De Gulden Passer. Jaargang 56
(1978)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 101]
| |
Rubens in het kader van de Europese de nationale en de Antwerpse rechtgeschiedenis
| |
[pagina 102]
| |
gemakkelijk te Rome, Parijs, Madrid, Londen en Den Haag als te Antwerpen. Rubens leefde tijdens de belangrijkste bloei- en uitstralings-periode van het Antwerpse rechtsleven, hij was de tijdgenoot van de grootste Antwerpse juristen van nationale en internationale faam: zowel topmagistraten, zoals Pieter Roose en Jacob Boonen, als juristen-auteurs, zoals Franciscus Zypaeus, Antonius Anselmo en Pieter Stockmans. Familiaal leefde hij te midden van een belangrijk juridisch milieu: juristen waren o.a. zijn vader Jan Rubens, die te Rome en te Padua romeins en kanoniek recht had gestudeerd; zijn oudere broer, Filips die eveneens te Padua en te Rome tot doctor utriusque juris promoveerde; zijn zoon Albrecht; zijn eerste schoonvader, Jan Brant, die te Bourges bij Cujas promoveerde; zijn neef Filips, de zoon van zijn broer; maar vooral de grootvader van zijn eerste vrouw Hendrik de Moy, die te Leuven zijn diploma in de beide rechten behaalde, was niet alleen een groot stadsambtenaar, maar ook een belangrijk jurist. Ook zijn goede vrienden, Nicolaas Rockocx jr. en Fabri de Peiresc waren juristenGa naar eind2. Niemand zal dus loochenen dat de juristen de groep vormden uit de wereld, waarin hij zich bewoog, waar hij, naast de kunstenaars, gedurende gans zijn bestaan, dagelijks mee geconfronteerd werd. Hij kon moeilijk buiten de juridische sfeer leven, vermits zijn naaste familieleden en zijn beste vrienden juristen waren. Bij het bedingen van opdrachten en het afsluiten van contracten, moest hij toch een minimum van juridische principes kennen of aan zijn familieleden of vrienden-juristen raad vragen. En daar hij een rol als diplomaat heeft gespeeld, moest hij toch de grote juridische principes van het internationaal recht kennen die trouwens in zijn tijd door Hugo de Groot zijn vastgelegd. Het is duidelijk dat Rubens geconditioneerd werd door de politiek-economisch-culturele-juridische situatie van zijn tijd en van zijn milieu. Hartstochtelijk geïnteresseerd voor het probleem van de vrede in de internationale politiek was hij ongetwijfeld beïnvloed door de Tachtigjarige Oorlog, door de op gang komende aftakeling van het Spaanse Rijk, waarmee hij samenwerkte, en door de opkomst van Engeland en van Frankrijk als grootmachten, respectievelijk op zee en op het vasteland en vanzelfsprekend door de | |
[pagina 103]
| |
blijvende culturele aantrekkingskracht van Italië, door de triomfalistische Contrareformatie en door de fascinerende barokkunst. In het licht van deze inleidende beschouwingen zullen wij nu pogen het leven en het wereldbeeld van Rubens in het kader van de Antwerpse, de nationale en de Europese rechtsgeschiedenis te plaatsen. Het bestaan van Rubens spreidt zich over 63 jaar tijdens het grootste deel van de Tachtigjarige Oorlog. Deze 63 jaren beginnen ongeveer negen maand vóór zijn geboorte te Siegen, een klein stadje op enkele kilometers ten oosten van Keulen, in de huidige deelstaat Westfalen in het toenmalige Heilig Roomse Rijk, op het ogenblik dat te Antwerpen de Spaanse Furie en te Gent de beroemde Pacificatie plaatsvonden, en dat de grootste jurist uit de 16de eeuw, Jean Bodin, die de brug vormt tussen Macchiavelli en Montesquieu en die enkele jaren later met de hertog van Anjou naar Antwerpen zou komen, zijn Six Livres de la République publiceerde. Hij overleed in 1640, dit is acht jaar vóór het einde van de Tachtigjarige Oorlog, op een ogenblik dat het Antwerpse recht, vooral het wisselrecht, het verzekerings- en zeeverzekeringsrecht, het notariaatsrecht en het fallietrecht een ruime uitstraling kende, en dat de Antwerpse rechtswereld bloeide met topjuristen als Zypaeus, Anselmo en Stockmans. Daar Rubens - zoals eenieder - echter geconditioneerd werd door zijn milieu en door gebeurtenissen, die ongeveer een decennium vóór zijn geboorte plaatsgrepen, dienen wij ons chronologisch Rubensbeeld in 1568, het beginjaar van de Tachtigjarige Oorlog, aan te vangen. Immers in dat jaar verliet zijn vader, jurist en schepen Jan Rubens, als vogelvrijverklaarde, wegens zijn sympathie voor de Hervorming, tijdens Alva's schrikbewind met zijn echtgenote en kinderen Antwerpen, om zich in het Heilig Roomse Rijk te vestigen. Weldra zou hij er, dank zij een Mechelse beschermheer, Jan Bets, juridisch adviseur worden van Anna van Saksen, de tweede echtgenote van Willem van Oranje. Zijn vriend, burgemeester Van Straelen, was minder gelukkig: om dezelfde redenen werd hij immers in hetzelfde jaar te Vilvoorde onthoofd. De latere ‘vriendt | |
[pagina 104]
| |
ende patroon’ van Pieter-Pauwel, de jurist en burgemeester Nicolaas Rockocx jr. was op dat ogenblik acht jaar oud. In het volgende jaar overleed Pieter Breugel, de Oude, die andere reus van de Vlaamse schilderkunst, maakte Mercator zijn wereldkaart en publiceerde de jurist en latere burgemeester Marnix van St. Aldegonde zijn Bijenkorf der Roomsche Kerke. Maar precies deze bewogen periode was uiterst belangrijk voor de rechtsgeschiedenis der Nederlanden. Immers op 5 en 9 juli 1570 liet de hertog van Alva bij Plantin zijn twee belangrijke Criminele Ordonnantiën verschijnen - een strafrechtsregeling, waarvoor de eerste maal in Europa de procedure van het eigenlijke strafrecht gescheiden werd - en die samen met de Carolina van Keizer Karel en het Edict van Villers-Cotterêts van Frans I tot de drie grote strafrechtscodices van de 16de eeuw behorenGa naar eind3. In datzelfde jaar kwam de tweede redactie van de Antwerpse Costuimen, de Antiquae tot stand. En terwijl de hertog van Alva met zijn drie op het Antwerps recht gevestigde ordonnantiën in 1569, 1570 en 1571 het zeeverzekeringsrecht regelde, werd in 1571 vader Jan Rubens, die niet alleen juridisch adviseur van Anna van Saksen was gebleven, maar ook, ingevolge zijn ‘amoureuze perikelen’ bij haar een kind had verwekt, voor twee jaar in de kerker te Dillenburg in Nassau, op bevel van Oranje, gevangen gezet. In 1573, nadat vader Rubens, dank zij het volhardend aandringen van zijn echtgenote Maria Pijpelincx, bevrijd was, kreeg hij als verplichte verblijfplaats Siegen aangewezen. Terwijl Oranje de Universiteit van Leiden oprichtte, werd in 1574 de oudere broer van Pieter-Pauwel, de jurist Filips Rubens, te Siegen geboren en in hetzelfde jaar te Antwerpen de jurist Jacob Boonen, de latere kardinaalGa naar eind4. Willem van Oranje speelde in het leven van de familie Rubens een rol die fataal had kunnen worden. Maar dank zij de amnestie van Oranje voor de zware belediging, die Peter Pauwels vader aan de Zwijger had aangedaan, is het evenwel mogelijk geworden dat de schilder op 28 juni 1577 te Siegen kon geboren worden op het ogenblik dat Anna van Saksen overleed, dat de opstandige Nederlanden met koningin Elisabeth van Engeland een alliantie sloten en Hendrik III koning van Frankrijk werd. Het was ook de tijd dat de grootste civilist der Nederlanden, Viglius ab | |
[pagina 105]
| |
Aytta overleed en dat Cujas, de leermeester van Jan Brant, zijn derde doceerperiode in de humanistische school van het romeinse recht te Bourges aanvatte. Voor Antwerpen situeert zijn geboorte zich tussen het wegtrekken van de Spanjaarden uit de stad (einde maart) enerzijds en de afbraak van de citadel (10 augustus) en de intrede van Oranje (18 september) anderzijds. Zo ontmoetten de wegen van Rubens en van Oranje zich een derde maal. Vader Rubens werd weldra te Keulen juridisch adviseur van prins Charles de Croy. Het volgende jaar werd Alexander Farnese landvoogd der Nederlanden en overleed de grote Antwerpse jurist en lid van de Raad der Beroerten, Lodewijk del Rio. En terwijl de sterk door du Moulin beïnvloede Nouvelle Coutume de Paris gepubliceerd werd, Jean Bodin zijn Démonomanie des Sorciers uitgaf en Bernard d'Argentré zijn Coutume de Bretagne optekende, werd te Antwerpen de eerste grote jurist uit de periode van Rubens, de kanonist Frans van den Zype of Franciscus Zypaeus geboren en publiceerde de te Antwerpen geboren Spaanse jurist Balthasar Ayala te Douai zijn zeer belangrijk werk over het militair recht De jure et officiis bellicis ac militaris disciplina libri III, dat nog in 1922 te Washington herdrukt werdGa naar eind5. Het volgende jaar - 1581 - overleed in de Scheldestad de grootste criminalist der Nederlandse rechtsgeschiedenis, Joos de Damhoudere, die trouwens zijn voornaamste werken te Antwerpen had uitgegeven. Intussen beleefde Rubens te Siegen en te Keulen tijdens zijn prille kinderjaren het begin van de ‘Kölnischer Krieg’, waarin de katholieken de sekularisatie van het Aartsbisdom Keulen wisten te verhinderen door Beierse troepen in Keulen en Westfalen te laten binnenrukken, die Ernest van Beieren als aartsbisschop aanstelden. In dat jaar voerde de Paus de noodzakelijk geworden kalenderhervorming door. Toen ook overleed de eerste voorzitter van het ‘Parlement de Paris’, Christophe de Thou, die aan de hervorming van verschillende Franse coutumes had deelgenomen, en werd te Antwerpen de derde redactie der Costuimen, de calvinistisch getinte Impressae, bij Plantin gepubliceerd. Aan het opstellen ervan heeft, naast de advokaten Karel Gabry en Filip Mallery, de grootvader van Rubens' eerste vrouw Isabella Brant, stadssecretaris Hendrik de Moy, een zeer groot aandeel gehad. | |
[pagina 106]
| |
Tijdens de belegering van de stad door Farnese, was Marnix van St. Aldegonde van 1583 tot 1585 burgemeester, en werd Oranje te Delft vermoord. Na de val van de stad in 1585 overleden in het buitenland de Antwerpse juristen Antonio del Rio en Mattheus van Wesembeke. Deze laatste was met Gabriël van der Muyden of Mudaeus de belangrijkste en de laatste Antwerpse vertegenwoordiger van een groep rechtsgeleerden die René Dekkers de ‘humanistische juristen’ heeft genoemdGa naar eind6. Ook publiceerde de Antwerpse notaris Jacob Thuys zijn Ars Notariatus, waarvan in 1590 te Antwerpen in het Nederlands een derde druk verscheen onder de titel: Dat is de conste ende stijl van Notarisschap: begrepen in Theorycke ende Practycke. In 1587 overleed vader Jan Rubens te Keulen aan het tijdens zijn gevangenschap opgedane rheuma en werd te Antwerpen de jurist en latere voorzitter van de Geheime Raad, Pieter Roose, geboren. En in 1588, het jaar dat de ‘Invincibile Armada’ verslagen werd, - wat voor Spanje het begin van het einde betekende -, kwam Rubens op 11-jarige leeftijd met zijn opnieuw katholiek geworden moeder en zijn broer uit Keulen te Antwerpen aan, waar zij op de Meir gingen wonen. Dit viel ongeveer samen met de geboorte van de tweede grote Antwerpse jurist Antoon Anselmo. Vier jaar later - 1592 - terwijl Filips II de eerste van de drie ordonnantiën over de bestrijding van de hekserij publiceerde, gaf de op de Meir geboren jurist en jezuïet Martin-Antonio del Rio zijn Disquisitiones Magicae libri VI uit, waarover de Oxforder hoogleraar Trevor-Roper schreef dat dit boek de ‘heksenprocessen in Vlaanderen heeft ingevoerd’Ga naar eind7. Vier jaar later overleed te Laon de grootste Franse jurist en demonoloog der 16de eeuw, Jean Bodin. 1598 was een belangrijke datum niet alleen voor Europa, maar ook voor Rubens: Filips II, Marnix van St. Aldegonde en Abraham Ortelius zijn toen overleden, de Vrede van Vervins werd tussen Spanje en Frankrijk getekend, Hendrik IV kondigde in Frankrijk het Verdraagzaamheidsedict van Nantes af, Albrecht en Isabella begonnen te regeren en Rubens werd, op 21-jarige leeftijd, gepromoveerd tot meester in de St. Lucasgilde. Zijn broer Filips werd secretaris van Jean Richardot, de Chef-President van de Geheime Raad, in feite de Eerste Minister van de Aartshertogen. De thesis | |
[pagina 107]
| |
dat Filips via Richardot bijgedragen heeft tot de diplomatieke carrière van Pieter-Pauwel is o.i. niet zo maar te verwerpen. Gedurende het verblijf van Rubens in Italië, eerst bij de hertog van Mantua, daarna te Rome, van 1600 tot 1608, overleed te Antwerpen Luiz Perez, een topfiguur in de Antwerpse zakenwereld en schoonvader van Nicolaas Rockocx jr., werd te Amsterdam de Oostindische Compagnie gesticht en te Oxford de Bodleian Library geopend, werd Rembrandt geboren en publiceerde de vertegenwoordiger van de natuurrechtelijke school, Althusius, zijn Politica methodice digesta, waarin hij het afzetten van vorsten verdedigde, terwijl Guy Coquille en Antoine Loisel respectievelijk hun Institution au droit des Français en de Institutes Coutumières schreven. 1608 was én voor de Rechtsgeschiedenis én voor Rubens weer een belangrijk jaar. De ziekte en de dood van zijn moeder, Maria Pypelincx was de reden van zijn terugkeer uit Italië naar Antwerpen op 31-jarige leeftijd, precies rond de tijd dat de derde grote Antwerpse figuur uit zijn periode, Pieter Stockmans, geboren werd, dat de jurist-jezuïet Martin-Antonio del Rio overleed, terwijl Rubens' grootvader, Hendrik de Moy, de belangrijke vierde redactie voltooide der Antwerpse Costuimen, de Compilatae, in 7 titels en 3556 artikelen, wat merkelijk meer is dan de Code Napoléon. Een belangrijker datum voor Rubens was 1609, het jaar van de afkondiging van het Twaalfjarig Bestand en het verschijnen van het Mare Liberum van Hugo de Groot. Filips Rubens werd tot stadssecretaris benoemd en huwde Maria de Moy, terwijl Pieter-Pauwel zelf op 32-jarige ouderdom met Isabella Brant trouwde, de dochter van de jurist en stadsgriffier Jan Brant en van Clara de Moy, de zuster van de echtgenote van zijn broer Filips, zodat deze tevens zijn oom werd. In datzelfde jaar werd Rubens hofschilder van de Aartshertogen en schilderde hij belangrijke altaarstukken voor de St. Walburgis- en de O.L. Vrouwkerk en voor zijn vriend Nicolaas Rockocx jr. het bekende Samsom en Dalila. In 1610, het jaar dat Hendrik IV vermoord werd, waardoor het regentschap van de beschermvrouwe van Rubens, Maria de Medicis, de schoonzuster van de hertog van Mantua, zijn eerste mecenas, begon, stierf de grootvader van zijn eerste echtgenote. De man was de hoofdredacteur van de twee belangrijkste redacties der | |
[pagina 108]
| |
Antwerpse Costuimen, namelijk stadssecretaris Hendrik de Moy. In dat jaar begon Rubens zijn samenwerking met Balthasar Moretus voor de boekillustratie en schilderde hij zijn Aanbidding der Koningen, dat zich thans in het Prado bevindt. Ook 1611 was weer zeer belangrijk én voor de nationale Rechtsgeschiedenis én voor Rubens. Terwijl het Eeuwig EdictGa naar eind8, ons eerste en enig burgerlijk wetboek van het Ancien Régime door de Aartshertogen werd afgekondigd, kocht Pieter Pauwel in de Wapperstraat zijn beroemd geworden huis, maar overleed zijn broer en vriend Filips op 37-jarige leeftijd. Het volgende jaar schilderde hij de Vier filosofen: Woverius, Justus Lipsius, zijn broer Filips en hijzelf. En in 1616, het jaar van de dood van Shakespeare, leerde Rubens de Franse humanist en numismaat, de jurist Fabri de Peiresc, kennen waarmee hij, samen met Nicolaas Rockocx jr. zeer bevriend zou worden en verschillende projecten zou realiseren. Vier jaar later decreteerden de Antwerpse stadsmagistraten de oprichting van het Collegium Medicum, wat een zeer gunstige invloed zou hebben op de geneeskundige verzorging in de metropoolGa naar eind9. Na de dood van Albrecht en het einde van het Twaalfjarig Bestand en terwijl Hugo de Groot zijn De jure belli ac pacis publiceerde, begon Rubens in 1622, door tussenkomst van de jurist baron Henri de Vicq, bijzonder gezant van de Infante Isabella bij het Franse hof en later Voorzitter van de Grote Raad van Mechelen, het Leven van Maria de Medicis in de thans beroemde Galerie Médicis in het Louvre te schilderen, te Parijs, waar in 1624 kardinaal Richelieu, die Rubens niet gunstig gezind was, het bewind overnam. Nadat in 1626 zijn eerste vrouw op 34-jarige leeftijd aan de pest was overleden, ondernam Rubens, onder de regering van Karel I en de tijd van de Petition of Rights diplomatieke opdrachten, met afwisselend succes, naar Madrid, waar hij Velasquez leerde kennen, en naar London, waar hij voor Buckingham schilderde. In 1630 huwde hij op 53-jarige leeftijd een nicht van zijn eerste vrouw, de 16-jarige Helena Fourment die de leeftijd had van zijn oudste zoon en die hij had zien opgroeien vermits in 1619 Helena's tweede oudste broer, Daniël Fourment gehuwd was met Rubens' schoonzuster Clara Brant, de jongere zuster van Rubens' eerste | |
[pagina 109]
| |
echtgenote. Na de dood van de Aartshertogin en van de stadspensionaris en latere voorzitter van de Geheime Raad, Engelbert Maes, de stichter in 1581 van de stadsbibliotheekGa naar eind10, en na de geboorte van de filosoof Benedictus de Spinoza en van Antonie van Leeuwenhoeck, de grondlegger van de microbiologie, was 1635 het laatste belangrijke jaar voor Rubens. Terwijl Zypaeus toen te Antwerpen zijn Notitia juris belgici publiceerde, in feite de eerste poging tot systematisatie van het Belgisch recht, geordend naar het schema van de Codex van Justinianus, leidde Rubens bij de Blijde Intrede - de Pompa Introitus - te Antwerpen van de nieuwe landvoogd, de Kardinaal-Infant Ferdinand, met een legertje medewerkers, waaronder zijn vriend, de jurist-humanist Jan Gevartius, de feestelijke stadsversiering, die in de kunstgeschiedenis uniek mag genoemd worden. Hetzelfde jaar kocht hij zijn buitenverblijf, het Steen, te Elewijt. En in 1637 - het jaar van de geboorte van Lodewijk XIV en van de publicatie door René Descartes van zijn Discours de la Méthode -, ontwierp Rubens zijn laatste groot werk: de decoratieschilderijen voor de Torre de la Parada van Filips IV, en schilderde hij zijn Liefdestuin. In 1640 - het jaar van het ‘Long Parliament’, en op de vooravond van de ‘Civil War’ - overleed Pieter-Pauwel, en zes maanden later zijn ‘vriendt ende patroon’ Nicolaas Rockox jr.Ga naar eind11, terwijl Antoon Anselmo zijn beroemde verzameling publiceerde, Placcaeten, Ordonnantiën, Landcharters, Blijde Inkomsten, Privilegiën ende Instructiën over de jaren 1220 tot 1640, later voortgezet door J.B. Christyn en Wouters, en gaf Zypaeus zijn Consultationes in druk. Het volgende jaar schreef de Antwerpse stadspensionaris Jaak Edelheer zijn bekende Rémonstrance à Son Altesse Sér. de la part de la ville d'Anvers contre les prélats des États de Brabant, l'an 1641, waarop Pieter Stockmans, namens de Staten van Brabant, een antwoord schreefGa naar eind12. Drie jaar later werd in het Rubenshuis een andere grote ‘commis de l'État’ geboren, als zoon van de financier Jan-Baptist van Broeckhoven en van Rubens' jonge hertrouwde weduwe, Helena Fourment, nml. Jan van Broeckhoven, heer van Bergeyck, die ‘le Colbert belge’ wordt genoemdGa naar eind13. Weer vier jaar later besloot het Verdrag van Westfalen of van | |
[pagina 110]
| |
Munster - dat zo ongunstig was voor de Schelde en voor Antwerpen - de Tachtigjarige Oorlog. Het leven van Rubens was voorbij. Maar de juridische uitstraling van Antwerpen was niet ten einde. Zypaeus, Anselmo en Stockmans moesten hun voornaamste werken nog schrijven en uitgeven. Zo publiceerde Zypaeus in 1649 zijn De jurisdictione ecclesiastica et civili libri IV, waarin hij de grenzen bepaalde tussen de wereldlijke en kerkelijke jurisdictieGa naar eind14. Ook Antoon Anselmo moest zijn voornaamste werken nog uitgeven; naast zijn Codex Belgicus publiceerde hij in 1652 zijn Commentaria ad Edictum Perpetuum, waarin hij het Eeuwig Edict artikel per artikel uitvoerig commentarieerde. En in 1662 verscheen zijn commentaar op het ediktaal recht, de Tribonianus Belgicus, terwijl in 1671 posthuum zijn Consultationes sive Resolutiones verschenen, in feite zijn conclusies ten behoeve van zijn cliënten in een bepaald geding, met een overvloed aan gegevens over het Antwerps gewoonterechtGa naar eind15. Pieter Stockmans tenslotte nam in 1650-1653 de verdediging waar van de te Madrid in ongenade gevallen Antwerpse voorzitter van de Geheime Raad, Pieter RooseGa naar eind16, evenals die van de Gentse bisschop Jacob Triëst, en van de aartsbisschop van Mechelen, de Antwerpse jurist Jacob Boonen, die te Rome in ongenade was gevallen wegens zijn jansenistische sympathieën. Stockmans nam met succes zijn verdediging op, steunende op het nationaal voorrecht ‘de non evocando’, volgens hetwelk geen Brabander in eerste aanleg in het buitenland - in casu te Rome - mocht terechtstaan. Stockmans publiceerde toen ook zijn Decisiones Curiae Brabantiae, een gecommentarieerde selectie uit de voornaamste sententies gedurende zijn lange praktijk in de Soevereine Raad van Brabant. De kroon op de Antwerpse juridische literatuur uit de 17de eeuw is evenwel Stockmans' Tractatus de Jure Devolutionis, in 1667 in het Nederlands verschenen onder de titel Verhandeling van Versterfrecht. Wanneer de nakende troonopvolging in Spanje Lodewijk XIV ertoe bracht erf- of devolutierechten op de Nederlanden te doen gelden, schreef Stockmans hiertegen eerst een anoniem werkje, maar in de polemiek verzeild, gaf hij vervolgens zijn groter werk uit, vergezeld van twee delen als antwoord op de uitgebrachte kritiek. Het devolutierecht of versterfrecht dat in | |
[pagina 111]
| |
bepaalde streken in gebruik was en waarbij de kinderen uit het eerste huwelijk van iemand, die tweemaal gehuwd was, de onroerende goederen erfden, werd door Lodewijk XIV (en zijn herauten, o.a. door Bossuet en Le Bret) ingeroepen, ten voordele van zijn vrouw, Maria-Theresia, de dochter van de Spaanse koning Filips IV, die hertrouwd was en een zoon - Karel II - uit zijn tweede huwelijk had. Omdat Lodewijk XIV ten onrechte op het devolutierecht steunde om de Zuidelijke Nederlanden op te eisen, schreef Stockmans zijn boek, dat juridisch bewees dat dit versterfrecht in de meerderheid der Costuimen van de Zuidelijke Nederlanden niet kon teruggevonden worden, en dat dus de aanspraken van Lodewijk XIV op een ‘rechtsverkrachting’ steundenGa naar eind17. Met Pieter Stockmans wordt de lijst van de voornaamste Antwerpse juristen uit de eeuw van Rubens afgesloten. Hierrond vindt men dan een aantal dei minores, als de advokaten Elen, Jean-Charles, Georges Virennius, Philips Swertius, Jan-Baptist Gramaye, Antoine Le Muet, Jacob en Antoon Thys, Daniël Lhermite, Schuermans, Jan Gevartius, Godfried Reysheuvels, Jan-Karel Roose en vele anderen. ***
Naast de werken van de drie belangrijkste Antwerpse juristen hebben in feite de twee laatste redacties van de Costuimen, de Impressae en de Compilatae enorm bijgedragen tot de juridische uitstraling van Antwerpen in de eeuw van Rubens. Vooral in het Noorden, hoofdzakelijk in de provincie Holland was deze invloed groot. De gedrukte derde redactie der Costuimen, de Impressae, in 1582 opgetekend, toen het Antwerps openbaar leven door het Calvinisme beheerst werd, had grote invloed op het Noorden, wat bewezen wordt door het feit dat van dit werk tenminste vier uitgaven te Amsterdam (in 1600, 1607, 1613 en 1639) verschenen. Men mag beweren dat in zekere zin de Impressae aldaar als het gemene recht golden en wij kunnen de Voorzitter van de Hoge Raad te Den Haag van 1725 tot 1743, Cornelis van Bynckershoek, beamen toen hij over de ‘Magna Iuris Antverpiensis Auctoritas’ schreef. Niet alleen hechtte Hugo de Groot zelf veel belang aan de Antwerpse Impressae, maar ook de commentatoren van zijn | |
[pagina 112]
| |
Inleydinge: Groenewegen, Schorer en Austen, alsook Pieter Bort, Simon van Leeuwen, Lieven Kersteman en Duysentdaelders verwijzen naar de Antwerpse Costuimen. Deze laatste en ook Decker in 1780 verleenden aan de Impressae hetzelfde gezag als aan het romeins recht. In een consultatie over de wisselbrieven van 1663 stond men op hetzelfde standpunt. Boel heeft in 1702 hetzelfde verklaard over het opzeggen van onderlinge testamenten, en Barels nam in 1781 hetzelfde standpunt in voor het ganse handelsrecht. In de andere provincies deden de auteurs regelmatig beroep op de Impressae (o.a. Goris (1635), Mattheus (1653), Van Wesel (1666), Van Hasselt (1774), Arntzenius (1783), Chalmot (1782) en Strubberg (1785). De beroemde Van der Keesel, die zelden bronnen uit de Zuidelijke Nederlanden citeert, heeft in zijn Theses Selectae acht maal de Antwerpse Costuimen aangehaald. De Impressae ontbraken in geen enkele bibliotheek, zelfs niet in deze van de Kaap der Goede HoopGa naar eind18. Langs een andere weg drong het Antwerpse gewoonterecht het recht van het Noorden binnen: de meer katholiek getinte codificatie van 1608, de Compilatae, had een overwegende invloed op de codificatie van het Land van Roermond in 1619 en dank zij deze codificatie vond het Antwerpse recht ingang in het Land van Nijmegen. De derde en vooral de vierde redactie van de Costuimen waren hoofdzakelijk het werk van de grootvader van Rubens' eerste vrouw, stadssecretaris Hendrik de Moy, ongetwijfeld de voornaamste jurist uit Rubens' uitgebreide kring van juridische bloed- en aanverwanten. Wat de uitzonderlijke plaats betreft, die Hendrik de Moy in de Antwerpse rechtsgeschiedenis inneemt, kunnen wij ons volledig aansluiten bij de opvatting van collega Dr. Marcel Gotzen, de beste kenner van de geschiedenis van de redactie der Costuimen, wanneer hij schrijft dat ‘De Moy zich door zijn wetenschappelijke bedrijvigheid ver boven het gewone peil zijner ambtsgenoten heeft verheven’. Een duidelijk teken van zijn waarde voor de stad was reeds het feit dat hij, alhoewel uitgesproken katholiek, toch enkele jaren aanblijven kon onder het Calvinistisch bewind. Men kon hem moeilijk missen en meer speciaal bij het opstellen der Impressae werd zijn raad noodzakelijk geacht. Was hij immers niet de enige die zijn weg vinden kon in de | |
[pagina 113]
| |
warboel die er van de Archieven overgebleven was na de brand van het stadhuis, bij de Spaanse Furie in 1576?... Nog voor de voleinding der redactie, in 1581, veroorzaakten de revolutionaire toestanden zijn ontslag, samen met dit van zijn collega's Neesen en Kieffelt. Farnese herstelde hem echter onmiddellijk terug in zijn functie in 1585, en hij zou dan ononderbroken aanblijven tot aan zijn overlijden op 75-jarige ouderdom in 1610. De Moy heeft geheel de opbouw der Compilatae meegemaakt, en we menen zijn rol daarin juist te kunnen karakteriseren als deze van een grondlegger. Hij is het die de omvangrijke studie heeft gemaakt van de basissen waarop de gegevens der redactie berusten. We vermeldden reeds zijn arbeid betreffende het schikken der dokumenten gered uit de stadhuisbrand: dit nam niet minder dan 25 jaren in beslag. Het resultaat van die vorsingen legde hij neder in twee uitgebreide inventarissen, die nu nog tot de meest gewaardeerde werken van het Antwerps stadsarchief behoren. Verder bezit men nog van zijn hand een hele reeks tractaten over de Blijde Inkomsten, de Privilegiën, de Costuymen, de Domeinen, de Officieren, de Rentmeesterskamer, de Tollen, en eindelijk ook nog over de Beden en Dagvaarten. Meer onmiddellijk in verband met de redactie der costuymen stond in de eerste plaats zijn verhandeling over de Impressae: Consuetudinum partes tres. De collegiale akten van 1586 en 1592 hadden beslist dat de herziening moest plaatsgrijpen op basis der Impressae; welnu het is de Moy geweest die ten gerieve der opstellers een gedetailleerde studie van de bronnen en van de waarde van die redactie, artikel per artikel, heeft ondernomen. De stijl pleit voor het talent van de auteur: sober en klaar, objectief ook, wordt aangetoond waar Gabri en Mallery hun gegevens gingen putten, waar ze buiten het costumier gareel uitliepen, waar ze zich door protestantse overwegingen lieten leiden. De hoofdhoedanigheden die men voor een juridisch werk vereisen moet: duidelijkheid en onpartijdigheid, zijn hier ten volle aanwezig. Spijtig dat de speciale schrijfwijze voor de hedendaagse lezer eerder zwaar maakt. Eveneens van belang was zijn Tafel oft index van alle de costuymen soo oude als nieuwe, waarin een vergelijkend overzicht werd gegeven | |
[pagina 114]
| |
van de onderwerpen behandeld in de costumiere verzamelingen van de 16de eeuw. Op die onderbouw opgetrokken door de Moy, groeide dan die zeer uitgebreide verzameling van het Antwerps gewoonterecht, die voortaan zou worden aangehaald bij de schrijvers als de Novae of Novissimae (want Novae werd ook een tijdje gebezigd om de Impressae aan te duiden), als de Transscriptae en meest nog als de Compilatae waardoor misschien het best het karakter van de inhoud wordt weergegevenGa naar eind19. Naast de twee laatste redacties van de Costuimen in hun geheel, hadden bepaalde titels van het Antwerps gewoonterecht een bijzondere uitstralingskracht, vooral op het Noorden. Zo heeft Hugo de Groot in zijn Inleydinge een aanzienlijk deel van het recht der wisselbrieven aan de Antwerpse Costuimen uit Rubens' tijd ontleend. Ook het faillietrecht van Antwerpen is in het Hollandse recht overgegaan en werd expliciet door de Hoge Raad van Holland in 1638 als het geldende recht erkend. Ook het Antwerpse notariaatsrecht had via het geciteerde boek van notaris Jacob Thuys, Ars Notariatus verschenen in 1585 en in Holland veel gebruikt, aldaar eveneens een grote invloed. Dit bewijzen de 10 herdrukken aldaar (in 1596 en in 1616 te Delft, in 1602 en in 1610 te Den Haag, in 1620, in 1621, in 1632 en in 1636 te Rotterdam, en in 1640 en in 1675 te Amsterdam). Tenslotte straalde het Antwerpse verzekerings- en zeeverzekeringsrecht uit de eeuw van Rubens tot ver buiten de grenzen uit. De Ordonnantiën op de zeeverzekeringen van Filips II in 1563 en van Alva in 1569, 1570 en 1571 hadden als basis het gewoonterecht van de Antwerpse beurs, dat zelf beïnvloed was door het Spaanse recht. Op haar beurt gingen deze ordonnantiën voor het grootste deel over naar Middelburg en Rotterdam en in de beroemde Ordonnantie van Amsterdam in 1598, en beïnvloedden zij het verzekeringsrecht van de Ordonnance de la Marine van Colbert in 1681. Het valt eveneens niet te loochenen dat Hamburg zeer lang het Antwerpse zeeverzekeringsrecht trouw is gebleven, en dat de 17de-eeuwse Hamburgse polissen op de leest van de modelpolis van 1571 geschoeid waren, zoals het ook bewezen is dat Keulen | |
[pagina 115]
| |
en andere Duitse steden de Antwerpse invloed ondergaan hebben. Ongetwijfeld is Antwerpen ten aanzien van een deel van Noord-Europa de verdeler geweest van de verzekeringstechniek, die zij van Zuid-Europa had ingevoerd en verfijnd, om ze door toedoen van haar uitgeweken handelaars op het einde van Antwerpens Gouden Eeuw over gans West- en Noord-Europa te verspreiden. Het is dan ook meer dan waarschijnlijk dat én de Franse Ordonnantie van 1681 en de wet van 1808, evenals ons huidig recht sporen inhouden van de Antwerpse bijdrage tot de ontwikkeling van de thans algemeen verspreide verzekeringstechniek. Voor deze belangrijke materie verwijzen wij naar het recente werk van de heer Henry de GrooteGa naar eind20 en nog meer naar de merkwaardige studie van de heer Lic. Iuris Xavier MullensGa naar eind21. Als artistiek ambassadeur heeft Rubens ongetwijfeld over heel Europa en de wereld Antwerpen alle eer aangedaan. Maar ook het Antwerpse recht uit de 17de eeuw, vooral via de twee laatste redacties van de invloedrijke Antwerpse Costuimen, via het Antwerpse bank- en wisselrecht, het verzekerings- en vooral zeeverzekeringsrecht, het failliet- en het notariaatsrecht, gepaard gaande met een merkwaardige bloei van een zeer belangrijke Antwerpse groep juristen - magistraten - en advokaten -, waaronder opvallend veel verwanten van Rubens te vermelden vallen, heeft machtig bijgedragen tot de uitstraling en de reputatie van Antwerpen. | |
[pagina 117]
| |
Résumé
| |
[pagina 118]
| |
d'Amsterdam en 1598 et elles eurent une influence sur le droit des assurances de ‘l'Ordonnance de la Marine’ de Colbert en 1681. Il ne saurait être nié que la ville d'Hambourg est restée très longtemps fidèle au droit des assurances maritimes d'Anvers et que les polices d'Hambourg du XVIIe siècle étaient inspirées de la police modèle de 1571 et qu'il est certain que Cologne et les autres villes allemandes ont subi l'influence d'Anvers. Incontestablement Anvers a été, à l'égard d'une partie de l'Europe du Nord, l'organe distributeur de la technique des assurances qu'elle avait importée du Sud de l'Europe et retravaillée pour, par l'entremise de ses commerçants émigrés à la fin du ‘Siècle d'Or’ d'Anvers, la répandre dans tout l'Ouest et le Nord de l'Europe. Il est dès lors plus que probable que l'Ordonnance française de 1681 et la loi de 1808, autant que notre droit contemporain, portent les traces de la contribution anversoise au développement de la technique des assurances généralement répandue de nos jours. Comme ambassadeur artistique Rubens a indubitablement fait honneur à Anvers à travers toute l'Europe et le monde entier. Mais également le droit d'Anvers du XVIIe siècle, allant de pair avec la remarquable prospérité d'un groupe de juristes importants - magistrats et avocats - a puissamment contribué au rayonnement et à la réputation d'Anvers. |
|