De Gulden Passer. Jaargang 58-59(1980-1981)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende 47. De verscheyden sinnen der menschen. Tot Fransoys Forgaz Bisschop van Varnyen. Een oudt wijf willende op eenen berch gewijdt Ueel dootshoofden dragen, viel by ghevalle, Dies sy alle den berch afrolden ongemijdt: En sy siende datse so verscheyden alle Wentelden lancx de wegen en paden smalle, Sprack: Ist wonder dat de leuende t'alder uren Waermen comt oft gaet, t'sy in winckel oft halle Van so menigen sin zijn, als diuersch van figuren: Want dees doode beenders hen niet eensins en ruren? En duert Tytius leuer ooc noch niet onsachte, Dit altijt weer groeyende hem veel drucs doet besuren Door den vogel diese verslint dage en nachte: S'ghelijcs is elck twijfelachtich van ghedachte Hier dwalende, als een peert dat onbedwongen sneeft So lange als hy hier op aerden in drucke leeft. Vorige Volgende