De Gulden Passer. Jaargang 61-63
(1983-1985)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 389]
| |
Antwerpen en Deventer. het lot van twee drukwerken (1566/7) van Simon Steenbergen te deventer bestemd voor Antwerpen
| |
[pagina 390]
| |
opzicht een zwingliaan te zijnGa naar voetnoot4. Toen zijn geboorteland ten gevolge van de plakkaten van Karel V hem te heet onder de voeten werd, week hij uit naar Londen, waar sinds 1550 een gemeente van ‘nederduitse’ vluchtelingen bestond. Hier werd Mikron predikant. Ten behoeve van zijn gemeente stelde hij een kort onderzoek samen in de vorm van vragen en antwoorden om na te gaan of diegene die lid zou willen worden het woord van Christus in zich hadGa naar voetnoot5. Volgens Micronius' levensbeschrijver Gerretsen werd het boekje in 1553 voor het eerst gedrukt, doch er is geen enkel exemplaar bekendGa naar voetnoot6. In ditzelfde jaar week Mikron uit voor de vervolging van Mary Tudor, eerst naar Emden, dan naar Norden, waar hij in 1559 overleed. Zo is te verklaren dat in 1555 te Emden een druk verscheen, waarvan slechts één exemplaar bestaat. Gerretsen noemt nog drukken van 1555 en 1556 te Londen en in 1558 te Emden, terwijl ook in 1561 te Londen weer een druk verscheenGa naar voetnoot7. Een afzonderlijke uitgave van het Kort Onderzoek zag daarna pas het licht met het jaartal 1566, maar zonder enige andere aanduiding; zij was afkomstig van Gillis van der Erven te Emden. Op het titelblad staat vermeld dat zij is ‘gestelt door de Dienaaren van Godts Woordt’; daarnaast wordt een soortgelijke editie vermeld, waarop dan te lezen is: Corte Ondersoekinge des Geloofs, der gheene, die haer tot de Chisten Ghemeynte in dese Nederlanden begeven willenGa naar voetnoot8. Het is praktisch wel zeker dat deze gegevens een en dezelfde druk betreffen, mogelijk besteld uit Antwerpen: daaraan doet het enkelvoudige ‘de Christen Ghemeynte in dese Nederlanden’ denken, waarin het Antwerps calvinisme immers de leidende rol speelde. | |
[pagina 391]
| |
Hiernaast bestaat nog een andere druk uit 1566, vermoedelijk eveneens afkomstig uit Emden, maar met een van de zojuist genoemde uitgave afwijkende titelGa naar voetnoot9. En ten slotte is er dan de nu te voorschijn gekomen drukGa naar voetnoot10. De titel wijkt licht hiervan af en toont bovendien Steenbergens vignet met een omschrift. Vergelijking van deze twee exemplaren leerde dat de spelling door Steenbergen is gewijzigd. Theologen zullen moeten uitmaken of ook aan de inhoud zelf het een of ander is veranderd. Het vignet is interessant. Het is niet alleen een toespeling op de naam van de drukker, maar ook op de politieke en godsdienstige toestand van de tijd. Blijkens het omschrift worden twee teksten uit de Schriftuur met elkaar in verband gebracht. Allereerst de hoeksteen, die Christus is, en door de bouwlieden wordt verworpen; op wien deze steen valt, dien zal hij vergruizelen (Malth. 21, 42-44; Ps. 118 [117], 22-23). Vervolgens is er een verwijzing naar de bekende droom van de babylonische koning Nabuchodonosor (Nebukadnezar), welke door de profeet Daniël werd verklaard: een enorm staand beeld op lemen voeten, dat verbrijzeld werd door een steen die op onverklaarbare wijze van een berg was losgeraakt; het beeld werd een hoop puin dat ‘als kaf op een dorsvloer in de zomer was’; de wind joeg alles weg zodat er geen spoor van overbleef. ‘De steen die het beeld had getroffen, werd een geweldige berg, die de gehele aarde besloeg’ (Daniël, II, 31-35). In de 12de eeuw zag Honorius van Autun in de steen Christus en in de berg, waaruit de steen zich losmaakte, de maagd Maria. Ook in het vignet betekent de steen Christus: zijn naam staat er trouwens opGa naar voetnoot11. De koning met zijn staf houden wij voor Filips II omdat hij een keten draagt die doet denken aan het Gulden Vlies; hij heerste immers, net als de Babyloniërs, over een wereldrijk. De Spaanse koning is dus zijn ‘opvolger’. Filips II zal door de volle breedte van de steen getroffen worden. Rechts bovenaan ziet men een blazende kop, de WindGa naar voetnoot12. | |
[pagina 392]
| |
Ill. 1: Titelblad van M. Mikron. Uitgave: Emden, W. Gailliart, 1566 (Aanwezig: 's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek)
Het is duidelijk dat in het vignet met de steen de ware, gereformeerde religie wordt bedoeld; het plaatje was dus wel geheel in de gedachtengang van de tegenstanders der oude Kerk. En de steen die een berg wordt, is tevens een duidelijke toespeling op de naam van de drukker. | |
[pagina 393]
| |
Ill. 2: Titelblad van M. Mikron. Uitgave: Deventer, S. Steenbergen, 1567 (Aanwezig: Brussel, Algemeen Rijksarchief, Aud. 331, f. 25)
Wij kunnen dus vaststellen dat het nu gevonden exemplaar van Mikrons Korte ondersoeckinghe, gedrukt door Steenbergen te Deventer met het jaartal 1567 het tot heden enig bekende specimen van deze uitgave is. Tevens is gebleken dat men hier te doen heeft met een nadruk van een Emdense editie van 1566. De oorzaak van de uiterste zeldzaamheid is gelegen in het feit dat de Utrechtse schout de oplage, recht van de pers, met de nog vochtige drukinkt als het ware, aan de vlammen prijsgaf. Steenbergens uitgave van een vertaling van de Heidelbergse Catechismus is tot heden bekend in één exemplaar, aanwezig in de Bibliotheek van de Rijksuniversiteit te Utrecht. De zorg van de bovengenoemde schout leverde nu een tweede, hieraan volkomen identiek exemplaar op. | |
[pagina 394]
| |
Deze catechismus dankt zijn ontstaan aan Frederik III de Vrome, keurvorst van de Palts (1559-1576). Aanvankelijk was de vorst het lutheranisme toegedaan, doch naderhand kwam hij door persoonlijke studie van de Bijbel tot het calvinisme. Met grote energie ging hij dit in zijn land invoeren. Daarom het hij in 1563 voor schoolonderricht een samenvatting van de door hem gepropageerde nieuwe leer in vraag- en antwoordvorm opstellen. Er verschenen in dat jaar niet minder dan drie verschillende Duitse uitgaven en een Latijnse versie. Nog in 1563 begonnen vertalingen in het Nederlands te verschijnen. De bibliografie daarvan is vrij ingewikkeld. Een handige en mooie lijst is samengesteld door prof. dr. D. Nauta, nadat in de vorige eeuw de Utrechtse hoogleraar J.I. Doedes de stoot tot nader onderzoek had gegevenGa naar voetnoot13. Voor ons is van belang de tekst die door hem de ‘gemengde’ wordt genoemd. In 1563 had nl. de streng-calvinistische Gillis van der Erven te Emden de eerste nederlandse vertaling uitgegeven volgens de tweede Duitse uitgaveGa naar voetnoot14. In hetzelfde jaar zag te Heidelberg eveneens een vertaling het licht van de hand van de bekende Petrus Dathenus, die hiervoor de derde Duitse uitgave van 1563 samen met de Latijnse tekst van dat jaar had gebruiktGa naar voetnoot15. In 1565 gaf Van der Erven een bewerking uit van de beide Nederlandse vertalingen. Op het titelblad kon men, evenals in 1563, lezen dat de catechismus ‘wt de Hoochduydtsche sprake, in Nederduytsch getrouwelick overgeset’ wasGa naar voetnoot16. Van der Erven stierf echter vóór 10 juni 1566 aan de pest. Zijn felle concurrent te Emden, Willem Gailliart, | |
[pagina 395]
| |
afkomstig uit Brugge, nam toen zijn drukkerij overGa naar voetnoot17. Ook hij gaf nog in hetzelfde jaar een vertaling uitGa naar voetnoot18. Dit is de zgn. ‘gemengde tekst’, door Doedes zo genoemd omdat hij bestaat uit de vereniging van de beide genoemde Nederlandse teksten, terwijl de onbekende bewerker bovendien soms geheel zelfstandig te werk gingGa naar voetnoot19. De aanduiding van het getrouwe overzetten komt ook hier voor. Een bijzonder onderzoek naar de verschillen en dus naar de strekking van deze uitgave is, na alles wat Doedes hieraan gedaan heeft, nog nodig omdat Gailliart, zoals Wijnman heeft aangetoond, een libertijn was die herhaaldelijk botste met de calvinistische kerkeraad te Emden. Doedes vindt dat wij hier niet ‘eene vertaling in den eigenlijken zin des woords hebben... veeleer eene hollandsche Catechismus-redactie waarbij de twee genoemde vertalingen, over het geheel genomen, beurtelings worden gevolgd’. Er is zelfs zoveel vreemds gebeurd, bv. in sommige antwoorden, dat men het recht zou hebben, om van een vervalste Heidelbergschen Catechismus te spreken, ‘Indien werkelijk kwade trouw en boos opzet in het spel was geweest’, hetgeen hij echter niet kan aannemen. ‘Een duitsche tekst waarmede deze hollandsche overeen komt, heeft nooit bestaan’. Doedes acht dan ook de aanduiding betreffende de getrouwheid der overzetting geheel ten onrechte. ‘Men moet een ruim geweten hebben om zoo iets te kunnen verklaren. Eigenlijk is ook de geheele titel moeilijk te rechtvaardigen’Ga naar voetnoot20. Het is deze tekst, door Gailliart te Emden uitgegeven, die Simon Steenbergen opnieuw ter perse legde, voorzien zelfs van twee vignetten, een op de titel en een op de keerzijde van de laatste bladzijdeGa naar voetnoot21. In deze editie van Steenbergen waren opnieuw heel wat verschillen aangebracht, zodat ook zijn catechismus niet getrouw is. De afwijkingen van de tekst van Gailliart acht Doedes ‘niet toevallig’. Wie deze uitgave heeft verzorgd, is onbe | |
[pagina 396]
| |
kend. Op de titel is nu te lezen dat de catechismus ‘wt hochduytsch, tot heyl ende profyt der selver Nederlandischer Ghemeente seer vlitichlick overgheset’ is, Doedes weet met deze uitgave, en ook met deze uitdrukking, geen weg evenmin als met de vraag wat Steenbergen te Deventer tot deze uitgave mag bewogen hebben. Daarom wagen wij hier de vraag of deze editie in verband zou kunnen staan met de toenaderingspogingen tussen lutheranen en calvinisten in november-december 1566 te Antwerpen en dan ook van daar uit besteld isGa naar voetnoot22, De catechismus werd immers daarheen gestuurd en moet op zijn laatst in december gereed zijn geweest (ondanks het jaar ‘1567’) gezien het feit dat de oplage in de eerste helft van januari in beslag genomen werd. In verband daarmee is het te betreuren dat Doedes' onderzoek naar de tekstwijzigingen niet diep genoeg gegaan isGa naar voetnoot23. Zijn in Steenbergens editie misschien lutherse tendenzen aan te wijzen? Doedes zelf bespreekt de bestrijding aan lutherse zijde van Frederiks catechismusGa naar voetnoot24. In dit verband moet de aandacht ook gaan naar het tweede vignet. De zinsnede die rond de afbeelding staat, is essentieel voor het begrip daarvan: niets of niemand zal de mens kunnen weerhouden van Gods Liefde. Deze wordt voorgesteld door de hand uit de wolken, die een brandend hart, symbool van deze Liefde, omvat. Ook de mens of gelovige, voorgesteld als reiziger, houdt het hart vast, m.a.w. de Liefde is wederkerig. Deze liefde ‘Is in Christo Jesu onsen Heere’, hetgeen wordt uitgebeeld door de handdruk tussen de mens en Christus. De tekst boven de afbeelding is een zin uit de toespraak, die Paulus te Milete hield voor de ouderen van de gemeente van Ephese. De onderste tekst is ontleend aan wat Christus zei bij zijn verschijning aan Saulus, die Paulus werd. Beide teksten | |
[pagina 397]
| |
Ill. 3: Titelblad van de Heidelbergse Catechismus, Uitgave: Deventer, S. Steenbergen, 1567. (Aanw.: Brussel, Algemeen Rijksarchief, Aud. 331, f. 33. Utrecht, Bibliotheek der Rijksuniversiteit)
kunnen in hun samenhang gelden voor de leiders der hervormde gemeenten, zowel van lutheranen als van calvinisten afzonderlijk als voor beide samen (‘geheele kudde’). Voor hen moet de Liefde Gods leidinggevend zijn. Het is hier niet de plaats in den brede na te gaan wie Steenbergen als uitgever eigenlijk was. Daarvoor verwijzen wij naar eldersGa naar voetnoot25. Steenbergen was een drukker die telkens profiteerde van de voortdurende wisselende toestanden op godsdienstig gebied te Deventer. In de maanden september 1566 tot juni 1567 was daar het lutheranisme offi- | |
[pagina 398]
| |
Ill. 4: Vignet van S. Steenbergen, na het register in zijn uitgave van de Heidelbergse Catechismus, 1567.
(Aanwezig: Brussel, Algemeen Rijksarchief, Aud, 331, f. 72, Utrecht, Bibliotheek der Rijksuniversiteit) cieel toe gestaan naast het katholicisme. Steenbergen drukte toen behalve de hier besproken werkjes onk het psalmboek van Dathenus met muzieknoten. Daarna hield hij zich bezig met schoolboekjes voor het onderricht in het Latijn. Eind 1578 werd de stad ten gevolge van de verovering door de Staten-Generaal calvinistisch: Steenbergen drukte direct een klein ABC-boekje met protestantse gebeden voor kinderen, het eerste van die aard in de Noordelijke Nederlanden. Maar in 1588, toen het katholicisme weer aan de macht was en een Spaans garnizoen van Walen en Duitsers in de stad kwam, gaf hij een Spaanse vertaling uit van de Boetpsalmen met een typisch Spaanse litanie van Alle Heiligen, de eerste en enige uitgave dezer psalmen in het Noorden. Mo gelijk ging het hier om een opdracht | |
[pagina 399]
| |
ten behoeve van de zielzorg onder de Spanjaarden die in het Oosten der opkomende Republiek streden. Nadien gaf Steenbergen - de stad werd in 1591 weer officieel calvinistisch - nog almanakken en nieuwsberichten uit. De verreweg belangrijkste drukker in de Oostelijke Nederlanden overleed in oktober 1596. Nog dient hier aandacht geschonken te worden aan de weg waarlangs de leverantie liep. Lambert Meppis, die vermoedelijk verwant was aan de echtgenote van Steenbergen, zond de boekjes naar ‘enen Johann Rede bastert toe Utrecht omme voerts nae Antwerpen geschycket’ te wordendenGa naar voetnoot26 afgeleverd bij de boekhandelaar Peter van Horn, zoals men de schout heeft horen zeggen. Meppis was als rentmeester in dienst bij enige leden der uitgebreide Overijsselse familie Van Reede, met name van Goddert van Reede, heer van Amerongen (prov. Utrecht). Deze Goddert, tevens heer van Saesveld (prov. Overijssel) was van 1555 tot in 1564 hoofdschout van Utrecht. Hij deed toen vrijwillig afstand van zijn ambt ten behoeve van Dirck van Zuylen van der Haer, de schout die de zending van Meppis aanhield. Meppis werd naar aanleiding van een brief van zijn hand die bij het pakket boeken was gevoegd met nieuwtjes over de ‘christenvervolging’ door de stadhouders van Overijssel en Gelderland, welke brief uit Utrecht ogenblikkelijk naar Deventer werd doorgezonden, op 30 januari 1567 uit de stad verbannen. In zijn nog bewaarde requesten aan de magistraat betoogt hij zijn onschuld op een weinig overtuigende manier. De leer van de verzonden catechismus - zo schrijft hij - wordt in de landen van de koning op vele plaatsen binnen en buiten de steden onderwezen, en in het bijzonder daar, waarheen hij van plan was geweest ‘myne Catechismos’ te sturen ‘by provysye unnd tolactynghe’ gepredikt; de leraars en toehoorders worden daar ook door de overheid geduld. Daarom hoopt hij ‘onstraffelyck’ te zijn voor het feit ‘dat yck my gerne rnyt verkoepynghe deer Catechismos ernheren [in mijn onderhoud voorzien]’, temeer ook omdat de Deventer magistraat de uitoefening der Augsburgse Confessie had toegestaan en ook omdat in alle steden ‘Duytscher naetyon’ dergelijke boeken zonder enige straf worden gedruckt, verkocht en gelezen, ofschoon die steden ‘der Romscher kerkenn’ zijn toegedaan. Bovendien had het | |
[pagina 400]
| |
Deventer stadsbestuur nooit ofte nimmer vreemden gestraft wanneer zij zulke geschriften ten verkoop aanboden! Aldus Meppis. Met de laatste opmerking had hij gelijk; te Deventer stelde het toezicht op drukken en verhandelen vrijwel niets voor, ondanks de overal geldende plakkaten. Het is niet bekend hoe het Meppis verder verging. Hij overleed in de loop van 1569. Hij is gebleken slechts een gelegenheidshandelaar te zijn geweest. Maar belangrijk is wel dat ofwel hijzelf ofwel Johan van Reede in verbinding stond met Peter van Hora te Antwerpen, Deze was daar sinds 1563 als boekhandelaar en uitgever bekend. Van 1564 tot in 1584 komt zi jn naam voor in de rekeningen van Plantin. Eerst in mei 1570 werd hij voorgoed verbannen omdat hij gedurende de troebelen een kind had laten dopen ‘par les ministres sectaires’ en verschillende verboden boeken had verkochtGa naar voetnoot27. Nu ziet men dat hij met die handel al in 1566 en 1567 bezig was en zelfs verbindingen met Utrecht en Deventer had. Misschien was hij ook de man naar wie Gelis van Bathman uit Zwolle in januari 1567 op weg was. Overigens mag men in dit verband niet over het hoofd zien dat Plantin in 1566 boeken aan Steenbergen leverde. Niet veel, want de totale waarde bedroeg 36 gld en 19 ¾ stuiversGa naar voetnoot28. Het lijkt waarschijnlijk dat de verboden boeken die Steenbergen uitgaf, waaronder een herdruk van de psalmvertaling van Dathenus met muzieknoten, door Van Hom besteld zijn. Zulks blijkt indirekt uit het feit dat Meppis héél goed wist hoe de situatie in Antwerpen en de Zuidelijke Nederlanden was en wederkerig een brief met nieuws betreffende de vervolging der andersdenkenden in Overijssel en Gelderland schreef. Zo blijkt de toevallige vondst van de brief van het Utrechtse stadsbestuur aan Margaretha van Parma en van de daarbij meegezonden boekjes niet alleen van belang te zijn voor de bibliografen, maar ook voor de niet vermoede betrekkingen tussen Antwerpen en Deventer inzake het drukken van verboden lektuur. In dit verband voegt zich nu Deventer naast Emden, Vianen, Wesel en Keulen. | |
[pagina 401]
| |
SummaryIn the Archives Générales du Royaume in Brussels is a letter of the magistrale and the sheriff of Utrecht, d.d. jan. 27, 1567 (n.s.), to the governess Margaret of Parma, which mentions the seizure of a consignment of a thousand copies of banned reading matter from Deventer. The two booklets mentioned were enclosed. They were a translation of the Heidelberg Cathechism and Een korte ondersoeckinghe des Geloofs (A short Investigation of the Faith) by the reformed clergyman. Maarten Mikron or Micronius. Both booklets had been printed at Deventer at the end of December 1566 by Simon Steenbergen and bear the date 1567; they were quick reprints of editions from Emden. They had been sent by the Deventer citizen Lambert Meppis, possibly related to Gertrude Paffrar(d)t, Steenbergen's wife, Because the Deventer magisirate, warned by Utrecht, tried - unsuccessfully - to arrest Meppis immediately, the accused addressed two petitions to it, From them it can be deduced that he was sending the impression to a man in Utrecht, called Johan van Reede, probably related to Godert van Reede, the predecessor of the Utrecht sheriff who had opened the parcel of books. In it a letter of Meppis' had been found, revealing its destination, viz. the reformed bookseller Peter van Horn at Antwerp. Steenbergen, who died in October, 1596, was a prinler of minor work, of only local importance, but, comparatively speaking the most important printer East of Utrecht. As power at Deventer frequently changed hands, with Catholics and Protestant alternately predominant, he printed Reformed and Catholic Works as required. He is mainly known for his animal editions of almanacs and ‘prognostications’. He also published textbooks for schools and newspapers. Financially his position was not strong. The discovery of the above-mentioned letter is important, because it brings to light the existence of ties between Antwerp Calvinists and Deventer, and because it identifies the persons, linked by the ties, It is indeed possible that the books were ordered form Antwerp, and are connected with the attempts, made especially in November/December, 1566, at rapprochement between Lutherans and moderate Calvinists at Antwerp. Hence the question whether the two books were not somewhat ‘adapted’, in view of these attempts. Probably Peter van Horn, who was not accused of Calvinism until 1568, was also the man whom Gelis van Bathman was on his way to see, when he was arrested a few days before at Utrecht in January, 1567.
At the same time the seizure explains the rarity of the two works. | |
[pagina 402]
| |
Bijlage
|
|