De Gulden Passer. Jaargang 61-63
(1983-1985)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 147]
| |
Het onverwachte belang van een zeventiende-eeuwse Antwerpse druk
| |
[pagina 148]
| |
de Caestre ridder bander-heere van Bantersem en des H. Ryckx’ en ‘Mevrouwe Anna Adolphina t'Serclaes syne huysvrouwe’ tot wie op de volgende bladzijden de ‘dedicatie’ gericht wordt: ook in dit opzicht beantwoordt het boekje volkomen aan het patroon van zovele andere soortgelijke werkjes uit de 17de eeuw. De auteursnaam Ludovicus de Palma (eigenlijk Luis de la Palma) was geen onbekende op de Antwerpse boekenmarkt, want reeds in 1634 verscheen bij Balthasar Moretus een Latijnse vertaling van een zijner werkenGa naar voetnoot2, met een herdruk in 1637, en ongeveer gelijktijdig met het Dryderhande Tractaet publiceerde Gornelis Woons in 1661 en 1662 twee andere drukken, die samen de Nederlandse vertaling vormden van een van La Palma's voornaamste werkenGa naar voetnoot3. Nog twee andere werkjes werden in het begin van de 18de eeuw in Latijnse vertaling te Antwerpen bij de weduwe van Hendrik Thieullier gedruktGa naar voetnoot4. Men mag dus geredelijk veronderstellen dat La Palma's werken naast die van vele anderen binnen het geestelijke levensklimaat van de zeventiende-eeuwse (Zuidelijke) Nederlanden een goede verspreiding hebben gevonden zonder daarom tot de bestsellers te hebben behoord. Van al die drukken zijn overigens een zeker aantal exemplaren tot op de huidige dag bewaard gebleen en bepaald zeldzaam kan men ze dus niet heten. Wat met name het Dryderhande Tractaet betreft, men vindt het alleen reeds te Antwerpen zowel in het Museum Plantin-Moretus als in de Stadsbibliotheek en in de bibliotheek van het Ruusbroecgenootschap, en ongetwijfeld zou men bij een systematisch onderzoek ook elders nog exemplaren op het spoor komen. Zo gezien, lijkt dit boekje, na alles wat we tot dusverre erover gezegd hebben, dan ook niet op een meer dan gewone plaats tussen de vele andere zeventiende-eeuwse devotiewerken aanspraak te kunnen maken. En toch is er aan dit ‘gewone’ boekje iets merkwaardigs. Een eerste, op zichzelf nog niet zo belangrijke, bijzonderheid kan men op de reeds aangehaalde titelbladzijde lezen, waar vermeld wordt dat het ‘getrocken’ is ‘uyt de Spaensche handtschriften’. Het gaat dus niet om een vertaling | |
[pagina 149]
| |
van een Spaanse druk, gelijk er in de 17de eeuw zovele andere tientallen aan te wijzen zijn, maar om een rechtstreekse vertaling uit Spaanse handschriften. Belangrijker wordt het, wanneer men bij een nadere kennismaking tot de bevinding komt dat in de gehele 17de eeuw, maar ook in de volgende eeuwen geen Spaanse druk van dit werkje blijkt bestaan te hebben, dat er geen andere vertaling buiten de Nederlandse van 1662 aangetroffen wordt, en dat bovendien de Spaanse handschriften, waaruit deze Nederlandse vertaling getrokken is, verloren schijnen te zijn (althans voor de eerste twee van de drie traktaten, want voor het derde met de Mariameditaties heeft men uiteindelijk nog een handschrift met de Spaanse tekst in het provincie-archief van de jezuïetenorde te Toledo kunnen terugvinden): voor de kennis van de twee Spaanse communie-traktaten is men dus uitsluitend op het Nederlandse boekje van 1662 aangewezen. Bijzonder belangrijk werd dit boekje echter pas, toen in Spanje sedert het einde van de 19de eeuw geleidelijk het inzicht groeide dat deze Luis de la Palma wiens verdienste als geestelijk schrijver reeds lang erkend werdGa naar voetnoot5, om zijn rijke taal en stijl ook in de Spaanse literatuurgeschiedenis een hoogst eervolle plaats innamGa naar voetnoot6. Met het oog op de uitgave van zijn volledige werken in de ‘Biblioteca de autores españoles desde la formación del lenguaje hasta nuestros dias’ werden nieuwe pogingen gedaan om in binnen- en buitenlandse bibliotheken de oorspronkelijke Spaanse tekst van de twee communie-traktaten op het spoor te komen, evenwel zonder enig resultaat. Dan besloot Camilo Maria Abad s.j., die voor de uitgave instond, de destijds door Nicasius Bonaert uit het Spaans vertaalde tekst van het Dryderhande Tractaet terug in het Spaans te laten vertalenGa naar voetnoot7, en deze Spaanse vertaling kan men thans, met de nodige inleidende beschouwingen, lezen op p. 169-230 van het derde deel van de Obras completas del Padre Luis de la Palma, dat als nummer 160 van de bovenvermelde ‘Biblio- | |
[pagina 150]
| |
teca’ in 1963 te Madrid verschenen is. Bij zijn ijverig vertalingswerk heeft Nicasius Bonaert natuurlijk niet kunnen voorzien dat hij in zijn bekommernis om aan zijn taalgenoten stichtelijke lectuur te bezorgen onrechtstreeks aan de Spaanse literatuurgeschiedenis van de 20ste eeuw een dienst zou bewijzen! Om dit korte relaas van een stukje culturele wisselwerking tussen Spanje en de Lage Landen in de 17de èn in de 20ste eeuw af te sluiten moge hier nog even de aandacht worden gevestigd op het leven en het werk van de hoofdpersoon uit dit verhaalGa naar voetnoot8. Luis de la Palma werd in 1559 te Toledo geboren, trad in 1575 in de jezuïetenorde, zag zich na zijn priesterwijding herhaaldelijk als rector of provinciale overste een bestuurstaak toevertrouwd en overleed te Madrid in 1641. Naast zijn vele administratieve bezigheden was hij bedrijvig als predikant, als geestelijk raadgever en als schrijver. Zijn vermaardheid als schrijver dankt hij vooral aan twee werken: de Historia de la Sagrada PasiónGa naar voetnoot9, die in 1624 te Alcala verscheen en waarvan zoals we reeds vermeldden, Nicasius Bonaert in 1661 en 1662 te Antwerpen een tweedelige Nederlandse vertaling bezorgde, en de Camino Espiritual de la manera que lo enseña el bienaventurado Padre San Ignacio en su libro de Ejercicios, die in 1626 eveneens te Alcala verscheen en die als een eerste deel van een groter geheel werd aangekondigd. Door zijn vele werkzaamheden in beslag genomen, kwam de auteur er echter niet toe de twee aangekondigde delen in de volgende jaren te voltooien. Wel publiceerde hij in 1629 te Madrid een boekje Práctica y breve declaración del Camino Espiritual dat als een samenvatting van het geplande geheel mag worden gezien en dat in een Latijnse vertaling bij Balthasar Moretus in 1634 verscheenGa naar voetnoot10. Maar bovendien had hij reeds een paar onderwerpen uit de in het vooruitzicht gestelde vervolgdelen ongeveer persklaar afgewerkt, en deze handschriftelijke teksten waren blijkbaar bij medebroeders in omloop. Langs welke weg sommige van die handschriften in de Nederlanden zijn terecht gekomen, blijft een nog steeds onopgelost probleem, maar in elk geval waren ze sedert omstreeks 1648 een tijdlang | |
[pagina 151]
| |
in het bezit van Nicasius Bonaert die ze eerst voor eigen gebruik in het Latijn en daarna in het Nederlands vertaalde voor zijn uitgave van het Dryderhande TractaetGa naar voetnoot11. Vele jaren nadien kwamen La Palma's Spaanse handschriften nogmaals ter sprake, toen daaruit twee andere van zijn onuitgegeven traktaten door een niet met name genoemde jezuïet in het Latijn vertaald en respectievelijk in 1700 en in 1704 bij de weduwe van Hendrik Thieullier te Antwerpen gedrukt werden: Tractatus aliqui de examine conscientiae generali quotidiano secundum doctrinam S.P.N. Ignatii in libello Exercitiorum en Tractatus de examine conscientiae particulari secundum... (etc.)Ga naar voetnoot12. En hierna verscheen nog een Nederlandse vertaling van beide traktaatjes, in één boekje gebundeld, bij Petrus Jouret te Antwerpen in 1705 onder de titel Daegelyx ondersoek der conscientie soo algemeyn als besonder, Voor-gestelt door den H. Vaeder Ignatius Fondateur der Societeyt Jesu in syn Boexken der ExercitienGa naar voetnoot13. Onder de vele Spaanse schrijvers, wier werken in de 17de eeuw te onzent vertaald en gelezen werden, neemt Luis de la Palma een zeker niet onbelangrijke plaats in. Eer uitzonderlijk is anderzijds het feit dat hij zelf aan een werk van een schrijver uit de Nederlanden, de bekende Carolus Scribani, een ruimere verspreiding in Spanje heeft gegeven. In 1635 bezorgde hij inderdaad te Madrid een Spaanse vertaling van diens in 1618 verschenen Medicus religiosus, met toevoeging van een negental hoofdstukkenGa naar voetnoot14. Zo werd hij - zonder zich natuurlijk daarvan bewust te zijn - op tweevoudige wijze èn als schrijver èn als vertaler een toch wel merkwaardige schakel in de geestelijke wisselwerking tussen Spanje en de Nederlanden in de 17de eeuw en verdient ook daarom zijn naam hier even meer in de belangstelling te worden gebracht. | |
[pagina 152]
| |
RésuméEn 1662 a paru à Anvers un livre de dévotion, le Dryderhande Tractaet, contenant la traduction néerlandaise de trois traités de Louis de la Palma, écrivain espagnol qui occupe non seulement une place très honorable parmi les auteurs spirituels du XVIIe siècle, mais dont on a reconnu depuis longtemps le talent littéraire qui lui assure aussi une place dans l,histoire de la littérature espagnole. La traduction de ces trois traités était faite d'après des manuscrits espagnols, dont on n'a retrouvé plus tard aucune trace, sauf pour le troisième traité, repéré il y a une trentaine d'années dans un manuscrit à Tolède. Comme il n'existe en outre aucune autre édition ou traduction, le livre de 1662 reste donc Tunique témoin pour deux de ces trois traités. Pour l'édition des Obras completas del Padre Luis de la Palma en 1961-1963 on a reconstitué autant que possible le texte espagnol des deux traités en traduisant en sens inverse la traduction néerlandaise de 1662. |
|