De Gulden Passer. Jaargang 58-59(1980-1981)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende 59. T'herte blijft onberuerlick. Men seyt dat den Magneet yser en stael doet ruren, En de schippers op den rechten wech can stieren, Want hy altijt na den Polus trect van naturen, Dies hy gebruyct wort in diuersche manieren. O waer ons hert altijt oock sonder vieren Gheuesticht inden Hemel om dien t'aenschouwen, So en sout door tegenspoet menigertieren Niet beroert worden noch eenichsins verflauwen. O Christi verleent ons peys en vrede vol trouwen, En wilt ons al in eender schaepskoyen vergaren, Makende dat den twist ws woorts mach ophouwen, En dat als een hert de fonteyn soect sonder sparen, Onse siele so verlange om by u te varen. Vorige Volgende