166. D'opschrift des grafs vanden Edelen Iongelinc Georgius Bona van Transyluanien, ende als broeder die gestoruen is int iaer 1551. den 6. Septembris.
In dit graf is gesteken in sijn ionge iaren
Des lants hope, maer t'gelooue sal altijt duren:
Hier onder liggen des deuchs en der Musen scharen,
Tot datse Christus wederom daer wt sal vuren.
Och wat grooter eer en faem heeft des doots curen
Den rijcke benomen, en wat heeftse droefheits bracht!
Maer nu is hy en sal zijn tot aller uren
Inde hemelsche salen door Gods goetheyt sacht.
En als de doode door der trompetten groote cracht
Verrijsen sullen, dan sal hy sijn vianden swaer
Voor dien Rechter verwinnen, met al hen geslacht.
En so veel comt den geest naerder ten Hemel claer,
Als hy verder door den tijt verscheyden is van daer.
Dit graf heeft Strigonius voor sijnen neue gebout,