De Gulden Passer. Jaargang 58-59(1980-1981)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende 78. De rijcdommen zijn der sotticheyt onderworpen. Veel zijnder van die Godt rijcdom heeft verleent, Diese groflick verdoen in schadelicke dingen: Latende ghebreck lijden met herten versteent De goede en verachtende dat haer mocht bringen Tot consten, bouen al te soecken sonderlingen. Ick en wilde niet dat my waren gegeuen Sulcken goeden die my souden dwingen En beletten, van t'ghene daer door my mocht aencleuen Eere en lof na dit verganckelick leuen. Waerom dat een fraey Poeet is verhalich fijn, Datmen door rijcdom daer sotheyt is aenghebleuen, Gheluckich mach heeten, maer geensins salich zijn. Vorige Volgende