De Gulden Passer. Jaargang 70
(1992)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 87]
| |
De Antwerpse jaren van Niclaes Mollijns, 1579-86
| |
[pagina 88]
| |
meen privilege van de Zweedse koning Gustaaf Adolf. Toen hij in 1625 overleed, bestond zijn fonds voorzover na te gaan uit ruim 160 titels; van de meeste van deze publikaties (daarbij ook gravures) zijn exemplaren bewaard.Ga naar voetnoot2 Veel uitgaven, waaronder nogal wat gelegenheidswerk voor de stedelijke intelligentsia, verschenen in het Latijn, maar hij drukte ook teksten, vooral theologische, in het Duits en ten behoeve van de inheemse bevolking drie kerkelijke uitgaven in de landstaal. Al die jaren was Mollijns de enige drukker in Riga. Ook zonder verdere details te vermelden blijkt uit dit summiere overzicht dat we redelijk volledig zijn ingelicht over zijn loopbaan in Letland. Dit staat in opvallende tegenstelling tot wat bekend is over zijn Antwerpse periode. Daarover weten we niet veel meer dan dat hij een zoon was van de drukker en houtsnijder Jan (I) Mollijns, die zich in 1551 als zelfstandig uitgever in de Scheldestad had gevestigd. Naast twee grote boeken over de geschiedenis en de graven van Brabant drukte de vader voornamelijk kleiner werk, pamfletten en andere efemera. Hij was een aanhanger van de Reformatie en onder zijn uitgaven vinden we in de loop der jaren steeds meer verboden titels, totdat hij in 1566 tegen de lamp liep en voor zes jaar uit Brabant werd verbannen - een tijd die hij geheel of gedeeltelijk in Sliedrecht doorbracht.Ga naar voetnoot3 We mogen aannemen dat Niclaes het drukkersvak van zijn vader leerde - al ontbreken daarover gegevens en kennen we bv. zelfs zijn geboortejaar niet. Vast staat slechts dat hij in 1575 als zoon van een gildelid in het St.-Lucasgilde werd opgenomen,Ga naar voetnoot4 nadat hij in 1573-75 twee jaar lang als drukker (‘imprimeur’) bij | |
[pagina 89]
| |
Plantin had gewerkt.Ga naar voetnoot5 Daar vertrokken kreeg hij op 4 april 1576 een octrooi als drukker, om het bedrijf van zijn inmiddels overleden vader voort te kunnen zetten.Ga naar voetnoot6 Er zijn geen aanwijzingen dat hij evenals deze ook houtsnijder was, dit vermoedelijk in tegenstelling tot zijn broer Jan (II). Van deze laatste zijn wat meer biografische gegevens bekend, vermeld in het certificaat dat hij in 1576 van Plantin kreeg.Ga naar voetnoot7 Hoewel ook hij bij zijn vader het drukkersvak had geleerd, zocht hij een bestaan als boekhandelaar en opende, samen met een collega (waarschijnlijk een zwager), een winkel die echter nog in hetzelfde jaar ernstig getroffen werd door de plunderingen tijdens de Spaanse furie. Kort daarop blijkt hij niet meer in leven te zijn. Het merkwaardige geval doet zich hier voor, dat degene die in het bezit was van een certificaat als drukker dat vak (voorzover we weten) nimmer heeft uitgeoefend - terwijl zijn broer, die blijkbaar niet in het bezit kwam van een dergelijk diploma, juist van zijn loopbaan in dat beroep een succes maakte. | |
Uitgaven met Mollijns' impressumWat Niclaes in de jaren 1576-8 deed heb ik niet kunnen ontdekken. Pas in 1579 (colofon: 1580) vinden we zijn naam in een boek: Isbrandus [Bal(c)k], Een predicatie van dat cleyn mostaert saeyken ‘ghedruckt Thantwerpen, op die Lombaerde veste, int Root huys, by Niclaes Mollyns’.Ga naar voetnoot8 C.P. Burger Jr., die aan vader en zoon | |
[pagina 90]
| |
Mollijns een studie wijdde, kon aan die opgave nog enkele titels toevoegen:Ga naar voetnoot9 Een dialogue oft tsamensprekinghe tusschen de goetwillighe Ghemeynte ende {...} Anjou, 1582 (BT 5621, Kn.Ga naar voetnoot10 588); De principaelste redenen ende oorsaecken van den dieren tijdt in deze landen, 1586 (Mach.Ga naar voetnoot11 N 407); en een 1587 gedateerd pamflet. Dit laatste (Kn. 822) is echter een Noordnederlandse uitgave met Mollijns naam als kopij-adres en dus geen druk van hem zelf. Daarna wees A.J.J. Delen op de titel van een vierde publikatie van Mollijns, in 1582 gedrukt voor de uitgever Jasper Troyens: Dathenus, Een christelijcke verantwoordinghe (BT 5555).Ga naar voetnoot12 Belgica TypographicaGa naar voetnoot13 voegde hieraan een ander boek toe dat hij, een jaar later, aan Troyens leverde: Calvin, Een seer nuttighe waerschouwinghe (BT 541), en bovendien een plakalmanak voor het jaar 1583, gedrukt met de naam van Hendrik Wouters als uitgever (BT 5030). Tenslotte blijkt de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag in het bezit van een nog niet eerder gesignaleerde gelegenheidsuitgave in dicht: Een dancksegghinge over die groote victorie van de stadt van Grave, Antwerpen, Niclaes Mollijns, z. jr. (Kn. 767aa), die we op grond van dit wapenfeit op 1586 kunnen dateren. Deze publikaties met Mollijns' impressum, waarvan de plak-almanak slechts een enkel blad beslaat, vormen een wel erg schamele oogst voor een werkzaamheid van zeven jaar. Het lijkt weinig aannemelijk dat een door het gilde tot meester verklaarde en officieel toegelaten drukker kon bestaan van gemiddeld slechts één uitgave per jaar. Hij zal meer hebben gedrukt, maar dan voor anderen en zonder vermelding van zijn eigen naam. Ook kunnen we niet uitsluiten dat uitgaven van zijn pers te vinden zijn onder het grote aantal publikaties dat in deze jaren zonder adres verscheen. Reden dus om in deze richtingen te gaan zoeken. | |
[pagina 91]
| |
Algemeen is, meen ik, thans bekend dat een dergelijk onderzoek moet uitgaan van een bibliografische analyse, waarbij de uiterlijke kenmerken van gedrukte stukken dienen tot aanwijzing van hun herkomst. Uit zijn gesigneerde publikaties leren we het typografische materiaal kennen dat de drukker ten dienste stond: lettertypen (en de combinaties waarin hij deze gebruikte) en ornamenten zoals titelranden, vignetten en initialen. Waar we identieke elementen aantreffen in boeken zonder impressum, maakt hun herkenning het mogelijk de pers vast te stellen waar dit drukwerk het licht zag. Als we met dit doel voor ogen de hierboven vermelde drukken op naam van Niclaes Mollijns bekijken op karakteristieke onderdelen, vallen allereerst twee arabeske vignetten op: één in hoofdvorm rond, de ander langwerpig (ill. 1). Deze laatste, blijkbaar van een Duitse gieterij, had internationaal succes en vond met minieme onderlinge verschillen in diverse landen toepassing. In de Nederlanden gebruikte in die jaren Mollijns het ornament, zoals we zien op het titelblad van het zojuist genoemde dichtstuk over de overwinning bij Grave, een van de weinige uitgaven die hij van zijn adres voorzag. Met dit vignet als indicatie kunnen we nu verschillende andere anonieme drukken aan hem toeschrijven. In de eerste plaats Een wonderlijcke nieu gheschiedenisse ghebeurt buyten Ghendt... anno 1579 (BT 7183, Kn. 517),Ga naar voetnoot14 dat hij, zonder datum maar waarschijnlijk nog in datzelfde jaar, drukte voor de weduwe van Hans de Braecker (alias van Braeckvelt) in Antwerpen - zoals blijkt uit de vermelding op de titel: ‘[...] te coope in Deverichstraet inden Gulden Bybel’, het adres waar zij gevestigd was.Ga naar voetnoot15 Deze nieuwstijding geeft een beschrijving van vreemde verschijnselen die zich zowel in de lucht als op aarde te Gent voordeden tijdens een onweer dat gepaard ging met een windhoos. Zoals meer het geval was zag men in het natuurgeweld een | |
[pagina 92]
| |
Afb. 1 a-b. Arabeske vignetten in gebruik bij Niclaes Mollijns, 1579-86 - Univ. Bibl. Amsterdam
| |
[pagina 93]
| |
Afb. 2. Een wonderlijcke [...] (Petit 294). Antwerpen, Weduwe Hans de Braecker, 1579 [dr.: Niclaes Mollijns] - Univ. Bibl. Leiden
| |
[pagina 94]
| |
waarschuwing van hogere machten. Het titelblad geeft op zeer onbeholpen wijze een afbeelding van het angstaanjagende gebeuren (ill. 2).Ga naar voetnoot16 De laatste pagina van het bericht wordt ingenomen door drie houtsneden boven elkaar: een ornamenteel sluitstuk, de afbeelding van een griffioen, en het wapen van Gent in een lauwerkrans (ill. 3a). Dat wapen, een kopie van het origineel dat in Gent in gebruik was bij de weduwe de Clerck en Cornelis de Rekenare, zullen we nog meer bij Mollijns tegenkomen.Ga naar voetnoot17 Afb. 3a. Niclaes Mollijns' wapen van Gent, in Petit 294 (zie afb. 2) - Univ. Bibl. Leiden.
| |
[pagina 95]
| |
Verdere boekversiering van Niclaes MollijnsIn dit curieuse pamflet doet het genoemde arabeske ornament onder de tekst als slotvignet dienst, evenals ook in Georgius Ursinus, Prognosticatie... van acht toecomende jaren... 1581 tot... 1588.Ga naar voetnoot18 De titel vermeldt: ‘Eerst ghedruckt Anno 1580. Nae dExemplaer tot Erffort by Johan Beck’. Mollijns nam dit kopij-impressum woordelijk over van de uitgave die hij nadrukte en die dit adres opgeeft. Maar dat ‘Erfurt’ is camouflage: in werkelijkheid was de profetie gedrukt op de pers van Niclaes Gevaerts, een Zuidnederlandse drukker-uitgever die na enkele jaren werkzaamheid in Wesel zich had gevestigd in Homberg aan de Rijn, tegenover Duisburg.Ga naar voetnoot19 Mollijns gebruikte hier dezelfde romeinse sierletter A als in het hiervoor genoemde Gentse pamflet, een fraai gesneden initiaal die opvalt door haar ongewoon grote formaat. We zullen haar nog een enkele maal tegenkomen. Het arabeske vignet vinden we ook achter de voorreden van Calvins Predicatien over den Lofsanck des Coninckx Ezechie, in 1581 gedrukt voor Jasper Troyens (BT 5361); op het titelblad van BT 5331 (Kn. 577): Broederlijcke waerschouwinghe aen allen Christen Broeders... veroordent... tot de verkiesinghe der Overicheyt, T'Hantwerpen 1581;Ga naar voetnoot20 en van BT 2217: Een nieu tijdinghe... tracteerende den crijch-handel uit 1584, dat de moeilijke positie van de belegeraars van Antwerpen beschrijft en is ‘ghemaeckt van eender vrouwen, lief-hebbersse des vaderlants. I.M.’ Ook is het ornament gebruikt in een boek waarvan tot dusver algemeen werd aangenomen dat het in Emden is gedrukt. Dit Wereltboeck, Spieghel ende beeltenisse des gheheelen aertbodems van Sebastian Franck is een woordelijke nadruk van de oorspronkelijke Nederlandse uitgave van dit grote werk, die in 1562 te Emden bij Willem Gailliart was versche- | |
[pagina 96]
| |
nen. De collatie is gelijk; de titelhoutsnede is nagesneden en evenals in het origineel in rood en zwart gedrukt. Zelfs is de lijst Errata achteraan onveranderd overgenomen, hoewel verschillende zetfouten reeds in de tekst waren verbeterd.Ga naar voetnoot21 Hoewel men hierin blijkbaar nooit een Antwerpse druk heeft herkend, past de uitgave geheel in het kader van wat in deze havenstad het licht zag. Totdat Antwerpen als gevolg van het krijgsverloop haar positie als voornaamste economisch centrum van het Westen verloor, vormde zij het belangrijkste afzet- zowel als produktiegebied voor Nederlandse uitgaven van atlassen en boeken over vreemde landen, over zeevaartkunde en handel. Na de val van de stad in 1585 en de grote uittocht die daarop volgde, konden de steden in het Noorden haar internationale positie overnemen en veroverde de uiterst actieve uitgever Cornelis Claesz in Amsterdam in korte tijd de Nederlandse en zelfs een deel van de internationale boekenmarkt op dit gebied. Daar was omstreeks 1580 echter nog geen sprake van en zo verscheen de herdruk in Antwerpen - en niet, zoals men misschien zou verwachten, bij Nicolaes (II) Biestkens die in 1578 de drukkerij van de oorspronkelijke uitgever Gailliart naar Amsterdam had overgebracht.Ga naar voetnoot22 Mollijns' nadruk bevat nogal wat initialen en die geven ons de gelegenheid vast te stellen dat hij met veel van het materiaal van zijn vader werkte; blijkbaar was diens drukkerij-inventaris in haar geheel op hem overgegaan. Zo vinden we hier onder meer diverse initialen met Bijbelse figuren waarvan de naam begint met de voorgestelde letter - een alfabet dat Jan Mollijns regelmatig gebruikte. Diens kleinere, kalligrafische initialen zijn eveneens bij de zoon te vinden. Er komen echter ook initialen in het boek voor die deze zelf zal hebben aangeschaft, zoals een vrij | |
[pagina 97]
| |
grote (links boven wat misvormde) kalligrafische A van een model dat in de tijd van zijn vader nog niet bestond, en wellicht ook een romeinse H, eveneens met een beschadiging.Ga naar voetnoot23 We zullen zien dat ook deze gemakkelijk te herkennen letters het mogelijk maken sommige anonieme uitgaven aan de pers toe te schrijven. Eerst moeten we echter nog terugkomen op het tweede arabeske vignet. Dit ronde ornament was reeds in het bezit van Mollijns senior; het komt o.a. voor in zijn Relation summaire du siege que le roy de Argel a mis à Oran [...] (BT 4122).Ga naar voetnoot24 Niclaes heeft het van 1579 af herhaaldelijk gebruikt: in dat jaar voor Een goede waerschouwinghe voor den borgheren, ende besonder dien vanden leden van Antwerpen (BT 1286, Kn. 493), een politiek geschrift dat zich richt tegen de Keulse vredesonderhandelingen.Ga naar voetnoot25 Het bevat verder de grote, fraai in hout gesneden initiaal D die destijds door Jan Mollijns was aangeschaft om de titel van Die afcoemste... der hertogen... van Brabandt (BT 47) te sieren. Het ronde vignet vinden we verder op het titelblad van Justificatie van het ontbieden ende innemen vanden vreemden garnisoene... tot Brugghe... ‘Eerst ghedruckt te Brugghe, 1579’, een nadruk van BT 7361;Ga naar voetnoot26 op Een | |
[pagina 98]
| |
warachtighe declaracie van die gheschiedenisse van tSertoghenbos... ‘Eerst ghedrutkt [sic] binnen tShertoghenbossch, 1579’ (Mach. H 167, Kn. 466)Ga naar voetnoot27 en op een uitgave van de Unie van Utrecht: Verhandelinghe vande Unie, Eeuwich Verbondt ende Eendracht... ‘Ghedruct tUtrecht’ (Mach. N 211-12; Kn. 406). Met deze uitgave van de Unie is iets merkwaardigs aan de hand. Knuttel heeft haar namelijk uitgeroepen tot ‘de eerste uitgave, van alle andere bekende uitgaven hierin verschillende, dat de verklaring van het 13e Art. (het poinct van de Religie) hier ontbreekt’.Ga naar voetnoot28 Dat punt van verschil was voor hem reden om de druk chronologisch te plaatsen vóór een andere die, met uitzondering van de bewuste passage, geheel dezelfde tekst geeft. Deze laatste - men zou kunnen zeggen ‘officiële’ editie - is, zoals het impressum vermeldt, werkelijk in Utrecht gedrukt, namelijk bij Coenraet Henricksz.Ga naar voetnoot29 Latere historici hebben Knuttels opvatting overgenomen en de nadruk gaat nog steeds door voor de originele publikatie - een goed voorbeeld van de foutieve conclusies waartoe men kan komen als bibliografische aanwijzingen buiten beschouwing blijven. De kalligrafische initiaal A is namelijk door de karakteristieke beschadiging zo herkenbaar, dat er geen enkele twijfel kan bestaan dat we hier een produkt van Mollijns' pers voor ons hebben. We moeten dus vaststellen dat hij er in zijn begintijd blijkbaar geen bezwaar in zag om ongeautoriseerd publikaties van anderen na te drukken, een vrijheid die overigens meer beginnende drukkers zich veroorloofden. In 1581 gebruikte Niclaes zijn ronde vignet opnieuw: zowel voor een politiek pamflet: Sommaire discours sur le moyen de... maintenir la vraye religion christiene... contre... l'ennemy de la Patrie (BT 4372, Kn. 574) als, op bestelling van de uitgever Jasper Troyens, voor een publikatie van de stad Mechelen: Ordonnantie politique op het stuck van houwelijcken, overspeelders, overspeeldressen en- | |
[pagina 99]
| |
de doopen [...] (BT 2980). In 1586 tenslotte, blijkbaar het laatste jaar van Niclaes' activiteit in Antwerpen, zien we het ornament terug op De principaelste redenen ende oorsaecken van den dieren tijdt in dese landen (Mach. N 407), een bijzonder actueel onderwerp in de economische crisis die volgde op het langdurige beleg van Antwerpen. Mollijns blijkt dan verhuisd naar het Onze Lieve Vrouwe kerkhof, zuidzijde, ‘in den Gulden Mol’.Ga naar voetnoot30 Tenslotte is dit vignet ook afgedrukt op de laatste pagina van Een prophetie van sinte Hildegardis abdisse, de welcke ghepropheteert is gheweest ontrent tsestich jaren voor de instellinghe van de vier biddende oorden (BT 5961). Er wordt van gezegd dat de voorspelling is ‘gheschreven wt een seer oudt exemplaer, twelck van ouderdom nauwelijcx leesbaer was’. De grote ouderdom zal, zoals gebruikelijk bij dit soort voorspellingen, een fictie zijn om de geloofwaardigheid van de profetie te vergroten. De uitgave verscheen te Antwerpen twee dagen voor Kerstmis 1579 op kosten van Pauwel de Braecker (Paulus van Braeckvelt),Ga naar voetnoot31 een jonger familielid, mogelijk een zoon, van Hans de Braecker die in Wesel en Aken Lutherse boeken voor de Zuidelijke Nederlanden had gedrukt. De jonge de Braecker, die hetzelfde adres opgeeft als de weduwe van die naam (zijn moeder?), had op dat moment blijkbaar nog geen eigen drukkerij en moest gebruik maken van de diensten van een collega. Dat omstreeks deze tijd zo'n prognosticatie kon verschijnen onder de naam van de uitgever, laat zien hoe de boekenwereld te Antwerpen zich onmiddellijk instelde op de grotere vrijheid die daar in 1578 en begin 1579 heerste. Juist op dergelijke publikaties met hun politieke lading had de regering in Brussel altijd in 't bijzonder jacht gemaakt; de uitgever Frans Fraet werd in 1558 | |
[pagina 100]
| |
zelfs ter dood gebracht voor het drukken van zo'n profetie.Ga naar voetnoot32 Nu was die dreiging verdwenen - al zou de politieke luwte maar kort duren. Onze drukker bezat nog een ander langwerpig arabesk sluitstuk, korter en smaller dan het eerdergenoemde, dat eveneens reeds meermalen door zijn vader was gebruikt. Ik heb het bij Niclaes tot dusver nog maar een enkele maal aangetroffen, aan het einde van een stukje van slechts drie bladzijden (Kn. 331). De koptitel (er is geen titelblad) luidt: Refereyn. Incarnation M.D.Lxxix. Den iiij. Februarij. met daaronder een jaardicht. Dan volgen vijf 16-regelige strofen, met de stokregel: ‘Want die Heer zal ons wel vijnden te water of te landt’. Het dichtstuk geeft het verhaal van het merkschip van Utrecht dat, tussen Dordrecht en Antwerpen, bij Philipsland in een storm terechtkwam en als door een wonder behouden bleef. De dichter signeert aan het einde ‘Per Gillis Jorissen tot Utrecht’.Ga naar voetnoot33 Afb. 3b. Titelhoutsnede in [Fr. Alaers], Een cort vervat, Antwerpen, Jasper Troyens, 1580 [dr.: Niclaes Mollijns] - Kon. Bibl. Den Haag.
| |
[pagina 101]
| |
Verdere uitgaven met houtsnedenEen ander rond ornament, een houtsnede (ill. 3b), vinden we op het titelblad van 't Boecken {sic} va(n) de drye Pausen, met een warachtighe ende seer schoone verclaringhe van de menichfuldighe loose practijcken va(n) d'Inquisitie (Kn. 550), een fel geschrift dat zich vooral richt tegen Granvelle en zijn politiek. Het maakte veel opgang en er bestaan diverse uitgaven van; deze heeft als impressum ‘Ghedruckt buyten Roomen... 1580’. Dat het een druk van Niclaes is blijkt uit de sierletter B aan het begin van de tekst, die behoort tot een kalligrafisch alfabet dat zijn vader reeds bezat.Ga naar voetnoot34 De houtsnede stelt het pauselijke wapen voor omringd door een lauwerkrans, met op het schild de inscriptie ‘Tbegin der pausen met alle sijn gelederen’. Het blokje is ook gebruikt voor een herdruk van François Alaers' Een cort vervat van alle menschelijcke insettinghen der Roomscher Kercke, door Mollijns in hetzelfde jaar anoniem voor zijn opdrachtgever Jasper Troyens verzorgd; mogelijk werd het ornament oorspronkelijk voor deze publikatie vervaardigd. Enkele jaren later, in 1582, paste hij het blokje, met weggesneden tekst, opnieuw toe; ditmaal voor BT 3048 (Kn. 609): Copie van het placcaet van d'Inquisitie ghemaeckt... byden nieuwen bisschop van Luyck. Dit is eveneens een ongesigneerde druk van Mollijns voor Jasper Troyens. Hij gebruikte er twee initialen in die ook in zijn uitgave van Franck's Wereltboeck voorkomen en de toeschrijving dus vastleggen. Een andere houtsnede, het reeds genoemde wapen van Gent, vinden we terug in Warachtighe refutatie ofte verantwoordinghe van die edele vrome en(de) vermaerde stadt van Ghendt... ‘Eerst ghedruckt te Ghendt by de Weduwe van Pieter de Clerck’, 1579. Van deze nadruk bestaan twee staten: BT 7165 en een variant met de drukfout ‘efutatie’ die in genoemd werk onder nr. 4852 (Kn. 448) is beschreven.Ga naar voetnoot35 Dit is overigens niet het enige wapen dat | |
[pagina 102]
| |
Afb. 4. Placcaet ‘Delft 1579’ [= Antwerpen, Niclaes Mollijns, 1579<] - MPM Antwerpen.
| |
[pagina 103]
| |
op Mollijns titelbladen voorkomt. Zo gebruikte hij, ook in 1582, voor Een dialogue oft tsamensprekinghe tusschen de goetwillighe Ghemeynte ende... mijn Heere die Hertoghe van Anjou (BT 5621, Kn. 588 en 588a) een Frans wapen met drie lelies dat ook bij zijn vader reeds dienst had gedaan.Ga naar voetnoot36 Een ongewoon geval treffen we aan bij een andere uitgave waarvoor Niclaes een al voorhanden houtsnede gebruikte: het wapen van Philips II dat o.a. voorkomt op het laatste blad van Jan Mollijns' uitgave van Relation summaire du siege que le Roy de Argel a mis à Oran, 1563 (BT 4122). Dat wapen is een bijzonder goede kopie van het meermalen nagesneden origineel van de Leuvense drukker Servaes van Sassen, een drukker die veel opdrachten kreeg van de regering in Brussel. Het merkwaardige is nu dat het blokje hier is afgedrukt op een Placcaet ende Ordonnantie beroerende de goude ende silvere ghelde... binnen den lande va(n) Hollant ende Zeelant, met als impressum: ‘Ghedruct tot Delft in Hollandt, by Martigen Symons [...] 1579’ (ill. 4).Ga naar voetnoot37 Dit impressum kan hier dus niet juist zijn. Daarop wijst ook de foutieve spelling van de voornaam Maritgen (‘Martigen’); een dergelijke ‘vergissing’ geeft altijd reden tot achterdochtGa naar voetnoot38 en inderdaad blijkt dat we hier met een nadruk te maken hebben. Wel heeft Mollijns getracht de uiterlijke vormgeving van het origineel zo goed mogelijk na te volgen, daarin geholpen door het feit dat hij toevallig hetzelfde teksttype bezat en de wapenhoutsnede van Maritgen Symons eveneens een kopie was van die van Sassen. Er zijn enkele spellingsverschillen - zo heeft de Delftse uitgave Placcaet ende Ordonnanc̱ieGa naar voetnoot39 - maar verder is de gelijkenis treffend. Het is ongewoon maar niet uitzonderlijk dat een Antwerpse uitgever (en dat was hier misschien een ander dan de drukker | |
[pagina 104]
| |
zelf) een buitenlandse overheidspublikatie uitgaf. Als economisch centrum had de stad zoveel betrekkingen met de landen rondom dat de zakenwereld steeds tijdig en volledig op de hoogte moest zijn van alle veranderingen in het geldwezen daar - zeker als het de bevrijde Noordelijke gewesten betrof en hun wetgeving op dit punt. Enkele decennia later, toen Amsterdam de rol van Antwerpen als belangrijkste handelsstad in Westeuropa had overgenomen, zien we hetzelfde gebeuren - maar omgekeerd: Cornelis Claesz gaat dan Zuidnederlandse ordonnanties op muntgebied nadrukken. Er was blijkbaar zoveel vraag naar dergelijke uitgaven dat het debiet lonend was. Een ander pamflet dat we via een van de houtsneden aan de drukkerij kunnen toeschrijven is BT 2216 (Kn. 745ab): Een nieu tijdinghe van die cloecmoedicheyt der Hollanders [1585], een verslag in dichtvorm van een wapenfeit waarbij Hollandse huurtroepen enkele sterkten bij Antwerpen op de Spanjaarden hadden veroverd. Op het titelblad is een houtsnede afgedrukt die Jan Mollijns in 1564 had gemaakt voor zijn Warachtighe gheschiedenisse die onsen C.M. met sinen galeyen ghehadt heeft int reysen van Malaga nae Barberijen (Mach. P 360).Ga naar voetnoot40 Die nieuwstijding beschreef de verovering door Philips II van Penon de Velez aan de Moorse kust. Dat een maritieme actie in een mediterrane baai een ander schouwspel oplevert dan gevechtshandelingen aan de Schelde werd blijkbaar niet als een bezwaar gezien. Al eerder had trouwens de houtsnijder zelf het blokje voor een ander doel gebruikt dan waarvoor het oorspronkelijk was bestemd.Ga naar voetnoot41 Voor nog een andere uitgave koos Niclaes een houtsnede uit het werk van zijn vader: een allegorische voorstelling die destijds was gebruikt op het titelblad van een prognosticatie voor het jaar 1563, gecalculeerd op de meridiaan van Antwerpen en gepubliceerd op naam van een zekere Johannes P. uit Gent (BT 1630). De nieuwe bestemming was een satirisch gedicht Pasquillus testament {...} deur den Paus toegelate(n) en(de) ghedruct in Roomen {...} Anno 1579 (BT 6503). Het is de Nederlandse versie van het | |
[pagina 105]
| |
Testament de Pasquil impotent & vieil homme (BT 4486, Kn. 510) dat in hetzelfde jaar bij een andere drukker in Antwerpen was verschenen.Ga naar voetnoot42 Ook hier vertoont de houtsnede geen enkele relatie met de tekst. Bijna al deze publikaties konden op naam van Niclaes Mollijns worden gesteld op indicatie van de daarin voorkomende vignetten en houtsneden (en daarbij de overeenkomst in lettertypen), maar zonder hulp van de initialen die er meestal ook in voorkomen. Die heb ik, om de lezer niet al te veel met details lastig te vallen, er slechts bij uitzondering bij vermeld. In alle gevallen echter ondersteunen zij, waar aanwezig, de gegeven toeschrijving. | |
Niclaes Mollijns' initialenDe nu volgende uitgaven bevatten echter geen vignetten of andere houtsneden en hebben als ornament slechts een of meer sierletters - die dus bij de toeschrijving het afdoende bewijs moeten leveren. Zo is een nieuwsbiljet slechts als werk van de drukkerij te herkennen door de initiaal B die deel uitmaaakt van het reeds genoemde kalligrafische alfabet van Mollijns senior; een letter die we reeds tegenkwamen in 't Boecken va(n) de drye Pausen. Het als los blad verschenen bericht heeft als koptitel: Warachtighe declaratie ende bescheet van die gheschiedenisse die tot Brusselen gheschiet is... 1579 den 4. Junius (BT 4848, Kn. 450) en geeft het verhaal van de mislukte aanslag op de stad door de graaf van Egmont. Twee andere publikaties zijn te herkennen aan hun initiaal M uit datzelfde alfabet. Een ervan heeft ook op Brussel betrekking, met als titel: Een goede vermaninge aen de goede borghers van Bruessele (BT 1285, Kn. 479) - waarin deze worden gewaarschuwd voor plannen die het centraal gezag zou hebben om de inquisitie weer in te voeren. Verder bestaat de inhoud uit een interpretatie van de Pacificatie van Gent die haar in overeenstemming brengt met | |
[pagina 106]
| |
de Religionsvrede. Het impressum luidt: ‘Ghedruct tot Ghent, Anno 1579’, maar dit is, zoals meer bij Mollijns, een fictief adres. Toch was het voor VanderhaeghenGa naar voetnoot43 en Knuttel een reden om de druk aan Gautier Manilius toe te schrijven, op wiens naam trouwens meer anoniem werk van Mollijns terecht is gekomen. Het andere pamflet heeft geen jaartal maar zal van ongeveer dezelfde tijd dateren. De titel luidt: Sommiere verclaringhe van de sware perikelen ende miserien die... dese Nederlanden te verwachten souden hebben [...] (Petit 292)Ga naar voetnoot44 en vermeldt ‘Eerst ghedruckt tot Leyden’. Deze mededeling is ditmaal juist: het is een nadruk van Kn. 490, dat daar in 1579 bij Willem Silvius van de pers kwam, op bevel van de Staten van Holland. Er verscheen van deze waarschuwing voor de Keulse vredesvoorstellen ook nog een Utrechtse druk en het stuk kreeg dus een ruime verspreiding.Ga naar voetnoot45 De eerder genoemde beschadigde H vinden we ook gebruikt in een bundel Predicatien over den lofsanck des coninckx Ezechie van Calvin (BT 5361), die Mollijns in 1581 drukte zonder zijn naam te vermelden - wederom voor de Protestantse uitgever Jasper Troyens die hem, zoals we reeds zagen, regelmatig orders gaf. Voor dezelfde relatie verzorgde hij tevens een herdruk van Requeste by die welcke men die Wederdooperen ofte Mennoniten noemt, overghegeven [...].Ga naar voetnoot46 Dit betoog van doperse zijde over de voor de broederschap zo fundamentele kwestie van de weerloosheid - het dragen van wapens is strijdig met Gods Woord - werd hier opnieuw uitgegeven, maar vermeerderd met een wederlegging van dit geloofspunt door enkele calvinistische predikanten. Een eerdere uitgave met dit commentaar was in 1580 verschenen bij Richard Schilders in Middelburg, met een voorwoord waaruit blijkt dat dit het eerste boek van zijn pers was na zijn komst uit Londen. De nu gemaakte herdruk heeft geen jaartal maar moet van enkele jaren later zijn; de datum 17 October 1580 die in oud schrift op het titelblad van | |
[pagina 107]
| |
het (unieke?) Amsterdamse exemplaar staat, geeft daarover geen uitsluitsel omdat die is ontleend aan de ongewijzigd overgenomen opdracht van de predikanten. De toeschrijving aan Mollijns berust op de aanwezigheid van zowel zijn beschadigde kalligrafische A als van een der letters van het Bijbelse alfabet van zijn vader: de N met de figuur van Noach. Die initiaal vinden we ook aan het begin van Kn. 481 (Mach. P 659): Des Coninclijcke Mai{esteyt} van Spaengnien &c. alderghenadichste verclaringhe vanden goeden wille en(de) vaderlijcke gheneghentheyt tot zijne Nederlantsche vassalen [...]Ga naar voetnoot47 met als kopij-impressum ‘Eerst ghedruckt tot Ceulen [...] by Godefroy van Kempen, Anno 1579’. Deze verwijzing kan zowel op de Latijnse tekst slaan (Kn. 480) als op een vertaling in een sterk Duits gekleurd Nederlands,Ga naar voetnoot48 die beide bij deze uitgever waren verschenen. Op het titelblad van de Keulse uitgaven vinden we een medaillonportret van Philips II. In plaats daarvan is hier de kop van een onbekende man afgebeeld, vermoedelijk een fragment van een grotere houtsnede. Het valt overigens op dat het karakter van deze publikatie slecht past bij wat verder bij Mollijns van de pers kwam - geschriften die allerminst van sympathie voor het Spaanse gezag getuigen. Gaven hier zakelijke overwegingen de doorslag? Nog een andere initiaal brengt ons tot een toeschrijving: een ditmaal gotische A die ook voorkomt in Francks Wereltboeck. Deze inmiddels wel zeer gedateerde sierletter opent hier de tekst van Een warachtige nieuwe tydinge van dat groot wonder datter is geschiet binnen onser stat van Breedae [...] ‘Eerst gedruckt binnen Breda Anno 1580’.Ga naar voetnoot49 Aangezien in die stad vóór de zeventiende eeuw niet werd gedrukt, moet dit kopij-impressum fantasie zijn; voor het bericht zelf geldt misschien hetzelfde. Het handelt over drie houten beelden in het convent van de zwarte zusters in Breda, die men op een dag met bloed overdekt aantrof. De ge- | |
[pagina 108]
| |
Afb. 5 Een warachtich [...] (BT 7157) [Antwerpen, Niclaes Mollijns, 1579] - MPM Antwerpen (verkleind).
| |
[pagina 109]
| |
schokte gelovigen meenden dat hier sprake was van een bovenaards wonder - totdat ontdekt werd dat de nonnen zelf voor dit mirakel hadden gezorgd, wat opnieuw aanleiding zou hebben gegeven tot niet geringe consternatie. Een grote ‘zwarte’ V, in een dubbel kader met een vlakversiering van kronkelige lijnenGa naar voetnoot50 stelt ons in staat een andere merkwaardige uitgave aan Niclaes Mollijns toe te schrijven. Het is een los blad met als opschrift: Een warachtich ende wonderlijck teecken van twee kinderen, die gheboren zijn binnen... Lutssollof in Duytschlandt.... An. 1579 [...] (BT 7157). Het verhaal gaat over een dubbele misgeboorte waarvan de ene foetus, volgens het bericht, pikzwart ter wereld kwam met een bischopshoed op en in plaats van handen een zwaard en een gard; het andere kind, verder normaal, had twee hoofden. Een grote houtsnede bovenaan geeft een afbeelding van deze wonderlijke tweeling (ill. 5). Vreemder nog is de mededeling dat het zwarte kind het woord nam om de aanwezigen tot vrede op te roepen en indien deze zou uitblijven, de komst aan te kondigen van God die met zwaard en gard de bevolking zou tuchtigen (dat was de betekenis van de misvormde handen). Volgens de beschrijving stierven in Lutssollof na de dood van de kinderen in negen dagen twee duizend inwoners, groot en klein, wat als een waarschuwing werd gezien voor nog ernstiger rampen die de mensheid in de toekomst konden treffen. De tekst is waarschijnlijk een vertaling uit het Duits; onderaan zien we de vermelding: ‘Dit is eerst gedruckt gheweest binnen Straesburch’. | |
Overige uitgaven t/m 1586Een andere waarschijnlijk unieke eenbladdruk, evenals de vorige bewaard in de collectie van het Museum Plantin-Moretus, is BT 7184 verschenen in 1580: Een wonderlijcke nieu tydinghe van het innemen der stadt Ninhoven, ende die ghevanckenisse vanden Grave van Egmont. Dit is opnieuw een bericht waarvan ook een uitgave het licht zag bij de reeds genoemde Gevaerts-drukkerij in Homberg | |
[pagina 110]
| |
Afb. 6. Ordonantie (Knuttel 446) [Antwerpen, Niclaes Mollijns], 1579 - Univ. Bibl. Amsterdam.
| |
[pagina 111]
| |
(Petit 305). We zien hier weer de al eerder vermelde grote romeinse initiaal A en, onderaan, een houtsnede waarop binnen een vierkante omlijsting twee ineengeslagen handen uit de wolken reiken en een hart vasthouden waaruit een oranjeboompje groeit. Deze symbolische voorstelling van steun voor de Oranjepartij werd vermoedelijk oorspronkelijk vervaardigd voor een andere publicatie: Ordonantie en(de) rechte middelen aen allen liefhebbers des vaderlants ende aen alle vrome soldaten die om victorie vechten [...] Per J.V.D. (BT 2264, Kn. 446), ook een uitgave van onze drukker.Ga naar voetnoot51 De houtsnede staat daar op de laatste bladzijde geflankeerd door de woorden: ‘Met ghetrouwer herten bemindt Oraengien - Contra het speck en hannen van Spaengien.’ Een grotere uitvoering, met dezelfde opwekking ditmaal als omschrift, is op het titelblad afgedrukt (ill. 6). Een gemutileerde Q uit het Bijbelse alfabet van Jan Mollijns doet dienst als O aan het begin van de tekst. De kleinste van deze houtsneden komt ook voor op de laatste pagina van Een warachtighe geschiedenisse van de belegheringhe van Steenwijck [...] ghedruckt int jaer 1581 (Mach. S 542) - waaruit volgt dat ook dit een druk van Mollijns moet zijn.Ga naar voetnoot52 Voorop zien we als versiering een groep lansknechten afgebeeld, wellicht opnieuw een fragment van een grotere houtsnede. Deze voorstelling vinden we terug op het titelblad van een ander bericht over de strijd in het Noorden: Een nieu tijdinghe van Grueninghen - uitgegeven naar aanleiding van het verraad van Rennenberg en het beleg van de stad in 1580. Het pamflet, vermoedelijk kort daarna verschenen,Ga naar voetnoot53 is geschreven in de vorm van een samenspraak op | |
[pagina 112]
| |
rijm tussen een ‘maecht van Grueninghen’ en een ‘maecht van Leeuwaerden’. Achteraan zien we als sluitstuk een gezicht op de stad Deventer met de rivier Die Isell, een kopie van het origineel in Magirus' Cronijck Almanach voor 1580, in die stad verschenen. Het lijkt een vreemde combinatie, deze houtsnede bij deze tekst, maar misschien heeft Mollijns ooit de gerenommeerde Deventer almanak nagedrukt, of willen nadrukken, en had hij het blokje nog liggen. Op grond van dit Noordnederlandse stadsgezicht en de vooral in die streken te verwachten belangstelling voor deze berichten is het begrijpelijk dat de historici de uitgever daar hebben gezocht: tot dusver staan ze op naam van Pieter Hendricksz van Campen, drukker te Leeuwarden voor het Hof van Friesland. Behalve dit aardrijkskundige argument was er voor de toeschrijving nog een bijzondere reden: in sommige uitgaven van deze drukker vindt men een bijna identieke houtsnede van het oranjeboompje. Hij leerde het vignet blijkbaar kennen via de nieuwstijding over Steenwijk en liet er een kopie van maken die hij daarna gebruikte voor sommige van de politieke publikaties van zijn eigen pers.Ga naar voetnoot54 Er zijn nog enkele efemere uitgaven die we aan Niclaes kunnen toeschrijven, zoals twee gedichten op de dood in 1579 van een Antwerpse burgemeester: Elegie sur le trespas de M. Guillem de Vos (BT 5700) en Beclach over de doodt met grooten rouwe [...] (BT 5175, Kn. 509a). Het Franse gedicht heeft achteraan het langwerpige arabeske vignet, het Nederlandse heeft alleen, op het titelblad, een ‘Memento mori’ voorstelling. Ik heb die houtsnede niet elders bij Mollijns aangetroffen, maar daar de lettertypen overeenkomen lijkt het aannemelijk dat hij ook hier voor de druk heeft gezorgd. | |
[pagina 113]
| |
Dan is er een Cort verhael van den aenslach gheschiedt in Irelandt, door sommighe wederspannighe teghen Enghelandt {...} int Jaer M.D.LXXIX (Kn. 400, STC A3, 14258.3)Ga naar voetnoot55, waarschijnlijk in datzelfde jaar of kort daarna verschenen. Het stukje heeft geen titelblad maar een koptitel, waaronder een balk van typografische bloemen die tot in de kleinste details identiek is met een ornament dat voorkomt op de reeds gesignaleerde Sommiere verclaringhe (Petit 292, vSo 77). De erin voorkomende initiaal is de E van het kalligrafische alfabet. Geheel zonder enig versierend element verscheen nog een Prophetie uut de Latijnsche sprake ghetranslatiert in Duydtsche, beghinnende Anno 1578 {...} ghevonden int cabinet van Maria {...} van Hongarie, ende int openbaer ghebrocht deur Johannem Goropium Becanum (Petit 272), eveneens een bifolium met een koptitel. De lettertypen hierin zijn te algemeen om zonder meer de drukker aan te wijzen, maar zij verzetten zich niet tegen een toeschrijving aan Mollijns en het stukje past geheel in zijn fonds. Tenslotte blijkt dat hij ook het grootste deel heeft gedrukt van Flavius Josephus' Twintich boecken vanden ouden geschiedenissen der Joden, Antwerpen, Jasper Troyens, 1580 (BT 1648). De uitgever was in het bezit gekomen van de restoplage van Seven boecken van die Joetsche oorloghe ende destructie van Jeruzalem, in 1564 gedrukt door Claes vanden Wouwere, en besloot deze tekst aan te vullen tot een nieuwe uitgave van het volledige werk van de auteur. Mollijns kreeg verreweg het grootste gedeelte van de voorafgaande Twintich boecken te drukken; alleen de katernen Ff6-Ll6 gingen naar zijn collega Christiaen Houweel. Het privilege voor tien jaar staat op naam van Guilliaem van Parijs.Ga naar voetnoot56 Deze, naar ik vrees voor de lezer wat vermoeiende opsomming van titels geeft een overzicht van wat we thans weten van de eerste fase van Mollijns' loopbaan. Anders dan men tot dusver dacht | |
[pagina 114]
| |
blijkt hij ook in Antwerpen heel wat te hebben gedrukt. Daarvan kennen we nu althans een gedeelte: het karakter van zijn fonds, meest populaire uitgaven waaronder op losse bladen, brengt met zich mee dat waarschijnlijk vrij wat verloren is gegaan. Ook zal Mollijns meer voor anderen hebben gedrukt dan nu bekend is; we mogen aannemen dat hij, vooral in de jaren na 1580 toen de controle op de boekhandel weer werd verscherpt en zijn eigen uitgeverij vrijwel stil kwam te liggen, zijn werkterrein voornamelijk vond in opdrachten van collega's. Dat deel van zijn produktie bleef hier, op enkele gesigneerde edities na, buiten beschouwing.Ga naar voetnoot57 Nader onderzoek zal nodig zijn om op dit punt het beeld van zijn Antwerpse activiteiten te completeren - maar het ligt voor de hand dat het daarvoor te raadplegen materiaal in de eerste plaats in zijn vaderland te vinden is. Verreweg het grootste deel van zijn loopbaan ligt daarna in Riga. Uitgeweken als Protestant na de val van Antwerpen werd hij in 1588 daarheen uitgenodigd nadat hij eerst korte tijd in het bevrijde Nederland had gewoond. Hij heeft daar zelfs gedrukt: in April 1587 verscheen ‘Te Dordrecht, Gheprint bij Niclaes Mollijns’: Het verschil tusschen den Mennonitischen Weder-dooperen ende den Christelijcken leeraers, aengaende der Godheyt Jesu Christi ende sijner Heyligher Mensch-werdinghe, door Gasper H[eidanus] (van der Heyden).Ga naar voetnoot58 Mollijns drukte deze korte verhandeling waarschijnlijk voor zijn eveneens uitgeweken stadgenoot Jasper Troyens, die zich te Dordrecht had gevestigd om daar zijn calvinistische boekhandel en uitgeverij voort te zetten. De opdracht- | |
[pagina 115]
| |
gever noemt zich in deze uitgave niet, wel echter in de herdruk van het boek die twee jaar later bij hem verscheen.Ga naar voetnoot59 Mollijns' vestiging in Riga bracht een grote verandering in de aard van zijn bedrijf. Waren zijn Antwerpse publicaties meest van actuele aard en voor het grotere publiek bestemd, thans werkte hij voor de wereldlijke en kerkelijke autoriteiten van zijn nieuwe vaderland en voor het meer ontwikkelde deel van de bevolking - wat hem o.a. veel opdrachten opleverde voor het drukken van graf- en huwelijksdichten. Ook gaf hij een groot en ongetwijfeld kostbaar gegraveerd gezicht op Riga uit. Gedurende zijn loopbaan was hij de enige die een officiële erkenning als boekhandelaar in die stad bezat; zijn werk voldeed blijkbaar aan de verwachtingen en bezorgde hem een beschermde positie tegenover mogelijke concurrenten. De man die destijds zo vrijmoedig en avontuurlijk als uitgever was begonnen, had zich succesvol een plaats veroverd in het culturele leven van zijn nieuwe vaderland.
Universiteits-Bibliotheek Singel 425 NL-1012 WP Amsterdam |
|