De Gulden Passer. Jaargang 58-59(1980-1981)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende 136. Voor den onbekenden arbeyden. Tot Georgium Tanner. Sot ist grooten arbeyt en perijckel t'aenveerden Om dingen daer gheen eer in en leyt noch profijt, Mits datse onseker zijn, en ooc van geender weerden. Waerom wilden de Griecken Helenam so subijt Wederhalen, binnen Troyen zijnde met iolijt? Luttel van hen haddense te voren gesien toch, En niemant en soudtse vry en los voor den tijt Van tien iaren connen gekennen noch. Hebbense so veel iaren connen verslijten, och, Om een gheschilderde en onbekende bruyt? Maer laet ons in swaren saken sonder bedroch Onsen corten tijt besteden, (niet op t'labuyt Van ydel eere) en leggen al ons verstants virtuyt Om te helpen ons vaderland dat in noot is, So en sal t'leuen niet onnut zijn, al ist haest uyt, En men sal gepresen worden na datmen doot is, Vorige Volgende