De Gulden Passer. Jaargang 58-59(1980-1981)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende 147. Ghelijck en wort van gelijc niet beschadicht Twee honden die beyde int vechten zijn euen fel, Byten selden malcanderen, soomen seyt, Maer om die hen niet en connen verwerren wel Te ouervallen, sietmense altijt bereyt. Zeeroouers en straetscheynders, die tot alle boosheyt Zijn genegen, selden malcanderen bestrijen, Vreesende die hen generen met alsulcken feyt: Maer de deucht wast inder noot tot allen tijen, Als haer wat swaers oft herts wort te voren geleyt, En stelt haer tegens de hooueerdige sonder mijen: Maer met die verwonnen zijn heeftse medelijen. Vorige Volgende