De Gulden Passer. Jaargang 58-59(1980-1981)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende 137. D'ondersoecken der Antiquiteyt. Tot G. Schirletum. Alle dinc vernielt den tijt, en wat gemaect is Met menschen handen en can niet lange duren. T'blijct aent Imperie, dat nu te niet geraect is, Met al sijn gebouwen hoe groote oft sterc van muren. Waer af dat v God, o Romen, toont tot deser uren De Marmorstucken, om v voor sulcs te trecken Tot nauolginge van ws voorvaders curen. De rijdommen ontgraeftmen, die tot quaet verwecken. En penningen sonder eynde zijn t'allen plecken: Dies t'coper toont wie inde gulde werelt waren, En veel datmen in schrift niet en vint cant verklaren. Vorige Volgende