De Gulden Passer. Jaargang 61-63
(1983-1985)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 561]
| |||||||||
Notities voor een studie van de Antwerpse 17de-eeuwse Suffragia
|
- | de naam van een heilige of de vermelding van een bepaalde gebeurtenis uit het leven van Jezus of Maria; |
- | de datum (dag en maand) waarop die heilige of die gebeurtenis gevierd werd; |
- | de vermelding van een deugd; |
- | een ‘sententie’, veelal ontleend aan de H. Schrift of aan een kerkleraar; |
- | de aanduiding van een speciale gebedsintentie; |
- | de - steeds handschriftelijk ingevulde - naam van een persoon. |
In vele gevallen werd het ‘suffragium’ opgeluisterd met een afbeelding van de heilige of van de herdachte episode uit het leven van Christus of van de H. Maagd. Op de keerzijde van het ‘suffragium’ vond men vaak een biografie van de heilige of een toelichting bij het op debetrokken datum ter ere van Jezus of Maria gevierde feestGa naar voetnoot2.
Deze ‘suffragia’ werden aangewend voor het toewijzen, aan de leden van bepaalde (religieus geïnspireerde) gemeenschappen, van de zogeheten ‘maandpatronen’.
Reeds vroeg verspreidde zich, onder impuls van de H. Franciscus Borgia, in de Jezuïetencommunauteiten de gewoonte maandelijks aan ieder lid van de gemeenschap een heilige (wiens feest in de betrokken maand gevierd werd) als patroon toe te kennenGa naar voetnoot3.
Dit godvruchtige gebruik vond niet alleen vlug navolging bij sommige vooraanstaande families, maar ook en vooral bij de - uitsluitend uit mannelijke gelovigen bestaande - Mariasodaliteiten die door de Jezuïeten in een toenemend aantal in het leven werden geroepen, naar het voorbeeld van de in 1563 in het Romeinse Jezuïetencollege door P. Joannes Leunis S.J. opgerichte congregatie van O.-L.-Vrouw-BoodschapGa naar voetnoot4. Daar overal waar Jezuïeten werkzaam waren - tot in de Arabische wereld en Japan toeGa naar voetnoot5 - sodaliteiten werden aan getroffen, mag het totale aantal
van deze congregaties, volgens P. Alfred Poncelet S.J., in de 17de eeuw op verscheidene duizenden geschat worden. De Sociëteit van Jezus bezat in 1640 meer dan 800 vestigingen, met elk meerdere sodaliteiten. Alleen reeds de Vlaamse Jezuïetenprovinde telde in 1640 90 sodaliteiten, met in het totaal 13.727 leden. In 1681 was het aantal sodaliteiten er opgelopen tot 96, met samen een 20.000 ledenGa naar voetnoot6. Wanneer men bedenkt dat elk lid van deze Mariasodaliteiten maandelijks een ‘suffragium’ ontving en dat deze blaadjes na verloop van de maand niet werden ingezameldGa naar voetnoot7, dan kan men zich een denkbeeld vormen van het ontzaglijk aantal ‘suffragia’ dat in de loop der tijden is verspreid geworden, overal waar het werkterrein van de Jezuïeten zich uitstrekte.
De gewoonte maandpatronen te verdelen bleef overigens niet beperkt tot de Jezuïetenorde, de Mariasodaliteiten en enkele voorname families. Een Antwerps drukje uit 1638 meldt ons, in de titel, dat het gebruik der ‘suffragia’toen reeds doorgedrongen was in ‘veele vergaderinghen ende familien’Ga naar voetnoot8. In 1627 al verklaarde de Antwerpse drukker Hendrik Aertssens dat het gebruik van suffragia ingang begon te vinden bij de Dominikanen en de Augustijnen en in 1639 zette Jan Baptist Crocquet, kanunnik van Sint-Donaas te Brugge, geld vast voor een jaarlijkse rente die onder meer moest dienen voor het bekostigen van de ‘suffragia’ welke maandelijks in zijn stad uitgedeeld werden aan de Carmelietessen, de Annuntiaten, de Coletinen, de Zwartzusters en de Franciscanessen evenals aan de koralen en de ‘refectionales’ van Sint-DonaasGa naar voetnoot9. Zoals verder
nog zal blijken, werden ten laatste in 1663 te Antwerpen ‘suffragia’ uitgegeven ten behoeve van de CarmelGa naar voetnoot10. Het feit dat men geregeld het drukseltje ‘Godtvrugtig gebruyck Ende profyt der Sulfragien ofte Beeldekens, Diemen alle maenden uytreyckt, in de Sodaliteyten ofte Geestelycke Vergaderingen’ (z.pl., z.jr.) in gelast vindt in exemplaren van R. PAYEZ, Regel van het Derden Orden genoemt der penitentie Ingestelt door den Seraphinschen Vader Franciscus (Tot Mechelen, by Laurentius Vander Elst, z.jr.), wijst erop dat de ‘suffragia’ ook bij de Derde Orde van Sint-Franciscus een ruime verspreiding verwiervenGa naar voetnoot11. Verder is bekend dat Noordnederlandse ‘kloppen’ in haar vergaderingen ‘suffragia’ uitdeeldenGa naar voetnoot12. Terecht kon de Antwerpse Bollandist P. Daniël van Papenbroeck (Papebrochius) S.J. in 1694, inzake het ‘gods-dienstig gebruyck van maendelyx eenen Patroon te loten’, trionafantelijk verklaren, dat, ‘bezonderlyk in ons godvruchtig Nedcrlant,... nauwelyx een klooster oft deugtminnende gemeynte meer te vinden is, die 't zelve niet en heeft activeert’Ga naar voetnoot13.
De Antwerpse Mariasodaliteiten en de ‘Suffragia’.
In september 1585, vrijwel onmiddellijk na de overgave van de Scheldestad aan Alexander Farnese (17 augustus 1585) en de terugkeer van de Jezuïeten aldaar, ging P. Franciscus Costerus S.J. over tot de oprichting
van de eerste Antwerpse MariasodaliteitGa naar voetnoot14. De plechtige openingsvergadering had plaats op 8 december 1585Ga naar voetnoot15. Dadelijk kende de Antwerpse sodaliteit, toegewijd aan O.-L.-Vrouw-Boodschap, succes. In 1586-1587 telde zij een 70-tal ‘sodales’, gerecruteerd zowel onder de seculiere en reguliere geestelijkheid als onder de meest aanzienlijke leden van de stedelijke burgerij. Via de iedere zondag georganiseerde godsdienstige vieringen en de alsdan gehouden geestelijke toespraken, werden de sodales door hun geestelijke leider - steeds een pater Jezuïet - voorbereid op hun dubbele taak: enerzijds het verdiepen van het geloofsleven van de katholieke bevolking, anderzijds het bestrijden van de nog in de stad aanwezige ‘ketterse’ elementen. Aldus vormde zich, op zeer korte tijd, een relatief kleine maar actieve elite van overtuigde katholieken, die bereid waren hun morele, financiële en vaak politieke macht aan te wenden ter ondersteuning wan door de Jezuïeten gevoerde contra-reformatorische strijd.
De volgelingen van Sint-Ignatius wensten hun apostolaat uiteraard niet te beperken tot deze weinig omvangrijke, elitaire groep. Nog in 1585 richtte P. Costerus een afzonderlijke sodaliteit op voor de studenten van het Antwerpse JezuïetencollegeGa naar voetnoot16. In 1608 kwam, onder impuls van P. Guillaume de Pretere S.J., een sodaliteit tot stand voor hoofdzakelijk tot de middenklasse behorende ongehuwde mannen van ongeveer 20 jaar en ouder ‘die metter daet de studiën niet en hanteren’Ga naar voetnoot17. De ‘Sodaliteyt der
Bejaerde Jongmans’ is in de historische literatuur vrij bekend gebleven, doordat heel wat kunstschilders, beeldhouwers en graveurs er deel van hebben uitgemaakt. Bij de oprichting telde deze nieuwe sodaliteit (geplaatst ‘onder den tytel van Ons er Lieve Vrouw Geboorte’) ongeveer 80 leden, maar in december 1608 was dit aantal reeds opgelopen tot 184 en in december 1609 tot 264Ga naar voetnoot18. De oprichting van een eigen congregatie voor de ongehuwden past in het streven van de Jezuïeten naar een ‘specialisatie’ van de sodaliteiten, zoals dat zich ook in andere centra manifesteerde waar zulke organisaties bestondenGa naar voetnoot19. Het apostolaat via de sodaliteiten wierp inderdaad meer vruchten af, wanneer men het kon afstemmen op een welbepaald, vrij homogeen samengesteld publiek.
Wegens dezelfde reden gingen de paters in februari 1609 over tot de splitsing van de Sodaliteit van O.-L.-Vrouw-Boodschap in 1o een sodaliteit voor ‘de gehoude Duy(t)sche, onder dewelcke syn coopluyden ende andere treffelycke luyden’ en 2o een sodaliteit voor de ‘latinisten, onder dewelcke syn de heeren van 't Capit[t]el ende de magistraat desser stadt, advocatten’. Deze splitsing was er nodig, omdat de oude sodaliteit op dat ogenblik ‘soo seer vervlout ende geslapt’ was dat van de 140 leden die zij telde nog slechts 30 à 40 de wekelijkse vergaderingen bijwoondenGa naar voetnoot20. Enkel door een nieuwe, meer op de eigenheid der leden afgestemde aanpak kon de sodaliteit weer leven ingeblazen worden. Men wou de sodaliteit vooral ook meer werfkracht schenken. Van bij de oprichting in 1585 waren de wekelijkse geestelijke toespraken steeds in het Latijn gehouden geworden, wat door de intellectuele bovenlaag van de Antwerpse bevolking zeker erg gewaardeerd werd maar anderzijds vele mannen die ‘in de Latijnsche taele onwettende ofte immers ongeverseert’ waren, ervan
had weerhouden toe te treden tot de organisatieGa naar voetnoot21 hoewel zij (omdat zij belangstelling hadden voor Ignatiaanse spiritualiteit of eenvoudig omdat zij in de Mariasodaliteit een statussymbool zagen van de Antwerpse burgerij) zich tot deze congregatie aangetrokken voelden. Ten behoeve nu van de Nederlandstalige gehuwde mannen werd aldus in 1609 de oude Sodaliteit van O.-L.-Vrouw-Boodschap vernederlandst: de predikatiën werden er voortaan in het Nederlands gehouden. Voor de ‘latinisten’ riepen de Antwerpse Jezuïeten een nieuwe sodaliteit in het leven die vanaf 1616 geplaatst werd onder de titel van de ‘Hemelvaart van Maria’Ga naar voetnoot22. De splitsing bleek vlug een wijze maatregel te zijn geweest. In 1609 waren de Nederlandstalige sodales slechts ten getale van 73, maar in acht of tien maanden tijds liep dit aantal op tot 130Ga naar voetnoot23.
De volkstaal had nu bestaansrecht verworven in de Antwerpse sodaliteiten. Zowel bij de ‘jongmans’ als bij de ‘gehouden’ geschiedde de predikatie in het Nederlands. Enkel bij de erg exclusieve ‘latinisten’ gebruikte men nog het Latijn. Het Frans werd de voertaal in de op 1 mei 1610 opgerichte ‘Sodalité de la Vierge Marie entre les Wallons’ (van 1616 af onder de bescherming geplaatst van O.-L.-Vrouw Onbevlekt Ontvangen). Onder de leden trof men niet enkel Walen en Fransen aan, maar tevens Spanjaarden, Italianen ‘et autres non-Flamens, moiennant qu'ils puissent entendre la langue’. Op 1 mei 1629 omvatte deze ‘Waalse’ sodaliteit 301 leden (172 gehuwde en 129 ongehuwde mannen) en op 1 mei 1631 317 leden (209 gehuwden naast 108 ongehuwden), zodat ook deze organisatie succesrijk mocht genoemd wordenGa naar voetnoot24.
Ten behoeve van de jongeren die niet aan het Jezuïetencollege studeerden en ook nog niet de leeftijd bereikt hadden om in één van de vermelde sodaliteiten te kunnen opgenomen worden, richtte P. Guillaume de Pretere S.J. in 1610 een afzonderlijke Mariasodaliteit op, onder de aanroe-
ping van O.-L.-Vrouw-PresentatieGa naar voetnoot25. Hiervan werd in 1626 voor de jongste elementen een sodaliteit afgesplitst onder de titel van de Visitatie van de H. Maagd bij Elisabeth. Voor de kleine kinderen riepen de Jezuïeten in 1644 de Sodaliteit van de Koningin der Engelen in het levenGa naar voetnoot26.
In 1664 telden de verschillende Mariasodaliteiten te Antwerpen (afgezien van die der collegestudenten) samen ongeveer 3.800 ledenGa naar voetnoot27. Via al deze sodaliteiten slaagden de Jezuïeten er na verloop van tijd in de geestelijke leiders te worden van een aanzienlijk deel van de tot de Antwerpse burgerij en middenklasse behorende mannelijke gelovigen, van jong tot oud. Leden van de door geestelijke en materiële armoede geteisterde lagere klassen trof men in de sodaliteiten niet aan, wat niet belet dat ook een vrij groot aantal van deze mensen (zij het onrechtstreeks) beïnvloed werd door het bestaan van deze congregaties.
Ondanks hun besloten karakter wisten de sodaliteiten een grootse indruk te maken op het kleine volk te Antwerpen. Weliswaar waren op de gewone, wekelijkse vergaderingen enkel sodales aanwezig, maar op de belangrijkste Mariale feestdagen organiseerden de sodaliteiten druk bijgewoonde, voor iedereen toegankelijke religieuze plechtigheden. Ook de processies, waaraan de sodales in groten getale en in groep deelnamen, gaven de lagere klassen de gelegenheid een glimp op te vangen van het luisterrijke bestaan der sodaliteiten. De van rijkdom en macht getuigende oprichting, in 1623, van een eigen vergaderlokaal (de ‘Sodaliteit’, nu een gedeelte van de Stadsbibliotheek) dat na verloop van tijd rijkelijk van kunstwerken voorzien geraakte, heeft eveneens in belangrijke mate bij-
gedragen tot het aanzien, in ruime kring, van de Antwerpse MariasodaliteitenGa naar voetnoot28.
Daartoe aangespoord door de Jezuïeten die de sodaliteiten dirigeerden als geestelijke leiders, hebben vele sodales zich actief ingezet om te trachten in te werken op het geloofsleven van de volksmassa. Voor een deel geschiedde zulks via informele contacten, bijvoorbeeld naar aanleiding van het uitdelen van aalmoezen aan schamele armen of van het bezoeken van zieken of gevangenen. Heel wat sodales echter hebben zich, in hun vrije tijd, speciaal toegelegd op de religieuze vorming van de Antwerpse volksmassa, daarbij vooral aandacht bestedend aan de catechese ten behoeve van de jongeren. Aldus bestond de meerderheid van de ruim 100 leden van de in 1618 onder impuls van P. Guillaume de Pretere S.J. tot stand gekomen ‘Sodaliteyt oft Broederschap van de Christelycke Leeringhe... onder den tytel van den H. Carolus Borromaeus’ uit lidmaten van de Antwerpse Mariasodaliteiten. De Broederschap van de Christelijke Lering verschafte wekelijks godsdienstonderricht (evenals een weinig onderwijs in lezen, schrijven en rekenen) aan ongeveer 3.000 leerlingen van de ZondagsscholenGa naar voetnoot29. Een groep collegestudenten, verenigd in de ‘Sodaliteyt van de H. Engelen’, besloot, eveneens in 1618, zich toe te leggen op het apostolaat onder de plattelandse bevolking rond de stad. Tijdens hun wandelingen in de omgeving van Antwerpen waren de studenten immers getroffen geworden door de ‘cleyne vreese Godts ende een groote ongeregeldicheyt onder de boerenkinderen, van vloecken, van sweren, daerenboven een groote ignorantie van de Christelycke precepten’Ga naar voetnoot30.
Opdat de sodales, naast de zelf-heiliging, ook hun apostolische taak (niet enkel ten opzichte van de lagere klassen maar tevens ten opzichte van de gereformeerden) naar behoren zouden kunnen vervullen, was het volstrekt nodig dat zijzelf terzake voldoende getraind werden. Zulks geschiedde in de eerste plaats via de wekelijkse toespraken die door pater
‘prefect’ (ook vaak ‘director’ geheten) van de betrokken sodaliteit gehouden werden, Niet enkel echter het vluchtige woord van de predikant, maar ook de mee naar huis genomen ‘suffragia’ moesten krachtig daartoe bijdragen, met hun aansporingen tot het beoefenen der deugden, hun citaten uit heilige geschriften, hun opgelegde gebedsintenties en (eventueel) hun hagiografische teksten.
Daarom juist hechtte de leiding van de Mariasodaliteiten een zeer groot belang aan de uitreiking der ‘suffragia’. Het oudste spoor te Antwerpen van de ‘vuytdeylinghen der Heyliegen’ dateert weliswaar pas van 1590Ga naar voetnoot31, maar met grote waarschijnlijkheid mag aangenomen worden dat dit gebruik van bij het ontstaan van de Sodaliteit van O.-L.-Vrouw-Boodschap (december 1585) in deze congregatie ingang vondGa naar voetnoot32. In de Sodaliteit van O.-L.-Vrouw-Geboorte was de ‘vuijtreijckinghe der suffragien’ vanaf 1608, jaar van de oprichting, gebruikelijkGa naar voetnoot33 en het is evident dat ook de verschillende later ontstane Antwerpse Mariasodaliteiten dit (voor hun werking zeer essentiële) gebruik onmiddellijk van bij hun oprichting hebben ingevoerdGa naar voetnoot34.
Zorgen dat de sodales op de daartoe uitgekozen dag (ofwel de laatste ofwel de eerste zondag van de maandGa naar voetnoot35) getrouw hun ‘suffragium’ in ontvangst kwamen nemen, is steeds één van de grote bekommernissen van de beheerders der sodaliteit geweest. Toen bleek dat sommige leden niet op de bijeenkomsten verschenen en hun ‘sancten’ door collega's lieten ophalen, werd er in de Sodaliteit van O.-L.-Vrouw-Boodschap op gewezen ‘dattet betaemelyck ende dienstelyck was, soo wel tot eens yegelyck particuliere ende eygen devotie ende oeffeninghe als tot de gemeyne lieffde ende ghesticheyt van de sodalen onder malkanderen, dat voordaen een
iegelyck van hen selve in persoone soude haelen ende omfanghen syn brieffcken van de sancten’, Wie zonder aanvaardbare reden drie maal achter elkaar niet op de uitreiking verscheen, werd uit de sodaliteit gesloten. Zowel in de Waalse Sodaliteit als in de Sodaliteit der ‘Jongmans’ hoefden zij die hun ‘suffragium’ met afgehaald hadden, niet te rekenen op een door de aanwezigheid van de sodales opgeluisterde berechting of begrafenis, wanneer zij in de loop van de daarop volgende maand ziek werden, respectievelijk stierven. In de Sodaliteit van O.-L -Vrouw-Boodschap rekende men meer op overreding dan op dreigementen In 1634 besloot men aldaar, op voorstel van pater ‘bestuurder’, de ‘suffragia’ aan de ‘negligenten’ thuis te bezorgen, ‘om hunlieden hierdoor hunnen onnachtsaemheyt voor ooghen te stellen ende tsamen te verwecken tot meerdere neersticheyt’Ga naar voetnoot36. Het plechtige, rituele karakter dat door de Jezuïeten bewust aan de uitdeling der ‘suffragia’ gegeven werd, moest er eveneens voor zorgen dat de sodales de toekenning van een maandpatroon ernstig namen. Het ritueel deed enigszins denken aan de toediening van een sacrament. Na het storten van gebeden en het aanhoren meestal van ‘eenighe historie oft gheestelyck exempel’ werden de sodales één voor één met naam en toenaam (en eventueel vermelding van titel of functie binnen de sodaliteit) door pater prefect opgeroepen, om vóór het altaar, in de nabijheid van een Kruis- of Mariabeeld neerknielend, een ‘suffragium’ in ontvangst te nemen. Telkens werd de naam van de (door het toeval) toegewezen heilige voorgelezen evenals de op het ‘suffragium’ aangeduide gebedsintentie. Zulks gebeurde in de Sodaliteit van O.-L.-Vrouw-Boodschap vanaf 1594 eveneens met de ‘sententien begrepen in de billet)t)en’, om aldus te dienen ‘tot gemeyne leeringhe ende onderwyssinghe van de sodalen present synde, te meer dat elcke sententie is medebrengende eene saelighe vermaeninghe geschreven by de H. Vaeders’. De uitreikingsplechtigheid werd in de regel besloten met het lezen van een litanie of een ander gebedGa naar voetnoot37.
Het was uiteraard niet voldoende dat de sodales hun ‘suffragium’ stipt kwamen afbalen, zij dienden tevens een goed gebruik te maken van het ontvangen ‘billet oft briefcken van de heylighen’. Uiteraard kregen zij terzake toelichtingen tijdens de wekelijkse ‘exhortaties’ van de prefect of een
ander lid van de Sociëteit van Jezus, Er bestond echter ook heel wat literatuur over de correcte aanwending van de ‘suffragia’. F. Hiëremias Drexelius S.J. besteedde aan dit onderwerp verscheidene hoofdstukken van zijn anno 1624 voor het eerst verschenen maar later nog herhaaldelijk herdrukt werk Trismegistus ChristianusGa naar voetnoot38. Voor tal van binnen- en buitenlandse sodaliteiten verschenen handleidingen, waarin de ‘suffragia'en de maandpatronen natuurlijk de nodige aandacht kregen. Dat Antwerpen op dit vlak niet ten achter zou blijven, ligt voor de hand. Aldus besteedde P. Guillaume de Pretere S.J., geestelijk leider van de Sodaliteit der ‘Jongmans’, in zijn in 1611 bij Hieronimus Verdussen gepubliceerd werk Het Hantboexken der Sodaliteyt vande H. Maeghet Maria inghestelt inde Societeyt Iesu, een gans kapittel aan de bespreking ‘Vande Suffragien ende maendelijcken dienst der Heylighen’Ga naar voetnoot39. Tevens verschenen in de Scheldestad enkele kleinere druksels die geheel aan de ‘suffragia’ of ‘bedebriefkens’ gewijd waren, In 1638 kwam een boekje van de pers ‘t' Antwerpen, By Hendrick Aertssens / inde Cammerstraet / inde witte Lelie’, getiteld Het Ghebruyck ende Profyt der Suffragien, Die door eene loffelijcke gewoonte in veele vergaderinghen ende familien / Alle Maenden worden uyt-ghedeyltGa naar voetnoot40. Wellicht beleefde dit werkje in 1657 nog een heruitgave, want in een zonder jaartal of bibliografisch adres verschenen drukseltje, getiteld Goduruchtigh gebruyck, Ende profijt der Suffragien oft Beeldekens, Diemen alle maenden uytreykt, in de Sodaliteyten ofte Geestelycke VergaderingenGa naar voetnoot41, lezen wij op de vierde en laatste bladzijde: ‘De vrugten der Suffragien worden breeder betoont in verscheyden Historien, ende bevesticht met mirakelen, in een boecxken gedrukt t'Antwerpen by Hendrick Aartssens, Anno 1657, ende by andere.’ Hoewel veel beknopter opgevat, vertoont het Godvruchtigh gebruyck...
overigens een duidelijke verwantschap, wat de inhoud betreft, met het boekje uit 1638. Begin januari 1672 deelde P. Guilielmus van den Stock S.J., director van de Sodaliteit der ‘Jongmans’, aan zijn sodales ‘tot een nieuw jaer’ een boekje uitGa naar voetnoot42, getiteld Dienst der Heylighen in de maendelycke suffragien opgeoffert voor een nieuw jaer-gifte aen alle liefhebbers van Gods lieve Heylighen naementlyk aen de Sodales vande Alderh. Maeghet ende Moeder Gods Maria door eenen priester der S.J. (Antwerpen, M. Cnobbaert, 1672). P. Carlos Sommervogel S.J. schrijft dit werkje toe aan P. Petrus Pelgrom S.J. die op het ogenblik vande publikatie geestelijk leider was van de Antwerpse Sodaliteit van O.-L.-Vrouw-BoodschapGa naar voetnoot43. In 1704 werd, eveneens als nieuwjaarsgeschenk, een wat ingekorte en enigszins vernieuwde versie verspreid van het drukje uit 1638, nu onder de titel ‘Kort Onderwys aengaende de Suffragien, die Door een loffelijcke ghewoonte inde Sodaliteyten der Soeieteyt Jesu alle Maenden worden uyt-ghedeelt. Op-ghedraeghen voor een Nieuw-Jaer. Aen de Sodaliteyt der Ghetrouwde, onder den titel vande Boodtschap vande alderheylighste maghet Maria. In 't Professie-Huys der Societeyt Jesu T'Antwerpen 1704’Ga naar voetnoot44.
Deze handleidingen zijn voor ons onderzoek bijzonder kostbaar, omdat zij enig inzicht kunnen verschaffen in de ware zin van de toekenning der maandpatronen en in de betekenis van de verschillende samenstellende elementen der suffragia.
De betekenis van de ‘Suffragia’
De beroemde Bollandist P. Daniël van Papenbroeck S.J., wiens vader Laureys gedurende vele jaren een vooraanstaand lid was van de Antwerpse Sodaliteit der GetrouwdenGa naar voetnoot45, noemde de toekenning van maandpatronen (met behulp van suffragia) ‘eenen zeer gevoegelyken middel, om t'zamen te oeffenen alle de plichten des Catholiken Heyligen-dienst,
bestaende in eerbiding, aenroeping, en naervolging der voornaamste vrinden Gods’Ga naar voetnoot46. Daar de protestanten de heiligenverering resoluut afwezen, was men in de contra-reformatietijd van katholieke zijde nog sterker dan voorheen de aandacht gaan trekken op de bemiddelende rol die de heiligen konden vervullen tussen God en de gelovigenGa naar voetnoot47.
Uiteraard vormde de uitreiking der maandpatronen een uitgelezen middel om belangstelling te wekken voor de heiligenvereringGa naar voetnoot48. Alle maanden werd, zoals bekend, door middel van een ‘suffragium’ aan ieder van de sodales een maandpatroon toegekend. Bovendien verkreeg de sodaliteit als geheel maandelijks, door de trekking van een ‘gemeyn suffragie’, ook nog een gemeenschappelijke maandpatroonGa naar voetnoot49. In de Sodaliteit van O.-L.-Vrouw-Boodschap bestond tevens de gewoonte dat pater prefect alle jaren aan de gemeenschap een collectieve jaarpatroon toeweesGa naar voetnoot50.
De verdeling der ‘suffragia’ had iets van een kansspel. Men koos immers niet zelf een maandpatroon, maar kreeg die heilige - via het ‘suffragium’ - ‘by lot oft geval’ toegewezen. Vooral de aldus dooreen ‘schickinghe Godts’Ga naar voetnoot51 toegekende individuele maandpatronen hebben een voorname rol gespeeld in het geloofsleven der sodales. De handleidingen schreven voor dat de sodales gans de maand een bijzondere aandacht moesten hebben voor hun maandpatroon. 's Morgens en 's avonds, of toch ten minste eens per dag, moest men door een gebed de hulp inroepen van de heilige. Geregeld, zo mogelijk dagelijks, diende men iets te verrichten ter ere van de maandpatroon, bijvoorbeeld een mis bijwonen, aalmoezen uitdelen, enkele gebeden lezen of aan lijfkastijding of versterving doen. De vooravond van de feestdag van de heilige diende men te vasten. Op de feestdag zelf of op de zondag die er op volgde biechtte en communiceerde men. Alle werkzaamheden die men verrichtte, droeg men, via de maandpatroon, op aan God. Bovenal echter moest men trachten de deugden
waardoor de betrokken heilige uitgeblonken had, na te volgen. Voor dit laatste was het uiteraard onontbeerlijk de nodige details te kennen over het leven van de heilige Daarom raadden de handleidingen aan een levensbeschrijving van de maandpatroon te lezenGa naar voetnoot52. Voor collegestudenten, leden van kloostergemeenschappen en tot de gegoede klasse behorende intellectuelen was het niet heel moeilijk om maandelijks aan de vereiste hagiografische lectuur te geraken. De lieden uit de middenklasse, die in de loop der 17de eeuw steeds talrijker tot de sodaliteiten toetraden, hadden hier echter wel vaak problemen mee. Gedeeltelijk werd hieraan tegemoet gekomen door de stichting, binnen de Mariasodaliteiten, van bibliotheken ten behoeve van de leden. Aldus besloot de Sodaliteit der Getrouwden te Antwerpen, onder impuls van P. Aegidius Tennier S.J., in oktober 1632 tot de oprichting van een ‘bibliotheque oft vergaderinge van Nederlandtsche boecken’. Begin januari 1633 konden reeds de eerste boeken uitgeleend worden. De bedoeling van deze bibliotheek ging verder dan enkel het verzamelen en ter beschikking stellen van levensbeschrijvingen van heiligen. De bibliotheek werd samengesteld ‘tot gebruyck der sodales, omme door het lesen der godtvrugtige boecken meerderen voortganck te doen in de deught ende volmaecktijt ende omme, in het lesen der geoorlofde controversie boecken, te leeren wederlegghen de kettersche opworpingen ende dwaelingen’Ga naar voetnoot53. In 1773, bij de opheffing van de Jezuïetenorde, bezaten de zes toen nog bestaande Antwerpse sodaliteiten elk een eigen bibliotheekGa naar voetnoot54. Wellicht ondervonden de paters die de geestelijke leiding hadden over de Antwerpse sodaliteiten, dat uiteindelijk bij vele leden het consulteren van de nodige hagiografische literatuur achterwege bleef. Daarom gingen zij ertoe over - minstens vanaf 1660Ga naar voetnoot55 -, naar het voorbeeld van wat elders in sodaliteiten gebeurdeGa naar voetnoot56,
‘suffragia’ te verspreiden waarop, aan de achterzijde, een korte levensschets van de maand patroon was afgedruktGa naar voetnoot57. Door (meestal) de maandpatroon op het ‘suffragium’ af te beelden geraakten de sodales ook met de iconografie van de heilige vertrouwdGa naar voetnoot58.
Zoals wij al mededeelden kwam op ieder ‘suffragium’ de vermelding van één of andere deugd voor. Het was de bedoeling dat men zich gedurende de ganse maand trachtte te bekwamen in de beoefening van deze door het lot aangewezen deugd, o.m. door het gebed, de meditatie en het lezen van ‘eenigen boeck ofte geestelijck tractaet’ over de betrokken deugd. Wie niet aan de nodige lectuur geraakte, kon steeds zijn biechtvader consulteren. Bovendien bevatte ieder ‘suffragium’ een te ‘over-peysen’ korte ‘sententie’ die de lezer aanspoorde tot het beoefenen van de deugd. Ontleend aan de H. Schrift of aan gezaghebbende christelijke auteurs hebben deze sententies de sodales ‘dickwils meer beweeght als... een lanck sermoon, oft... veel lesens in geestelijcke boecken’Ga naar voetnoot59. Door zich maand na maand steeds op een andere deugd toe te leggen kregen de sodales de gelegenheid geleidelijk te evolueren naar ‘meerdere volmaecktheyt’Ga naar voetnoot60. Hoe breed de waaier van na te streven goede hoedanigheden wel was, vernamen de sodales door tijdens de maandelijkse uitreiking der ‘suffragia’ aandachtig te luisteren naar de voorlezing van de aan ieder lid afzonderlijk ter overweging toegewezen sententieGa naar voetnoot61. De sodales moesten eigenlijk telkens een bijzondere aandacht hebben voor twee deugden. Via het ‘gemeyn suffragie’ immers werd aan allen ook nog één bepaalde gemeenschappelijk na te streven deugd voorgeschrevenGa naar voetnoot62.
De sodales kregen op dezelfde wijze iedere maand ook twee gebedsintenties mee:
1o een individuele gebedsintentie, vervat in het persoonlijk ontvangen suffragium, |
2o een voor alle leden gemeenschappelijke gebedsintentie, opgenomen in het ‘gemeyn suffragie’Ga naar voetnoot63. Deze gebedsintenties betroffen steeds, zoals P. Guillaume de Pretere S.J. het uitdrukte, ‘eenighe sake tot die ghemeyne welvaert dienende’Ga naar voetnoot64. Er werd o.m. gebeden voor het heil van kerkelijke gezagdragers, van wereldlijke overheden, van kloosterorden, congregaties en vrome genootschappen, van de meest verscheiden groepen (van arm tot rijk) uit de samenleving, van Europese gewesten en van ver afgelegen missiegebieden. Bepaalde gebedsintenties hadden betrekking op het stimuleren van speciale devoties, op de geloofsverdediging en - verdieping of op de bekering van zondaren en goddelozen. Weer andere intenties wezen op fouten die tegengegaan moesten worden of op goede hoedanigheden die konden nagestreefd wordenGa naar voetnoot65. Deze gebedsintenties hebben een grote invloed uit geoefend op de sodales. Zij verruimden immers de horizon van deze mensen, door de aandacht te vestigen op de problemen waarmee Kerk en maatschappij bestendig geconfronteerd werdenGa naar voetnoot66. |
De Jezuieten beseften, dat een sodaliteit haar taak inzake de morele en religieuze vorming van de samenleving pas naar behoren kon vervullen, wanneer haar leden een hechte, goed samenhangende groep vormden, Het Ghebrvyck ende Profyt der Svffragien uit 1638 stelt aldus uitdrukkelijk, dat ‘het van noode is in alle vergadering hen datter eene liefde onder malckanderen zy, door de welcke alle de litmaeten van die [vergaderinghen] als door eenen stereken bant aen malckanderen worden gebonden’Ga naar voetnoot67. Als bindmiddel werd het ‘onderling gebed voor elkanderen’ aangewendGa naar voetnoot68. Op het ‘suffragium’ dat men ontving, vond men steeds de (met de hand ingevulde) naam van een medelid. Wie een ‘suffragium’ kreeg, had tot plicht gedurende de volgende maand speciaal te bidden voor het op het blaadje vermelde (en dus door het toeval aangewezen) medelid. Voor het eerst genoemde lid werd uiteraard eveneens gebeden, vermits ook zijn
naam voorkwam op één van de uitgereikte ‘suffragia’Ga naar voetnoot69. Gedreven door een stevig geloof in de kracht van het gebed, baden de leden van de sodaliteiten en de aanverwante vrome verenigingen aldus voor elkander, ervan overtuigd dat ‘te bidden voor een ander... Godt aengenamcr [is] als voor zijn selven’Ga naar voetnoot70. Wie het geluk had vermeld te zijn op het ‘gemeyn suffragie’, mocht erop rekenen dat gedurende een maand gans de vereniging voor hem bad. Op dit ‘gemeyn suffragie’ werden, nadat het getrokken was, tevens de namen genoteerd van de leden die tijdens de voorgaande maand overleden waren, opdat iedereen deze allijvigen zou gedenken in zijn gebedenGa naar voetnoot71. Het wederzijdse gebed sprak de gelovigen van die tijd geweldig aan. Volgens P. Daniël van Papenbroeck S.J. vormde het één van de voornaamste verklaringselementen voor het succes van het gebruik der ‘suffragia’, ook buiten de sodaliteitenGa naar voetnoot72.
Antwerpen, produktiecentrum van ‘Suffragia’
Aanvankelijk gebruikte de Antwerpse Sodaliteit van O.-L.-Vrouw-Boodschap ‘suffragia’ welke met de hand geschreven waren. Naarmate de sodaliteit uitbreiding nam, werd echter het schrijven van al deze blaadjes door de ‘officialen’ van de congregatie als een steeds zwaarder wordende last aangevoeldGa naar voetnoot73. Daarom ging de sodaliteit er vanal 1594 toe over ‘brieffckens van de sancten’ te laten drukken. Zulks geschiedde op voorstel van de prefect van de sodaliteit, P. Melchior van Woonsel S.J., die zelf ten behoeve van de ‘suffragia’ de nodige - in het Latijn gestelde - sententiën uit de H. Vaders verzameld had. Nu de ‘suffragia’ gedrukt werden, kun men ze ook opsmukken met afbeeldingen van de maandpatronen. Met het oog daarop liet P. Melchior van Woonsel S.J. twee koperplaten graveren, met op elk twaalf ‘sancten’Ga naar voetnoot74. De kosten van het drukken der
‘billeten ende sententien’ werden gedragen door vrijwillige giften van de ledenGa naar voetnoot75.
Midden 1609 waren de koperplaten, door het veelvuldig afdrukken, reeds zo erg versleten dat men er nieuwe moest laten graveren. De initiatiefnemer was nu de ‘administrateur der Jongmans’, P. Guillaume de Pretere S.J. Deze pater zorgde ook vooreen vertaling ‘in der duytscher taellen vuyt den latyn’ van de sententiën. Ten gevolge van de oprichting van de Sodaliteit der ‘Bejaarde Jongmans’ (1608) en de vernederlandsing van de oude Sodaliteit van O.-L. -Vrouw- Boodschap (februari 1609) deed zich immers nu de behoefte gevoelen aan Nederlandstalige ‘suffragia’. In plaats van twee liet hij nu vier koperplaten graveren, met ‘op elcke plaette 12 figuren, soo van onssen Saelichmaecker als van de H. Maria ende ander heylieghen’Ga naar voetnoot76. Het aantal ‘figuren’ dat ter beschikking kon worden gesteld, was aldus opgedreven van 24 naar 48. Het feit dat voor elke onder de maandpatronen opgenomen heilige nog geen geëigende afbeelding voorhanden was, vormde niets uitzonderlijks. Het handboekje uit 1638 (Het Ghebrvyck ende Profyt der Svffragien) laat inderdaad duidelijk verstaan dat er weliswaar ‘een soorte van Suffragicn [is] in de welcke het beeldeken altijdt is den Heylighen die daer boven staet gheteeckent’Ga naar voetnoot77, maar dat er ook ‘suffragia’ zijn waar zulks niet het geval is, waar m.a.w. de ‘figuur’ een andere heilige voorstelt dan die welke door het betrokken ‘suffragium’ als maandpatroon wordt aangeduidGa naar voetnoot78.
Na 1609 ontmoeten wij in de documenten nopens de Antwerpse Mariasodaliteiten geen vermeldingen meer waaruit wij zouden kunnen afleiden dat nog nieuwe koperplaten op kosten van deze organisaties gegraveerd werdenGa naar voetnoot79. Wellicht hoefden de sodaliteiten, na verloop van enige tijd, niet meer zelf in te staan voor de produktie van ‘suffragia’, om de eenvoudige reden dat gewiekste drukkers zich op eigen risico waren gaan toeleggen op de uitgave van deze blaadjes, nadat zij ingezien hadden dat het gebruik der maandpatronen een steeds verdere verspreiding kende, ook buiten de sodaliteiten. Nadat Hendrik Aertssens op 13 maart 1627 van de provinciaal der Jezuïeten de toestemming had gekregen om gedu-
rende 16 jaar ‘suffragien platen’ te drukken (in het Nederlands, het Latijn en het Frans), wendde deze Antwerpse drukker (die, zoals bekend, gemerkt had dat ook de Dominikanen en de Augustijnen belangstelling hadden voor zulke druksels) zich lot de koning om een octrooi voor 16 jaar te bekomen, om aldus te verhinderen dat andere drukkers zijn ‘suffragia’ zouden nadrukkenGa naar voetnoot79. Op 15 januari 1658 droeg hij aan zijn zoon, Hendrik Aertssens de jonge (eveneens drukker in de Scheldestad) een partij ‘suffragia’ over ter waarde van niet minder dan 1.400 guldenGa naar voetnoot80.
Op een blad (berustend in de verzameling van de heer Filip Lemmens) met acht nog onversneden ‘suffragia’ komt onderaan de vermelding voor: ‘Antuerpiae, apud Henricum Aertssens. Cum priuilegio. Num 1.’. Het slechts aan één zijde bedrukte blad bezit een hoogte van 200 mm. en een breedte van 260 mm., maar vormt enkel een fragment van een groter deel, met een zelfde breedte van 260 mm. maar een hoogte van vermoedelijk 400 mm. De in kopergravure uitgevoerde voorstellingenGa naar voetnoot81 vertonen uitsluitend Carmelheiligen, zodat wij mogen veronderstellen dat de uitgever voor de afzet van deze ‘suffragiareeks’ vooral rekende op een tot de kloostergemeenschappen van Carmelieten en Carmelietessen behorend cliënteel. Het blad nauwkeurig dateren is vooralsnog niet mogelijk. Hendrik Aertssens de oude was in 1627 alleszins reeds werkzaamGa naar voetnoot82. Zijn zoon, Hendrik II, werkte tot in 1663Ga naar voetnoot83.
Net zoals de door P. Van Woonselen P. De Pretere geconcipieerde ‘suffragiareeksen’ bevatten ook de Carmel-‘suffragia’ - uiteraard, gezien de beperking tot Carmel-heiligen - niet voor elke dag van het jaar een afbeelding van een maatidpatroonGa naar voetnoot84. Zulks was wel het geval met de ‘suffragia’-uitgaven die door de Antwerpse drukker Michiel Cnobbaert op de markt werden gebracht.
Bij genoemde drukker verscheen het vierdelige werkje: Het Kleyn Prieeltjen vande Heylighen Voor allen de daghen van 't jaer, verciert met hunne merckelyckste Deughden, Mirakelen ende Leeringhen, Door eenen Priester der Societeyt Jesu, (‘t’
Antwerpen, By Michiel Cnobbaert. 1660. Met Gratie ende Privilegie’)Ga naar voetnoot85. Het betrof een uitgave van ‘suffragiateksten’ (telkens: naam en feestdag van de heilige; aanduiding van een deugd; sententie; algemene gebedsintentie en - op de keerzijde - de biografie van de heilige) met niet minder dan 392 bijhorende afbeeldingen. Als auteur van dit werkje (dat dus voor sommige dagen meer dan één ‘suffragium’ oplevert) wordt algemeen P. Adrianus Poirters S.J. genoemdGa naar voetnoot86. Ten onrechte stelt men daarbij dat het enkel gaat om een vertaling van het eveneens in 1660 bij Michiel Cnobbaert verschenen Compendium Vitarum illustrium Divorvm, cum Imaginibus et Elogiis In singulos Anni Menses, Diesque SS. Natales distributis Per unum è Societate Jesu (Antverpiae, Apud Michaelem Cnobbaert. M DC. LX. Cum Gratia & Privilegio)Ga naar voetnoot87, dat zelf, voor wat de levensbeschrijvingen betreft, volledig teruggaat op; [Andreas BRUNNER, S.J.], Fasti Mariani cum
illustrium Divorum Imagimb[us] & Elogiis prope DC in singulos Anni Menses Diesq[ue] SS. Natales Distributis [...] (‘Monachii apud Corneliu[m] Leysseriujm] [...], A.1630’)Ga naar voetnoot88, waarvan reeds in 1633 een uitgave verscheen te Antwerpen bij Joan CnobbaertGa naar voetnoot89.
Het Kleyn Prieeltjen bevat weliswaar talrijke vertalingen uit de Fasti Mariani, maar ook vele teksten waarvan de originele versie aldaar (en dus ook in het Compendium niet wordt aangetroffen. Aldus maakte Het Kleyn Prieeltjen, voor wat de eerste twee maanden van het jaar betrof, rijkelijk gebruik van gegevens uit de door P. Joannes Bollandus S.J. en P. Godefridus Henschenius S.J. al vóór 1660 uitgegeven delen van de Acta SanctorumGa naar voetnoot90. De in kopergravure uitgevoerde illustratiesGa naar voetnoot91 van het Compendium zijn - op één na -Ga naar voetnoot92 de zelfde als die welke in het Prieeltjen voorkomen, met inbegrip van de prent van 15 februari (‘S. Sigefridus Ep.’) die nochtans een Nederlandstalige tekst bevat. Voor het Compendium werden ook geen afzonderlijke titelprenten gegraveerd. Michiel Cnobbaert gebruikte eenvoudig de titelplaten van het Prieeltjen. Wel werd bij sommige exemplaren op de tekst Het Kleyn Prieeltjen vande Heylighen een papiertje gekleefd met daarop de gedrukte vermelding; Compendium Vitarvm Sanctorvm illvstrivm.
De illustraties van het Prieeltjen/Compendium worden - afgezien van de titelprent - eveneens aangetroffen in een (ook weerom in 1660 door Michiel Cnobbaert uitgegeven) Franstalige bundel met ‘suffragia’, geti-
teld: Le Iardin Mystique Des Saints, ou Les Chrestiens Peuvent tous les jours cueillir une belle Fleur de Paradis. Divisé en deux Parterres, Par le Reverend Pere P.D.G. de la Compagnie de Jesus (‘A Anvers, Chez Michel Cnobbart, M.DC.LX. Avec Grace & Privilege’)Ga naar voetnoot93. Zoals in het geval van Het Kleyn Prieeltjen (en in tegenstelling tot het Compendium) gaat het hier om een nieuwe bundeling van teksten t het is noch een vertaling van het Prieeltjen noch een ver-
taling van de Fasti Mariani/Compendium. De auteurs van de Bibliothèque de la Compagnie de Jésus, die Le Iardin Mystique blijkbaar niet zelf in handen hebben gehad, plaatsen deze publikatie op naam van P. Amable Bonnefons S.J.Ga naar voetnoot94. Zulks is echter moeilijk in overeenstemming te brengen met de uitdrukkelijke vermelding ‘Par le Reverend Pere P.D.G. de la Compagnie de Jesus’.
Wij achten het zeer waarschijnlijk dat achter de letters P.D.G. de tot op heden als Jezuïetenauteur onbekend gebleven P. Petrus de Ghersem S.J. schuilgaat. Te Doornik geboren op 29 augustus 1601 werd Petrus de
Ghersem, na filosofie- en theologiestudies aan de Leuvense universiteit, op 27 september 1621 te Mechelen in de Sociëteit van Jezus opgenomen. Op 26 maart 1633 ontving hij depriesterwijding en op 29 september 1636 legde hij de laatste geloften afGa naar voetnoot95. Reeds in 1637 vindt men hem te Antwerpen vermeld als prefect van de Waalse Sodaliteit, wat hij bleef tot in 1647. Zijn vertrek - wij vinden hem in 1650 als leraar aan het college te Kortrijk - betekende een zwaar verlies voor deze socialiteit: de geregeld gehouden ‘consultations’ (tijdens dewelke de ‘magistraat’ van de congregatie zaken van algemeen belang besprak) grepen niet langer plaats en op de feestdagen werden zelfs geen geestelijke voordrachten meer georganiseerd. Van zodra P. Petrus de Ghersem in 1659 te Antwerpen was weergekeerd en weer de leiding van de Waalse Socialiteit op zich nam leefde de congregatie op. Nog in 1659 hernamen de ‘consultations’ en vanaf 1660 werden weerom geestelijke voordrachten gehoudenGa naar voetnoot96. In het licht van dit alles lijkt het ons niet onmogelijk dat P. Petrus de Ghersem - die zich gedurende jaren op de studie van taal- en letterkunde had toegelegdGa naar voetnoot97 - de auteur van Le Iardin Mystique is geweest. Het opstellen van een reeks Franstalige ‘suffragiateksten’ kadert opperbest in de door P. Petrus de Ghersem gevoerde actie die erop gericht was opnieuw belangstelling te wekken, in ruime kring, voor de Waalse Sodaliteit te Antwerpen.
In de Cnobbaert-bundels komt de hagiografische tekst nooit voor op de achterzijde van de prent die de betrokken heilige voorstelt, maar op de bladzijde tegenover de afbeelding. Dit heeft voor gevolg dat deze boekjes niet konden versneden worden tot bruikbare ‘suffragia’. Dat was ook niet de bedoeling. Michiel Cnobbaert bracht immers ook losse Nederlandse, Latijnse en Franse ‘suffragia’ op de markt, waarvan zowel de tekst als de
illustratie overeenstemden met die van de door hem uitgegeven bundels. Dat door het drukken hiervan het zetwerk op een andere wijze moest geschikt worden, is - in het licht van wat wij zojuist mededeelden - evident. Deze Cnobbaert-‘suffragia’ kenden - vooral wegens de biografieën op de keerzijde - zo een succes en werden ‘met zulk een menichte wyt en zyts vertiert’ dat men herhaaldelijk diende herdrukken te maken en de koperplaten te vernieuwenGa naar voetnoot98.
Ook nadat Michiel Cnobbaert op 24 augustus 1691 overleden wasGa naar voetnoot99, werden nog talloze losse ‘suffragia’ van het Cnobbaert-type verspreid, met name door Hendrik Thieullier en, na diens dood in 1696Ga naar voetnoot100, door de weduwe Thieullier. Hendrik Thieullier die als knecht gedurende jaren bij Cnobbaert gewerkt had en op 30 september 1692 - ondanks het verzet van de Antwerpse drukkers - een drukkersoctrooi verwierf, kocht in het sterfhuis van zijn overleden werkgever de aanwezige voorraden suffragia evenals de benodigde koperplaten. De Thieulliers verkochten niet enkel de oude voorraden uit, maar brachten (na de koperplaten te hebben laten bijwerken) ook nieuwe edities - met vernieuwde teksten - van de Cnobbaert-‘suffragia’ op de marktGa naar voetnoot101.
In 1694 gaf Hendrik Thieullier bovendien een gans nieuwe ‘suffragiabundel’ uit en nog wel in twee versies: een Latijnse cn een Nederlandse:
- | Acta Sanctorum, Pro menstrua Patroni sortitione Selectorum, breviter digesta, Iconibusque, Orationibus, & Scripturis noviter illustrata, A P. Daniele Papebrachio S.I. (‘Antverpiae Apud Henricum Thieullier ad Fossam Minorum sub Gallina alba, Cum Regio & Caesareo Privilegiis’)Ga naar voetnoot102; |
- | Korte Legende Der Heyligen, Uyt de originele Acten getrocken, met nieuwe beelden, gebeden, schriftplaetsen bequamelyk verciert, voor de maendelyke Patroonloting, Door P. Daniel Van Papenbroeck S.I. (‘T'Antwerpen, By Hendrick |
Thieullier, Boeckdrucker ende Boekverkooper, op de Minderbroersruye, of Godaert, inde witte Hin. Met Keyzers en koninx Privilegie’)Ga naar voetnoot103. |
Zoals uit de titels blijkt werden de teksten voor beide versies geleverd door P. Daniël van Papenbroeck S.J., van wie trouwens ook het initiatief tot het uitgeven van nieuwe ‘suffragia’ was uitgegaan. Deze Bollandist was getroffen geworden door de kritiek welke hij geregeld op de Cnobbaert-‘suffragia’ hoorde uitoefenen: de teksten der heiligenlevens schonken de
gestudeerden geen voldoening meer, vele gelovigen wisten de - inderdaad vrij primitieve - afbeeldingen niet meer te waarderen en vele ouderen beklaagen zich over de al te kleine lettertekens die aangewend werdenGa naar voetnoot104. Voor P. Daniël van Papenbroeck bood het opstellen van nieuwe ‘maendelyke Patroonbeeldekens’ meteen de gelegenheid zijn diepgaande kennis inzake de hagiografie voor een ruim lezerspubliek ten toon te spreidenGa naar voetnoot105 op een ogenblik dat hij er zich reeds ten volle van bewust was dat hij de voltooiing van de grote Acta Sanctorum niet meer zou beleven. P. Papebrochius heeft aan de creatie van deze ‘suffragia’ - die zowel als losse blaadjesGa naar voetnoot106 als in boekvorm verspreid werden - zeer veel aandacht besteed. Hij ook was het die Hendrik Thieullier ertoe aanspoorde totaal nieuwe koperplaten te laten graveren die veel mooier zouden zijn dan de oudeGa naar voetnoot107. De kunstschilder Joannes Sebastianus van Loybos leverde de ontwerpen die door Henri Causé in het koper gesneden werdenGa naar voetnoot108.
De nieuwe suffragia gingen weliswaar niet even vlot van de hand als de - veel goedkopere - Cnobbaert-‘suffragia’ (van de Nederlandse Van Papenbroeck-‘suffragia’ waren 2.000 exemplaren gedrukt), toch mocht P. Van Papenbroeck nog het genoegen smaken dat er na veertien jaar een nieuwe editie werd van uitgebracht. De nieuwe uitgave onderscheidde zich van de voorgaande o.m. door de aanwezigheid op de voorzijde van ieder ‘suffragium’ van de datum waarop de betrokken heilige gevierd werd, door
het voorkomen van een sententie van een heilige Vader (in de eerste editie leverde Van Papenbroeck een gebedje van eigen makelij) en door het ontbreken van een volgnummer op de keerzijde van het blaadjeGa naar voetnoot109.
Omstreeks het ogenblik waarop de Latijnse en de Nederlandse versies werden heruitgegeven, verscheen voor de eerste maal ook een Duitse versie van de Van Papenbroeck-‘suffragia’ op de markt. Bij de redaktie ervan had P. Wilhelmus Alstdorf, prior van de Birgittijnen te Hoboken, een zeer groot aandeel gehad. Voor deze uitgave - die vooral bestemd was voor het Rijnland - werden de ondertussen sleet vertonende koperplaten van
Henri Causé nog eens extra uitgediept, wat de uitgever heel wat geld kostteGa naar voetnoot110.
Dat met het uitgeven van ‘suffragia’ een aardige stuiver te verdienen viel, staat buiten kijf. De Jezuïeten hadden Cnobbaert er maar kunnen toe overhalen hun Acta Sanctorum uit te geven, door hem te beloven dat hij ook hun Latijnse en Griekse leerboeken én de ‘suffragia’ zou mogen drukken.
Hendrik Thieullier, de door de meesterdrukkers misprezen ‘knecht’ van wijlen Cnobbaert, wist zich door het uitgeven van ‘suffragia’ op korte tijd op te werken tot een gewaardeerd drukker die niet alleen het drukken van leerboeken voor de klassieke talen aankon maar ook het uitgeven van een deel der wereldberoemde Acta Sanctorum.
Dat de ‘suffragia’ een steentje hebben bijgedragen tot de internationale bekendheid - zelfs in de vervaltijd - van het Antwerpse drukkersbedrijf, blijkt uit een laat achttiende-eeuwse getuigenis, waaruit wij vernemen dat in de drukkerij der Bollandisten - kort voor de afschaffing der Jezuïetenorde in 1773 - in de Scheldestad ‘suffragia’ gedrukt werden ‘in alle talen’ om verspreid te worden in ‘geheel de Christen wereld’Ga naar voetnoot111.
Résumé
Notes pour servir à l'étude des ‘Suffracia’ anversois du 17e siècle.
Les ‘suffragia’ étaient de petits billets qu'on utilisait dans beaucoup d'associations religieuses pour distribuer les ‘saints patrons du mois’ parmi les membres. Chaque ‘suffragium’ contenait normalement les éléments suivants: le nom d'un saint; la date de la fête du saint; l'indication d'une vertu qu'on devait pratiquer; une sentence (le plus souvent tirée de l'Ecriture sainte ou des écrits des Pères de l'Eglise); une intention spéciale de prière et finalement le nom (en manuscrit) d'un membre de l'association pour qui on devait prier pendant tout le mois. Par ces billets (souvent illustrés d'une image en taille douce) le clergé, et surtout les Jésuites, ont fortement influencé les fidèles pendant la période de la Contre-Réforme.
A Anvers les premiers ‘suffragia’ sont édités (en 1594) par la Sodalité de la Sainte Vierge. Pendant la deuxième moitié du 17e siècle l'imprimerie Cnobbaert a édité et imprimé un très grand nombre de ‘suffragia’, en néerlandais, français et latin. En 1694 l'imprimeur Henri Thieullier a édité (en néerlandais et en latin) une nouvelle série de ‘suffragia’, dont les textes furent écrits par le célèbre père Jésuite Daniel Papebrochius. Les images de l'édition de 1694 sont gravées par Henri Causé, d'après des dessins de Jean Sébastien van Loybos. Les ‘suffragia’ de Papebrochius furent réédités au commencement du 18e siècle. A ce moment-là on édita également une version allemande des ‘suffragia’ de Papebrochius.
- voetnoot*
- Bij de samenstelling van deze bijdrage deden wij zeer vaak een beroep op de rijke ervaring van de heer Filip Lemmens uit Deurne-Antwerpen. Wij betuigen hem dan ook om zijn bereidwillige hulp onze hartelijkste dank.
In de persoon van prof. dr. Jos Andriessen S.J. danken wij het Ruusbroecgenootschap te Antwerpen voor de gastvrijheid die wij in dit centrum voor de studie van de spiritualteit steeds hebben mogen ondervinden. Wij zijn tevens pater Gabriël Dooreman S.J., tot voor korte tijd bibliothecaris van het Antwerpse O.-L.-Vrouwe-college, uitermate erkentelijk, omdat hij zo vriendelijk was ons inzage te verlenen van de archiefdocumenten nopens de Mariasodaliteiten welke in zijn bibliotheek berusten. Drs. E. Houtman bezorgde ons verscheidene teksten uit het Algemeen Rijksarchief, waarvoor wij hem dank betuigen.
- voetnoot1
- E. Van Heurck, Les images de dévotion anversoises, in: De Gulden Parser, nieuwe reeks VIII, 1930, p. 93-98.
- voetnoot2
- Het Ruusbroecgenootschap bezit een omvangrijke verzameling ‘suffragia’.
- voetnoot3
- Monatsheilige, in: Stimmen aus Maria-Laach, LXXXIV, 1913, p. 242. B. Duhr, Geschichte der Jesuieten in den Ländern deutscher Zunge in den ersten Hälfte des XVII. Jahrhunderts, II, Freiburg im Breisgau, 1913, p. 98. A Spamer, Das Kleine Andachtsbild vom XIV, bis zum XX. Jahrhundert, München, 1930, p. 171. E. Villaret, Les Congrégations Mariales, I, Paris, 1947, p. 369-370.
- voetnoot4
- Over de juiste betekenis van dit Romeinse voorbeeld: J. De Guibert, La Spiritualité de la Compagnie de Jésus, Esquisse historique, Roma, 1953, p. 286-288. Zie ook: J. Wicki & R. Dendal, Le père Jean Leunis S.J. (1532-1584), Fondateur des Congrégations Mariales, Rome, 1951.
- voetnoot5
- Cfr E. Villaret, o.c., I, p. 69, 141, 175-176, 181, 369-374: gegevens over het gebruik van maandpatronen in verschillende landen. Over de Duitstalige gebieden: B. Duhr, o.c., II, p. 98-100, 735; W. Kratz, Aus alten Zeiten, Die Marianisch. Kongregationen in den Ländern deutscher Zunge, Ihr Werden und Wirken von 1575 bis 1650, Innsbruck-Wien-München, z. jr., p, 213-214; A. Spamer, o.c., p. 171-172. I.v.m. de Noordelijke Nederlanden: F. Van Hoeck. Schets van de geschiedenis der Jezuïeten in Nederland, Nijmegen, 1940. p. 158. Speciaal ten behoeve van de Noordnederlandse katholieken verscheen: Het Godtvrugtig gebruik der maendelijke Patroonbriefjens: ofte Onder-regtingen, Hoe dat in de Broederschappen Godt gedient, de Heiligen geêert, en de eige zaligheid bevordert kan worden. Tweede druk vermeerdert en verbeten, t'Utrecht, By Theodorus vanden Eynden, Boekverkoper, 1717. De eerste uitgave verscheen in 1713 (Utrecht, vanden Eynden): cfr Bibliotheca Catholica Neerlandica impressa 1500-1727, Hagae Comitis, 1954, p. 528 (nr. 17.125).
- voetnoot6
- A. Poncelet, Histoire de la Compagnie de Jésus dans les anciens Pays-Bas, II, Bruxelles, 1928, p. 333.
- voetnoot7
- Cfr Monatsheilige, in: Stimmen aus Maria-Laach, LXXXIV, 1913, p. 243. Vele sodales bewaarden de suffragia zorgvuldig, om ze later nog te herlezen. Er zijn verhalen bekend van sodales die hun ‘suffragia’mee in het graf namen om de overtocht naar de hemel te vergemakkelijken. E. Villaret, o.c., I, p. 373; Gaspar Lechnerus (S.J.), Sodalis Parthenivs siue Libri tres quibus mores Sodalivm exemplis informantvr, Editio secunda multis auctior, Dilingae, Formis Academicis, Sumptibus Gaspari Svtoris, Anno M.DC.XXVIII, p. 263-264.
- voetnoot8
- Het Ghebrvyck ende Profyt der Svffragien, Die door eene loffelijcke gewoonte is veele vergaderinghen ende familien / Alle Maenden worden uyt-ghedeylt, 't Antwerpen, By Hendrick Aertssens/ inde Cammerstraet / inde witte Lelie, 1638.
- voetnoot9
- Algemeen Rijksarchief, Brussel (afgekort: A.R.A.), Spaanse Geheime Raad, 1277, nr. 107. A.C. De Schrevel, Miscellanées, Fondations et testaments, in: Annales de la Société d'Emulation pour l'étude de l'histoire & des antiquités de la Flandre, XLIX, 1899, p. 250, 262.
- voetnoot10
- Ook in latere periodes werden de maandpatronen in ere gehouden in de Carmel. Cfr Brocard de Sainte Thérèse, Manuel de pratiques de dévotion aux saints patrons du mois, Deuxième édition revue et augmentée, Gand, C. Poelman, 1874; id., ‘Manuel de pratiques spéciales en l'honneur des saints patrons du mois et lectures spirituelles tirées de Ste Thérèse et de St. Jean de la Croix appropriés à chaque jour de l'année, Troisième édition, Courtrai, L. Beyaert-Sioen, 1914. Heden ten dage worden bij de Carmelietessen te Antwerpen nog steeds maandpatronen verdeeld met behulp van (niet-geïllustreerde) handschriftelijke ‘suffragia’.
- voetnoot11
- Twee zulke exemplaren zijn aanwezig in het Ruusbroecgenootschap. Zie ook: [L. Delplace], Les anciennes congrégations de la T.S. Vierge dans la ville d'Anvers 1585-1773, in: Précis historiques, XXXI, 1882, p. 340.
- voetnoot12
- J.J. Graaf, De ‘Vergaderinghe der maechden van den Hoeck’ te Haarlem, in: Bijdragen voor de Geschiedenis van het Bisdom van Haarlem, XXXV, 1913, p. 402-403.
- voetnoot13
- Daniel Van Papenbroeck (S.J.), Korte Legende Der Heyligen, Uyt de originele Acten getrocken, met nieuwe beelden, gebeden, schriftplaetsen bequamelyk verciert, voor de maendelyke Patroonloting, I, T'Antwerpen, By Hendriek Thieullier, Boekdrucker ende Boekverkooper, op de Minderbroers-ruye, of Godaert, inde witte Hin, [1694], dl. I, p. [3].
- voetnoot14
- F.H. Mertens & E. Buschmann, Annales Antverpiensis ab urbe condita ad annum M.DCC... auctore Daniele Papebrochio S.I., IV, Antverpiae, 1847, p. 214. Zie over de Antwerpse Mariasodaliteiten: [L. Delplace]; o.c., p. 209-217, 241-258, 327-345; J. Andries sen, De Jezuïeten en het samenhorigheidsbesef der Nederlanden 1585-1648, Antwerpen, 1957, p. 178-180.
- voetnoot15
- [T. Van Lerius], Antwerpsch chronykje (Uit den ‘Boeck van de Sodaliteyt der Getrouwde, onder den titel van O.-L.-V. Boodschap der Soc. Jesu te Antwerpen’), in: De Vlaemsche School, VIII, 1862, p. 122.
- voetnoot16
- In 1609 bestonden in het genoemde college twee Mariasodaliteiten: een Latijnse sodaliteit voor de oudere leerlingen met ruim 100 leden en een Nederlandse sodaliteit voor de jongeren met 43 leden. L. Brouwers, Het Hof van Liere, van patriciërshuis tot universitaire instelling te Antwerpen, 1516-1975, Antwerpen, 1976, p. 42. id., Carolus Scribani S.J. 1561-1629, Een groot man van de Contra-Reformatie in de Nederlanden, Antwerpen, 1961, p. 104.
- voetnoot17
- O.-L.-Vrouwe-college, Antwerpen (afgekort: o.c.a.), 86. A. 7, Besundere ordonantien voor de Sodaliteyt van Onse Lieve Vrouwe Gheboorte inghestelt binnen Antwerpen, anno 1617, (handschrift), fo 2 ro. Aldaar werd bepaald dat de leden ‘ten mynsten in de 20 jaeren’ moesten zijn. Bij de oprichting in 1608 was blijkbaar 18 jaar als leeftijdsgrens gekozen: cfr o.c.a., 86. A. 4, Ordonantien ende Register van de Sodaliteyt van de Weerdige Maeghet ende Moeder Godts Maria in deser stadt van Antwerpen [...] (handschrift), p. 69. [L. Delplace], o.c., p. 255. A. Poncelet, o.c., II, p. 330-331. Over P. Guillaume de Pretere: E. Reusens, De Pretere (Guillaume), in: Biographie nationale, V, Bruxelles, 1876, col. 637-638; F. Peeters, Les initiatives d'un Directeur de Congrégation à Anvers au début du XVII siècle, z.pl., z.jr.
- voetnoot18
- Stadsbibliotheek, Antwerpen (afgekort: s.b.a.), B.10468, Register der inschrijvingen in de Sodaliteit der meerderjarige jongmans onder den titel Geboorte van O.-L.-Vrouwe, te Antwerpen, (handschrift), fos, 1 ro, 3 ro.
- voetnoot19
- J. De Guibert, o.c., p. 288-289.
- voetnoot20
- o.c.a., 86. A.4, Ordonantien..., p. 70. o.c.a., 87. A.8., Handboecxken voor de officialen der Sodaliteyt der getrouwde binnen Antwerpen, omme in het kort te sien den oorsprong en voortganck der selve met de besonderste voorvallen (handschrift, niet gepagineerd), ad annum.
- voetnoot21
- Ibid., 1609. Het is anderzijds zeker met uitgesloten, dat het bij de financiële en intellectuele bovenlaag aanwezige streven naar sociale segregatie sterk heeft bijgedragen tot de splitsing tussen ‘latinisten’ en Nederlandstaligen. Nog in 1639 moesten de sodaliteiten zich verdedigen tegen het ‘verwijt’ dat er onder de leden ‘veel van slechte conditie’ waren. Cfr: Het Goet der Sodaliteyt of Broederschap vande II Maghet Maria. Inghestelt vande Patres der Societeyt Iesv, ende bevestight door Gregorios XIII, ‘t'Antwerpen, By Hendrick Aertssens / inde Cammerstraet / inde witte Lelie. 1639’, p. 22-23.
- voetnoot22
- o.c.a., 86.A.4, Ordonantien..., p. 95. o.c.a., 87.A.8, Handboecxken..., 1616.
- voetnoot23
- o.c.a., 86.A.4, Ordonantien..., p. 70.
- voetnoot24
- o.c.a., 86.A.6, Livre de la Sodalité de la Vierge Marie, dressée entre les Wallons en ceste ville d'Anvers le premier de May, l'an 1610 (handschrift), passim. A. Poncelet, o.c., II, p. 335.
- voetnoot25
- [J. Van Spilbeeck], Synopsis annalium antverpiensium, ex publicis privatisque ac ferme manuscriptis monumentis collectorum a Daniele Papebrochio S.J., Antverpiae, 1884, p. 33. F. Peeters, Les initiatives..., p. 2.
- voetnoot26
- F.H. Mertens & E. Buschmann, o.c., IV, p. 367, 389-390, 461-462.
- voetnoot27
- De Latijnse Sodaliteit telde toen 290 leden, de Waalse Sodaliteit 640, de Sodaliteit van O.-L.-V.-Boodschap 960 en de sodaliteiten der jongeren samen 1540 leden. De 370 overblijvende leden trof men aan in de sodaliteit ten behoeve van de kinderen. In 1614 hadden de verschillende sodaliteiten samen 1500 leden. [L. Deplace], o.c., p. 334. Over het ledenaantal van de drie sodaliteiten van de collegestudenten die in 1664 bestonden, verstrekt Delplace geen gegevens. Wel weten wij dat de Sodaliteit der Engelen (één van de congregaties van collegestudenten) 30 jaar vroeger, in mei 1634, 237 leden telde. o.c.a., 86.C.4, Handboek der Sodaliteit der Engelen, p. 41.
- voetnoot28
- [L. Delplace], o.c., p. 251-254, 334-339. L. Brouwers, Het Hof van Liere..., p. 45. E. Geudens, Het testament van Simon Vos (1676), in: Dietsche Warande, 1891, p. 343, 349. M. Sabre, Het geestesleven te Antwerpen in Rubens'tijd, in: Rubens en zijne eeuw, Brussel, 1927.
- voetnoot29
- s.b.a., B.61341, Opkomste der Sodalityt bekorting der selve met alle de embalisementen daar die der geboorte die 25 april 1622 den eersten steen geleyt hebben (handschrift), fos. 3 ro, 9 ro, 12 vo, 16 vo, 24 ro, 32 ro, F. Prims, De sodaliteit der christelijke lering (1618-1624), in: id., Antwerpiensia 1947, Antwerpen, 1948, p. 134-136. L. Brouwers, Scribani..., p. 103-104. [L. Delplace], o.c., p. 331-332.
- voetnoot30
- o.c.a., 84.C.4., Handboek..., passim; citaat op p. 9. [L. Deplace], o.c., p. 332-333.
- voetnoot31
- o.c.a., 86. A.4., Ordonantien..., p. 21 (10-8-1590). [L. Deplace], o.c., p. 251.
- voetnoot32
- Pater Franciscus Costerus S.J. die, toen hij in 1585 de eerste Antwerpse Mariacongregat- stichtte, al niet meer aan zijn proefstuk toe was (cfr L. Brouwers, Scribani..., p. 30-33), hechtte al van vroeger groot belang aan de toewijzing van maandpatronen: E. Villaret, o.c., p. 69 (1576); W. Kratz, o.c., p. 213.
- voetnoot33
- s.b.a, B.61341, Opkomste..., fo 39 vo (okt. 1608).
- voetnoot34
- Over de aanwending van suffragia in de Waalse Sodaliteit: o.c.a., 86.A.6, Livre..., f. 35 ro (11-11-1624) en passim. Van de Sodaliteit der H. Engelen zijn rekeningen bewaard met o.m. posten i.v.m, ‘suffragia’. o.c.a., 86.C.4, Handboek..., p. 101 e.v.
- voetnoot35
- In de Sodaliteit van O.-L.-V,-Boodschap werden ‘suffragia’ aanvankelijk op de laatste zondag van de maand verdeeld, van 3-11-1613 af op de eerste zondag, o.c.a, 86.A.4, Ordonantien..., p. 21, 92. Zowel in de Sodaliteit van de ‘Jongmans’ als in de Waalse Sodaliteit geschiedde de uitreiking op de laatste zondag van de maand. o.c.a., 86.A.7, Besundere. ordonantien..., fo. 69 ro; o.c.a., 86. A.6, Livre..., fos. 62 vo, 269 ro.
- voetnoot36
- o.c.a., 86.A.4, Ordonantien..., p. 43, 45, 83, 88, 144. o.c.a., Livre..., fos. 35 ro 39 ro. o.c.a., 86.A.7, Besundere ordonantien..., fos. 11 vo, 17 ro, 69 ro.
- voetnoot37
- o.c.a., 86. A.4, Ordonantien..., p. 36, 48-49, 229. o.c.a., 86. A.6, Livre..., f. 63 ro. o.c.a., 86.A.7, Besundere ordonantien..., fos, 69 ro - ro, 108 vo.
- voetnoot38
- K. Poerbacher, Jeremias Drexel, Leben und Werk eines Barockpredigers, München, 1965, p. 74-76. Hieremias Drexelius(S.J.), Trismegistus Christianus seu Triplex Cultus Conscientiae, Caelitum, Corporis, Coloniae Agrippinae, Apud Bernhard Gualterum, Anno M.D.C.XXVI, p. 198-233: boek II, kap. 5-9.
- voetnoot39
- Het werk verscheen anoniem. Wij gebruikten de uitgave van 1615 (eveneens: Hieron. Verdussen), aldaar op p. 266-270, De leden van de Sodaliteit der ‘Jongmans’ waren, blijkens een ‘ordonnantie’ van 1617, verplicht 'te hebben het hantboexken der Sodaliteyt, begrypende de uutlegginghen ende practycke van al dat de Sodales aengepresen ende van hun vereyscht wort’. o.c.a, 86.A.7, Besundere ordonantien..., fo. 11 vo.
- voetnoot40
- Dit boekje bevat [24] p. Cfr ook: E. Van Heurck, o.c., p. 94, n.l.
- voetnoot41
- Wij kennen nog een andere druk: Godtvrugtig gebruyck Ende profyt der Suffragien ofte Beeldekens Diemen alle maenden uytreyckt, in de Sodaliteyten ofte Geestelycke Vergaderingen, z.pl., z. jr., (4) p.
- voetnoot42
- s.b.a., B. 61341, Opkomste..., fo. 60 vo.
- voetnoot43
- C. Sommervogel, Dictionnaire des ouvrages anonymes et pseudonymes publiés par les religieux de la Compagnie de Jésus, depuis sa fondation jusqu'à nos jours, Paris, Bruxelles, Genève, 1884, col. 214. A. & A. De Backer & C. Sommervogel, Bibliothèque de la Compagnie de Jésus, Première Partie: Bibliographie, VI, Bruxelles, Paris, 1895, col. 445 Over de rol van P. Pelgrom in de sodaliteit: o.c.a., 86.A.4, Ordonantien..., p, 209, 213, 217, 233, 241.
- voetnoot44
- Dit werkje bevat 12 p.
- voetnoot45
- J.F. Kieckens, Laureys van Papenbroeck, de vader van Pater Daniël genaamd Papebrochius, Geslachtsboom, rijmwedstrijden en huisboek, in: Dietsche Warande, 1891, p. 493.
- voetnoot46
- D. Van Papenbroeck, o.c., I: p [3].
- voetnoot47
- Cfr Het Goet der Sodaliteyt..., p. 10.
- voetnoot48
- Daarbij werd meestal opzettelijk veel aandacht besteed aan minder bekende heiligen: ‘want vele Heylighen daermen onder het ghemeyn volck niet van en weet te spreken, worden door de Suffragien by naer in alle landen des wereldts ghe-eert’. Het Ghebrvyck ende Profyt..., p. [11]. Cfr E. Villaret, o.c., p. 370-371.
- voetnoot49
- o.c.a., 86. A.4, Ordonantien..., p. 229. o.c.a., 86. A. 7, Besundere ordonantien... f. 69 vo. o.c.a., 86. A. 6, Livre..., fos. 63 ro, 101 ro, 269 ro.
- voetnoot50
- o.c.a., 86. A. 4, Ordonantien..., p. 229.
- voetnoot51
- [G. De Pretere], o.c., p, 267-268.
- voetnoot52
- Ibid., p. 266-269. Het Ghebrvyck..., passim. Aan minder leesvaardige sodales werd eveneens gedacht: men mocht de levensbeschrijving eventueel ook laten voorlezen: Godvrugtigh gebruyck..., p, [1].
- voetnoot53
- o.c.a., 86. A. 4, Ordonantien..., p. 133-134, o.c.a., 87. A. 8, Handboecxken..., niet gepag. (op de datum).
- voetnoot54
- P. Bonenfant, La suppression de la Compagnie de Jésus dans les Pays-Bas autrichiens (1773), Bruxelles, 1925, p. 32.
- voetnoot55
- Zie wat wij hierna nog zullen mededelen over de Cnobbaert-‘suffragia’.
- voetnoot56
- In de jaren 20 van de 17de eeuw werden in de ‘Bürgerkongregation’ te München reeds ‘suffragia’ met een korte biografie van de maandpatronen verspreid. B. Duhr, o.c., II, p. 99, 735.
- voetnoot57
- De voorschriften voor de sodales werden aan de nieuwe situatie aangepast. Aldus bevat het Kort onderwys... uit 1704 het voorschrift ‘Sijn leven [namel. het leven van de maandpatroon], dat op den rugh van het Suffragium beschreven staet, met den eersten lesen’.
- voetnoot58
- Verder zal nochtans blijken dat het niet altijd een afbeelding betrof van de betrokken heilige.
- voetnoot59
- Gebeurde het dat men door het lot tweemaal na elkaar dezelfde deugd (en sententie) aangewezen kreeg, dan beschouwde men zulks als een vingerwijzing van God. Het Ghebrvyck..., p. [16-17].
- voetnoot60
- Ibid., p [14], [22).
- voetnoot61
- Cfr o.c.a., 86. A. 4, Ordonantien..., p. 48.
- voetnoot62
- Ibid., p. 229. o.c.a., 86. A. 7, Besundere ordonantien..., fo. 69 vo. o.c.a., 86. A. 6, Livre..., fo, 63 ro.
- voetnoot63
- Zie de in de voorgaande noot aangehaalde teksten.
- voetnoot64
- [G. De Pretere], o.c., p. 268. Het Ghebrvyck..., p. [5], [10]. Cfr Manvale Sodalitatis..., p. 163 (lees: 169).
- voetnoot65
- Cfr de gebedsintenties voorkomende op de hierna nog te bespreken Antwerpse ‘suffragia’-bundels.
- voetnoot66
- E. Villaret, o.c., I, p. 371.
- voetnoot67
- Het Ghebrvyck..., p. [23].
- voetnoot68
- D. Van Papenbroeck, o.c., I, p. [3].
- voetnoot69
- Het is onjuist dat de op het ‘suffragium’ aangebrachte naam meestal die van een overledene was, zoals beweerd in; B. Spaapen & S. Dirne, Vertering van de H. Lutgardis in en buiten de orde van Cîteaux, Bouwstoffen, in: Ons Geestelijk Erf, XX, 1946, p. 365, n. 108.
- voetnoot70
- Het Ghebrvyck..., p. [17].
- voetnoot71
- Cfr o.c.a., 86. A. 6, Livre..., fo. 101 ro.
- voetnoot72
- D. Van Papenbroeck, o.c., I, p. [3-4].
- voetnoot73
- o.c.a., 87. A. 8, Handboecxken..., niet gepag. (27-3-1594).
- voetnoot74
- Ibid., o.c.a., 86. A. 4, Ordonantien..., p. 40, 42-43. E. Van Heurck, o.c., p. 95.
- voetnoot75
- o.c.a., 86.A.4, Ordonantien..., p. 40, 42-43, 46.
- voetnoot76
- Ibid., p. 72. o.c.a., 87.A.8, Handboecxken..., niet gepag. (juli 1609). E. Van Heurck, o.c., p. 95-96.
- voetnoot77
- ‘Gheteeckent’ hier in de betekenis van ‘genoteerd’.
- voetnoot78
- Het Ghebrvyck..., p. [4].
- voetnoot79
- A.R.A., Spaanse Geheime Raad, 1277, nr. 107.
- voetnoot79
- A.R.A., Spaanse Geheime Raad, 1277, nr. 107.
- voetnoot80
- Stadsarchief Antwerpen (afgekort: s.a.a.), Notariaat, 2481, fos. 55 ro - vo, 98 ro - vo. Bij die gelegenheid werden 1060 exemplaren(860 ex. niet prenten, 200 zonder prenten) van een in 24o uitgave van de Pia Desideria van P. Herman Hugo S.J. geschat op 371 gulden.
- voetnoot81
- De aanduiding van de te beoefenen deugd, de sententie en de gebedsintenties (allemaal in het Nederlands) werden met losse letters gedrukt. De naam van de heilige, de aanduiding van zijn of haar titel en de opgave van de feestdag zijn in het Latijn gesteld en werden (evenals de vermelding van de uitgever) in de koperplaat gegraveerd. Er bestaat ook een Latijnse editie. Cfr een ‘suffragium’(‘S. Angela’, 28 febr.) in de verzameling van het Ruusbroecgenootschap.
- voetnoot82
- A.R.A., Spaanse Geheime Raad, 1277, nr. 107. F. Olthoff, De boekdrukkers, boekverkoopers en uitgevers in Antwerpen sedert de uitvinding der boekdrukkunst tot op onze dagen, Antwerpen, 1891, p. 1. Hendrik Aertssens I overleed op 13-3-4658, s.a.a., Genealogisch archieffonds, 99 (Staet, 26-2-1660).
- voetnoot83
- Hendrik Aertssens II overleed op 30-9-1663, S.A.A, Weesmeesterskamer, 1081, fos. 180 ro - 207 ro (12-2-1665/18-12-1671); Weesmeesterskamer, 1193, fos. 21 ro - 31 ro (29-10-1682). Zie ook over hem: P. Génard, De drukker Hendrik Aertssens de jongere en de veiling zijner boeken in 1662, in: Maatschappij der Antwerpsehe Bibliophilen, Bulletijn, II, 1882, p. 87-100.
- voetnoot84
- Het blad uit de verz. Lemmens bevat heiligen voor volgende dagen: 25 febr., 28 febr., 4 maart, 6 maart, 13 maart, 29 maart, 31 maart en 8 april.
- voetnoot85
- Het Museum Plantin-Moretus Antwerpen (afgekort. m.p.m.) bezit van dit werk een volledige reeks in 4 bandjes (A.2619/I-IV) en 3 losse deeltjes; een 1ste kwartaal (A.2879/24), een 2de kwartaal (A.2632) en een 3de kwartaal (A.2632/II), Het Ruusbroecgenootschap (afgekort: r.g.) bezit een onvolledige reeks in 3 bandjes: 1ste, 3de en 4de kwartaal; 3087.H.5/1,3,4. De geraadpleegde exemplaren zijn gedateerd 1660 (r.g.: 3087,H./1,3,4; m.p.m.: A.2619/III), 1662 (r.g.: 3087.H.5/1, namelijk het 2de titelblad, met de vermelding: ‘By de Weduwe ende Erf-ghenamen vanjan Cnobbaert, 1662’), 1665 (m.p.m.: A.2619/I, A.2879/24, A.2619/II, A.2632), 1666 (m.p.m.: A.2632/II, r.g.: 2087.H.5/3). Formaat: h. 105 mm., br. 65 mm. (r.g.: 3087.H.5/1).
- voetnoot86
- A. & A. De Backer & C. Sommervogel, o.c., VI, col. 932. E. Rombauts, Leven en werken van Pater Adrianus Poirters s.j. (1605-1674), Bijdrage tot de studie der didactisch-moraliseerende Letterkunde in de XVIIe eeuw in Zuid-Nederland, Gent, z.jr., p. 76-77, 269-271, 289. - Ondertussen blijft nog steeds de vraag onbeantwoord of het Kleyn Prieeltjen misschien reeds in 1659 btj Cnobbaert een eerste maal verscheen onder de titel: Suffragien der Heylighen. Cfr H.J. Allard, Pater Adrianus Poirters S.J. Een historisch-letterkundige schets, Amsterdam, 1878, p. 91. P. Ribadineira, Pu. Alegambe & N. Sotvello, Bibliotheca Scriptorum Societatis Jesu, Romae, 1676, p. 11: ‘Adrianvs Poirtes [sic] [...] vertit in linguam Flandricam [...] Suffragia Sanctorum, Antverpiae apud Cnobbarum 1659. in 16'. E. Rombauts, o.c., p. 271 & 289 dateert de - niet weergevonden - ‘Suffragien der Heylighen’; 1650 of 1660. J.G. Frederiks & F.J. Van Den Branden Biographisch Woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche Letterkunde, 2de druk, Amsterdam, z.jr., p. 617: ‘Suffragien der Heyligen vertaeld, Antw. 1660’.
- voetnoot87
- Het r.g. bezit een volledige reeks in 4 bandjes: 3050.F.9/1-4 en één in 2 bandjes: 3117.C.9/1-2 en een 1ste en 4de kwartaal; 3050.F.9/1-bis en 4-bis. De geraadpleegde exemplaren zijn gedateerd 1660 (3050.F.9/1, 3117.C.9/1) en 1661 (3050.F.9/3-4, 3117.C.9/2). r.g.: 3050.F.9/1 bevat ‘suffragia’ voor 6 veranderlijke feestdagen. In het 1ste deel komt een opdracht van de drukker voor: ‘Sodalibvs Partheniis Antverpiensibvs’. Formaat; h. 106 mm., br. 66 mm (R.G.: 3050.F.9/1). Zie over het Compendium: A. & A. De Backer & C. Sommervogel, o.c., II, 1891, col. 263.
- voetnoot88
- Over dit boek; B. Duhr. o.c., II, p. 100, 735.
- voetnoot89
- [A. Brunner (s.j.)], Fasti Mariani Cum Divorum Elogijs in singulos Anni dies distributis [...] Editio II [...], Antverpiae, Apud Ioan. Cnobbaert, M.DC.XXXIII.
- voetnoot90
- De 2 delen van januari verschenen in 1643, de 3 delen van februari in 1658.
- voetnoot91
- Men gebruikte 24 koperplaten met elk 16 afbeeldingen. Bovendien werden nog 8 afzonderlijke plaatjes gegraveerd (voor volgende dagen; 15 jan., 15 febr., 16 juli, 16 aug., 16 sept., 17 okt., 16 nov. en 16 dec.). In sommige exemplaren (bijv, r.g.: 3050.F.9/: Compendium)bevinden zich nog 6 bijkomende illustraties (namelijk voor de veranderlijke feestdagen). Geen van de 392 (eventueel: 398) afbeeldingen is gesigneerd. Men kan de illustraties in 2 groepen opdelen: 1o) de heiligen van het 1ste halfjaar (evenals de 6 veranderlijke feestdagen), afgebeeld in kleine ovaaltjes met een fantasie-omlijsting en onderaan een banderol met (in het Latijn) de naam en de titel van de heilige; ook boven het ovaaltje komt vaak een banderol met een Latijnse tekst voor; 2o) de heiligen van het 2de halfjaar, afgebeeld in grotere ovalen, zonder fantasie-omlijsting en zonder bandero(len). Twee verschillende titelplaten komen voor, waarvan één (met Nederlandse tekst) getekend is; ‘Bouttats’, zonder opgave van een voornaam. Te Antwerpen waren verscheidene leden van de familie Bouttats als graveur werkzaam: E. Van Heurck, o.c., p. 110-111.
- voetnoot92
- Met name de afbeelding van ‘S. Paulus Eremyt’ (15 jan ). Enkel in het Prieeltjen komt op de afbeelding van die heilige een in het koper gegraveerde Nederlandse tekst voor.
- voetnoot93
- In de verz. van de auteur. Enkel het eerste halfjaar is aanwezig. Het werkje bezit geen titelprent. De inleiding ‘Advis A L'Ame Devote’ van [2] p. is ondertekend: ‘P.D.G.’. Het m.p.m. bezit het werk in 2 banden (dus ook het 2de halfjaar), maar het titelblad en de inleiding ontbreken evenals een aantal prenten en biografische teksten (A.2604), Formaat: h. 105 mm., br. 64 mm (exempl. verz. A. Thijs).
- voetnoot94
- A. & A. De Backer. & C. Sommervogel, o.c., I, 1890, col. 1736.
- voetnoot95
- De biografische gegevens over P. Petrus de Ghersem werden ons grotendeels bezorgd door P.Ch. Indekeu S.J., prov.-archivaris van de Jezuïeten te Brussel, op basis van het Album Noviciorum, II, p. 156 (Mechelen) en 14 ‘Catalogen’ van de Provincie Flandrio-Belgica. Wij zijn P. Indekeu voor dit opzoekingswerk zeer erkentelijk. P. de Ghersem wordt ook vermeld in: A. Poncelet, Nécrologie des Jésuites de la province Flandro-Belge, Wetteren, 1931, p. 105 (overleden te Antwerpen 14-11-1678); A. Schillings, Matricule de l'Univ ersité de Louvain, V, Bruxelles, 1962, p. 38.
- voetnoot96
- o.c.a., 86.A.6, Livre..., fo. 105 ro.
- voetnoot97
- Cfr de doodsberichten over P. de Ghersem aanwezig in 1o A.R.A., Jezuëetenarchief, Vlaamse Provincie, karton 1005 (14-11-1678) en 2o Koninklijke Bibliotheek Brussel, Handschriftenkabinet, 6483, fos. 561 ro - vo (teksten ons welwillend bezorgd door bemiddeling van respectievelijk drs. E. Houtman en drs. F. Hendrickx, waarvoor onze hartelijkste dank).
- voetnoot98
- D. Van Papenbroeck, o.c., I, p. [4]. Het r.g. bezit talrijke losse Cnobbaert-‘suffragia’. Op 27-1-1682 verleende de Geheime Raad aan de Raad van Brabant de toestemming een octrooi uit te vaardigen voor Michiel Cnobbaert inzake het drukken van suffragia in het Latijn, het Frans en het Nederlands. A.R.A., Spaanse Geheime Raad, 1280, nr. 79. Op 11-3-1691 werd dit octrooi hernieuwd voor 9 jaar. A.R.A., Raad van Brabant, 3677, f. 113 ro.
- voetnoot99
- F.H. Mertens & E. Buschmann, o.c., V, 1848, p. 284. Testament van M. Knobbaert: sa.a., Notariaat, 1593, fos. 84 ro-vo, 103 ro - vo (23-8-1691). In 1692 ging zijn bedrijf over in de handen van Franciscus Muller. L. Voet, Boeken en drukkers, in: Antwerpen in de XVIIIde eeuw. Instellingen-Economie Cultuur, Antwerpen, 1952, p. 344. Op 30-12-1705 ontving Franciscus Muller een octrooi voor het herdrukken (gedurende 9 jaar) van ‘de suffragia van de Patres Onse Lieve Vrouwe Broeders ende Discalsen, midtgaeders die van het Roomsch gebruyck, met de heylighen van Hollant daer bij’. A.R.A., Raad van Brabant, 3677, f. 121 vo.
- voetnoot100
- F.H. Mertens & E. Buschmann, o.c., V, p. 301 (21-9-1696), E. Olthoff, o.c., p. 100.
- voetnoot101
- F.H. Mertens & E. Buschmann, o.c., V, p. 285-289, sa.a. Gilden en Ambachten, 4574 (‘Recueil de pièces [...]’). sa.a., Notariaat, 2797, fos 18 ro - vo 130 ro - 132 ro (1692). L. Le Clercq, Drukkersoctrooien in de 17de en 18de eeuw, voor Antwerpen, Brussel, Leuven etc., in; Het Boek, XX, 1931, p. 184, 186.
- voetnoot102
- Volledige exemplaren (telkens in 2 delen) zijn aanwezig in het o.c.a. en in de Bibliotheek voor Theologie te Leuven (exemplaar afkomstig van het Seminarie te Mechelen). Het r.g. bezit dl. II (3117.C.11). Het volledige werk omvat 384 ‘suffragia’ (32 per maand). Formaat: h. 109 mm., br. 66 mm. (exempt te Leuven). Zie over dit werk evenals over de Nederlandse versie: A. & A. De Backer & C. Sommervogel, o.c., VI, col 180-181, en vooral: F.H. Mertens & E. Buschmann, o.c., V, p. 284-289.
- voetnoot103
- Een volledig exemplaar in 2 delen: r.g: 3117.C.10/1-2, met 384 ‘suffragia’. Formaat: h. 110 mm., br. 70 mm.
- voetnoot104
- D. Van Papenbroeck, o.c., I, p. [5].
- voetnoot105
- Hij schakelde bijv. heiligen in die pas in 1690 gecanoniseerd waren. In tegenstelling tot wat vroeger de gewoonte was, blijkt hij vooral heiligen te kiezen ‘die meest bekent, en vermaert zyn inde H. Kerke’. Ibid.
- voetnoot106
- In de bundels van P. van Papenbroeck zijn de hagiografische teksten steeds op de keerzijde van de afbeelding van de betrokken heilige gedrukt. Het r.g., bezit een groot aantal losse Van Papenbroeck-‘suffragia’ in het Nederlands, het Latijn en het Duits.
- voetnoot107
- F.H. Mertens & E. Buschmann, o.c., V, p. 285. Er werden 24 koperplaten gegraveerd, met op iedere plaat 16 heiligen. Per maand had men dus 2 koperplaten nodig.
- voetnoot108
- Op één van de 2 koperplaten per maand was telkens volgende tekst gegraveerd: ‘Van Loybos delineavit Ad Usum Patrum Societatis Jesu Henri Causé sculpsit’. Over Jan Sebastiaen van Loybos, kunstschilder: Ph. Rombouts & Th. Van Lerius, De Liggeren en andere historische archieven der Antwerpsche Sint-Lucasgilde [...], II, Antwerpen-Den Haag, 1876, vooral p. 250, 252, 346, 353; s.a.a., Notariaat, 1043 (13 & 27-8-1703); Notariaat, 4290 (14-10-1704); s.a.a., Privilegiekamer, 793, fos. 92 vo - 93 ro (1706); Privilegiekamer, 794, fos. 79 ro - vo (1707). Over Henri Causé: E. Van Heurck, o.c., p. 114. Volgens s.a.a., Weesmeesterskamer, 1285, fos. 183 ro - 204 vo (11-6-1699) zou H. Causé overleden zijn te Antwerpen op 22-4-1699.
- voetnoot109
- F.H. Mertens & E. Buschmann, o.c., V, p. 288. Voorbeelden van losse ‘suffragia’ van deze editie berusten in de verz. van het r.g.
- voetnoot110
- F.H. Mertens & E. Buschmann, o.c., V, p. 289. Voorbeelden van losse Duitse Van Papenbroeck-‘suffragia’ in het r.g. Zie over P. Wilhelmus Alstdorf: P.D. Kuyl, Hoboken en zijn Wonderdadig Kruisbeeld alsmede eene beschrijving van het voormalig klooster der P.P. Birgittijnen, Antwerpen, 1866, p. 218-219.
- voetnoot111
- E. Van Heurck, o.c., p. 96, n. 2. Tijdens de 18de eeuw hernieuwden de Antwerpse Jezuïeten geregeld hun octrooi voor het drukken van suffragia. A.R.A., Raad van Brabant, 3678, f. 2 vo (P. Daniël Papebrochius, 15-2-1702), f. 3 ro (P. Joannes Baptista du Sollier, 26-11-1717); 3679, f. 72 ro (id., 5-10-1735: ‘te mogen continueren in 't doen drucken door eenen druckers cnecht Acta Sanctorum, suffragia et scholastica, ende dat in hunne druckerye gelyck te vorens geschiedt is’); 3680, f. 220 ro (P. Joannes Stilting, 26-9-1753: voor een periode van 25 jaar).