| |
| |
| |
Vesaliana Plantiniana
De drukken van Valverde en Van Mauden en hun exemplaren in Belgische collecties
Bijdrage tot een ‘Belgian Census’ van H. Cushings
Bibliografie van Vesalius
Elly Cockx-Indestege
Inleiding
De bekende Amerikaanse neurochirurg en verzamelaar van medische handschriften en oude drukken, Harvey Cushing (1869-1939)Ga naar voetnoot1 beschrijft in zijn bibliografie van Vesalius twee werken van diens hand, in eigen land verschenen.Ga naar voetnoot2 Het is bekend maar niettemin opvallend dat al de andere geschriften van Vesalius het licht hebben gezien in het buitenland. Deze verhouding Nederlanden-buitenland blijft goeddeels ongewijzigd wat betreft de ‘Vesaliana’,Ga naar voetnoot3 het vrij groot aantal publikaties verschenen in het zog van de Tabulae sex (1538), het De humani corporis fabrica (1543) en het Epitome (1543).Ga naar voetnoot4 Cushing baseerde zijn bibliografie grotendeels op wat De Feyfer in 1914 had gepubliceerd,Ga naar voetnoot5 nam dezes systematische indeling over en
| |
| |
toetste concept en beschrijvingen aan de exemplaren die hijzelf bezat of hem op een of andere wijze toegankelijk waren. Dat hij hierbij belangrijke collecties op het Europese continent niet heeft gekend of bewerkt, kan hem niet als een euvel worden aangerekend; bij zijn overlijden in 1939 was het manuscript onvoltooid, en gezien de weinig gunstige omstandigheden (WO II), is het ook niet exhaustief verder bewerkt. John F. Fulton heeft met het voorhanden zijnde materiaal de bibliografie afgerond en in 1943 gepubliceerd.Ga naar voetnoot6
Tot deze ‘Vesaliana’ behoren twee werken die na Vesalius' dood in 1564 in ons land van de pers zijn gekomen en waarvan het initiatief bij Christoffel Plantijn lag. Het zijn Vivae imagines partium corporis humani van Joannes Valverde en Bedieninghe der anatomien van David van Mauden. Van eerstgenoemd werk publiceerde Plantijn drie edities (Cushing, VI.D.-43, 44 en 45). Hoewel Cushing gezien heeft dat ze de volledige tekst van het Epitome bevatten, heeft hij die niet in het desbetreffende hoofdstuk opgenomen.Ga naar voetnoot7 Wat Van Maudens Bedieninghe betreft, is het bestaan ervan slechts vermeld voor zover een exemplaar bij Valverdes werk bijgebonden zit. Het leek mij derhalve verantwoord Plantijns uitgaven van ‘Vesaliana’ voor het voetlicht te brengen onder de vorm van een bijdrage tot Cushings bibliografie, uitgaande van de exemplaren in Belgische openbare collecties.
De beschrijving van de druk is beperkt tot het essentiële, met verwijzing naar uitvoeriger beschrijvingen (met afbeeldingen) in de Bibliotheca Belgica, Cushing en Voet en desgevallend andere literatuur.Ga naar voetnoot8 Meer aandacht is besteed aan het exemplaar: band, herkomst (eigendomsmerken, aantekeningen, huidige bewaarplaats), en toestand (ev. annotatie betreffende de collatie, onvolledigheid, beschadiging) met, om af te ronden, een register
| |
| |
op de bibliotheken en op de bezitters. De beschrijvingen werden in de systematische Cushing-nummering ondergebracht, zonder ze evenwel een definitief nummer toe te kennen.Ga naar voetnoot9 Vooraf gaan enkele bijzonderheden betreffende beide auteurs en hun werk.
| |
Joannes Valverde
De bedoeling van de Spaanse ontleedkundige Juan Valverde (ca. 1520-ca. 1588)Ga naar voetnoot10 was uit de Fabrica een anatomisch platenalbum met toelichtingen samen te stellen en van een samenvatting te voorzien. De oorspronkelijke editie verscheen in het Spaans te Rome in 1556 (Cushing, VI.D.-32). Vesalius had er niets van afgeweten en zodoende had Valverde plagiaat gepleegd. Precies tien jaar later wordt Valverde op zijn beurt het slachtoffer van plagiaat; de ‘schuldige’ is Christoffel Plantijn! Plantijn laat immers al de koperplaten (nogmaals) nasnijden, maar voor de tekst gaat hij bij André Wechel te Parijs kijken die daar in 1564 een al eerder becommentarieerde versie van het Epitome had gepubliceerd (Cushing, VI.C.-5).Ga naar voetnoot11 Dat de oor- | |
| |
spronkelijke tekst van Vesalius' Epitome in de Plantijnse drukken van Valverdes Anatomie is opgenomen, wijst er trouwens ook op dat Plantijn niet alleen (de Italiaanse versie van) Valverde heeft gebruikt maar ook de daarnet vermelde zogenaamde Grévin-Geminus-uitgave
van 1564 (Cushing, VI.C.-5), waar het oorspronkelijke Epitome eveneens is afgedrukt. Alleen heeft Plantijn de Vesalius-tekst als één geheel achteraan in zijn uitgave opgenomen, in tegenstelling tot Wechel die na elk kapittel de commentaar van Jacques Grévin liet volgen. Van Wechel neemt Plantijn daarbij ook Grévins ‘Partium corporis tum simplicium, tum compositarum, brevis elucidatio’ (12 kapitteltjes) en ‘Partium omnium corporis differentiae’ over.
In hetzelfde jaar dat de Vivae imagines partium corporis humani, zoals Valverdes Anatomie door Plantijn gedoopt is, verscheen (Cushing, VI.D.-43),Ga naar voetnoot12 gaf de drukker Maarten Evrard (of Everaert) opdracht voor een Nederlandse vertaling te zorgen. Deze druk, die eveneens het oorspronkelijke Epitome en Grévins tekst bevat, ziet het licht in 1568 (Cushing, VI.D.-44).Ga naar voetnoot13 Naar het zich laat aanzien heeft Plantijn in 1572 aan een nieuwe druk van de Latijnse tekst gedacht. Die verschijnt evenwel pas in 1579,Ga naar voetnoot14 met datum in de colofon en het soms niet soms wel met de hand of d.m.v. opdruk gewijzigde jaartal MDLXXII in MDLXXIX (Cushing, VI.D.-45) op het titelblad.
| |
David van Mauden
Over de geneesheer-chirurg David van Mauden is nú eigenlijk nog niet meer bekend dan wat door de pioniers van de geschiedenis der geneeskunde
| |
| |
in ons land, met name Corneille Broeckx, Alexandre de Mets en vooral A.F.C. van SchevensteenGa naar voetnoot15 destijds is meegedeeld. Vermoedelijk omstreeks 1538-1539 geboren, te Ronse of te Antwerpen, is hij, weerom vermoedelijk, in laatstgenoemde stad vóór 1612 overleden. Hij was er prelector of meester in de heelkunde van 1574 tot 1585, en gezworen stadsgeneesheer van 1578 tot 1585. Broeckx' beweringGa naar voetnoot16 dat David van Mauden ene ‘Jean’ tot vader had, is door Van Schevensteen op goede gronden weerlegd.Ga naar voetnoot17 En David zelf schrijft in zijn boek over de anatomie dat hij ‘al de beenderen des mensche in een groote doose’ heeft liggen, door zijn vader zaliger Meester Thomas van Mauden geprepareerd.Ga naar voetnoot18
De twee titels die Van Mauden in het lezersbericht in zijn Bedieninghe der anatomien aankondigt, zijn voor zover mij bekend, nog niet aan het daglicht gekomen - hebben het daglicht misschien nooit gezien. Wel zijn exemplaren van een bericht over de komeet van 1577 en een pestboekje uit 1584 aan te wijzen;Ga naar voetnoot19 en in 1583 heeft hij in de uitgave door Gelenus Gerardius van een tekst van Hippocrates, bij J. Bellerus verschenen,Ga naar voetnoot20 een kort woord gericht tot Henricus Vool, ‘prudentissimus vir’.
| |
| |
Opzet en doel van Van Mauden bestonden er in een handboek voor de ontleedkundige in het Nederlands te publiceren dat praktische richtlijnen moest bevatten voor de chirurgijns, aan wie Van Mauden les gaf, aangaande het anatomiseren en het prepareren. Zijn uitgangspunt was Vesalius; Fallopius en Arantius heeft hij er slechts bij betrokken in zo ver hun visie tegengesteld was aan die van de grootmeester, want al is ‘Vesalius d'excellentste in d'anatomie’, toch zijn er een aantal zaken die hij niet zó nauwkeurig heeft beschreven. Plantijns Nederlandse Valverde-uitgave heeft er hem mede toe aangezet om zijn handboek te publiceren; duidelijkheidshalve gebruikt hij dezelfde lettertekens als Vesalius en Valverde om naar de platen (in Valverde) te verwijzen en geeft daartoe een concordantie van het griekse en het romeinse alfabet. Op het lezersbericht laat hij twee bladzijden met Nederlandse vertaling van Latijnse termen volgen. Het corpus van het werk is in vier ‘boeken’ verdeeld: 1. ontleding van het abdomen; 2. van de thorax (hart en ademhalingsorganen); 3. van de hersenen, de aders en de zenuwen; 4. van de spieren, pezen en gewrichtsbanden. In een appendix worden instructies gegeven om de beenderen en het kraakbeen te prepareren. Een register ‘vande principaelste dinghen’ rondt het werk af. Van Mauden oordeelde evenwel zijn taak nog niet geheel als gekweten. In een aantal van de overgeleverde exemplaren is een afzonderlijke katern van vier bladen, met een kruisje gesigneerd, toegevoegd: hierop staan de correcties door Van Mauden opgegeven van ‘Sommighe fauten in de duytsche Anatomieboecken (van C. Plantijn anno 1568 ghedruct)’ (1,5 blz.), de ‘Correctie van d'Epitome Vesalij’ (4 blz.), en van ‘de oversettinghe van den voors. Grevin’, t.t.z. van de commentaar van Grévin op Vesalius' Epitome (1 blz.).
Uit het bovenstaande blijkt een nauwe relatie tussen beide drukken en uit de beschrijvingen die hieronder volgen, blijkt dat de meeste exemplaren van de Bedieninghe samengebonden zijn met de Nederlandse Valverde. Nu kan men terecht de vraag stellen of de twee drukken dan wel zó nauw samenhoren, ja, of ze inderdaad onafscheidelijk zijn - of niet. Vóór de samenhang pleiten de impliciete titelformulering van de Bedieninghe (‘achtervolgende de figuren ende characteren oft letteren der Anatomie Vesalij en Valuerde, van Plantino int Nederlants ghedruct’); de extra katern met de corrigenda; ten slotte de omstandigheid dat een paar exemplaren van Valverde en Van Mauden in contemporaine banden zitten.Ga naar voetnoot21 Echter, de twee
| |
| |
werken zijn op een geheel verschillend tijdstip gedrukt, resp. 1568 en 1583 - Van Maudens werk is immers op de Nederlandse Valverde gesteund -, met elk een eigen titelpagina en impressum, eigen paginering en eigen collatieformule. Hoe het alles precies zijn gang is gegaan, weten we niet, maar het is heel goed mogelijk dat Plantijn nog over een partij exemplaren van de Nederlandse Valverde beschikte en die, allicht in overleg met Van Mauden, samen met het nieuwe boek van Van Mauden, als een soort verbeterde druk, opnieuw heeft uitgegeven. Zo dit al de ware bedoeling is geweest, kan het geheel toch niet als een bibliografische eenheid worden gezien: elke expliciete (gemeenschappelijk titelblad) of materiële (collatieformule) aanduiding hierover ontbreekt. David van Mauden heeft zijn Bedieninghe aan de stad Antwerpen opgedragen, die hem hiervoor haar erkentelijkheid ook in speciën betuigt.Ga naar voetnoot22
Met dit werk behoort hij waarschijnlijk tot de reeks auteurs zoals T. Bartholinus, A. Paré, A. Spigelius e.a. door John Fulton als ‘more remote from Vesalius’ beschouwd. Zij hebben niet zozeer overgenomen en geïmiteerd dan wel verder gebouwd. Van Maudens boek had in Cushings bibliografie (nog) geen plaats gekregen, hoewel het hem bekend was. De boven aangehaalde reden verklaart waarom dit niet is gebeurd. Om naast de ‘modified versions of Vesalius' anatomical works’ (Cushing, VI.D.) ook over de ‘more remote’ ([VI.E]) onderzoek te voeren, heeft het Cushing aan levensjaren en betere tijdsomstandigheden ontbroken. Het komt aan de bewerker(s) van een nieuwe editie van Cushings Vesalius-bibliografie toe hierover een duidelijk standpunt in te nemen en het werkterrein af te bakenen.Ga naar voetnoot23 In afwachting leek het mij niet voorbarig de aandacht van de (medische) bibliografen op David van Maudens Bedieninghe te vestigen.
| |
| |
| |
Andreas Vesalius
1 | Cushing VI.B.-[α]
Epitome. [Latijn]. Antwerpen, C. Plantijn, 1566. (afb. 1)
In: J. Valverde, Vivae imagines partium corporis humani, fol. [1-14], sig. a-c4 d2. (cf. nr. 4). |
2 | Cushing VI.B.-[β]
Epitome. [Nederlands]. Antwerpen, C. Plantijn, 1568.
In: J. Valverde, Anatomie oft levende beelden, p. 141-178, sig. RV4X3. (cf. nr. 5). |
3 | Cushing VI.B.-[γ]
Epitome. [Latijn]. Antwerpen, C. Plantijn, 1579.
In: J. Valverde, Vivae imagines partium corporis humani, p. 129-156, sig. P-R4 S2. (cf. nr. 6). |
| |
Joannes Valverde
4 | Cushing VI.D.-43
Vivae imagines partium corporis humani. Antwerpen, C. Plantijn, 1566, 4o. |
| |
Literatuur
BB, V p. 700-702 V-91. De Feyfer, VI.C.33. André Vésale, rénovateur de l'anatomie humaine, 1515-1564. Documents conservés en Belgique et exposés à la Bibliothèque royale de Belgique à Bruxelles, Bruxelles, 1957, nr. 83. BT 4599. J. Machiels, Catalogus van de boeken gedrukt vóór 1600 aanwezig op de Centrale Bibliotheek van de Rijksuniversiteit Gent, Gent, 1979, nr. V-81. PP 2413.
| |
| |
| |
Exemplaren
Afb. 1 Koptitel van het Epitome 1566. - Kon. Bibl. Brussel III 59.192 C LP
| |
| |
| |
4.1 Antwerpen, museum Plantin-Moretus, A 1358
4.1.a | Band. - Moderne halfperkamenten band, blauwgrijs papier over kartonnen borden. |
4.1.b | Herkomst. - Een niet genoemd bezitter heeft op een niet te bepalen tijdstip (maar in ieder geval na de 16de eeuw) tal van correcties en verwijzingen in de tekst aangebracht. Onderaan fol. A2 ro de droge stempel van het ‘Museum Plantin-Moretus’ en de natte stempel met ‘Museum Plantin-Moretus Antv. 1878’; in dat jaar is het Plantijnse Huis nl. in handen van de stad overgegaan en als museum ingericht; onderaan fol. f3 ro de droge en op de versozijde de natte stempel. |
4.1.c | Toestand. - Het laatste blad, f4, blanco, ontbreekt. Het exemplaar is in vrij slechte staat: het boekblok heeft afgesleten randen, vochtvlekken en hier en daar scheuren, hersteld maar met tekstverlies. |
| |
4.2 Brussel, koninklijke bibliotheek Albert I, III 59.192 clp
4.2.a | Band. - Halfleren band, lichtbruin marmerpapier over kartonnen borden; titelschild en goudstempeling op de (beschadigde) rug; gesprenkelde sneden; 19de eeuw. |
4.2.b | Herkomst. - Twee aantekeningen (17de e.?) in verschillende handen op de versozijde van fol. f3: ‘Christophori Mauricij Bononiensis’ en ‘Nunc vero Physici Coleg. L[uce?] Pusinerij’. Op het titelblad ovale natte stempel met ‘Bibl. Coll. SS. Pauli et Barnabae Mediolani’. Op het onderste rugveld een zwart omkaderd ruitvormig etiket met, nog zichtbaar, de bovenste helft van een dubbele lange s. |
4.2.c | Toestand. - Het laatste blad, f4, blanco, ontbreekt. |
| |
4.3. Gent, universiteitsbibliotheek, r acc. 8542
4.3.a | Band. - Halfperkamenten band, veelkleurig kammarmer over kartonnen borden; 18de eeuw. |
4.3.b | Herkomst. - Gedrukt ex-libris geplakt op de versozijde van het titelblad, met ‘Sum ex libris Iohannis Matthaei Fuchsii’, in handschrift hernomen onder de titel op de titelpagina: ‘Sum I.M. Fuchsii 1757’ en op de rectozijde van het voorschutblad het devies ‘Iehova Mea Fiducia Recta. A.C.N. M.DCC LVIJ’. Op het voordekblad,
|
| |
| |
| resp. voorschutblad twee plaatsingsnummers ‘L.II.53’ en ‘L.III.66’. Op het achterdekblad in potlood ‘Acquis 3 mars Cat. Besold Erlangen 1882’. - De Valverde die in Kat. 66 van Eduard Besold voorkomt (2778) is echter de editie Venetië 1589 (Cushing, VI.D.-38); verkeerde annotatie na aankoop van het exemplaar? Onderaan Tabula I, II en III van Liber I Latijnse tweeregelige citaten en onder de tekst van figura VII. VIII tweemaal twee regels, met verwijzing naar Martialis, Juvenalis en Claudianus. In diezelfde 19de-eeuwse hand een paar andere aantekeningen m.b.t. de tekst. |
4.3.c | Toestand. - Het laatste blad, f4, blanco, ontbreekt. Van fol. P4 is de rechter benedenhoek weggescheurd, met gedeeltelijk tekstverlies, en gerestaureerd met partiële toevoeging van de tekst in een 19de eeuwse (?) hand; fol. A4 en B1 eveneens gerestaureerd. |
| |
5 Cushing VI.D.-44
Anatomie, oft Levende beelden vande deelen des menschelicken lichaems. Antwerpen, C. Plantijn, 1568, 4o (tekst), 2o (platen).
| |
Literatuur
BB, V p. 707 V-103. De Feyfer, VI.C.35. A.J.J. van de Velde, ‘Zuiden Noordnederlandsche bibliographie over natuur- en geneeskunde tot 1800, in Verslagen en mededeelingen van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor taal- en letterkunde, 1937, p. 279. André Vésale, rénovateur..., nr. 84. BT 4598. Machiels, V-82. PP 2416.
| |
Exemplaren
5.1 Antwerpen, museum Plantin-Moretus, A 1348
5.1.a | Band. - Oude perkamenten band, kartonnen borden; rug en knepen aan kop en staart licht beschadigd. Als tweede stuk: D. van Mauden (zie 7.1). |
5.1.b | Herkomst. - Onderaan op het titelblad de natte stempel van het Museum Plantin (cf. 4.A.b); op fol *2 ro de droge, en onderaan fol. n4 ro de droge en de natte stempel. |
| |
| |
5.1.c | Toestand. - De 42 eenzijdig bedrukte buitentekstplaten zijn alle samen tussen de liminaria en het corpus van de tekst in gebonden; ze bestaan uit elf niet gesigneerde katernen van resp. 2, 6, 4 × 5, 2, 6,6 en 4 bladen. Zie ook de aantekening onder 5.3.c betreffende het verbeterstrookje. |
| |
5.2 Antwerpen, museum Plantin-Moretus, R 44.12
5.2.a | Band. - Gespikkeld bruin leer over kartonnen borden; langs de rand een blindgestempelde lijn maar aan de kneepzijde een dubbele; goudgestempelde titel en bloem op de rug; 17de eeuw. Als tweede stuk: D. van Mauden (zie 7.1). |
5.2.b | Herkomst. - Voorin op het dekblad, in twee verschillende handen ‘Ex Bibliotheca Balthasaris Moreti’, 17de e; op het derde rugveld sporen van een etiket met het Plantijnse monogram PN in zwarte letters (afb. 2), 17de e.Ga naar voetnoot24 Onderaan op het titelblad en op fol. n4 ro de droge stempel van het Museum Plantin (cf. 4.1.b). |
Afb. 2 Etiket met het Plantijnse monogram PN, derde rugveld. - MPM, R 44. 12
| |
| |
5.2.c | Toestand. - De platen zijn bij elk van de 7 ‘boeken’ ondergebracht; d.w.z. tussen p. 16 en 17 (Bk I), tussen p. 56 en 57 (Bk II), tussen p. [80] en 81 (Bk III), tussen p. [88] en 89 (Bk. IIII), tussen p. 104 en 105 (Bk. V), tussen p. [124] en 125 (Bk VI) en tussen p. [140] en 141 (Bk VII). Zie ook de aantekening onder 5.3.c betreffende het verbeterstrookje. |
| |
5.3 Antwerpen, museum Plantin-Moretus, R 7.9
5.3.a | Band. - Bruin halfleren band, bruin en beige gestreept marmerpapier over kartonnen borden; gesigneerd met etiket, gedeeltelijk geschonden, op het voordekblad ‘J. MÖSSL[Y] / Relieu[r] / 35, Vieille Bour[se] / Anvers’. Jaak Mössly was omstreeks 1904 als boekbinder te Antwerpen gevestigd (cf. Tentoonstelling van het moderne boek. Catalogus, Antwerpen, Museum Plantin-Moretus, 15 juli tot 15 october 1904, p. 195-196). Op de staart: stempel van het Museum Plantin-Moretus. |
5.3.b | Herkomst. - Onderaan op p. 3, het eerste aanwezig, de natte en de droge stempel van het Museum Plantin (cf. 4.1.b); op p. 186, het laatste aanwezig, de natte. In een hand uit de tijd zijn in de tekst en op de platen correcties aangebracht; de eerste hebben doorgaans betrekking op woordgebruik (b.v. cromte dat moet vervangen worden door hollicheyt). In het Epitome komen veruit de meeste verbeteringen voor (p. 145, 167 e.v., bv). |
5.3.c | Toestand. - Het voorwerk, *4, A1 & A8, Y4, Z1-6 ontbreken. De platen zijn na elk van de 7 ‘Boeken’ ingebonden, zoals in 5.2.c.
Op p. 4, onderaan rechter kolom is een verbeterstrook met vierregelige tekst opgeplakt:
z. D'eerste ghemeene gat |
α. T'vierde beē vā d'opperste caecx been |
2. Den deurganck oft wegh vant' marck vanden rugghe graet. (afb. 3). |
In de twee andere exemplaren in het MPM is die strook eveneens opgeplakt (in een licht verschillend zetsel);Ga naar voetnoot25 kennelijk heeft de zetter zich vergist. Uit ex. 5.4. wordt het duidelijk dat de tekst die er oorspronkelijk stond, fout was; hij hoort thuis in de eerste kolom van de volgende pagina. Een en ander zou er kunnen op wijzen dat dit exemplaar misschien in handen van Van Mauden is geweest... De |
| |
| |
Afb. 3 Verbeterstrookje in J. Valverde, Anatomie, 1568, p. 4. - Kon. Bibl. Brussel II 26.067 C 2 LP
aantekeningen betreffende het te donker afdrukken van de platen zouden er kunnen op wijzen dat onderhavige afdrukken van de platen proeven zijn; toch zijn ze in de 2 andere exemplaren hier niet verbeterd. |
| |
5.4 Brussel, koninklijke bibliotheek Albert I, vh 7422 c 2 lp
5.4.a | Band. - Goudgestempeld kalfsleer over kartonnen borden; op de platten een omlijsting van een dubbele lijn waarbinnen een tweede dito kader met op de hoeken buitenwaarts een bloemstempeltje (afb. 4a) en in het midden een plaatstempel (78 × ca. 74) met het
|
| |
| |
| wapen van het markgraafschap Antwerpen;Ga naar voetnoot26 rug vernieuwd; roodbruin geverfde sneden; sporen van twee paar snoeren; midden 17de eeuw. Als eerste stuk; D. van Mauden (zie 7.1). |
A
B
Afb. 4 Bloemstempeltje, a op Kon. Bibl. Brussel, VH 7422 C LP, b op ex. uit privé-verzameling
5.4.b | Herkomst. - Op de versozijde van het voorschutblad een ex-libris van C. van Hulthem. Deze band moet dus oorspronkelijk wel in het bezit van de stad Antwerpen zijn geweest. Hoewel in dit exemplaar een ex-libris van Van Hulthem staat, was dit niet zijn oorspronkelijk exemplaar; hij had nl. een onvolledig (zie 5.7) dat hij in de loop van de 19de eeuw, met dit heeft geruild (cf. een aantekening in het exemplaar). |
| |
| |
5.4.c | Toestand. - De platen zijn na elk van de 7 ‘boeken’ ondergebracht, zoals in 5.2.c, platen V en VI van Boek III zijn verkeerdelijk na de unieke plaat van Boek IIII gebonden. Sporen van het verbeterstrookje (cf. 5.3.c). |
| |
5.5 Brussel, koninklijk bibliotheek Albert I, II 26.067 c 2 lp
5.5.a | Band. - Zelfde als voorgaand nr. 5.4 (afb. 5); de platten zijn gehavend; oorspronkelijke rug, met in de velden een leliestempeltje, aan kop en staart beschadigd; sneden verguld. Als eerste stuk: D. van Mauden (zie 7.1). |
5.5.b | Herkomst. - Op de versozijde van het achterschutblad in een contemporaine hand ‘roosenhouwer est possessor huius / post mortem |
Afb. 5 Plaatstempel met het wapen van het markgraafschap Antwerpen, achterplat. - Kon. Bibl. Brussel, II 26.067 C LP
| |
| |
| nescio eius' en nog enkele probationes pennae. Op het achterdekblad de inscriptie ‘M.D.K.57’ en een onleesbare aantekening. |
5.5.c | Toestand. - De platen zijn bij elk van de 7 ‘boeken’ ondergebracht. Het verbeterstrookje (zoals in 5.3.c) is over een ander heen geplakt (zoals in 5.1.c en 5.2.c?). |
| |
5.6 Gent, universiteitsbibliotheek, R Acc. 8209
5.6.a | Band. - Zwart geworden, erg gesleten band over berderen; op platten een brede omlijsting van blindgestempelde lijnen en rollen waarbinnen een tweede kader van drie blindgestempelde lijnen; op de hoeken hiervan buitenwaarts een bloemstempeltje en in het midden een ovale entrelacstempel in gouddruk (het goud is grotendeels verdwenen); sporen van sloten; rug vernieuwd; laat 16de eeuw. |
5.6.b | Herkomst. - Op de versozijde van het tweede voorschutblad (eigenlijk het eerste blad van een aparte katern; zie verder), keurig geschreven in hoofdletters en minuskels binnen een afgelijnd kader ‘Desen boeck behoort toe Meester Wiinandt vander A barbier ende cirurgijn, woonende binnen der stadt van Antwerpen’Ga naar voetnoot27 en onderaan ‘die hem vint eer hij verloren is: die sal steruen eer hij sieck is: v biddende brenghten mij weder, ick sal v eenen ghoeden drinckpenninck hebben’. Voorin een katern van zes bladen met gelinieerd kader; de bll. [2] tot [6] recto zijn in de 16de eeuw nog beschreven met een Nederlandse tekst die de vertaling is van Plantijns opdracht, in het Frans, aan Gerard Grammay, heer van 's-Gravenwezel; bovenaan een aanroeping, in het Latijn, tot de Hl. Drievuldigheid, Maria, Cosmas en Damianus, Lucas evangelist. Ingeschoven een rekening op lichtblauw papier uit 1864 van de ‘Librairie ancienne et moderne de Joseph Kockx, Rue aux Chiffons, N. 25, à Anvers’ geleverd aan Snellaert, uit zijn ‘Catalogue 63’ kavel 711 voor 6.00 fr. en 722 voor 8.00 fr., samen 14.00 fr. + 3.00 fr. voor ‘Catalogue 60’, hetzij 17.00 fr. Op een tweede briefje handgeschreven rekening ‘Debet M. Snellaert aan C. Vyt, boekverkooper rp - Veiling te Middelburg 8r.64’ met negen titels waaronder Valverde niet voorkomt. |
| |
| |
5.6.c | Toestand. - Het exemplaar is hier en daar bezoedeld en vochtvlekkig. De platen zijn bij elk van de zeven ‘boeken’ ondergebracht; de platen van Bk II, pl. I en V van Bk. VI en pl. II van Bk. VII ontbreken. |
| |
5.7 Louvain-la-neuve, universite catholique de louvain, centre general de documentation, res. b 9928.
5.7.a | Band. - Kartonnen borden met bruin marmer papier overtrokken; sneden donker geverfd, 19de eeuw. Als tweede stuk: D. van Mauden. |
5.7.b | Herkomst. - Op het titelblad in handschrift ‘Mathys Dyckman’. Onderaan ronde natte stempel met ‘Fonds Bibliothèque royale Van Hulthem’ voor de helft een andere dito stempel bedekkend, waarvan de tekst vervaagd is; op de rectozijde van het voorschutblad in een moderne hand ‘Exemplaire de VH 7422 défectueux et remplacé par un autre’; op het voordekblad een ex-libris, vermoedelijk van Van Hulthem, verwijderd; op de staart klein rond etiket met het handgeschreven nummer 7422 (Cf. 5.4.b). Op het voordekblad de ovale natte stempel met ‘Bibliotheca Universitatis Lovaniensis’. Bij de verdeling van de Leuvense universiteitsbibliotheek in 1968 is het exemplaar naar Louvain-la-Neuve verhuisd. |
5.7.c | Toestand. - De platen zijn globaal na Boek I ingebonden. Fol. B4, I1, K4, M3, N6, T2-3 en platen I-II van Boek I ontbreken; pl. III van Bk. I is verkeerdelijk na Boek V gebonden. Sporen van vocht; een (herstelde) scheur aan p. 15-16. Sporen van het verbeterstrookje (cf. 5.3.c). |
| |
5.8 Prive verzameling, Brussel
5.8.a | Band. - Zwartgeworden bruin leer over kartonnen borden; op de platten een omlijsting bestaande uit een blindgestempelde tripellijn met aan de hoeken buitenwaarts een bloemstempeltje in gouddruk zeer sterk gelijkend op, zo niet hetzelfde, als op 5.4 (zie afb. 4); in het midden, eveneens goudgestempeld, een ruitvormig motief met uitgespaarde ovaal; sporen van sluitveters; laat 16de eeuw; recent gerestaureerd. Als tweede stuk: D. van Mauden (zie 7.6). |
5.8.b | Herkomst. - Op het voordekblad handgeschreven: ‘desen boeck
|
| |
| |
| oort [sic] toe aen Joannes Maude’; op de versozijde van het titelblad in verschillende handen: ‘desen boeck behoort toe Mr. Loys van Sw(?)almen chirurgijn tot Gendt woonende op de Torre... et brugghe, 1648’;Ga naar voetnoot28 ‘Desen boeck behoort toe Joannes Maude anno 1721’ en ‘Desen boeck behoert toe aen Joseph Franciscus van de [weggeschrapt] anno 1733’. Op het titelblad van D. van Mauden, thans zeer sterk verbleekte aantekening ‘Meester Ramundus: dese stadt ghesworen Chirurgin’ (ca. 1600?). |
5.8.c | Toestand. - De platen zijn bij elk van de 7 ‘boeken’ ondergebracht in 5.2.c; platen V en VI van Boek III ontbreken. Het verbeterstrookje (cf. 5.3.c) zat in 1980 los tussen p. 4 en 5; op de foute tekst onderaan de tweede kolom op p. 4 zat een wit strookje heen geplakt waarop de begintekst van ‘De viifde tafel’. |
| |
6 Cushing VI.D.-45
Vivae imagines partium corporis humani. Antwerpen, C. Plantijn, 1579, 4o.
| |
Literatuur
BB, V p. 702-703 V-92. De Feyfer, VI.C.34 André Vésale, rénovateur..., nr. 88. BT 4600. PP 2414 & 2415.
| |
Exemplaren
6.1 Antwerpen, museum Plantin-Moretus, A 2003
6.1.a | Band. - Bruin leer over karton, op de platten twee opeenvolgende kaders van tripellijnen in blindstempeling, de binnenste heeft een buitenwaarts leliestempeltje in gouddruk; in het midden een dubbel omlijnde ovale rankenstempel in gouddruk. De oude bandbekleding is bij de restauratie opnieuw op de platten aangebracht terwijl de rug vernieuwd is. |
| |
| |
6.1.b | Herkomst. - Onderaan op de versozijde van het titelblad de natte stempel van het Museum Plantin-Moretus, op fol. A2 ro onderaan de droge, onderaan fol. V3 ro de droge en V3 vo de natte. |
6.1.c | Toestand. - Het drukjaar 1572 op het titelblad is ongewijzigd. |
| |
6.2 Brussel, koninklijke bibliotheek Albert I, vb 4481 c lp
6.2.a | Band. - Oude soepele perkamenten band; op de rug, dwars, in grote letters ‘Anathomia Vesalij’; sporen van sluitveters. |
6.2.b | Herkomst. - Bovenaan het titelblad in een 17de-eeuwse hand ‘Collegij Soc(ieta)tis Jesu Hanno-Monten’, het jezuïetencollege te Bergen, Hg. (Mons). |
6.2.c | Toestand. - Het drukjaar 1579 op het titelblad is in opdruk.
Platen V en VI van Liber III ontbreken. |
| |
6.3 Brussel, koninklijke bibliotheek Albert I, vh 7423 c lp
6.3.a | Band. - Oude mosterdkleurige herteleren (?) band over kartonnen borden; op de platten een kader van één lijn en in het midden een ovale entrelacstempel; half verdwenen titel in het tweede rugveld; donker geverfde sneden. |
6.3.b | Herkomst. - Bovenaan het titelblad in een 18de-eeuwse (?) hand ‘Collat. G: R.’ Op het voordekblad een ex-libris van C. van Hulthem (hetzelfde als in 5.4). Op de versozijde van het titelblad de natte stempel van ‘Bibliothèque royale Fonds van Hulthem’. |
6.3.c | Toestand. - Het drukjaar 1572 is ongewijzigd. |
| |
David van Mauden
7 [Cushing VI.E.-α]
Bedieninghe der anatomien. Antwerpen, C. Plantijn, 1583, 4o. (afb. 6).
| |
| |
| |
Literatuur
Afb. 6 D. van Mauden, Bedieninghe, 1583. - Kon. Bibl. Brussel, II 26.067 C 1 LP
| |
| |
Van de Velde, 1939, p. 842. BT 4649. PP 1655.
| |
Exemplaren
| |
7.1 Antwerpen, museum Plantin-Moretus, A1348
7.1.a | Als eerste stuk: Valverde (zie 5.1). |
7.1.c | Katern † met errata ontbreekt. |
| |
7.2 Antwerpen, museum Plantin-Moretus, r 44. 12
7.2.a | Als eerste stuk: Valverde (zie 5.2). |
7.2.c | Katern † met errata ontbreekt. |
| |
7.3 Brussel, koninklijke bibliotheek Albert I, vh 7422 c 1 lp
7.3.a | Als tweede stuk: Valverde (zie 5.4). |
7.3.c | Katern † met de errata is achter Van Mauden ingebonden. |
| |
7.4 Brussel, koninklijke bibliotheek Albert I, II 26.067 c 1 lp
7.4.a | Als tweede stuk: Valverde (zie 5.5). |
7.4.c | Katern † met de errata is achter Van Mauden ingebonden. |
| |
7.5 Louvain-la-Neuve, universite catholique de Louvain, centre general de documentation, res. b 9928
7.5.a | Als eerste stuk: Valverde (zie 5.7). |
7.5.c | Fol. i2 en de katern † met de errata ontbreken. Vochtvlekken en (niet herstelde) scheur aan p. 95-96. |
| |
7.6 Prive verzameling, Brussel
7.6.a | Als eerste stuk: Valverde (zie 5.8). |
7.6.c | Katern † met de errata is achter Van Mauden ingebonden; het laatste blad, blanco, ontbreekt. |
| |
| |
| |
Register
Bibliotheken
Antwerpen, Museum Plantin-Moretus |
A 1348: 5.1, 7.1 |
A 1358: 4.1 |
A 2003: 6.1 |
R7.9: 5.3 |
R44.12: 5.2, 7.2 |
|
Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I |
|
VB 4481 C: 6.2 |
VH 7422 C: 5.4, 7.3 |
VH 7423 C: 6.3 |
II 26.067 C: 5.5, 7.4 |
III 59.192 C: 4.2 |
|
Brussel, Privé verzameling: 5.8, 7.6 |
|
Gent, Universiteitsbibliotheek |
|
R Acc. 8209: 5.6 |
R Acc. 8542: 4.3 |
|
Louvain-la-Neuve, UCL, Centre général de documentation |
|
Rés. B 9928: 5.7, 7.5 |
| |
Bezitters en Boekbinders
Antwerpen, Markgraafschap 5.4, 5.5 |
Bergen, Hg., Jezuïeten 6.2 |
Besold, Eduard, boekhandelaar te Erlangen 4.3 |
Dyckman, Mathys 5.7 |
Fuchsius, Johannes Matthaeus 4.3 |
G.R. 6.3. |
Joannes Franciscus vande...? 5.8 |
Kockx, Joseph, boekhandelaar te Antwerpen 5.6 |
Maude, Joannes 5.8 |
Mauricius Bononiensis, Christophorus 4.2 |
| |
| |
M.D.K. 57 5.5 |
Milaan, Coll. SS. Pauli & Barnabae 4.2 |
Mössly, Jaak, boekbinder te Antwerpen 5.3 |
Moretus, Balthasar 5.2 |
P[lanti]N 5.2 |
Pusinerius, Luca? 4.2 |
Ramundus, Mr. 5.8 |
Roosenhouwer 5.5 |
Snellaert, F.A. 5.6 |
Van der A, Wiinandt 5.6 |
Van Hulthem, C. 5.4, 5.7, 6.3 |
Van Sw(?)almen, Loys 5.8 |
Vyt, C., boekhandelaar te Gent 5.6 |
Koninklijke Bibliotheek Albert I
Keizerslaan 4
B-1000 Brussel
| |
| |
| |
Summary
Christopher Plantin had published two books belonging to the ‘Vesaliana’, as Harvey Cushing calls them in his Bibliography of Vesalius. The first book, Vivae imagines by J. Valverde has been published in three editions (VI.D.-43-45). Cushing classifies this work among the ‘modified versions of Vesalius' anatomical works’. In Vivae imagines the text of Vesalius' Epitome is also included, but it was not recorded bibliographically by Cushing.
The second monograph, Bedieninghe der anatomien written by the Antwerp medical doctor David van Mauden is not described by Cushing and should be classified in the ‘more remote works’ [VI.E], yet to be treated.
The present article is a first contribution to a Belgian census of Cushing's Bibliography. In the near future, the author intends to publish this census in which emphasis will be placed on the copy-specific features, as well as on the editions unknown to or undescribed by Cushing.
|
-
voetnoot1
- Zie over hem en zijn verzameling E.H. Thomson in Dictionary of Scientific Biography, 3, New York 1971, p. 516-519 en The Harvey Cushing Collection of books and manuscripts, New York 1943 (Publication No 1. Historical Library, Yale Medical Library).
-
voetnoot2
-
H. Cushing, A bio-bibliography of Andreas Vesalius, 2nd ed., Hamden Conn. & London 1962 (verder geciteerd als Cushing). De twee geschriften zijn de Paraphrases op Rhases (Cushing, I.-1), Vesalius' allereerste boek, en de postuum verschenen Nederlandse vertaling van het Epitome (Cushing, VI.B.-5).
-
voetnoot4
- Resp. Cushing, II.-1 [A], VI.A.-1 en VI.B.-1.
-
voetnoot5
-
F.M.G. de Feyfer, ‘Die Schriften des Andreas Vesalius’, Janus, 19, 1914, p. 435 507 (verder geciteerd als De Feyfer).
-
voetnoot6
- De in noot 2 vermelde tweede editie is met een aantal drukken aangevuld, maar is nog ver van volledig. Lees hierover de ‘Preface’ van J. Fulton uit 1943 in Cushing, p. vii-ix. - Omdat er n.b. in Belgische verzamelingen heel wat Vesaliana aanwezig zijn, is bij mij het plan gerijpt om een ‘Belgian Census’ - met opgave van de exemplaarkenmerken - te publiceren. Dit artikel weze een eerste, heel bescheiden bijdrage daartoe.
-
voetnoot7
- Ook in andere gevallen is een onderdeel-editie van een tekst niet in acht genomen. Toch is dit standpunt niet consequent volgehouden (de brief over de kinawortel is in 1566, 1599 en 1728 b.v. niet als zelfstandige druk verschenen; cf. Cushing, VII.-5, 6 en 7).
In een persoonsbibliografie is het meer nog dan elders van primair belang álle drukken van een tekst te beschrijven, onder welke vorm die ook zijn verschenen. Dit is de reden waarom hier de drie Plantijn-uitgaven van het Epitome elk afzonderlijk aan de orde komen.
-
voetnoot8
-
Bibliotheca Belgica. Bibliographie générale des Pays-Bas. Fondée par F. van der Haeghen, rééditée s.l. dir. de M.-Th. Lenger, Bruxelles 1964, 5 bdn. + Supplément. Index, 1970 + Index général par Joseph de Reuck, 1975 (verder geciteerd als BB); Cushing, zie noot 2; L. Voet, The Plantin-Press (1555-1589). A bibliography of the works printed and published by Christopher Plantin at Antwerp and Leiden, Amsterdam 1980-1983, 6 bdn. (verder geciteerd als PP).
-
voetnoot9
- Dit zal slechts mogelijk zijn bij een nieuwe geheel herziene en vermeerderde editie van deze bibliografie. Indachtig het frequent gebruik van Cushing-nummers in de literatuur, zal men zich op dat ogenblik ook moeten bezinnen over de wijze waarop het systeem ondubbelzinning kan uitgebreid worden, m.a.w. over het behoud al dan niet van de Cushing-nummering. Ten voorlopige titel is hier de volgorde der edities met een griekse letter aangeduid.
-
voetnoot10
-
F. Guerra in Dictionary of Scientific Biography, 13, 1976, p. 568-569.
-
voetnoot11
- Het valt buiten het kader van deze bijdrage opnieuw in te gaan op de complexe geschiedenis van de Valverde-edities; die kan men nalezen bij Van der Haeghen in de BB, V, p. 700 V-91; bij Cushing, p. 146-153; bij L. Elaut, ‘Het kommentaar van Jacques Grévin op Vesalius’ tekst in de Plantin-uitgaven van het ‘Epitome’, GP, 40, 1962, p. 96-104; en ten laatste in PP 2413. De Plantijnse Valverde stemt dus niet geheel overeen met de oorspronkelijke Valverde; daarom is de Latijnse editie van Valverde uit 1589 (Cushing, VI.D.-38) inderdaad de eerste (bekende) in die taal.
-
voetnoot12
- Over de verkoop van het boek, waarvan 600 exemplaren werden opgelegd, vindt men gegevens bij Voet, GC, II, p. 523-525.
-
voetnoot13
-
A.J.J. van de Velde heeft in zijn artikel ‘Het Epitome van Vesalius en zijn drie Nederlandsche uitgaven’, verschenen in Verhandelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor geneeskunde van België, IX, nr. 1, Brussel 1947, p. 5-23, het bestaan van twee verschillende Nederlandse vertalingen van het Epitome wel opgemerkt maar is er niet verder op ingegaan. Te oordelen naar zijn beschrijvingen (Cushing, VI.B.-5 en VI.D.-44) heeft Cushing zich hiervan geen rekenschap gegeven. Ook dit verdient nader onderzoek.
-
voetnoot15
-
C. Broeckx, ‘Documents pour servir à l'histoire de la bibliographie médicale belge avant le XIXe siècle, Annales de l'Académie d'archéologie de Belgique, 4, 1847, p. 125-185 vnl. p. 161; Id., ‘Notice sur David van Mauden, docteur en médecine professeur de chirurgie à l'école de chirurgie d'Anvers’, Annales de la Société de médecine d'Anvers, 11, 1850, p. 433-451; Id., Galerie médicale anversoise, Anvers 1866, p. 64-67, n. 3; G. Dewalque, in Biographie nationale, 14, Bruxelles 1897, kol. 86-87; A. de Mets, ‘La corporation des chirurgiens-barbiers d'Anvers, depuis la fin du moyen-âge jusqu'à la Révolution française’, in Liber memorialis du 1er Congrès de l'histoire de l'art de guérir, Anvers 1921, p. 213-214; A.C.F. van Schevensteen, ‘Bijdrage tot de biographie van David van Mauden, gezworen medecijn en prelecteur der chirurgijnen der stad Antwerpen’, in Isidoor Teirlinck Album, Leuven 1931, p. 71-78 (met correctie op Broeckx en Dewalque); Id., ‘Naamlijsten van Antwerpsche geneesheren, chirurgijns, enz. opgemaakt uit de voornaamste fondsen van het ‘Stadsarchief’, Antwerpsch Archievenblad, 2e r., 7, 1932, p. 122-160. - Begin 17de eeuw treedt een David van Mauden als vertaler van de jezuïet Franciscus Costerus op (cf. BB, I p. 873-874 C-527; P. Bergmans in Biographie nationale, 14, Bruxelles 1897, kol. 87-88): het betreft een
naamgenoot van onze arts.
-
voetnoot17
-
Van Schevensteen, ‘Bijdrage’; hij onderzocht de poortersboeken, certificatieboeken en rekwestboeken van het Antwerpse Stadsarchief.
-
voetnoot19
-
Belgica Typographica 1541-1600. [Auctoribus] E. Cockx-Indestege & G. Glorieux, I, Nieuwkoop 1968, resp. nr. 4647, 4648 en 4650 (verder geciteerd als BT).
-
voetnoot21
- Dit laatste gegeven is minder relevant omdat geen onderzoek is gedaan naar exemplaren in het buitenland.
-
voetnoot22
- Cf. F. Prims in Verslagen en mededeelingen van de Kon. Vlaamsche Academie voor taal- en letterkunde, 1931, p. 177, nr. 31.
-
voetnoot24
- In de Catalogus librorum bibliothecae Balthasaris Moreti (MPM, M29) staat enkel ‘Anatomie van Vesalius met copere figuren 1568’, vermeld bij de Teutonici in folio. Deze catalogus werd omstreeks 1650 door Balthasar II Moretus aangelegd (cf. Voet, GC, I, p. 342-343). Toch kan de aantekening op het voordekblad al op Balthasar I (1574-1641) wijzen die als eerste begonnen is de bibliotheek herin te richten en rijkelijk aan te vullen. Lees in dit verband F. de Nave, Het Museum Plantin-Moretus te Antwerpen, I: De bibliotheek, Antwerpen 1985 (Publikaties van het Museum Plantin-Moretus en het Stedelijk Prentenkabinet), p. 7-9.
-
voetnoot25
-
Caecxbeen staat aan elkaar en deurgāck heeft een abbreviatuur. Een correctie moet hier m.i. niet in gezocht worden; misschien is het drukken van dit verbeterstrookje niet voor de hele oplaag ineens gebeurd, maar in twee (of meer) tijden.
-
voetnoot26
- Toen in 1581 door de stad Antwerpen een nieuwe bibliotheek werd aangelegd - de vorige was in 1576 met de Spaanse furie in de vlammen opgegaan - ging zij met Plantijn een overeenkomst aan dat deze van elk werk dat hij zal drukken, een exemplaar aan de stad zal afstaan. Omdat al spoedig bleek dat er exemplaren verdwenen en niet terug kwamen (een soort permanente bruikleen!) werd in 1586 door de stad beslist dat Plantijn de boeken voortaan ‘behoorlijck ghebonden’ zal leveren - en niet zoals voorheen ongebonden. Verder krijgt de stadspensionaris Engelbrecht Masius de opdracht van de stad er o.m. voor te zorgen ‘alle de boecken ende exemplairen, ongebonden wesende, loffelijcken te doen binden ende der stadtswapenen, in goude, op beyde de sijden van de selve gebonden boecken te doen drucken’ (Stadsarchief Antwerpen, Collegiale Actenboeken 1585-1588, fol. 55, geciteerd naar F.J. van den Branden, Geschiedenis der Stadsbibliotheek van Antwerpen, Antwerpen 1908, p. 53-54). Het hier afgedrukte plaatstempel heeft evenwel niet het eigenlijke stadswapen maar het wapen van het markgraafschap. Het komt voor op boeken die door Balthasar II Moretus (1615-1674) aan de stadsbibliotheek werden geschonken. Cf. Jonghe d'Ardoye, vicomte, J. Havenith & G. Dansaert, Armorial belge du bibliophile, II [Bruxelles] 1930, p. 483. Exposition de reliures. II Du XVIIe siècle à la fin du XIXe, Bruxelles 1931, nr. 159.
-
voetnoot27
- De naam Wynant van der A komt voor in de Certificatieboeken van het Antwerpse Stadsarchief; zie A.C.F. van Schevensteen, ‘Naamlijsten’..., p. 134.
-
voetnoot28
- Deze inscriptie was vóór de restauratie in 1980 nog leesbaar.
|