De Gulden Passer. Jaargang 61-63
(1983-1985)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 461]
| |
De plaats van Jacob van Deventer in de cartografie van de 16de eeuw.Ga naar voetnoot*
| |
[pagina 462]
| |
Jacob van Deventer (de of a Daventria) werd dus geboren te of in de streek van Deventer, Nederland, tussen 1500 en 1505 en stierf te Keulen, Duitsland, begin mei 1575Ga naar voetnoot2. Een confirmatie van de ouderdom van de cartograaf menen wij te vinden in een brief van Viglius aan Hopper, Antwerpen, 28 augustus 1570Ga naar voetnoot3. Over zijn oorsprong en loopbaan bestaat zeer wein ig informatie; over zi jn werkzaamheid als cartograaf en topograaf weten wij meer omdat door een gelukkig toeval een groot deel van zijn cartografisch werk bewaard werd en ook tal van vermeldingen in verband hiermede. Op 24 april 1520, gedurende het tweede rectoraat van Nicolaus Coppin, uit Bergen (Mons), Henegouwen, werd dus ingeschreven als student aan de universiteit te Leuven: Jacobus de DaventriaGa naar voetnoot4, Dit zeer beknopt gegeven is wellicht te verklaren door zijn onwettige geboorte, schijnbaar als zoon van een geestelijke ‘von einer verdambter gepurt geboren’, zoals zijn levensgezellin Barbara Smets uit Mechelen het verklaarde in september 1577 voor de magistraat van Keulen toen ze aanspraak maakte op een deel van de nalatenschap van de cartograaf. Jacob's vader zou kunnen een pater zijn die Roeloff van Deventer heetteGa naar voetnoot5. Buiten zijn inschrijving te Leuven, weten wij niets over zijn studies en de eerst daaropvolgende jaren. In het stedenboek van Braun en HogenbergGa naar voetnoot6, komt in het commentaar bij de plattegrond van Deventer (Daventria) de vermelding dat J. van Deventer, uit deze stad afkomstig, eerst de medicijnen had beoefend en vervolgens de wiskunde, en vooral de geografie dusdanig beoefende dat hij onder de eersten als cosmograaf van Filips II, een jaargeld genootGa naar voetnoot7. Dit is de enige tot hiertoe gekende vermelding van zijn bedrijvigheid als arts die zijn cartografische activiteiten zou voorafgegaan zijn. Deventer zou dus ook zoals zijn jongere landgenoot Gemma Frisius ‘medicus ac mathematicus’ geweest zijn. Waar en wanneer hij de medicijnen beoefende, weten wij niet. Het kon te Leuven | |
[pagina 463]
| |
zijn. De kennis van zijn inschrijving te Leuven bijna 6 jaar vroeger dan Gemma verplicht ons tot de veronderstelling dat de Fries niet noodzakelijk de leermeester van Deventer is geweest wat de mathematica en de cartografie betreft, maar dat hij te Leuven - eventueel elders - een leermeester in dit vak heeft gevonden die ouder was dan Gemma en die zou kunnen geweest zijn hetzij Johannes Nys Driedo of Driedoens uit Turnhout, hetzij Henricus a Fine uit Lier, hetzij Albertus Pigghius uit Kampen, hetzij een andere tijdgenootGa naar voetnoot8. Hier tasten wij volledig in het duister, wat verder onderzoek noodzakelijk maakt. Het volgende gegeven - volgens van 't Hoff, het vroegste bericht -is dat Jacob op 20 december 1536 een kaart van Brabant aanbood aan de Raad van BrabantGa naar voetnoot9, Hij had toen de - voorlopig - oudste betrekkelijk gedetailleerde en nog al correcte kaart van een nog al uitgebreid Nederlands gebied verwezenlijkt met behulp van opnamen ter plaats, een soort triangulatie. Hij kon toen reeds deze methode toepassen die men tot in de laatste jaren uitsluitend aan Gemma Frisius heeft toegeschreven, De kaart van het hertogdom Brabant, einde 1536 voltooid, kan met behulp van de triangulatiemethode van de Fries zijn opgenomen aangezien zijn Libellus de locorum describendorum ratione met een goed geformuleerde methode, begin 1533 of 1534 (indien Paasstijl) werd uitgegeven. Daar wij echter geen enkele cartografische realisatie kennen waarin Gemma zeil deze methode heeft toegepast, komt wel de vraag op of deze gebrekkelijke Friese mathematicus in de mogelijkheid was een nog al gedetailleerde kaart van een betrekkelijk uit gestrekte streek zelf op te nemen? Heeft Gemma zijn methode niet verwezenlijkt in samenwerking met zijn oudere landgenoot van Deventer die eveneens te Leuven had gestudeerd en die vóór einde 1536 zijn kaart van Brabant heeft voltooid? Ze schijnt in elk geval het eerste belangrijk cartografisch werk van Van Deventer te zijn en het heeft wellicht veel tijd gevergd voor de auteur orn zich in de kaartopnamen in te werken en zich dus te bekwamen in het gebruik van de instrumenten, zoals die o.m. door Gemma beschreven werden. De voor- | |
[pagina 464]
| |
beelden van driehoeksmeting in het Libellus van Gemma vermeld, zijn genomen in Brabant en omliggende gebieden: Vlaanderen en Zeeland, Vandaar de mogelijkheid, de eventualiteit dat Gemma en Deventer ze samen uitgewerkt hebben. Dit blijft voorlopig een hypotheseGa naar voetnoot10. Hoe alles nu in werkelijkheid is gebeurd blijft een open vraag maar wat wel vaststaat is dat Deventer reeds vóór einde 1536 degelijk vertrouwd was met het opnemen van kaarten met behulp van de driehoeksmeting. Alvorens verder op deze zeer interessante, zeer belangrijke kaart in te gaan, vragen wij ons af hoe de geneeskundige studies van Jacob van Deventer verliepen na zijn inschrijving te Leuven op 24 april 1520. Een cyclus van zes jaar studie (twee jaar voor het baccalaureaat en vier jaar voor de licentie (‘licentiae gradus’) was nodig om de geneeskunde te mogen beoefenenGa naar voetnoot11, Aldus kan Deventer eventueel als arts actief geweest zijn van ca. einde 1526 tot ca. 1533 indien hij vervolgens met Gemma zou samengewerkt hebben voor het aanleren en beoefenen van de triangulatiemethode. In dit geval verbleef hij toen wellicht te Leuven. Wie heeft hem aangezet cn wanneer tot het opnemen en tekenen van zijn kaart van Brabant, document dat op 20 december 1536 aan de Raad van Brabant werd aangeboden? Hoe is hij vergoed geworden voor de wekenlange opnamen doorheen het gehele oude hertogdom Brabant dat toen veel uitgestrekter was dan de huidige twee provinciën van deze naamGa naar voetnoot12? Was het soms niet de gebrekkelijke Gemma, die met deze kaart de toepassing kon beleven van de methode in zijn Libellus openbaar gemaakt en waaraan hij zoveel belang hechtte; ‘nunquam ante hac visus’Ga naar voetnoot13? De Fries heeft zijn Libellus opgedragen aan de te Antwerpen gevestigde Genuese zijdehandelaar Thomas Bombelli, opdracht gedateerd | |
[pagina 465]
| |
van 31 januari 1533 (1534 indien de Paasstijl gebruikt werd). Antwerpen was volop in het hertogdom Brabant gelegen en een kaart van dit gewest, opgenomen volgens de methode van het Libellus, kan wellicht Bombelli geïnteresseerd hebben. Heeft deze handelaar soms niet, wellicht langs Gemma om, een vergoeding toegekend voor het verwezenlijken van dit belangrijk cartografisch document? Dit is voorlopig een loutere hypothese, maar ze past in de tijd, plaats en omstandighedenGa naar voetnoot14. Voor het opnemen van de kaart van Brabant, had Deventer heel het hertogdom doorkruist en had hij zich o.m. herhaalde malen vanuit Leuven naar het nabije Mechelen begeven. Daar heeft hij wellicht relaties aangeknoopt met uitgevers, graveurs en boekverkopers onder wie Hendrik Terbruggen (Pontanus), Van der Borcht, Peter Draeckx en de Hogenbergen, Hij ontmoette er ook Barbara Smets, met wie hij zich verbond. Ze zou zijn provinciekaarten helpen uitgeven, zijn belangen behartigen en zijn levensgezellin worden bij wie hij meer dan een tehuis vond wanneer hij niet op reis was voor zijn cartografische opnamenGa naar voetnoot15. Omstreeks 1542 heeft Deventer zich te Mechelen gevestigd en in 1544 huurde hij er een huis in de Kerckhofstrate, heden G. de StassartstraatGa naar voetnoot16. Het feit dat de cartograaf bezittingen had te Antwerpen, Dordrecht en wellicht nog elders, laat toe te veronderstellen dat hij gedurende zijn loopbaan van kaartmaker die hem voortdurend tot reizen verplichtte doorheen het gebied van de gehele voormalige Nederlanden, ook wel een zekere tijd in deze steden zon hebben verbleven. Ten slotte, toen Meehelen in 1572 door de Spaanse troepen onder Don Frederik van Toledo werd geplunderd, vluchtte Deventer naar Keulen waar hij begin mei 1575 overleedGa naar voetnoot17 Voor Barbara Smets en sommige bloedverwanten uit de | |
[pagina 466]
| |
Noordelijke Nederlanden die als erfgenamen trachtten in het bezit te komen van een deel van zijn nalatenschap, werden na Deventers dood tal van documenten opgesteld, waardoor wij iets meer weten over de cartograaf, zijn onwettige geboorte en zijn verhouding ten aanzien van Barbara Smets. | |
Het cartografisch werk van Van Deventer.Hoe en wanneer de medicus Deventer ermede begonnen is, blijft in het duister gehuld. Het schijnt samen te vallen met de formulering van de triangulatiemethode van Gemma Frisius, die zoals Deventer, maar na hem, te Leuven heeft gestudeerd.
De eerste kaart die wij kennen is deze van het hertogdom Brabant, een betrekkelijk gedetailleerde kaart gebaseerd op opnamen ter plaatse. Zoals hoger gezegd, is ze, voorlopig, de eerste en oudste goede regionale kaart van een voormalig vorstendom van onze Nederlanden. Een exemplaar van dit document werd bewaard in een uitgave van 1558 die zich te Breslau bevond tot het einde van Wereldoorlog II en sindsdien vernield of verdwenen is. Gelukkig werd er dank zij B. van 't Hoff een facsimile op ware grootte van uitgegeven wat de studie ervan mogelijk maaktGa naar voetnoot18. De kaart van Brabant in de uitgave van 1558, alsook de kaarten van de vier andere Nederlandse gewesten (Holland, Gelderland, Friesland en Zeeland), zouden volgens Van 't Hoff het kaartbeeld weergeven zoals het door de auteur werd opgenomen in de jaren 1536-1546Ga naar voetnoot19. Het loont wel de moeite dit merkwaardig document van naderbij te beschouwen. De titel bevint zich boven de rand: Ducatus Brabantiae. Het Noorden (eigenlijk het magnetisch Noorden) komt boven. De vier hoofdwindstreken zijn aan de rand van de kaart in het Latijn aangeduid. Midden onder komt een kompasroos, waarvan de naald naar het magnetisch Noorden gericht is, dus met een oostelijke afwijking. De kaart meet ca. 766 × 817 mm. De schaal, zoals ze door W. Ruge werd berekend, bedraagt ca. 1: 190.000. De kaart heeft geen graduatieGa naar voetnoot20. De opdracht aan de | |
[pagina 467]
| |
Raad van Brabant en de drukker, in een rechthoekige cartouche beneden links luiden: ‘Cancellario Senatui Populoque Brabantiae Iacobus Daven. Dedicavit. - Gheprint by my Arnout Nicolai Figuersnijder, op die Lombaerde Veste tot Antwerpen 1558’Ga naar voetnoot21. In een rechthoekige cartouche onderaan rechts komt een uitgebreide legende in het Nederlands, met uitleg over de kaart. Ze werd vervaardigd: ‘nae de conste der geometrien, ende opt compas’. Er wordt uitdrukkelijk vermeld dat de grenzen (‘frontieren’) aan geduid zijn. Alle steden van het oude hertogdom, vrijheden, baanderijen, dorpen, abdijen en kloosters zijn voorgesteld. De waterwegen (stromen, rivieren en beken) zijn eveneens opgenomen met de aanduiding van de bevaarbare gedeelten. De wegen zijn echter niet getekend, wat een normaal verschijnsel is op de regionale kaarten van de eerste helft van de 16de eeuw. Wouden en bossen zijn door een groepering van bomen voorgesteld. Om de afstand te meten tussen twee plaatsen moet men de punten van de passer plaatsen in de ringen waarmede de twee localiteiten aangeduid zijn en de passer daarna overbrengen op de schaal die de uren gaans aangeeft. Deze werd voorzien omdat er tal van mijlen van verschillende waarde in Brabant gebruikt werden, terwijl de uren gaans berekend werden op de afstand tussen Mechelen en Antwerpen die vijf uren bedraagt. Deze lineaire schaal, voorgesteld tussen de benen van de passer, komt onderaan de kaart en bedraagt ca. 118 mm (volgens Ruge) voor 5 uren gaans. Ze is getekend tussen de beer die links de cartouche houdt en de kompasroos rechts. De naald wijst naar het noorden maar met een oostelijke afwijking, dus, zoals gezegd, het magnetische Noorden. In de linker bovenhoek komt het wapen van Filips II, in de rechter bovenhoek dit van Brabant, in de rechter onderhoek dit van Antwerpen. In een lijst rondom de kaart komen de medaillons met de portretten, naam, het wapen alsook het aantal jaren van de regering van de hertogen van Brabant. Filips II is de laatste (no 66). Daarna komen er twee medaillons die niet ingevuld zijn en voor de opvolgers bestemd. Op de rand van de kaart zijn deze portretten genummerd van 1 tot 68. Wij kunnen niet verder ingaan op het wapen van de andere voormalige territoriale indelingen en de bijzonderste steden. Deze heraldische elementen in de regionale en plaatselijke kaarten komen nog op andere 16de eeuwse kaarten voor. | |
[pagina 468]
| |
Benevens de kaart van Brabant, voorlopig de oudste en daarom bijzonder interessant voor de geschiedenis van de cartografie van de Nederlanden, verwezenlijkte van Deventer nog vier andere gewestelijke kaarten, die ons eveneens dank zij van 't Hoff, in reproductie bewaard werden.
Holland werd verwezenlijkt na bespreking, in 1537, met de landsadvocaat van Holland Aert van der Goes, waarbij Deventer op zich nam de kaart van dit gebied te verwezenlijken met de topografische details ‘elck in zijn proportie, distantien ende winden’. Nog in 1537 werd hem hiervoor 300£ betaald en in juli 1544 nog 70£. Dit wijst er op dat de kaart waarschijnlijk nog in 1537 in handschrift voltooid was, dus een jaar nadat de cartograaf deze van Brabant had aangeboden aan de Raad van Brabant te Brussel. Deventer kon toen reeds vlug een dergelijke kaart opnemen en tekenen. Ook moest hij faam verworven hebben als cartograaf. In 1542 werd het document gedrukt. Het bewaard en gereproduceerd exemplaar: Hollandt, werd te Antwerpen gedrukt in houtsnede ‘aldernaest Simon Cock’, door ‘Bernaert vanden putte, figuersnijder’, 19 februari 1558. Schaal ca. 1: 177.000. - 1105 × 787 mm. Opdracht in het Latijn aan Keizer Karel V door ‘Bernardus à Putte Typoglyphus Antverpianus imitabatur. Anno 1556.’ In de linker bovenhoek tussen twee kolommen komt het wapen van de keizer, op een soort lint gehecht, en met de leuze ‘Plus-Oultre’. Onder de opdracht komt in een afzonderlijke cartouche een drievoudige legende met uitleg voor de lezer (in het Latijn, Frans en Nederlands) waarin er op gesteund wordt dat de kaart vervaardigd werd: ‘expressam ad topographiae veritatem, selon l'art de Géographie, nae de conste der Geographie’. De terminologie voor een kaart op wiskundige (geometrische) basis is dus nog al verscheiden. Onder deze legende komen drie verschillende lineaire schalen met Nederlandse en Latijnse benamingen. De passer boven links omvat ‘3 Cleyne Hollants milen. Miliaria minora Holland’. Rechts boven komt het wapen van Holland met hieronder in een afzonderlijke cartouche, op twee kolommen, de namen van de ‘Graven ende Gravinnen van Hollant, Seelant en Vrieslant.’ Men telt er 31 met het volgnummer, de naam, in de eerste kolom; de naam van de vader of moeder in de tweede kolom en rechts hiervan: ‘Iaren ons Heren’. Op de hoogte en ten oosten van Edam komt een kompasroos met 32 windrichtingen in het Nederlands. Beneden rechts onder het wapen van Renatus, prins van Oranje, bevindt zich een kleine cartouche met de legende: ‘Opus abso | |
[pagina 469]
| |
lutum Anno 1553 mense Iulio, Gubernante Hollandiam et Provinciam Traiectensem Illustriss. Domino Renato, Principe Auraicae...’. Binnen de versierde lijst rondom de kaart staan de hoofdwindrichtingen in het Latijn (Romeinse letters) en in het Nederlands (Gothische letters). Dit bijzonder goed bewaard exemplaar bevond zich eveneens in de stadsbibliotheek te BreslauGa naar voetnoot22.
Gelderland. - De titel boven de grote cartouche links luidt: Geldria Duc. // Gelderlandt //, met opdracht: ‘Divo Carolo V. Roma // Imperatori D.B. Iacobus // a Daven. Suae Caesareae Mai. // Geographus Fa. et dedicabat.’ Onder de titel, de grote cartouche voor de lezer: ‘Candido lectori’, tekst eerst in het Latijn, er onder in het Nederlands. Er wordt gesteund op: ‘... ad Topographiae veritatem... gemeten en gestelt nae rechter aert der Geographien.’ Er wordt ook gewezen op mogelijke onnauwkeurigheden in de localisering van sommige plaatsen die de cartograaf met kon bezoeken. Het is een interessant geval van eerlijkheid: ‘Ne vero fallaris, quaecunque loca hoc signum ⊙ non habent ea exacte notata esse prestare non volumus, quod per omnia nobis liber non patuit accessus... - Maer soe wat plaetsen dit teijken ⊙ niet en hebben, die selve en sijn soe volcomen ende sekerlyck niet geset als dander, om dat men over all niet soe vrijlijck die metinge heeft moeghen ghebruijcken...’. Tussen de cartouche en de versierde lijst, onderaan: het koninklijk privilege van 28 mei 1556 voor 6 jaar in de Nederlanden (Belgica). Schaal: ca. 1: 180.000, 787 × 928 mm, kopergravure. Exemplaar in de Herzog August Bibliotheek te Wolfenbüttel (Ruge I (1904) no 43, p. 26.) De kaart was voltooid in 1543 en nog hetzelfde jaar te Mechelen gedrukt. Links boven met overvloedig ornamenteel bijwerk het wapen van Keizer Karel V. Rechts boven, het wapen van Brabant eveneens omringd met versieringen. Een derde wapen, beneden onder rechts is dit van Filips van Lalaing met een opdracht aan deze vorst in een cartouche tussen het wapen en de versierde lijst van de kaart: ‘Generoso Heroe Dn... Jacobus Davent. Caes. M. Geog. Dedicabat.’ In de lijst zelf komt de naam van de hoofdwindrichtingen eerst in het Latijn, er onder in het Nederlands. Rechts | |
[pagina 470]
| |
van de legende voor de lezer komen de lineaire schalen met erboven de traditionele passer, de 2 punten omvatten ‘3 Cleijne Gelders mijlen = ca. 110 mm’. Hier onder ‘middelbaer mijlen’ en ‘Groote milen’. De mijlen zijn eveneens in het Latijn aangegevenGa naar voetnoot23.
Friesland. - De kaart van Friesland was in 1545 verwezenlijkt en werd toen ook gedrukt te Mechelen. Het gereproduceerde exemplaar in houtsnede, tot einde Wereldoorlog II in de Stadsbibliotheek te Breslau bewaard, is een latere uitgave, te Antwerpen verschenen bij Bernaerd van den Putte, ‘figuersnijder’, 1559. De titel komt boven in het midden: Frieslandt. ca.: 1: 180.000. ca. 884 × 789 mm. Midden links in een kleine cartouche de opdracht: ‘Anno M.D.XLV. Generoso Heroe Domino Maximiliano ab Egmonda Comite... nomine Augustissimi Caesaris Caroli. V. gubernante’. Het wapen van Maximiliaan van Egmond met de kentekens van het Gulden Vlies komt boven de opdracht. Boven in het kaartbeeld de wapens (van links naar rechts) van Keizer Karel V, Filips II en Friesland. Meer rechts, het wapen van Groningen. De hoofdwindrichtingen met het (magnetisch) noorden naar boven staan in het Latijn in Romeinse letters in de omlijsting. De lineaire schalen, onder de passer, zijn aangeduid in het Nederlands en het Latijn: de passer zelf omvat ‘2 Cleijne Friessche milen. Milliaria Phrisia (sic) Minora = 75 mm’. Daaronder komen middelbare en grote Friese mijlen. Onder ‘Die Zuyer Zee’ in een mooi verzorgde cartouche komt in twee kolommen: een lijst van de ‘graven en gravinnen van Frieslant, Hollant en Zeelant’, genummerd van 1 tot 31. Tussen deze kleine cartouche en deze met het impressum bevindt zich een grote cartouche met in het Latijn, het Nederlands en het Frans, een legende met informatie over Friesland. De cartografische gegevens zijn zoals in de vorige gewestelijke kaarten van Deventer; de waterwegen zijn er, maar niet de landwegenGa naar voetnoot24.
Zeeland. - Deze provincie werd door Deventer in kaart gebracht waarschijnlijk vóór 1547 toen hij 200£ ontving van het bestuur van dit gewest. Het bewaarde exemplaar werd in 1560 te Antwerpen uitgegeven bij Wil- | |
[pagina 471]
| |
lem Silvius, wat onderaan in de kaart wordt vermeld, rechts van de passer. Tussen de benen van de passer; ‘Jacobus Daventr. // geograph. regius faciebat.’ Links, de vermelding van het koninklijk privilege voor 10 jaar. De titel Zelandia komt boven de grote rechthoekige cartouche waarin in het Latijn en vervolgens in het Nederlands een legende wordt gegeven over de provincie met vermelding van dijkbreuken in 1530 en 1532, de voortdurende strijd van de inwoners tegen de zee, de hoop dat de ondergelopen gebieden van Noord-Beveland zullen herwonnen worden. - ca 1: 178.000, kopergravure, ca. 513 × 700 mm. Exemplaar in de Stadsbibliotheek te Breslau vóór Wereldoorlog II. (Ruge, V, 1916, no 45, p. 38) - noorden boven. De hoofdwindrichtingen in het Latijn en het Nederlands in de mooi versierde lijst. Boven in het kaartbeeld van links naar rechts, het zo sprekend wapen van Zeeland, dit van Filips II en dit van Willem van Oranje. Hieronder komt in een cartouche de opdracht aan Willem van Oranje door de drukker-uitgever Willem Silvius wiens naam wij reeds onderaan rechts van de passer vonden in het impressum. De lineaire schalen komen onder de legende over Zeeland en in het midden is de passer getekend. Kleine, middelbare en grote mijlen in het Nederlands en het Latijn, ca. 173 mm voor 6 kleine mijlenGa naar voetnoot25.
Naast deze zeer belangrijke provinciekaarten, heeft van Deventer nog tal van kaarten van beperkte gebieden vervaardigd die niet alle bewaard of gekend zijnGa naar voetnoot26. Wanneer men de provinciekaarten van Deventer vergelijkt met enerzijds de kaart van Vlaanderen van Pieter van der Beke (Gent 1538) en anderzijds met de kaart van Vlaanderen van Mercator, in het Museum Plantin Moretus bewaard, komt men tot de vaststelling dat op de kaart van Mercator de cartografische inhoud (voorstelling van steden, dorpen abdijen, kloosters, nauwkeurige afstand tussen de localiteiten, tracé van de waterwegen, toponymie, symbolen voor wouden en bossen) veel correcter is bij Mercator dan bij van der Beke. Men vindt veel meer gelijkenis tussen het kaartbeeld van Deventers provinciekaarten, vooral deze van Brabant, dan dit van de Van der Bekekaart. De bijkomende versieringen zoals de vier beren die de vier ‘pairs of beers’ d.w.z. de vier oudste edele | |
[pagina 472]
| |
geslachten van Vlaanderen voorstellen zijn van Van der Beke overgenomen, zoals de wapens der Habsburgers en deze van Bourgondië die op beide kaarten voorkomen; hetzelfde kan niet gezegd worden wat de zuiver geografische en topografische gegevens betreft. En dan is men geneigd om met meer aandacht de theorie van Kirmse na te gaan, volgens dewelke de kaart van Vlaanderen van het Plantin-Moretus Museum de gravure zou kunnen zijn door Mercator van een in handschrift bestaande kaart van Vlaanderen door Jacob van Deventer opgenomen en getekend. Een formeel bewijs beslaat tot hiertoe niet, maar de mogelijkheid mag niet uitgesloten worden. Na de kaart van Brabant in 1536 voltooid en deze van Holland het volgend jaar (1537) verwezenlijkt, kon Deventer wellicht nog vóór 1539 een kaart van Vlaanderen opnemen en tekenen. Voor Mercator bestaat met het minste bewijs dat hij vóór 1540 opnamen in Vlaanderen verricht heeft, noch dat hij in de mogelijkheid wras dit te doenGa naar voetnoot27. | |
De kaart van de Nederlanden (1552).Toen de cartograaf omstreeks 1546 alle Noordnederlandse vorstendommen alsook een aanzienlijk deel van de Zuidelijke Nederlanden in kaart had gebracht, waarbij wellicht ook - onder alle voorbehoud - de kaart van Vlaanderen van Mercator zou kunnen gevoegd worden, toen ook de Waalse vorstendommen hun cartografen hadden gevonden in Jean en Jacques Surhon of Surhonius uit MonsGa naar voetnoot28 bestond de mogelijkheid een betrekkelijk nauwkeurige algemene kaart van de Nederlanden te vervaardigen. Deventer realiseerde zulk document en in 1552 verkocht hij aan de stad Antwerpen; ‘een caerte van alle de landen van herwaerts over, met oock alle de frontieren van deselve landen’Ga naar voetnoot29. Deze kaart, ongetwijfeld in handschrift en gekleurd, schijnt verloren. Ze werd waarschijnlijk gebruikt als model voor kaarten van de Nederlanden die naderhand verschenen. | |
[pagina 473]
| |
Vooreerst is te vermelden een zeer zeldzame historische kaart van de Zuidelijke Nederlanden met een deel van de Noordelijke en het aangrenzend gebied van Frankrijk en Duitsland. Het is de Gallia Belgica van Gilles Boileau de Bouillon. (ca. 1: 715.000, ca, 425 × 675 mm, kopergravure (2 platen)), uitgegeven te Antwerpen bij Hans Liefrinck in 1557. Ze stelt de vorstendommen voor, geeft de Romeinse wegen, ook de volksstammen uit de tijd van Julius Caesar. Ze was bestemd als cartografische illustratie bij de Commentarii van de Romeinse auteur. Links boven komt het wapen van Filips II en rechts boven dit van Joris van Oostenrijk, prinsbisschop van Luik. De kaart is naar het Zuiden georiënteerd. De 4 hoofdwindrichtingen staan in het Latijn op de rand binnen het kaartbeeld. Tussen de benen van een passer, in de linker benedenhoek komen vier lineaire schalen in het Latijn uitgedrukt. De geografische inhoud en de manier van voorstellen laten toe te veronderstellen dat dit document op de kaart van de Nederlanden van J. van Deventer (1552) zou teruggaan. Een formeel bewijs is er echter nietGa naar voetnoot30. Deze kaart wordt bewaard in de Koninklijke Bibliotheek Albert I te Brussel, afdeling Kaarten en Plans.
Dr. H.A.M. van der Heyden, een Nederlands vorser die zich sedert jaren actief interesseert voor de oudste gedrukte kaarten van de Nederlanden was zo vriendelijk ons te laten weten (Brief uit Trevignano Romano, 13 maart 1981), dat hij in Florence een kaart van onze Lage Landen heeft gevonden, die in hetzelfde jaar 1557 te Antwerpen bij Hieronymus Cock werd uitgegeven. Ze telt 3 bladen en zou betrekkelijk gedetailleerd zijn.
De historische kaart van Boileau de Bouillon en de geografische kaart van de Nederlanden (in Florence), beiden van 1557, zouden op Deventers kaart kunnen gebaseerd zijn. Ze zijn negen jaar ouder dan de wandkaart van de Nederlanden door Gerard de Jode in 1566 te Antwerpen uitgegeven, die volgens G. Schilder de kaart van Deventer als model zou gebruikt hebbenGa naar voetnoot31. Ziehier een korte beschrijving: titel boven op de | |
[pagina 474]
| |
kaart: Totius Galliae Belgicae, invictissimi Regis Philippi Provinciae haereditariae, locorum vicinorumque descriptio, ca. 1: 700.000, 6 bladen metende samen ca. 825 × 980 mm., kopergravure. In de linker benedenhoek: ‘Ioannes a. Duetecum // Lucas a. Duetecum // fecit.’ In de rechter benedenhoek onder de lineaire schaal met een passer die ‘5 Milliaria Flandrica// communia sive Braban=//tica parva’ omvat, komt de naam van de uitgever: ‘Prostant Antverpiae apud Gerardum de //Jode in Borsa nova, Ano 1566.’ In de Noordzee (‘Oceanus Germanicus’) zijn schepen en monsters voorgesteld en komt ook het wapen van Filips II. Meer rechts een kompasroos met 32 windrichtingen; de vier hoofdrichtingen zijn in grotere letters. Links boven in een eenvoudige cartouche een legende aan de lezer. Rechts boven in een mooi versierde cartouche komt de beschrijving van de voormalige Nederlanden (‘Gallia Belgica’) waarin de invloed van de Commentarii van Julius Caesar merkbaar is en een verheerlijking van de haven van Antwerpen: ‘...Scaldes fluvius: ad cuius ripam non longe ab Oceano nunc Antverpia emporium non solum Belgicae sed totius fere Europae Celeberrimum’. Er is geen graduatie en het kaartbeeld schijnt in de geest van de provinciekaarten van J. van Deventer opgenomen.
Een kaart van de Nederlanden, wellicht gesteund op deze van Deventer van 1552 werd in kleiner formaat uitgegeven door Lodovico Guicciardini in zijn Descrittione di tutti i Paesi Bassi (1567)Ga naar voetnoot32 en vooral door uitgevers en graveurs in Italië, (Venetië en Rome), onder wie Antonio Lafreri, Forlani, Duchetti, BertelliGa naar voetnoot33. Te Antwerpen maakte Ortchus eveneens gebruik van de Deventerkaarten voor zijn Theatrum Orbis Terrarum (vanaf 1570). In zijn Catalogus auctorum vermeldt hij Deventer als volgt: ‘Iacobus à Daventria, Brabantiae; Hollandiae; Gelriae; Frisiae; Zelandiae Tabulas descripsit & edidit Mechliniae.’ | |
De plannen of plattegronden van meer dan 200 steden van de voormalige Nederlanden, ook stedenatlas geheten (ca. 1558-1570/1571)Ga naar voetnoot34.Omstreeks 1558 moest de reputatie van Deventer als cartograaf en topograaf tot in de hoogste officiële kringen doorgedrongen zijn. Naast zijn | |
[pagina 475]
| |
kaarten der Nederlandse provinciën en tal van kaarten van meer beperkte gebieden, had hij toen reeds plattegronden van steden vervaardigd o.m. van Helmond, vóór 1543 (?), van Dordrecht en Vlissingen in 1545, van Brussel tussen 1550 en 1554, Toen de administratie van Filips II het plan opvatte de plattegrond te laten vervaardigen van alle steden en plaatsen in de Nederlanden die een militair belang hadden - en daarom moesten ook de toegangswegen tot deze plaatsen op de plattegrond voorgesteld worden - richtte men zich tot Jacob van Deventer. De tekst van de opdracht schijnt niet bewaard, maar, zoals van 't Hoff liet opmerken, geven twee documenten van 1559 een idee van de eisen gesteld aan de cartograaf bij de opname van zijn stadsplannen. Het eerste is een bevel van Filips II van 29 mei 1559 waarbij een jaargeld van 200 gulden, genomen op de ontvangst van Mechelen, moest worden uitbetaald aan ‘Mre Jacques Van Deventer son géographe’. Dit moest gebeuren vanaf 1 april 1557 vóór Pasen, hetgeen betekende vanaf 1 april 1558. Verder heeft de topograaf nog recht op twee gulden per dag als vergoeding als hij voor zijn opdracht moet reizen en buiten huis verblijven. Er wordt hem bevolen: ‘visitter, mesurer et desseigner touttes les villes de pardeça, aussy les rivières et villaiges voisins, semblablement les passaiges ou distroietz des frontières, et le tout rédiger en ung livre contenant pourtraict de chascune province et aprez démonstration de chascune ville particullière...’ Deventers opdracht voor het opnemen en tekenen van de stadsplannen dateert zeker van 1558. Hij moest deze ter plaatse opnemen en hierbij de nodige metingen doen; hij moest alles optekenen in een boek of register waarin eerst zou komen de kaart (‘pourtraict’) van elke provincie en daarna de opname van iedere stad afzonderlijk. Deze opdracht zou meer dan twee jaar duren. Voor de Waalse gebieden (‘de la langue walonne’) en steden, namelijk Luxemburg, Namen, Artezië, Bourgondië, Henegouwen en aangrenzentie streken, heeft hij nog recht op 40 ‘pattars’ of duiten per dag boven de vergoeding in zijn opdracht bepaald. Aldus kon hij, zo nodig, zich verplaatsen te paard, wegens het ongemak van de karren, en de gidsen en tolken betalen die hij zou nodig hebben. In het vrijgeleide dat te Brussel op 6 juni 1559 gedateerd is en gericht aan alle gezaghebbers, wethouders, wachten van steden, bruggen, havens, passagen (‘passaiges’), passen (‘destroictz’) en andere versterkingen (‘fortz’) wordt de opdracht van ‘nostre géographe maistre Jacques de Deventer’ geformuleerd; ‘de visiter, mesurer et desseigner toutes les villes de noz pays de par-deça...’ . Overal moet vrije toegang verleend worden voor hem zelf, zijn dienaars - voor | |
[pagina 476]
| |
de opnamen had de topograaf helpers nodig - en bagage. Nog eens wordt er op gesteund dat hij overal waar nodig zou toegelaten worden. Hier komt het militaire karakter van de stadsplattegronden van van Deventer tot uiting. Dat een gelijke schaal verlangd werd is niet formeel uitgedrukt. In feite in de huidige toestand van de originelen - na de eeuwenlange werking van het papier naar gelang de omstandigheden van conservatie - verschilt de schaal van de meeste plattegronden tussen ca. 1: 7.400 en ca. 1: 8.400. Uitzonderingen zijn o.m. Brussel, ca. 1: 8.600 en Leuven, ca. 1: 9.100Ga naar voetnoot35. Op 28 augustus 1570 was hij reeds twaalf jaar werkzaam voor het opnenten en tekenen van zijn plannen en de koning vreesde dat hij wegens zijn hoge ouderdom zijn werk niet zou kunnen voltooien. Op 8 december 1571 had de cartograaf zijn taak voltooid, maar hij moest nog wat versieringen aanbrengen. Officieel heeft hij dus ongeveer 14 jaar aan zijn opdracht gewerkt. In 1572 werd Mechelen, waar Deventer verbleef, wanneer hij niet op reis was voor zijn opnamen, door de Spaanse troepen onder Don Frederik van Toledo geplunderd en de cartograaf vluchtte naar Keulen waar hij o.m. zijn Mechels stadsgenoot de graveur en uitgever Frans Hogenberg terugvond en begin mei 1575 overleed. De meer dan 200 plattegronden werden door bemiddeling van de magistraat van Keulen aan Viglius bezorgd die ze naar Spanje het sturen. Dc verdere geschiedenis van deze enige verzameling van stadsplannen - merkwaardige bronnen voor de historische geografie - die de vrucht zijn van voor de tijd zorgvuldige waarnemingen en metingen ter plaatse in de traditie van de Nederlandse landmeters uit het midden van de 16de eeuw - laten wij hier buiten spraakGa naar voetnoot36. Door zijn cartografisch werk - in de eerste plaats zijn kaarten van de Nederlandse provinciën, vervolgens zijn heden beter gekende stadsplat- | |
[pagina 477]
| |
tegronden - bekleedt Jacob van Deventer een zeer voorname plaats in de geschiedenis van de cartografie, vooreerst in deze van de voormalige Nederlanden maar ook in de Europese. Geen land, behalve onze Nederlanden, kan vóór 1550 bogen op zoveel goede kaarten van een betrekkelijk uitgestrekt gebied, volgens geometrische of geodetische methoden ter plaatse opgenonien. Alleen voor onze Lage Landen kent men in het derde kwart van de 16de eeuw een indrukwekkende reeks van, voor de tijd, zeer correcte stadsplattegronden met de toegangswegen, eveneens zorgvuldig opgenomen. Jacob van Deventer sluit aan bij de reeks Europese geografen en cartografen die na de verspreiding van het handboek voor cartografie op wiskundige basis, van Claudius Ptolemaeus (2de eeuw van onze tijdrekening) dank zij de vertaling in het Latijn van ca. 1406, eerst onder de titel Cosmographia en later onder de correcte titel Geographia, het grondbeginsel ervan hebben toegepast. Het bestond erin de lengte en de breedte van de plaatsen te bepalen met behulp van astronomische en wiskundige methodes. Deze methodes werden geleidelijk en van langsom aan beter toegepast dank zij geleerden uit verschillende Europese landen, In de stad Nürnbcrg met geleerden zoals Regiomontanus (1436-1476) en andere constructeurs van wetenschappelijke instrumenten kende men de magnetische afwijking vanaf ca. 1450Ga naar voetnoot37. Ook de Universiteit Leuven, de oudste in de Nederlanden (gesticht in 1425), bekleedde in het begin van de 16de eeuw een belangrijke plaats in de wiskundige en geografische wetenschappen. Haar professoren waren in betrekking met de voornaamste Europese geleerden.
Sebastiaan Münster (1488-1552) ging er een tijdje studeren in 1507, maar bleef er niet. Hij werd leerling o.m. van Gregor Reisch (1467-1525) te Freiburg i. Br. en van Johannes Stöffler (1452-1531) te Tübingen, Hebraïst geworden, onderhield hij de beste betrekkingen met de Leuvense | |
[pagina 478]
| |
hebraïst Johannes Campensis (ca. 1490-1538), een beschermer en vriend van Gemma Frisius. Als geograaf en cartograaf gaf Münster in 1540 de Latijnse vertaling uit van de Geographia van Ptolemaus, met een commentaarGa naar voetnoot38, maar reeds in 1524 (ten minste 10 jaar vóór het Libellus van Gemma Frisus), had hij een methode uitgewerkt en werktuigen uitgedacht om plaatselijke en regionale kaarten op te nemen met behulp van een soort triangulatiemethode en o.m. de plaatsnamen met losse letters te drukken. Het ging hier om een kaart van de RijnGa naar voetnoot39. In 1528 publiceerde hij in het Duits een werkje waarin hij het instrument beschrijft waarmede hij een kaart van de omgeving van Heidelberg had opgenomen en getekend. In zijn werkje richt hij eveneens een oproep tot tal van geleerden om der gelijke kaarten te vervaardigen van de omgeving van hun woonplaatsGa naar voetnoot40. Aldus is Münster op het idee gekomen om in samenwerking met de geleerden van zijn tijd een ensemble van kaarten - met commentaar -, ook stadsgezichten, te vervaardigen van gans Duitsland. Dit is stilaan uitgegrocid tot zijn Kosmografie, een boek dat de gehele bekende wereld beschreef en geïllustreerd was met kaartschetsen van de landen en panorama's van de steden, een voorloper van de geografische atlassen cn vuil de verzamelingen van stadsgezichten en stadsplattegrondenGa naar voetnoot41. | |
[pagina 479]
| |
Nog vóór dit groot werk gerealiseerd werd, zond Münster, zoals hoger vermeld, in 1540 zijn uitgave van Ptolemaeus' Geographia in het lichtGa naar voetnoot42. In het deel moderne kaarten (‘novae tabulae’) dat volgt op de kaarten van Ptolemaeus, en een soort moderne atlas is, komt de kaart 38, een dubbel in folioblad, waarvan de eerste buitenbladzijde commentaar bevat met de titel: Brabantia et Geldria. De kaart zelf op de keerzijde, beslaat een dubbele bladzijde en draagt, boven het kaartbeeld de titel: Brabantia V. Rheni et X. nova tabula. Het is een vereenvoudigde kaart in houtsnede van Brabant en Gelderland. In de Epistola nuncupaioria aan de bisschop van Bazel ‘Philippo à Gundelsheim’ (fo a a 3) waarin Münster o.m. de auteurs vermeldt van de kaarten die hij gebruikt heeft voor zijn moderne kaarten (‘in novis meis tabulis’) vinden wij het volgend gegeven: ‘Quintam Rheni tabulam ministrarunt Brabantini’. Deze kaart werd dus bezorgd door Brabanders, wat vooreen Europees universitair en hoogleraar uit de 16de eeuw het Leuvens geleerdenmilieu moet aanduiden. Wie in de omgeving van Gemma Frisius en anderen zou de auteur kunnen zijn van een kaart van Brabant en Gelderland? In 1540 bestond sedert vier jaar de kaart van Brabant door Deventer. Wat Gelderland betreft, de kaart van dit gebied (door Deventer) was, voor zover wij ingelicht zijn eerst in 1543 voltooid. De kaart bij Münster is zeer schetsmatig, elementair, en staat ver ten achter wat de geografische gegevens betreft bij de kaarten van Deventer. In elk geval verwijst Münster naar Leuven als een centrum voor de cartografie omstreeks 1540. Was Gemma Frisius soms niet de bemiddelaar die deze kaart voor de Ptolemaeusuitgave van Münster bezorgd heeft. Heeft hij kaarten van Deventer gebruikt of er een zelfgemaakt of laten maken met behulp van liet materiaal dat hij te Leuven vond? Benevens Jacob van Deventer en Gemma Frisius waren toen nog andere geleerden te Leuven betrokken bij de kaartenproductie, zoals de globen- en instrumentenbouwer Gaspard van der Heyden, Franciscus Monachus of Smunck, Livinus AlgoetGa naar voetnoot43. De niet heel nauwkeurige vermelding van ‘Brabantini’ door Sebastiaan Münster zinspeelt ongetwijfeld op het Leuvens geleerdenmilieu omstreeks 1540, waar Deventer een zeer belangrijke plaats inneemt in de regionale | |
[pagina 480]
| |
cartografie, zoals wij het later vernemen o.m. bij S, MünsterGa naar voetnoot44, bij GuicciardiniGa naar voetnoot45, bij OrteliusGa naar voetnoot46
Toen Dr. Jan Denucé in het Plantin-Moretus Museum werkzaam was, heeft hij gewezen op het belang van Van Deventer voor de geschiedenis van de cartografie in de 16de eeuw. Met gegevens uit het archief van Plantin heeft hij getoond welk een plaats de kaarten van Deventer - de provinciekaarten en zijn algemene kaart van de Nederlanden - bekleedden in de internationale kaartenhandel te Antwerpen in de 16de eeuw. Een bewijs van de belangstelling te Antwerpen voor deze kaarten is de heruitgave ervan door de Antwerpse graveurs en uitgevers Arnout Nicolaï, Bernard van den Putte en Willem Silvius tussen 1556 en 1560. Op de kaart van Gelderland echter vinden wij geen plaatsaanduiding en geen graveur of uitgever; alleen komt tweemaal de naam Jacob van DeventerGa naar voetnoot47 voor. Werd deze kaart soms niet te Mechelen uitgegeven? Zou ze door Deventer zelf gegraveerd zijn? De datum 1556 m het privilege is de oudste in de vijf bewaarde er gekende provinciekaarten die wij hoger hebben beschreven.
Niettegenstaande alles wat over de kaarten en stadsplattegronden van Deventer gekend is, niettegenstaande zijn belangrijke plaats in de evolutie van de cartografie, weten wij helemaal niets over de arts, over de mens Deventer, over zijn opleiding, over de omstandigheden waarin hij cartograaf is geworden. Heeft hij ook een vorming van landmeter genotenGa naar voetnoot48? Welke was zijn intellectuele of culturele belangstelling? Daarom is het te hopen dat een of andere ontdekking van documenten, een allusie in briefwisseling of in andere bronnen ons iets meer zullen openbaren over dit | |
[pagina 481]
| |
even mysterieus als interessant personage dat met recht door onze tijdgenoten de eretitel heeft gekregen: ‘vader van de Nederlandse kart ografen’Ga naar voetnoot49 | |
[pagina 482]
| |
RésuméOn connaît peu de chose de la carrière dejacques de Deventer (1500/1505-1575). Illut immatriculé à l'Université de Louvain le 21 avril 1520 et a pratiqué la médecine avant de devenir cartographe. Une bonne partie de son oeuvre nous est parvenue: cinq cartes régionales de nos anciens Pays-Bas levées sur le terrain au moyen d'une méthode de triangulation. Celle du Brabant fut achevée en 1536; elle fut suivie par les cartes de la Hollande (1537), de la Gueldre (1543), de la Frise (1545) et de la Zélande (1547), Ces documents sont à une échelle approximative de 1: 180.000 Outre plusieurs cartes de régions moins étendues et une carte de l'ensemble des Pays-Bas (1552), il leva sur le terrain et dessina, sur ordre de Philippe II, entre 200 et 250 plans de villes des anciens Pays-Bas, présentant un intérêt stratégique, à une échelle de ca. 1: 7.400 à 1: 8.400 Il y travailla officiellement de 1558 à 1571, soit environ 14 ans. Ces documents placent Deventer parmi les plus grands cartographes du XVe siècle pour la cartographie régionale et locale. |
|