8V
| |
[pagina 174]
| |
9
11
| |
[pagina 175]
| |
10
| |
[pagina 176]
| |
12
| |
[pagina 177]
| |
14
15
| |
[pagina 178]
| |
13
16
| |
[pagina 179]
| |
17
18
| |
[pagina 180]
| |
19
20
| |
[pagina 181]
| |
21
22
| |
[pagina 182]
| |
23
24
| |
[pagina 183]
| |
25
26
| |
[pagina 184]
| |
27
28
| |
[pagina 185]
| |
29
30
| |
[pagina 186]
| |
31
32
| |
[pagina 187]
| |
33
34
35
| |
[pagina 188]
| |
36
37
38
| |
[pagina 189]
| |
39
40
41
| |
[pagina 190]
| |
42
43
44
| |
[pagina 191]
| |
45
46
47
| |
[pagina 192]
| |
48
49
50
| |
[pagina 193]
| |
51
52
53
| |
[pagina 194]
| |
54
| |
[pagina 195]
| |
55
56
| |
[pagina 196]
| |
57
57II
| |
[pagina 197]
| |
57III
| |
[pagina 198]
| |
57IV
| |
[pagina 199]
| |
58
| |
[pagina 200]
| |
59
59
| |
[pagina 201]
| |
60
61
| |
[pagina 202]
| |
62
63
64
| |
[pagina 203]
| |
65
66
67
| |
[pagina 204]
| |
68
69
70
| |
[pagina 205]
| |
71
73
| |
[pagina 206]
| |
72
| |
[pagina 207]
| |
74
75
| |
[pagina 208]
| |
76
78
80
| |
[pagina 209]
| |
77
79
| |
[pagina 210]
| |
81
| |
[pagina 211]
| |
82
| |
[pagina 212]
| |
83
84
|
|