| |
| |
| |
Hugo Favolius Ludebat
Woord en beeld op Vlaamse prenten uit de 16de en 17de eeuw
door Elly Cockx-Indestege
(Dilbeek)
Bij het onderzoeken van belangrijke verzamelingen Antwerpse grafiek uit de zestiende en zeventiende eeuwGa naar voetnoot1 merkt men gaandeweg dat een groot aantal prenten verzen vertonen in het Latijn en in de volkstaalGa naar voetnoot2. In proza of in dichtvorm wordt nu eens een korte, eenvoudige beschrijving of verklaring van het voorgestelde gegeven, dan weer een wat langere toelichting of commentaar bezorgd, die een ‘hulp’ kan zijn bij het ‘lezen’ van de prent en waardoor het interpreteren en begrijpen ervan aanzienlijk wordt vergemakkelijkt. Bijschriften in proza, veelal in de volkstaal -soms in twee of meer talen - zien wij vooral op historieprenten, terwijl de Latijnse poëzie voornamelijk bij bijbelse en mythologische onderwerpen wordt aangetroffen, In de regel is de tekst in de koperplaat gegraveerd en komt er slechts heel uitzonderlijk zetwerk aan te pas.
Zonder deze teksten, ook al zijn ze niet steeds in dezelfde mate verhelderend, ontgaat ons in vele gevallen de zin van wat is afgebeeld. Ook de les die er eventueel uit te halen valt, blijft ondoorzichtig voor de argeloze toeschouwer. En het kan gebeuren dat die les de hoofdbedoeling van het hele ondernemen is geweest, De symbolentaal en het veelvuldig aanwenden van allegorieën is immers kenmerkend zowel voor het beeld als voor
| |
| |
het woord. Dit maakt het boeiender en moeilijker terzelfdertijd. De omstandigheid dat van 1560 af vrijwel uitsluitend het Latijn wordt gehanteerd, vereenvoudigt niets.
Hoe belangrijk het woord hier ook kan zijn - bij sommige allegorische bladen zou de tekst zelfs centraal staan - toch is in de regel het woord ondergeschikt aan het beeld. Het geheel is meestal bij de beeldende kunstenaar geconcipieerd in opdracht van een prentenuitgever die het dan door een of meerdere graveerders bij hem in dienst liet uitvoeren. Bleek het wenselijk of noodzakelijk de afbeeldingen van een begeleidende tekst te voorzien, dan kon de kunstenaar of de uitgever aan een schrijver of een dichter, liefst in de bekendenkring, vragen een paar verzen of een heel gedicht ter ‘illustratie van de afbeelding’ te schrijven. Of dergelijke samenwerking altijd op deze wijze is geschied, kan in het huidige stadium van het onderzoek niet worden gezegd. Het is wel geldend voor het tweemanschap Maarten van Heemskerck - Hadrianus Junius over wie wij bijzonder goed ingelicht zijn dank zij de uitstekende studies van Ilja VeldmanGa naar voetnoot3. Anderzijds is het goed mogelijk dat er in bestaande, uitgegeven gedichten werd geput, zonder dat hiervoor speciaal op een auteur een beroep werd gedaanGa naar voetnoot4. In hoeverre de band tussen woord en beeld dan hecht is, valt nader uit te maken. Gezien de aard echter van wat op vele van deze prenten is afgebeeld, komt het mij eerder onwaarschijnlijk voor dat dit vaak is gebeurd. Deze
bijschriften zijn immers als korte gelegenheidsverzen te beschouwen. Men kan zich best voorstellen dat Philips Galle bijvoorbeeld af en toe bij zijn vriend Christoffel Plantijn te rade zal zijn gegaan op zoek naar een tekstschrijver, en dat Plantijn hem uit zijn wijde vrienden- en kennissenkringGa naar voetnoot5 aanbevelingen zal hebben verstrekt. Het is immers opvallend dat heel wat humanisten die wij als poëet op de prenten uit De witte lelie aantreffen, er relaties met de Officina Plantiniana op na hielden. Naargelang van het gehalte van de dichter en zijn verzen,
| |
| |
neemt het belang van de tekst toe en meteen de relatie tussen tekst en voorstelling, tussen woord en beeld.
Het verdient derhalve aanbeveling dat het beeld in samenhang met het woord wordt beschouwd. Om dit woord op het spoor te komen echter, is het onontbeerlijk bij de beschrijving van prenten de bijschriften in extenso weer te geven en in een register te ontsluiten. Eenieder die zich met dit soort grafiek heeft beziggehouden, weet dat dit helaas al te zelden is geschied. Hoogstens is het ‘incipit’ soms ook het ‘explicit’ gegeven - wat al een onschatbare hulp betekent, een enkele keer de volledige tekstGa naar voetnoot6. Krijgt de tekst nauwelijks de aandacht van de kunsthistoricus, hij krijgt er niet meer van de filoloog en de bibliograaf. Van geen van beiden verwacht men dat zij zich met grafisch werk zouden inlaten. Alleen wanneer een reeks prenten tot een ‘boek’ met titelblad is gebundeldGa naar voetnoot7 en aldus als een bibliografische eenheid is te beschouwen, kan men ze ‘bibliografisch’ en bijgevolg in bibliotheekcatalogi ontmoeten. De toevallige omstandigheid - al of niet gebundeld en gebonden, al of niet met titelblad - mag evenwel niet het criterium vormen om een reeks prenten een ‘boek’ te heten en aldus te behandelen, al was het maar omdat dit een verschillende behandeling van een gelijkaardig document
impliceert.
Opname van de volledige bijschriften in de oeuvrecatalogi van de kunstenaars zou van deze publikaties een nieuwe bron voor het literatuuronderzoek maken. Immers, lang niet alle van deze verzen zijn - voor zover ze al bekend zijn - in de tekstuitgaven van hun respectieve auteurs opgenomen. Van Hadrianus Junius weet men dat een aantal verzen die als bijschriften op prenten hebben gediend, verschenen is in het postuum uitgegeven Poematum liber primus (Leiden, 1598), en van Cornelis Kiliaan zijn de meeste gedichten naar een vroeg zeventiende-eeuws handschrift een eeuw geleden gepubliceerdGa naar voetnoot8. Maar voor vele dichters is dit niet het geval. Zij hebben zich ook niet steeds op een expliciete wijze kenbaar
| |
| |
gemaakt; soms staat hun naam afgekort of als een monogram op één van de bladen uit een reeks; soms ook is de tekst niet gesigneerd.
Veelal is niet bekend dat bepaalde auteurs zich ook bezondigd hebben aan het schrijven van enkele verzen ter illustratie van albeeldingen op prenten, want in hun levensbeschrijvingen wordt hiervan haast nooit gewag gemaakt. Niet dat het allemaal zéér belangrijk is: de humanisten hebben dit soort poëzie ongetwjfeld als beuzelarij of als tijdverdrijf beschouwd, het was zelfs een mode onder de humanisten geworden. Toch zijn deze vergeten of onbekende verzen van Alciatus, Arias Montanus, Beyerlinck, Bochius, Favolius, Gevartius, Giselinus, Junius, Lampsonius, Raphelengius, Schonaeus, Utenhovius - om slechts dezen als resultaat van een eerste zeer beperkt onderzoek te noemen - het waard in het licht te worden gegeven, liefst rechtstreeks in verband met de afbeeldingen waarvoor ze gemaakt zijn. Ook de anonieme gedichten of die welke reeds bekend zijn, verdienen in hun oorspronkelijke context te worden geplaatst.
Dit opstel wil een eerste stap zijn ter aanvulling van de biblograiie van Hugo Favolius, twintig jaar geleden in de Bibliotheca Belgica verschenenGa naar voetnoot9.
* * *
Over de arts Hugo Favolius (1523-1585), uit een Italiaanse vader te Middelburg geboren en ingezetene te Antwerpen, is niet zo heel veel bekendGa naar voetnoot10. Hij studeerde medicijnen te Padua maar we blijven in het ongewisse over het tijdstip waarop hij zijn doctorsdiploma behaalde en zich te Antwerpen vestigde. Misschien is dit laatste in het midden van de jaren zestig gebeurd: van 1564 af immers duikt zijn naam regelmatig op in het Antwerpse Stadsarchief. Het jaar tevoren verscheen van hem te Leuven het reisverhaal in verzen over zijn tocht naar Constantinopel ongeveer twintig jaar vroeger ondernomenGa naar voetnoot11. In die hele tussentijd, van 1546 tot 1563, is van Favolius geen spoor te bekennen.
Na het Hodoeporicon volgen in de jaren '70 tot aan zijn dood nog een paar kortere, actueel gebonden teksten in het Nederlands, een geogra- | |
| |
fisch handboek in verzen bewerkt naar OrteliusGa naar voetnoot12, en nog enkele kortere of langere gedichten in het werk van andere auteurs opgenomenGa naar voetnoot13. In 1574-1576 is hij achttien weken proeflezer geweest bij PlantijnGa naar voetnoot14. Dit heeft hem ongetwijfeld in contact gebracht met andere humanisten en schrijversGa naar voetnoot15 die bij de drukker aan huis kwamen, maar ook met de wereld van de prenthandel, de kopergraveurs en de prentenuitgevers. Ook Philips Galle behoorde tot Plantijns vriendenkring en hij zal blij geweest zijn - zo kunnen wij liet ons voorstellen - iemand te ontmoeten die hem Latijnse
bijschriften in dichtvorm voor zijn prenten kon leveren.
Tot nu toe zijn mij negen prenten of prentenreeksen met tekst van Favolius bekend, de heruitgaven niet meegerekend. Zij zijn meestal ongedateerd; de oudst gedateerde is van 1574, de jongste (eerste uitgave) van 1581. Als uitgevers treden een eerste maal op Peeter Baltens, Philips Galle, Gerard de Jode en Johannes Sadeler I. Peeter Baltens alias Custodis (ca. 1528-1584), zoals hij in de archiefdocumenten wordt genoemd, staat in 1577 als graveur en plaatdrukker bij Plantijn vermeldGa naar voetnoot16. Vóór die tijd wordt hij slechts schilder genoemd en is er geen graveerwerk van hem bekendGa naar voetnoot17. Hieruit is af te leiden dat Baltens zich waarschijnlijk pas op het eind van zijn levenGa naar voetnoot18 met graveren heeft ingelaten. Philips Galle (ca. 1564-1612) heeft zich omstreeks het midden van de jaren zestig te Antwerpen als prentenuitgever en - handelaar gevestigd. Bij zijn overlijden wordt de zaak voortgezet door
zijn zoons Theodoor († 1633) en Corne- | |
| |
lis I († 1650) en zijn kleinzoons Joannes († 1676) en Cornelis II († 1678)Ga naar voetnoot19. Gerard de Jode(ca. 1509-1591), hoewel ook zelf graveur, zou zich vooral op de prenthandel hebben toegelegd, meer bepaald van 1572 tot aan zijn doodGa naar voetnoot20 Johannes Sadeler I (1550 - ca. 1600) wordt in 1572 in de Sint-Lucasgilde opgenomen maar is omstreeks 1586 naar Duitsland uitgewekenGa naar voetnoot21.
Van een paar reeksen bestaat er een heruitgave; éénmaal treffen wij voor een zelfde tekst twee uitvoeringen naar twee verschillende ontwerpen aan: het Speculum vitae humanae is èn door Gérard GroenningGa naar voetnoot22 en door Maarten de VosGa naar voetnoot23 getekend. Eén blad behoort eerder tot de historieprenten (nr. 9): bij de afbeelding van een gestrande walvis staat een heel verhaal dat Favolius in verslagtoon heeft geschreven en dat in zetwerk is uitgevoerd. Met uitzondering ook van deze laatste prent, zijn al de overige bladen allegorische of mythologische voorstellingen waar Latijnse disticha of kwatrijnen bij horen. Om uiting te geven aan de manier waarop de dichter zijn taak opvatte, signeerde hij op variërende wijze: ‘Hugo Favolius canebat of accinebat of nog ludebat’: hij maakte verzen voor zijn plezier.
Een uitvoerige beschrijving met tekstuitgave van al de Favolius-bladen zou de omvang van een artikel in deze feestbundel ver overschrijden. Daarom beperk ik er mij toe dit hier slechts voor één reeks (nr. 2, niet in HollsteinGa naar voetnoot24) te doen bij wijze van voorbeeld - eerder van voorstel - waarop aanmerkingen en suggesties in dank zullen worden aanvaard. Voor het overige biedt de lijst die hieronder volgt, niet meer dan een bondige beschrijving van de bladen en de exemplaren die ik tot nu toe in een (vrij beperkt) aantal prentenverzamelingen heb aangetroffen. Aangezien de tekst het uitgangspunt voor dit onderzoek vormde, zijn de prenten alfa- | |
| |
betisch naar de titels - oorspronkelijke of gesmede - gerangschikt, en niet naar graveur of uitgever zoals gebruikelijk.
1. | Artes practicae, manuales et honestae
Reeks van acht genummerde burijngravures (205 × 247 mm) naar [Maarten van Cleve] door [Philips Galle] gegraveerd, 1574. Latijnse kwatrijnen, gesigneerd: Hugo Fauolius caneb.
I. Uitgegeven door Philips Galle in 1574. Gesigneerd en gedateerd: Phls Galle excudebat // 1574.
II. Uitgegeven door Joannes Galle in 1638. Gesigneerd: Ioan. Galle excud.// F. Floris invent. Opgenomen als nr. 6 in de bundel Speculum diversarum imaginum speculativarum van 1638Ga naar voetnoot25.
Allegorische voorstelling, in de gedaante van een vrouw in een landschap of binnenskamers, van de menselijke werkzaamheden. De vierregelige bijschriften zijn deels beschrijvend, deels informatief. Nopens de toeschrijving aan M. van Cleve als inventor, leze men bij H. Mielke en C. van de Velde. De titel is aan de uitgave van Joannes Galle ontleend.
Lit.: Niet in Hollstein C. van de Velde, Frans Floris 1519/20-1570. Leven en werken, Brussel, Koninklijke Academie voor wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, 1975, vnl. p. 32, 93-94, 105, 108, 428-429 nr. 124-131 (Verhandeling Klasse der Schone Kunsten jg. 37, nr. 30). H. Mielke, Antwerpener Graphik in der 2. Hälfte des 16. Jahrhunderts. Der Thesaurus Veteris et Novi Testamenti des Gerard de Jode, 1585, und seine Künstler, in: Zeitschrift für Kunstgeschichte, 38, München-Berlin, 1975, p. 29-83, vnl. p. 58.
Ex.: I. o.m. Amsterdam, Rijksprentenkabinet, Galle Ph., doos 137b. Antwerpen, Stedelijk Prentenkabinet, F II/G 249-255 (bll. 1, 5 en 6 ontbreken; 2 exx van bl. 3; op. bl. 1 in inkt F. FLORIS INV). Darmstadt, Hessische Landes- und Hochschulbibliothek, 31 A 282 (gebonden, afkomstig uit een convoluut, met de hand gefolieerd 170-177; bl. 1 ontbreekt). Vatikaanstad, Biblioteca Apostolica Vaticana, Stampe V. 75 (37-41) & V.77 (167, 168) (resp. bll. 4-8, 1 & 2), Würzburg, Martin von Wagner Museum der Universität, Graphische Sammlung, N 121. - II. o.m. Antwerpen, Stedelijk Prentenkabinet, F III/G 345-352 (bl. 7 en 8 ontbreken; 2 exx. van bil. 5 en 6, één vermoedelijk van de eerste staat). Brussel, Koninklijke Bibliotheek. Prentenkabinet, Cort C. fo (enkel bl. 7). Coburg, Veste, Kupferstichkabinett, Kp. B 766 (bl. 4 ontbreekt). New York, New York Public Library, Aster Lenox and Tilden Foundations, Prints Division, MEB + 1638. |
2. | [Quatuor Culturae]
Reeks van vier genummerde burijngravures (ca. 210 † 255 mm), niet gesigneerd, noch gedateerd. Latijnse kwatrijnen, bl. 1 rechts onderaan gesigneerd: Hugo Fauolius accinebat. Enige staat bekend.
Beschrijving. Allegorische voorstelling van de verheerlijking van het vlees, de wereld, de duivel en van Christus, 1. Cvltvra carnis: een paar dat elkaar omhelst, gezeten |
| |
| |
Brussel, Koninklijke Bibliotheek, Prentenkabinet, Cultura carnis, eerste van vier bladen, niet gesigneerd. De Latijnse verzen zijn van Hugo Favolius (Sterk verkleind).
| aan een gedekte tafel in gezelschap van Venus en Cupido links. Gula, Voluptas en Caro rechts; links een doorzicht op een burcht en een tentenkamp met, zwevend in de lucht, Infamia. 2. Cvltvra mvndi: links, op een verhoging gezeten, Mundus, in de gedaante van een gebaard man met op het hoofd de wereldbol; vóór hem Avaritia, een niet geïdentificeerd personage en Ambitio; rechts op de achtergrond een burcht en, in de lucht zwevend, Fama. 3. Cvltvra diaboli: vóór de duivel, gezeten op een enorme wereldbol met scepter en doodshoofd in de handen, ligt geknield Alterius Prosperitas, een mannenfiguur met ‘rugtas’; rechts van hem Invidia met slangen getooid, links vóór een pauw Superbia die Alterius Prosperitas een diadeem van pauweveren boven het hoofd houdt; op de achtergrond links een stadsgezicht, rechts een tempel in aanbouw en bergen, 4. Cvltvra Christi: in de linkerbovenhoek is Christus met scepter en wereldbol op de wolken gezeten; in het midden Bonus Genius die, door een engel bij de hand geleid, een geldstuk in de bedelnap van een bedelaar werpt, terwijl hij Peccatum, met bokshoornen en -poten, met de voeten treedt; rechts Mali odium met een lange lans; op de achtergrond een groot renaissancegebouw.
In beeld gebracht zijn de zinnelijke begeerte, de drankzucht en de uitspatting, de wereldse begeerten naar geld, ambitie en roem; de duivel in slangevel gehuld zoekt aan het vlees te knagen; maar uiteindelijk is Christus de enige veilige, heilzame weg.
|
| |
| |
| Tussen de tweemaal twee regels in een cursieve letter, staat de nummering in Arabische cijfers. Enkel het eerste blad vertoont de naam van de dichter. |
Non tantum ira Deum, non tantum tela nec hostis,
Quantum sola nocet animis illapsa Libido
Ebrietas cui fides comes, cui Luxus et alma
Est Venus et nigris volitans Infamia pennis.
Tristis avaritiae rabies nummique cupido
Et levis Ambitio, perfusaque Gloria fuco
Ad praedam, strepitumque lucri suffragia vertunt.
Sic manifesta patet falsi fallacia mundi.
Qui genus hoc inter vitae versatur ut atra
Fortunae invidiam consanguinitate ligant,
Demon erat, vacua dentes in pelle fatigans
Et tacitus quaerens quam posset rodere carnem.
Tutius at nihil est, bene quam munita tenere
Edita doctrina divorum, reddere iustum est
Peccatis veniam poscent, haec una salutis
Est via, linque malum, et virtutem amplectere felix.
| Commentaar. Een oudere aantekening bij het Rotterdamse exemplaar maakt gewag van Maarten van Heemskerck als mogelijke inventor en van Harmen Muller of Philips Galle als graveur; hierbij wordt uitgegaan van de inventaris van Theodoor GalleGa naar voetnoot27 waarin o.m. ‘de vier complecxen Hemskerck vier platen’ voorkomen; hiermee worden evenwel de vier temperamenten bedoeld wat niet met onze vier ‘culturae’overeenstemt. In de auctiecatalogus van Sotheby wordt het ontwerp aan Maarten de Vos toegeschreven en de gravure aan Ph. Galle. Een stijlkritisch onderzoek vermag wellicht hier een uitspraak te doen.
Lit.: Niet in Hollstein. Catalogue Sotheby, auction sale 26 October 1964, nr. 4.
Ex.: o.m. Brussel, Koninklijke Bibliotheek, Prentenkabinet, 1 Galle Ph. fo, s.V 89965-89968; 2. Galle Ph., 4o Cultum. Rotterdam, Museum Boymans-Van Beuningen, Prentenkabinet, Galle Ph., doos 7, 25914-917 (Coll. Friedrich von Sachsen). Vatikaanstad, Biblioteca Apostolica Vaticana, Stampe V.75 (35: bl. 2), Stampe V.77 (169: bl 3), Stampt V.73 (87: bl. 4). |
| |
| |
3. | De Deis Gentium Imagines Aliquot Iconicae
Reeks van 29 ongenummerde bu rijngravures (ca. 132 × 82 rum) + tilelprent (145 × 92 mm) door Philips Galle gegraveerd, 1581. Latijnse disticha; op het titelblad: Imagines... ab Hug. Favolio ilustratae.
Uitgegeven door Philips Galle in 1581 als boek: op de rectozijde van de twee eerste bladen de gegraveerde titel en een opdracht aan Carolus de Lathem in zetwerk.
Negenentwintig goden en godinnen zijn naar het leven en met hun attributen voorgesteld tegen een eenvoudige achtergrond. De tweeregelige verzen zijn beschrijvend.
Lit.: Holistein, VII, p. 79, 352-380. Bibliotheca Belgica, F 91.
Ex. o.m. Brussel, Koninklijke Bibliotheek, Kostbare Werken, II 76.001 A LP (bll. 5 en 6 ontbreken; gebonden). München, Staatliche Graphische Sammlung, Galle Ph., 508 II, 37889-37917. Parijs, Bibliothèque nationale, Cabinet des Estampes, Ec. 67d fol. Rotterdam, Museum Boymans-Van Beuningen, Prentenkabinet, Galle Ph., doos 4, H 352-380. Washington D.C., Folger Shakespeare Library, PN 6349 B 789 PG 1627 Cage/2. |
4. | [Iustitia et Pax]
Burijngravure (335 × 440 mm) naar Maarten de Vos door Hieronymus Wierix gegraveerd, [ca. 1578?). Drie Latijnse kwatrijnen, gesigneerd: Hugo Fauolius.
Enige staat bekend, door Peeter Baltens uitgegeven. Gesigneerd: P. BALTE EXC. // M.D. VOS IV. en IH. W.
Allegorische voorstelling van de rechtvaardigheid en de vrede in de gedaante van twee vrouwenfiguren. Overeenkomstig de datering van een blad met hetzelfde thema door MielkeGa naar voetnoot28, kan ook deze prent van Wierix bij benadering worden gedateerd.
Lit.: Tekeningen en prenten uit Antwerpens Gouden Eeuw. (Tentoonstelling) 22 dec. 1979-27 jan. 1980 [te| Nijmegen, Dordrecht, Haarlem, Bergen op Zoom, Sint-Pieters-Jette, 1980, nr. 139. M. Mauqouy-Hendrickx, Les estampes des Wierix, II, Bruxelles, 1979, nr. 1397 (=Alvin, 1509); nog andere exx. geciteerd.
Ex.: o.m. Antwerpen, Stedelijk Prentenkabinet, F III/G 719, 19654. Firenze, Galleria Degli Uffizi, Gabinetto Disegnie Stampe, 8682 st vol. |
5. | [Minerva cum adolescente]
Burijngravure (ca, 475 × 350 mm) naar Joannes Martinus Stella door Jan Wierix gegraveerd, [vóór 1580]. Twee disticha en één kwatrijn, in het Latijn, gesigneerd: Huge Fauoli.
I. Gesigneerd IH. W.
II. Uitgegeven door Peeter Baltens. Gesigneerd: Ioanni // Martini Stella // inuentor, Peter // Baltens // excud., IH. W.
III. Uitgegeven door Jan-Baptist Vrints. Gesigneerd: Ioan. Baptista Vrints excud De kleinere koperplaat (43 × 266 mm) met het kwatrijn is hier afgesneden. De begeleidende tekst verduidelijkt wel het lot van de jonge man die bijgestaan wordt door Minerva en belaagd door Paupertas, maar geeft niet zijn naam.
|
| |
| |
| Lit.: Mauquoy-Hendrickx, op. cit., II, nr. 1595 (=Alvin, 1427). Idem, Les modèles italiens des Wièrix, in: Relations artistiques entres les Pays-Bas et l'Italie à ta Renaissance. Etudes dédiées à Suzanne Sulzberger, Bruxelles-Rome, 1980, p. 163-177, vnl. p. 166-167.
Ex. I. Luik, Universiteit, Services des Collections artistiques et des Musées (ex onder de ovaal afgesneden; niet gezien), II o.m Brussel, Koninklijke Bibliotheek, Prentenkabi net, Wierix J. plo, F 31505 (ex. Christopher Mendez, Londen). Firenze, Galleria Degli Uffizi, Gabinetto Disegnie Stampe, 10084 st. vol. III. o.m. Brussel, Koninklijke Bibliotheek, Prentenkabinet, Wierix J. plo s. II 136337. |
6. | [Octo Elephanti]
Ets (399 × 542 mm), getekend en [gegpiveerd?] door Gerard Groenning. Achtregelige tekst in het Latijn over drie kolommen, gesigneerd: Hugo Fauolius ad tabellam Ludebat. Enige staat bekend. Gesigneerd: Hunc celeri dextra Groeningus fortè Gerardus // Pinxerat... (r. 6-7). Beschrijving naar Wurzbach en mededelingen mij door Dr H. Mielke (Berlijn) welwillend verstrekt, waarvoor ik hem hier gaarne dank zeg.
Lit.: A. von Wurzbach, Niederländisches Künstlerlexikon, Amsterdam, 1963 (Nachdruck der Ausgabe 1906-1911), II, p. 301, 1 Thieme-Becker, XV, 1922, p. 70.
Ex.: Dresden, Staatliche Kunstsammlungen, Kupferstichkabinett. Wenen, Albertina (geen van beide gezien). |
7. | Passio verbigenae quae nostra Redemptio Christi, nos ducit ad summi tecta paterna poli
Reeks van dertien burijngravures + titelprent (161 × 113 mm) naar Marcus Gheeraerts door [Joannes Sadeler I] gegraveerd, z.j. Op het titelblad een zesregelige tekst gesigneerd: D. Favol: canebat.
Enige staat bekend, uitgegeven door Joannes Sadeler I. Gesigneerd. IOAN: SADLER EXCVD: MARC: GERAERD: FIGVR:
De dertien passietaferelen, in een grote ovaal met renaissanceornamenten, vertonen geen tekst.
Lit.: Holistein, VII, p, 102, 87-99; XXI, p. 114, 207-220; XXII, p. 124, afb. 207, 208, 216. E. Hodnett, Marcus Gheeraerts the elder of Bruges, London and Antwerp, Utrecht, 1971, p. 60-61, 72.
Ex.: o.m. Antwerpen, Stedelijk prentenkabinet, F I 106/2-9 (het titelblad en vier bladen onbreken). Brussel, Koninklijke Bibliotheek, Prentenkabinet, 1. Geeraerts M 4o, s. II 91279-91291 (het titelblad ontbreekt; twee exx. van vijf bll.); 2. II 71138 B (gebonden in rood marokijn, gesigneerd HARDY-MENNEL). Firenze, Galleria degli Uffizi, Gabinetto Disegni e Stampe, 9330-9343 st. vol. |
8. | Speculum vitae humanae
A. Reeks van tien genummerde burijngravures (ca. 200 × ca. 240 mm) getekend en gegraveerd door Gerard Groenning, z.j. Disticha in het Latijn cn het Frans, gesigneerd: H. fauolius ludebat.
I. Uitgegeven door Philips Galle. Gesigneerd; Ger Groningus Inuen. faciebat // P Galle excude.
|
| |
| |
| II. Uitgegeven door Carel Collaert. Gesigneerd: Carolus Collaert excudit.
Lit.: Niet in Hollstein. Wurzbach, II, p. 301, 2 Nagler, Die Monogrammisten, II, München, 1860, 2908.
Ex: I. o.m. Brussel, Koninklijke Bibliotheek, Prentenkabinet, Paludanus van Groeningen G. 4o s. IV 3119-3124, s V 90105-90107 (bl. 2 ontbreekt; in een album gemonteerd), Firenze, Galleria Degli Uffizi, Gabinetto Disegnie Stampe, 10330-10339 st vol. New York, New York Public Library, Prints Division, Stauffer coll., XVI cy. Van Groeningen, Paludanus. Vatikaanstad, Biblioteca Apostolica Vaticana, Stampt V.77 (175-185). - II. o.m. Antwerpen, Stedelijk Prentenkabinet, Groeningen, F III/ 181bis 1-20.
B. Reeks van tien genummerde burijn gravures + titelprent (ca. 150 × 111 mm), naar Maarten de Vos door [Gerard de Jode?] gegraveerd, z.j. Latijnse disticha, niet gesigneerd, zoals in A.
I Uitgegeven door Gerard de Jode. Op het titelblad: Antverpiae // Excudebat Gerardus de Iode.
II. Uitgegeven door Theodoor Galle. Op het titelblad: Antverpiae // Excudebat Theodorus Gallaeus // M. de Vos inuentor.
Lit.: Hollstein, IX p. 201, 79-89.
Ex. I o.m. Rotterdam, Museum Boymans-Van Beuningen, Prentenkabinet, Jode J. & P. de. Wolfenbüttel, Herzog August Bibliothek, 24.1 Geom, fo(16) (in convoluut).-II. o.m. New York, New York Public Library, Prints Division, MEPC, T. Galle. Allegorische voorstelling van de tien leeftijden, in de gedaante van een mannenfiguur, binnenskamers of in open lucht. De titel is ontleend aan B. Hetzelfde thema is hier door andere kunstenaars in beeld gebracht. De Latijnse bijschriften zijn, behoudens enkele wijzigingen, dezelfde. |
9. | Het waerachtich oonterfetjtsel en afmetinghe van desen walvisch, ghevanghen den 2. Iuli. 1577
Twee burijngravures (218 × 337; 57 × 207 mm) onder elkaar, naar Willem van den Broecke alias Paludanus door Peeter Baltens gegraveerd, [1577]. Legende over drie kolommen, resp. 7, 6 en 10 regels. Langs de onderzijde is een ander blad vastgehecht (155 × ca. 352 mm) met een Nederlandse, een Latijnse en een Franse tekst, resp. over 33, 30 en 32 regels, in zetwerk, door Gerard Smits te Antwerpen gedrukt. Gesigneerd: Ende dit ghecolligeert H. Fauolia, en: Haec [o]biter Favolia. In de Nederlandse tekst, r.23-25:... geconterfeyt ende gemeten op den vierden Julij 1577. By Guilliamo vanden Broecke, altas Paludanus, beeltsnijder, ende ghesneden by Peeter Baltens. In de Latijnse en de Franse tekst wordt alleen de eerste genoemd: Gulielmus Paludanus Statuarius, en Guillaume de Palude sculpteur. Gelegenheidsuitgave naar aanleiding van een in de Schelde gestrande walvis.
Lit.: E. Cockx-Indestege, Een walvis gestrand in de Schelde boven Antwerpen op 2 juli 1577, in: Noordgouw, VI, 1966, p. 73-90.
Ex.: Brussel, Koninklijke Bibliotheek, Handschriftenkabinet, hs. 7563-67, f. 100 (in een 17de-eeuwse kroniek van Antwerpen door Louis van Caukercken). |
Oktober 1982
| |
| |
| |
Zusammenfassung
Der flämische Humanist von italienischer Geburt Hugo Favolius (1523-1585), ein in Antwerpen ansässiger Arzt, ist nicht nur der Verfasser einer Reisegeschichte nach Konstantinopel und einiger anderen Schriften (siehe Bibliotheca Belgica III, S. 9-16), sondern auch der Autor von lateinischen Versen die zur Beschriftung und Erläuterung von Stichen dienten. Vermutlich entstanden diese Distichen und Quatrains meistens auf die Bitte des Stichverlegers. In vielen Fällen trägt der Text, insbesondere als Beschriftung von Allegorien, zur Aufklärung bei, und oft ist er sogar von wesentlicher Bedeutung für ein richtiges Verständnis der Darstellung. Favolius ist einer in der langen Reihe von Humanisten die man auf den flämischen graphischen Blättern des 16. und 17. Jahrhunderts trifft. Die Absicht dieses Beitrags ist zweifach: einerseits die weniger bekannten Tätigkeiten des Favolius zu beleuchten, andrerseits die Kunsthistoriker dazu aufzufordern, bei der Beschreibung der Stiche eines Künstlers in einem ‘Catalogue raisonné’ auch die Beschriftungen vollständig wiederzugeben.
|
-
voetnoot1
- Enkele jaren geleden heb ik dit onderzoek in de belangrijkste collecties in binnenen buitenland aangevat met het oog op de intussen verschenen Bio-bibliografie van Cornelis Kiliaan, door L. Van Den Branden, E. Cockx-Indestege en F. Slllis, Nieuwkoop, 1978 (Bibliotheca Bibhographica Neerlandica XI); een supplement hierop is in voorbereiding.
-
voetnoot2
- Wat volgt is voor een gedeelte de tekst van een lezing voor de leden van de Maatschappij der Antwerpsche Bibliophilen te Antwerpen op 21 maart 1982 gehouden - Bijzonder interessant in dit verband is de tentoonstellingscatalogus in het Belgisch Huis te Keulen in oktober 1981, Wort und Bild. Buchkunst und Druckgraphik in den Niederlanden im 16 und 17. Jahrhundert. Konzept: H.-J. Raupp, Sint-Pieters-Jette, 1981.
-
voetnoot3
-
I. Veldman, Maarten van Heemskerck and Dutch humanism in the sixteenth century, Maarssen, 1977. Idem, Seasons, planets and temperaments in the work of Maarten van Heemskerck. Cosmo-astrological allegory in sixteenth-century Netherlandish prints, in: Simiolus, 11, 1980, p. 149-176.
-
voetnoot4
- Cfr. L. de Pauw-de Veen in de tentoonstellingscatalogus Hieronymus Cock, prentenuitgever en graveur, 1507?-1570, Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, 1970, p. IX.
-
voetnoot5
-
A.J.J. Delen, Histoire de la gravure dans les Anciens Pays-Bas & dans les provinces belges, II, 2, Paris, 1935, p. 95, 163. L. Voet, The Golden Compasses, I. Amsterdam, 1969, chapter 12: The Plantin House as a Humanist Centre, p. 362-395.
-
voetnoot6
- Ik denk hierbij aan de zoëven geciteerde catalogus over H. Cock, aan C. van de Veldes monografie over F. Floris, aan de Catalogue raisonné van de Gebroeders Wierix door M. Mauquoy-Hendrickx, aan I. O'Dell.- Franke die in haar Kupferstiche und Radierungen aus der Werkstatt des Virgil Solis (Wiesbaden, 1977) de bijschriften integraal mèt vertaling opneemt maar niet aan een register heeft gedacht, en ten slotte aan de laatste delen van Hollstein.
-
voetnoot7
- Een paar voorbeelden hiervan in de Bio-bibliografie van Cornelis Kiliaan, nr. 43-53.
-
voetnoot8
-
Kilianus Latijnsche gedichten. Uitgegeven en met een levensbericht voorzien door Max Rooses, Antwerpen, 1880 (Maatschappij der Antwerpsche Bibliophilen, 6).
-
voetnoot9
-
E. Cockx-Indestege, Hugo Favolius, in: Bibliotheca Belgica, Bruxelles, 1963, 227e-228e livr., F 87-F 92; in de heruitgave, Bruxelles, Culture et Civilisation, 1964, III, p. 9-16.
-
voetnoot11
-
Hodoeporici Byzantini libri III. Zie Bibliotheca Belgica, F 88. Cfr J.C.G. Boot, Over H. Favolius en zijn Latijnsche gedichten, in: Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Akademie van Wetenschappen, Afd. Letterkunde, 2de r., dl.7 (Amsterdam) 1878, p. 215-233.
-
voetnoot12
-
Bibliotheca Belgica, F 89, F 90, F 20. Zie ook W. Ludwig, Die poetischen Beschreibungen des Herzogtums Wirtemberg durch Hugo Favolinus und Nikolaus Reusner, in: Zeitschrift für Württembergische Landesgeschichte, 36, 1977 (versch. 1979), p. 96-113.
-
voetnoot13
-
Bibliotheca Belgica, F 92, III. Hieraan is toe te voegen een veertienregelig gedicht, gedateerd Antwerpen, 1584, in: Symbolum Jacobi Monawi... Gorlicii, Johannes Rhamba, 1595, p. 76-77 (ex. Gent, UB, BL 1653).
-
voetnoot14
-
Museum Plantin-Moretus Antwerpen, Archief 23, fo 26ro en 32, fo 261ro. Cfr Voet, op.cit., II, 1972, p. 177.
-
voetnoot15
- Zoals Abraham Ortelius in wiens album amicorum Favolius in 1574 een gedicht schreef. Zie de uitgave door Jean Puraye in De Gulden Passer, 45, 1967, p. 105vo106ro; 46, 1968, p. 81.
-
voetnoot16
-
Museum Plantin-Moretus Antwerpen, Archief 41, schutblad rovo.
-
voetnoot17
-
A. Rouzet, Dictionnaire des imprimeurs, libraires et éditeurs des XVe et XVIe siècles dans les limites géographiques de la Belgique actuelle, Nieuwkoop, 1975, p. 5, kol. 1 (Nationaal Centrum voor de archeologie en de geschiedenis van het boek, III). Cfr U. Thieme & F. Becker, Allgemeines Lexikon der bildenden Künstler, II, Leipzig, 1908, p.425-426.
-
voetnoot18
- Hij moet overleden zijn tussen 11 juni en oktober 1584. Zie Stadsarchief Antwerpen, SB 377, fo 7rovo en A 4833, fo 305ro.
-
voetnoot19
-
J.J.P. van den Bemden, De familie Galle: plaetsnyders van het laetst der XVIe en de eerste helft der XVIIe eeuw, Antwerpen, 1863. Thieme-Becker, XIII, 1920, p. 105-106, Rouzet, op.cit., p. 67-68.
-
voetnoot20
-
Thieme-Becker, XIX, 1926, p. 30-31 Rouzet, op. cit., p. 105-106.
-
voetnoot21
-
Thieme-Becker, XXIX, 1935, p. 300-301. Hollstein, XXI-XXII, 1980, p. 83 (Compiled by D. de Hoop-Scheffer).
-
voetnoot22
-
Thieme-Becker, XV, 1922, p. 70-71 s.v. Groenning, Gerard P. ten onrechte Paludanus geheten. De in 1975 aangekondigde studie over Gerard Groenning door Hans Mielke is voor zover mij bekend, nog niet verschenen.
-
voetnoot23
- Het aangekondigde werk van Horst Schweigert, Das graphische Werk des Maarten de Vos (Graz) is nog steeds niet verschenen.
-
voetnoot24
-
F.W.H. Hollstein, Dutch and Flemish etchings, engravings and woodcuts, ca. 1450-1700, Amsterdam, [1949.].
-
voetnoot25
- 25 Deze bundel vormde het uitgangspunt voor de hierboven vermelde lezing (zie noot 2). T.z.t. hoop ik aan het hele Speculum een onderzoek te wijden.
-
voetnoot26
- In tegenstelling tot de signering van de kunstenaars en van de tekstschrijver wordt de tekst niet diplomatisch getranscribeerd maar uitgegeven volgens de aanbevelingen door J. IJsewijn in zijn Companion to Neo-Latin studies (Amsterdam-New York-Oxford, 1977) verstrekt. Een vertaling zal samen met uitvoerige beschrijving van al de bladen worden gegeven.
-
voetnoot27
-
J. Denucé, Prentenhandel Theodoor Galle en Catharina Moerentorf; inventaris aan 1636, in; Antwerpsch Archievenblad, 2de r., 2, 1927, p. 136-151, vnl. p. 140.
-
voetnoot28
-
Mielke, op. cit., p.50-51: dit blad is aan Ambrosius Francken toegeschreven; de bijhorende tekst is niet van Favolius.
|