De Gulden Passer. Jaargang 58-59
(1980-1981)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 45]
| |
en canmen niet weder crijgen alsmen eens is quijt,
Slachtende t'voorby vlietende water altijt,
Ist dat ghy t'somers niet en maeyt wijslijc bedacht,
So suldy swinters gebrec lijden, des seker zijt:
En ist dat ghy ionc niet en leert met ganscher cracht,
So suldy out zijnde arm blijuen en ongeacht.
Also groeyen d'oesters snachts, en worden vet met lust
Metter volder Manen, en by tijen elc hem wacht,
Naect ackert en saeyt, wint swinters den lantman rust,
En schand' ist sotter zijn dan mieren ongesust,
|
|