De Gulden Passer. Jaargang 58-59(1980-1981)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende 139. Men sal alleen de schult schouwen. Vanden Poëte Antiphontes van Dionisio verwesen Waerom wilt hy die onnoosel is toch schouwen Die doot, daer door hy meer sal worden vermaert? Want de goede die hem can ontschuldich houwen, Heeft al voldaen: de reste haestelic henen vaert. Daerom strafte de Poëte nergens me beswaert Sijn gesellen, die hen aensicht lieten verbinden Als misdadige, seggende tot hen ongespaert: Schaemt v des, dat ghy u dus laet verblinden. Oft vreesdy dat v morgen yemant sal sien oft vinden? In een ure sal des Tyrans beuel zijn volbracht. Wat vreesdy den langen dach, daer v sal verslinden Een corte doot so groot is des waerheyts cracht, En so seer betrout hy hemseluen die deucht verpacht. Siet hoe dat ouer al bekent Socratis doot is? Vry van sonden zijn, een solaes des doots seer groot is. Vorige Volgende