De Gulden Passer. Jaargang 58-59(1980-1981)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende 63. Niemant en is metten sijnen te vreden. Tot sy seluen. Niemant ter werelt men in vreden leuen siet Met dat hy heeft, maer elc prijs en looft altijt Wat anders, en dat hem sulcx en is gegeuen niet Beclaecht hy seer. waer toe en is ons den haer en nijt Van ons eygen dingen blindelic sonder respijt Niet dwingende? Hoe veel sorgen menichfout Brengt ons elcke ure sonder bate oft profijt. Een Coopman als hy by auonturen is benout Door eenich perijckel, dat seyt hy, een crijchsman stout Heuet beter, waerom en volch ic niet sulcx doene? Die door lange iaren den crijch te volgen berout, Prijst des Coopmans geltkisten fray van fatsoene, En de geleerde prijsen den lantman coene, Als sy met diuersche saken beladen zijn, Seggende geluckich te zijn hen hutten groene, En haren cost die licht is om te beraden fijn. als dese lijden door eenige schaden pijn, Oft gequelt worden met twist en discoort onsachtich, So roepense, dat de steedtslie vry van quaden zijn. Waert dat God eens verhoorde het wenschen clachtich Des volcs, elc soude haestelic zijn verpachtich Eens anders officie, en in corter uren Sout hem weder verdrieten, dat hy onbedachtich Bestaen hadde: maer God heeft vry sonder truren Elc daer toe geordineert dat hy can volvuren, En bequaem is: Niemant hem dan en onderwinde Godt eenichsins te berispen met sotte curen. Met weynich condy, doende als de welgesinde, V nature vermaken, en dat ghijt bekinde Niet meer dan den armen en heeft de rijcke. Een coopman die reysende is tot swerelts inde, En geniet so veel meer niet met al sijn pracktijcke Dan die t'huis blijft al heeft hi meer goets ongelijcke. Doc sietmen de wilde boomen met vruchten plaisant Gheladen, als de gebonde in eenigen wijcke. Dus looft en prijst al wat v Gods mogende hant Toesent, t'sy rijcdom oft armoede aen elcken cant, Niet achtende dan Christum en sijn doctrijnen soet. Want het al sonder hem ter werelt verdwijnen moet. Vorige Volgende