De Gulden Passer. Jaargang 58-59(1980-1981)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende 163. Vanden fisc en maect gheenen vogellijm Met recht hebben de Coningen hen schatten groot Om t'quaet te straffen, en hen te beschermen t'samen Elcken geuende na sijn verdiensten bloot, En doende de wetten onderhouden na t'betamen. Maer onrecht ist de goede te willen pramen, Om die te vermeerderen, dus een sponsy drooge Wilt wtworpen, om weer wt te douwen sonder lamen. Doet d'oorsake des quaets wt des Princen ooge, Op dat hy door giericheyt niet te maken en pooge Van sijnen fiscq een terroede der begeerten boos, En dat hy sijn mage niet te veel en gedooge, Haer corrumperende met melc oft rou spijse broos Daer door hy ten lesten mocht dorstich blijuen altoos. Vorige Volgende