De Gulden Passer. Jaargang 66-67
(1988-1989)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 237]
| ||||||||||||||||||||
Over de door Plantijn gedrukte uitgaven van Reynaert de Vos
| ||||||||||||||||||||
[pagina 238]
| ||||||||||||||||||||
zeer populair. De beide bekende handschriften van Reinaerts historie dateren uit deze tijd; het zogenaamde Hs.B ca. 1470, Hs.C uit 1477. In dezelfde periode verschenen ook diverse drukken. In 1473/74 wordt een Latijnse vertaling van Van den vos Reynaerde gedrukt; Reynardus Vulpes. In 1479 drukt Gheraert Leeu een prozaversie van Reinaerts historie.Ga naar voetnoot3 In 1485 drukt Jacob Jacobszoon van der Meer ook een prozaversie. Leeu drukt wederom een Reinaertboek als hij in Antwerpen werkzaam is; tussen 1487 en 1490 verschijnt een rijmversie. Dit boek is zeer fragmentarisch overgeleverd; slechts 7 bladen zijn bewaard gebleven. William Caxton drukt in 1481 een Historye of Reynard the foxe, gebaseerd op een prozadruk van Leeu. Deze uitgave is niet geïllustreerd. Caxton herdrukt het boek in 1489. De rijmdruk van Gheraert Leeu uit 1487/90 vormde het uitgangspunt voor de Nederduitse uitgave Reynke de vos, Lübeck 1498. Terecht is opgemerkt dat er sprake was van een hausse.Ga naar voetnoot4 Voor de iconografische geschiedenis van het Reinaertverhaal zijn de fragmenten van Leeu's rijmdruk uitzonderlijk belangrijk.Ga naar voetnoot5 Hierop komen drie verschillende illustraties voor. Deze zijn vervaardigd door een anoniem kunstenaar, genoemd de Haarlemmer Meester.Ga naar voetnoot6 De illustraties van de Haarlemmer Meester zijn het voorbeeld geweest voor alle illustratiereeksen in de vroege Europese Reinaertdrukken, bijvoorbeeld Reynke de vos, Lübeck 1498 en Reynard the Fox, gedrukt door Wynkyn de Worde in Engeland. Dit kan bewezen worden met behulp van de drie houtsneden die er van de cyclus zijn overgebleven en omgekeerd kan deze cyclus met een grote mate van waarschijnlijkheid gereconstrueerd worden vanuit de oudste bewaard gebleven complete reeksen. Met deze reconstructie van de oorspronkelijke cyclus hebben vooral K. Varty en J. Goossens zich beziggehouden.Ga naar voetnoot7 Na deze bloeiperiode treedt er een periode van stilte in. Pas in 1564 komt er weer een Reinaertboek op de markt. We moeten erop bedacht zijn, dat er in het begin van de 16e eeuw wél drukken verschenen zijn, maar waarvan geen exemplaren zijn overgeleverd. Er zijn sterke aanwijzingen dat | ||||||||||||||||||||
[pagina 239]
| ||||||||||||||||||||
Afb. 1 G. Leeu, rijmdruk (Antwerpen ca. 1487-1490). Illustratie van de zogenaamde Haarlemmer Meester
er tussen 1487/90 en 1564 tenminste nog één geïllustreerde Reinaertdruk is verschenen. Elders is de argumentatie voor het bestaan van een dergelijk ‘oervolksboek’ uitgewerkt.Ga naar voetnoot8 In 1564 drukt Plantijn in opdracht van Peter van Keerberghen Reynaert de vos, een seer ghenvechliicke ende vermakeliicke Historie, met haer Moralisatien ende corte wtlegghingen.Ga naar voetnoot9 Plantijn heeft meerdere boeken voor Van Keerberghen gedrukt.Ga naar voetnoot10 Het boekje valt op omdat het gezet is uit de zogenaamde civilitéletter. Dit is een door Granjon te Lyon geïntroduceerd lettertype dat voor het eerst in 1557/58 werd gebruikt.Ga naar voetnoot11 Plantijn gebruikt dit | ||||||||||||||||||||
[pagina 240]
| ||||||||||||||||||||
lettertype voor het eerst in 1558. Dit lettertype werd ontworpen als een vorm van nabootsing van het lettertype dat toen werd gebruikt voor het leren schrijven. De bedoeling was het lezen te vergemakkelijken voor hen die wel konden lezen en schrijven, maar nog niet gewend waren aan de Romeinse drukletters waarmee in die tijd de meeste boeken werden gedrukt. Dit lettertype werd vooral voor schoolboeken gebruikt.Ga naar voetnoot12 Ook deze Reinaertdruk was waarschijnlijk bedoeld als schoolboek. In het ‘Totten Leser’ staat namelijk: ‘Ende aengesien men niet beter en soude connen gheleeren, dan tghene datmen met ghenuechten leert, so hebben wy gheerne desen Boeck aenghenomen om den seluigen in Nederduytsch te laten drucken.’, (fo.A3v). Plantijn drukte dit boek feitelijk al in 1563.Ga naar voetnoot13 L. Voet heeft berekend dat de oplage uit ongeveer 1200 exemplaren bestond.Ga naar voetnoot14 Deze Reinaertdruk was waarschijnlijk een groot succes voor Van Keerberghen. In ieder geval besluit Plantijn al na zeer korte tijd ook zelf een Reinaertboek te drukken.Ga naar voetnoot15 In 1566 verschijnt onder eigen naam uitgegeven: Reynaert de vos. Een seer ghenouchlicke ende vermakelicke historie: in Franchoyse ende neder Duytsch. Reynier le renard. Histoire tresioyeuse & recreatiue, en François & bas Alleman.Ga naar voetnoot16 Het eerste exemplaar wordt op 26 juni 1566 verkocht.Ga naar voetnoot17 Dit boek is om meerdere redenen een bijzonder boek te noemen. Het is een tweetalige uitgave met een Nederlandse en Franse tekst, het is zeer zorgvuldig gedrukt en het bevat illustraties. Deze illustraties vallen om drie redenen op: 1) ze zijn uitgevoerd in een prachtige renaissancistische stijlGa naar voetnoot18, 2) ze zijn voorzien van zeer fraaie sierlijstenGa naar voetnoot19, en 3) ze wijken ogenschijnlijk | ||||||||||||||||||||
[pagina 241]
| ||||||||||||||||||||
sterk af van de bekende illustratie-cyclus van de Haarlemmer Meester. In het boek komen 40 verschillende illustraties voor, drie ervan worden éénmaal herhaald; in totaal dus 43 afbeeldingen. Over het aantal illustraties zijn in de literatuur zeer verwarrende opgaven te vinden.Ga naar voetnoot20 Plantijn was van plan, nadat hij gezien had dat Van Keerberghen veel succes had met zijn Reinaertboek, een heel mooie uitgave te maken. Hij laat de Nederlandse tekst letterlijk in het Frans vertalen door J. Florianus, docent aan de Latijnse School te Antwerpen, en hij bestelt maar liefst 72 tekeningen. In april 1565 wordt de Parijse kunstenaar Geoffroy Ballain uitgenodigd tekeningen te maken. In september 1565 zijn al houtsneden vervaardigd door Jehan de Gourmont naar de tekeningen van Ballain.Ga naar voetnoot21 Plantijn bestelt 72 tekeningen. In het boek komen uiteindelijk 40 verschillende illustraties voor; 32 tekeningen zijn dus niet gebruikt. Hoeveel houtsneden Plantijn gehad heeft is niet helemaal duidelijk. In de inventarisatie-lijst van houtsneden, gedateerd 12 juli 1566 vermeldt Plantijn: ‘41. De Regnard de Vos, à 20 st.: 41 fl.’Ga naar voetnoot22 Plantijn bezat dus in 1566 één illustratie meer dan hij in het boek heeft laten afdrukken. | ||||||||||||||||||||
Waarom bestelde Plantijn 72 tekeningen?Plantijn wilde van zijn Reinaertboek een bijzondere uitgave maken. Hij wilde met dit boek aansluiten bij de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van het geïllustreerde boek. Een bekend, geliefd en voor de drukker-uitgever Plantijn zeer succesvol genre vormden de emblemata-bundels. Juist in | ||||||||||||||||||||
[pagina 242]
| ||||||||||||||||||||
Afb. 2 Chr. Plantijn (Antwerpen 1566). Illustratie nr. 19
de periode waarin de twee Reinaertdrukken verschijnen geeft hij ook diverse emblemata-bundels uit van Claude Paradin-Gabriel Simeoni, Andreas Alciatus, Hadrianus Junius en Joannes Sambucus. In totaal verschijnen er tussen 1561 en 1570 van genoemde auteurs 20 verschillende drukken van hun emblemata-bundels.Ga naar voetnoot23 In een emblemata-bundel staat bij ieder ‘verhaaltje’ een ‘plaatje’. Zoiets wilde Plantijn ook met zijn Reinaertboek doen! Net als in een emblemata-bundel wilde Plantijn ieder hoofdstuk van een illustratie voorzien. De verwijzing naar de succesvolle emblemata-bundels heeft Plantijn willen versterken door sierlijsten te gebruiken welke ook in dergelijke bundels voorkomen. De in de Reinaertdruk gebruikte sierlijsten behoren tot hetzelfde type dat Ballain had vervaardigd voor de emblemata-bundel | ||||||||||||||||||||
[pagina 243]
| ||||||||||||||||||||
Afb. 3 Chr. Plantijn (Antwerpen 1566). Illustratie nr. 15
van Sambucus uit 1564.Ga naar voetnoot24 Ballain had ook voor de emblemata-bundels van Joannes Sambucus en Hadrianus Junius de illustraties vervaardigd. De stilistische overeenkomsten tussen de Reinaert-illustraties en deze emblemata zijn groot. Ook het formaat van de illustraties wijst in deze richting. De illustraties voor het Reinaertboek zijn als het ware op emblematische wijze uitgevoerd. De wijze waarop de tekst van deze Reinaert-editie is gestructureerd, vertoont ook overeenkomsten met emblemata-bundels. Plantijn baseerde zijn uitgave op die van 1564. De Nederlandse tekst van beide drukken komt vrijwel letterlijk overeen.Ga naar voetnoot25 De druk van 1564 telt in de inhoudsopgave 70 hoofdstukken, ook de druk van 1566 heeft er 70. In werkelijkheid zijn er slechts 69 hoofdstukken; zowel 1564 als 1566 slaan hoofd- | ||||||||||||||||||||
[pagina 244]
| ||||||||||||||||||||
stuk 22 over. De uitgave 1566 telt verder nog wel een niet genummerd hoofdstuk, (fo. A6) en natuurlijk moest ook de titelpagina van een illustratie worden voorzien. Aldus komt men op een totaal van 70 + 1 + 1 = 72. | ||||||||||||||||||||
Oorspronkelijke afbeeldingen?In eerste instantie werden de illustraties van Ballain/Gourmont geheel voor oorspronkelijke uitbeeldingen gehouden; daarna, na een aarzelend begin,Ga naar voetnoot26 zijn inmiddels bijna alle illustraties in verband gebracht met die van de Haarlemmer Meester. Slechts 9 illustraties zijn volgens J. Goossens geheel oorspronkelijke uitbeeldingen.Ga naar voetnoot27 Ik ben echter van mening dat bij enkele hiervan tenminste nog een nuancering moet worden aangebracht,
Afb. 4 H. Verdussen (Antwerpen z.j.). Zuidnederlands volksboek
| ||||||||||||||||||||
[pagina 245]
| ||||||||||||||||||||
namelijk bij illustratie 15, 28 en 42.Ga naar voetnoot28 Deze illustraties bevatten enkele details welke in de iconografische traditie bekend zijn. Bij illustratie 15, ‘De kater wordt afgeranseld’, geeft Goossens dit zelf al aan. Hierbij kan ook nog opgemerkt worden, dat in de zogenaamde Zuidnederlandse volksboeken, (volksboeken gedrukt in het tegenwoordige België) een illustratie voorkomt welke aansluit bij deze illustratie. Bij Plantijn 1566 ziet men een man en vrouw buiten de schuur staande de kater een pak slaag geven. Op de Zuidnederlandse illustratie staan ze binnen te wachten in een bijna identieke houding. Illustratie 28, ‘Reinaert, de haas en de ram vertrekken van het hof’, lijkt oorspronkelijk. Maar het hert met het grote gewei dat rechts op de illustratie te zien is, is duidelijk ontleend aan andere in de Reinaertcyclus voorkomen-
Afb. 5 Chr. Plantijn (Antwerpen 1566). Illustratie nr. 42
| ||||||||||||||||||||
[pagina 246]
| ||||||||||||||||||||
Afb. 6 J. Kannewet (Amsterdam 1752). Noordnederlands volksboek
de voorbeelden.Ga naar voetnoot29 De staf welke Reinaert draagt heeft, evenals op illustratie 17/27 en 29 dezelfde vorm als die welke voorkomt op de Noordnederlandse volksboek-illustraties. Illustratie 42, ‘Hoffeest na de overwinning van Reinaert’. Op deze illustratie valt de voorgrond-scène op; een koe (?) staande achter een lessenaar/tafel. Een dergelijke lessenaar-scène komt ook voor bij Reynke de vos, Lübeck 1498, (ill. 37) en Reynard the Fox van Wynkyn de Worde, (ill. 17)Ga naar voetnoot30 en in de Reinaertdrukken van de Amsterdamse drukker Joannes Kannewet uit 1752 en 1753.Ga naar voetnoot31 Ballain heeft deze illustratie gedeeltelijk overgenomen en hij heeft het hert veranderd in een koe-achtig beest. | ||||||||||||||||||||
[pagina 247]
| ||||||||||||||||||||
Verdeling van de illustraties.Het boek telt 80 ongepagineerde bladen. Het verhaal bestaat uit twee delen; het eerste deel is dat gedeelte dat min of meer de tekst van Van den vos Reynaerde volgt, deel twee is het nieuwe deel dat daarna komt, (zie par. 1). De cesuur ligt bij hoofdstuk 39/40, (fo. F8/G). Het eerste deel bevat 32 illustraties (waarvan 2 reprises), het tweede deel 11 (waarvan 1 reprise). De meeste illustraties komen in het eerste deel voor. Min of meer begrijpelijk is dit wel; immers het tweede gedeelte van het verhaal vertoont qua structuur duidelijke overeenkomsten met het eerste deel. Deze opmerkelijke illustratieverdeling - vooraan veel illustraties, achteraan weinig - komt overigens ook voor bij Reynke de vos, Lübeck 1498 en de latere volksboeken.Ga naar voetnoot32 In dit boek is de onevenredige verdeling wel zeer opvallend. Hoofdstukken zonder illustratie zijn: 8, 13, 17, 18, 23, 27, 28, 31, 36, 38,// 41, 42, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 56, 57, 58, 59, 60, 61, 62, 63, 64, 65.Ga naar voetnoot33 Men krijgt de indruk dat Plantijn tijdens het drukproces heeft besloten het aantal illustraties drastisch te beperken. Hij heeft toen wellicht besloten om in ieder geval de ‘traditionele’, de bij de cyclus van de Haarlemmer Meester aansluitende illustraties, op te nemen. Deze konden conform het voorbeeld op de juiste plaats in de tekst worden opgenomen.Ga naar voetnoot34 Van de nieuwe, niet ‘traditionele’, illustraties 11, 12, 14, 15, 34, // 44, 66, 68 en 69.Ga naar voetnoot35 | ||||||||||||||||||||
Vermindering van de illustraties.Het is niet duidelijk waarom Plantijn niet alle 72 bestelde tekeningen/houtsneden heeft gebruikt. L. Voet veronderstelt: ‘It may be supposed that at the time of his death he had already delivered 25 blocks, and was working on the remaining 47 blocks, of which only 16 could be recover- | ||||||||||||||||||||
[pagina 248]
| ||||||||||||||||||||
ed.’Ga naar voetnoot36 Natuurlijk is het niet meer met zekerheid te achterhalen of alle 72 tekeningen inderdaad zijn omgezet in een houtsnede. Ik vermoed dat dit wel het geval is geweest. Plantijn betaalt namelijk aan Gourmont gl. 52,- voor 72 houtsneden.Ga naar voetnoot37 Begin en einde van het verhaal zijn voorzien van passende illustraties. En juist illustratie 39, 41 en 42, voorkomend in hoofdstuk 66, 68 en 69 zijn nagenoeg onafhankelijk van de Haarlemmer Meester illustraties tot stand gekomen. Mijns inziens zijn er andere redenen waarom Plantijn niet alle 72 illustraties heeft gebruikt. Namelijk economische en inhoudelijke redenen. Deze uitgave was door Plantijn opgezet als een luxe-uitgave; misschien wel een té luxe uitgave, zeker voor een schoolboek: de tekst in twee talen, gezet uit verschillende lettertypes en ook voorzien van een groot aantal illustraties. In het ‘Totten Leser’ wordt uitdrukkelijk gezegd dat dit boek een studieboek is: ‘... op dat de iongers (voor den welcken wijt gedaen hebben) meerder vorderinge hebben om Fransoysch te leeren.’, (fo. A5r). Als alle illustraties gebruikt zouden zijn, dan zou het boek een stuk omvangrijker en dus ook nog veel duurder geworden zijn. Het zou dan niet meer betaalbaar zijn geweest voor de scholieren.Ga naar voetnoot38 De inhoudelijke aspecten waarop/waarom Plantijn een keuze heeft gemaakt zijn moeilijker voor te stellen. Toch zijn ook daar wel enkele vage aanwijzingen voor te vinden. Plantijn wilde in ieder geval die illustraties opnemen welke tot de traditie gerekend kunnen worden. De technisch zeer begaafde Ballain heeft met deze op de Haarlemmer Meester geïnspireerde illustraties niet veel moeite gehad. Waarschijnlijk echter was het voor hem moeilijker om voor alle 70 hoofdstukken een oorspronkelijke illustratie te vervaardigen.Ga naar voetnoot39 Dit werd nog bemoeilijkt omdat deel twee van het Reinaertverhaal op sommige punten een ‘herhaling’ vormt van het eerste deel. | ||||||||||||||||||||
[pagina 249]
| ||||||||||||||||||||
De door hem vervaardigde illustraties hebben misschien teveel op elkaar geleken, waren te weinig afwijkend van de andere, wel op de Haarlemmer Meester gebaseerde illustraties en daarom niet interessant genoeg om te worden opgenomen. Vele van de wel opgenomen illustraties lijken min of meer op elkaar; zo zeer tenminste dat het voor diverse geleerden in het verleden moeilijk was om precies vast te stellen hoeveel verschillende illustraties in het boek voorkomen, zoals hiervoor reeds is opgemerkt.Ga naar voetnoot40 | ||||||||||||||||||||
Voortijdig einde.Veel roem heeft Plantijn niet kunnen verwerven met deze uitgave. Vier jaar nadat deze prachtige uitgave was verschenen werd het boek op de index geplaatst. In de Index Librorum Prohibitorum, door Arias Montanus in 1569 samengesteld en door Plantijn zelf in 1570 gedrukt komt zijn eigen Reinaertboek voor! Willems heeft dan ook niet geheel ten onrechte opgemerkt: ‘Het grootste gedeelte van den Plantijnsche uitgave lag in 1570 zeker nog onverkocht op den zolder. Plantin zag zich genoodzaakt zijne uitgave te vernietigen.’Ga naar voetnoot41 De houtblokken zijn nooit meer gebruikt in andere uitgaven en ze zijn ook spoorloos verdwenen. L. Voet heeft laten zien dat er in 1566, 1567 en 1568 in totaal 652 exemplaren werden verkocht.Ga naar voetnoot42 Na 1568 zijn er ook nog exemplaren van dit boek verkocht. Te 's-Hertogenbosch werden bijvoorbeeld door de librariërs Jan Scheffer II en Jan van Turnhout in 1568 en 1569 in totaal 56 exemplaren besteld. Naar alle waarschijnlijkheid werd dit boek ook gebruikt op de Latijnse School van 's-Hertogenbosch.Ga naar voetnoot43 Na 1570 zijn over deze geïllustreerde Reinaertdruk geen gegevens meer te vinden in de verkoopregisters van Plantijn.Ga naar voetnoot44 Plantijn heeft met deze prachtige uitgave van Reynaert de vos commercieel gezien weinig succes gehad.Ga naar voetnoot45 | ||||||||||||||||||||
[pagina 250]
| ||||||||||||||||||||
Literatuur
| ||||||||||||||||||||
[pagina 251]
| ||||||||||||||||||||
Dommelborch 70 NL-5247 SG Rosmalen | ||||||||||||||||||||
[pagina 252]
| ||||||||||||||||||||
ResumeEn 1564 et 1566 Christophe Plantin publie des éditions de ‘Reynier le renard’. L'édition de 1566 est amplement illustré. Pour cette édition Plantin avait ordonné 72 illustrations. Dans cet article je veux rendre plausible que Plantin avait l'intention d'adapter son ‘Reynier’ aux développements les plus récents en matière de livres illustrés, c'est-à-dire les recueils d'emblèmes. Il avait l'intention de mettre une illustration par chapitre. Pour des raisons économiques et contextuelles, 40 illustrations différentes seulement ont été retenues dans cette édition. A peu près toutes les illustrations ont été basées sur les gravures sur bois attribuées au ‘Maître de Haarlem’ (XVme siècle). Au point de vue commercial le ‘Reynier’ n'a pas été un grand succès. Une large partie du tirage ne s'est jamais vendu, parce que, en 1570, le livre a été mis sur l'Index. |
|