De Gulden Passer. Jaargang 52
(1974)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 95]
| |
Voorstellingen van Margareta van Oostenrijk in tekeningen, prenten en boekillustratieGa naar voetnoot1
| |
[pagina 96]
| |
die prenten en dat deze, zonder hun medeweten, zonder hun instemming, werden vervaardigd en verspreid. Dit is ook het geval geweest met de meeste prenten waarin Margareta van Oostenrijk en haar lotgevallen zijn voorgesteld. Deze waren trouwens van die aard dat zij het hart van haar landgenoten konden beroeren en medelijden en sympathie wekken in brede kringen. Deze bijdrage brengt geen volledig overzicht van de tekeningen en de grafiek die betrekking hebben op de eerste landvoogdes van de Nederlanden, noch een grondige studie daarvan. Alles blijft nagenoeg beperkt tot aanvullende gegevens betreffende werk, dat tijdens haar leven en in de eerste daaropvolgende jaren tot stand kwam, of tot het rechtzetten van onnauwkeurigheden, die dienaangaande werden geschreven. Zijn mij geen prenten bekend van de stoet die Margareta begeleidde naar Ste.-Goedele te Brussel, toen ze er midden januari 1480 werd gedoopt, noch van haar afreis uit Vlaanderen, op 24 april 1483, toen ze na de tragische dood van haar moeder Maria van Bourgondië, door de Gentenaars met een rijke bruidschat werd uitgeleverd aan de Franse koning Lodewijk XI, dan hangt toch in het Museum te Versailles een portret, dat haar bewakers precies vóór haar vertrek, lieten schilderen, wellicht door een Gents meester. Op 2 juni van dat jaar kwam Margareta aan in het feestelijk versierde Parijs. Dat de audiëntie van het prinsesje bij de Franse vorst, uitgebeeld in de ‘Weisskunig’, een autobiografie van Maximiliaan, Margareta's vader, enige historische waarde heeft, is onwaarschijnlijk. Drie weken na haar aankomst had te Amboise de verloving plaats van het jong hertoginnetje met de 13-jarige dauphin Karel, die weldra koning van Frankrijk werdGa naar voetnoot2. Doch Karel VIII huwde, eind 1491, Anna van Bretagne. Eerst in 1493 mocht Margareta terugkeren naar de Nederlanden. Heeft haar uitlevering (Uberantwortung fraw Margaretha), in de ‘Weisskunig’ fo 450b, daarop betrekkingGa naar voetnoot3? Margareta wordt er | |
[pagina 97]
| |
reeds als volwassen voorgesteld, wellicht door Leonhard Beck. In een gedicht dat toen werd gedrukt, met de titel: Complainte de Dame Marguerite d'Autrice... uitte ze haar bittere teleurstelling en wrevel: Moy Marguerite, de toutes fleurs le chois
Ay esté myse ou grand vergier franchois
en ze besloot: Que ces grandz biens me sont prins et fallis Pas n'en doivent les miens estre jolis.
In dat stuk, hs. 10926 van de Koninklijke Bibliotheek te Brussel, is Margareta afgebeeld, knielend voor haar vader Maximiliaan en haar broer Filips de Schone en hen smekend de haar aangedane belediging te wrekenGa naar voetnoot4. Hetzelfde onderwerp, doch behandeld door een miniaturist, kan men ook vinden in hs.11182: ‘le malheur de France’ met het rauwe vers: Vive Bourgogne et Charolois. Et bran de chien pour les FrançoisGa naar voetnoot5. Haast 40 jaar later werd die terugkeer van Margareta in haar vaderland nogmaals voorgesteld, zij het dan in feestelijker zin: haar broeder Filips met zijn gevolg komt haar tegemoet gereden. Verrassend is dat het linkerluik van de voorstelling: nml. de prinses en haar gevolg, eenvoudig de overname is van de illustratie: Maria van Bourgondië rijdt haar bruidegom Maximiliaan tegemoet, en dát in dezelfde ‘Dits die excellente Cronicke van Vlaenderen’Ga naar voetnoot6. Evenmin is Margareta te herkennen in een andere illustratie van hetzelfde werk, waar ze met haar familieleden aan de dis zit: Hoe die Roomsche Coninck ende sijne coninghinne ende dye hertoge Phelips ende Margriete sijn sustere hielden haerlieder natael midwintere [1494] binnen der stede van MechelenGa naar voetnoot7. | |
[pagina 98]
| |
Wij kunnen de hertogin niet volgen op haar tocht naar Spanje, waar ze begin 1497 in het huwelijk trad met kroonprins Juan van Castillië, doch reeds op 4 oktober daarna weduwe werd. Enige tijd na haar terugkeer in de Nederlanden kwam er een huwelijksaanzoek van Filibert van Savoye, dat nogmaals in de ‘Excellente Cronike’ is geïllustreerd: Hoe die hertoghe van Savoyen een ambassade seynde aen den hertoghe Philips om te hebbene die vors. weduwe vrau Margriete ten huwelickeGa naar voetnoot8. Of zij zelf is afgebeeld is niet uit te maken. A.J.J. DelenGa naar voetnoot9 heeft de illustraties van die kroniek toegeschreven aan de meester van Jan van Doesborch. Evenwel in ‘Die alderexcellenste Cronyke van Brabant’, die in 1518 te Antwerpen bij Jan van Doesborch werd uitgegeven, komen die afbeeldingen niet voor. Na de dood van Filibert, haar tweede echtgenoot, begin 1504, dacht de hertogin eraan een einde te stellen aan die voortdurende beproevingen door zich naar beneden te storten uit een venster van haar kasteel. Wie de maker is van die miniaturen, die zijn te vinden in Cod. Vind. 3441: La couronne Margaritique van de Oesterreichische Nationalbibliothek te Wenen, is niet uitgemaakt: is het de auteur zelf, nml. Jean Lemaire, of is het Jean Marlart, die hofschilder was of het enige tijd later is geworden? Op een miniatuur ziet men de doodstrijd van Filibert, omringd door hofambtenaren en hofdames, met Margareta op de voorgrond. Het bed is met het voeteinde gekeerd naar de toeschouwer. Ook het bed met de opgebaarde hertog, omringd door geestelijken en onderdanen, is opgesteld zoals in de prenten van Hogenberg, waarover verder wordt gesproken. Blijkbaar zijn prenten uit de Savoyardische, zoals uit de vroegere Spaanse periode zeldzaam. Mij zijn er geen bekend, al is het waarschijnlijk dat, minstens in stambomen en kronieken van die landen, Margareta is uitgebeeld geweest. De landvoogdes zelf had in haar verzameling in 1524 ‘Une autre généalogie de la maison de Savoie en parchemin’. Ook portretten van Margareta werden toen geschilderd, aldus in Spanje door Michel Sittow, en in Savoye, | |
[pagina 99]
| |
Afb. 1. Keizer Maximiliaan ontvangt zijn dochter Margareta en de kinderen van Filips de Schone misschien te Brussel in 1508 (H.Th. Musper, Der Weisskunig, nr. 224)
| |
[pagina 100]
| |
wellicht door Jehan PerréalGa naar voetnoot10. Ten onrechte voorzeker heeft men gemeend die beeltenis van Margareta's hofschilder te kunnen aanwijzen in het vroeger koninklijk paleis te TurijnGa naar voetnoot11. Wel wordt ze als werk van Perréal bestempeld in de prent van Fréderic Hillemacher van 1867. Of het ontwerp voor Margareta's graftombe, waarvoor Perréal een tijdlang de opdracht had, is klaar gekomen, is niet uit te makenGa naar voetnoot12. De zesjarige aartshertog Karel volgde in 1506 zijn vader Filips de Schone op in de Nederlanden. Zijn voogd, keizer Maximiliaan I stelde zijn dochter Margareta, de tante van Karel, aan tot landvoogdes. In miniaturen en prenten uitgevoerd voor de keizer, liet deze niet na een plaats te gunnen aan zijn dochter. Aldus werd in de ‘Weisskunig’ door Hans Burgkmair een Bezoek afgebeeld, dat ze, samen met de kinderen van Filips, bracht aan Maximiliaan (afb. 1) tijdens diens verblijf in de NederlandenGa naar voetnoot13, misschien te Brussel omstreeks 1508. Albrecht Dürer stelde Margareta voor in de ‘Kleine Triomfwagen’Ga naar voetnoot14 en Hans Springinklee in de ‘Erepoort’Ga naar voetnoot15. De iconografische waarde ervan is evenwel gering. Dat de landvoogdes in die tijd ook in de Nederlanden meermalen werd uitgebeeld laat weinig twijfel. Laten wij eerst denken aan vreemde meesters. Lucas Cranach was te Mechelen wellicht in het begin van de herfst van 1508. Hij kreeg er een zeer hoge vergoeding van Margareta; doch wat hij voor haar gemaakt heeft, kon niet achterhaald worden. Het vrouwenportret te Dessau, dat hem is toegeschreven, is geen beeltenis van de landvoogdes, zoals beweerd is. Dit is wel het geval met de tekening die men daarmee in verband bracht; doch deze dateert van 1518 of later, dus zeker niet uit de tijd van Cranachs reis in de NederlandenGa naar voetnoot16. | |
[pagina 101]
| |
Dient ook Jacopo de' Barbari, hofschilder van Margareta (ca. 1510-1516), hier niet vermeld te worden? Zij bezat volgens de inventaris uit haar laatste levensjaren een beeltenis ‘fort exquise, fecte de la main de feu maistre Jaques’Ga naar voetnoot17, maar tevens bewaarde ze ook een aantal ‘platines du cuivre engravées par feu maistre Jaques de Barbaris paintre exquis...’Ga naar voetnoot18. Was er soms geen plaat met Margareta's beeltenis? Albrecht DürerGa naar voetnoot19 was niet onbekend met de landvoogdes vóór zijn bezoek aan de Nederlanden. Hij diende haar uit te beelden in zijn werk voor Maximiliaan; en bij haar wilde hij aankloppen om steun voor zijn aanzoek om te worden opgenomen in dienst van Karel V. Het is dan ook verrassend dat die schilder, die de beeltenis heeft getekend van zovelen met wie hij in de Nederlanden in aanraking kwam, dat niet heeft gedaan van Margareta noch van Karel V, althans niet volgens zijn reisverhaal. Ook Nederlandse kunstenaars hebben in die tijd, met min of meer goed gevolg, gepoogd om de landvoogdes uit te beelden. De Brusselse schilder Jan van Roome werd op 7 juli 1516 betaald o.a. voor ‘une sépulture moderne pour nous... faicte ou petit pied sur perchemin’, d.i. voor een ontwerp van het grafmonument van Margareta, dat in de kerk te Brou is opgericht en waarop ze is afgebeeld als levende en als overledeneGa naar voetnoot20. Ook voor een glasraam voor St.-Romboutskerk te Mechelen heeft hij een ontwerp getekend. Daarop stond de stamboom van Karel V, o.m. met Maximiliaan en Maria van Bourgondië en hun kinderen. Dat de tekening, bewaard in het aartsbisschoppelijk museum te Mechelen, het oorspronkelijk stuk zou zijn werd onlangs door M.J. OnghenaGa naar voetnoot21 terecht betwijfeld. | |
[pagina 102]
| |
Of Gerard Horenbout, hofschilder van Margareta van 1515 tot 1519, tekeningen of prenten van de prinses heeft gemaakt is niet te achterhalen. Zeker is dat hij haar twee of driemaal afbeeldde in de miniaturen van het Sforza-book (British Museum, Londen)Ga naar voetnoot22. Belangrijker was wellicht Bernard van Orley, die zoveel protretten van Margareta van Oostenrijk heeft geschilderd. Zijn geen tekeningen in dat verband bewaard, dan moeten er zeker bestaan hebben, o.m. als ontwerp voor het glas van de prinses in St.-Goedelekerk en voor het tapijt uit de reeks van O.L. Vrouw ten Zavel, waarop ze met Karel V, zijn broeder en zusters is afgebeeld en dat hangt in de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis te BrusselGa naar voetnoot23. Van Bernard was wellicht ook het patroon voor het tapijt met het portret van Margareta, dat verloren is, doch dat in haar inventaris is vermeld en in 1531 uit Mechelen werd overgebracht naar BrusselGa naar voetnoot24. Aan hem is verder de pentekening toegeschreven in het Rijksprentenkabinet te AmsterdamGa naar voetnoot25, die ca. 1534-1535 is gemaakt, en een ontwerp was voor het epitaphium, dat in St.-Pieterskerk te Mechelen zou worden opgericht. Daarop wordt verder teruggekomen. Tenslotte zou, volgens Fr. Baudson, Van Orley's werk Pieter de Jode geïnspireerd hebben voor de prent met het portret van de prinses, die bewaard is in de Bibliothèque Nationale te Parijs. Of de mij niet bekende zestiende eeuwse volksprent in de Graphische Sammlung te München van Nederlandse herkomst is, werd door M.J. Schouteden niet vermeldGa naar voetnoot25bis. De onderhandelingen van de landvoogdes met Louise de Savoye, die hebben geleid tot het sluiten, op 3 augustus 1529, van de Damesvrede te Kamerijk, vormden een hoogtepunt in haar diplomatieke bedrijvigheid. Dat verdrag bracht trouwens grote opluchting in de Nederlanden. Wellicht omdat het, in die omstandigheden, nuttig kon zijn te | |
[pagina 103]
| |
Afb. 2. Door de Damesvrede van 1529 triomferen Margareta van Oostenrijk en Louise de Savoye over Mars. Houtsnede door Johan Thibault(?) (Brussel, Koninklijke Bibliotheek)
| |
[pagina 104]
| |
beschikken over een hofschilder, had Margareta op 11 mei 1529 Jan Cornelisz Vermeyen tot die functie benoemd. Deze vooraanstaande kunstenaar was ook graveur. Doch in de bewaarde bronnen is niet vermeld of de landvoogdes ook op zijn begaafdheid op dat gebied wenste beroep te doen. Wel staat vast dat aan Margareta, anderhalve maand na het sluiten van de Damesvrede, prenten met de verheerlijking ervan werden gezonden vanwege Jehan ThibaultGa naar voetnoot26, drukker, lettersnijder, geneesheer en astroloog te Antwerpen. Was het om die reden of om andere kleine geschenken, die Margareta van de echtgenote van Thibault had ontvangen, dat de prinses haar 18 el damast schonkGa naar voetnoot27? Doch de astroloog verkoos geld. Op 6 december van hetzelfde jaar werd het damast geruild voor 40 pond en 10 schellingenGa naar voetnoot28. Was Thibault ook graveur? Hij was in elk geval de auteur van het boekje: La triumphe de la paix célébrée en Cambray, avec la déclaration des entrées et yssues des dames, roix, princes et prélatz: faicte, par maistre Jehan Thibault, astrologue de l'impériale maiesté et de Madame etc., dat in 1529 werd uitgegeven te Antwerpen bij Willem VorstermanGa naar voetnoot29. Onder de titel van het boek, staan in een houtsnede drie vrouwen afgebeeld, met aan hun voeten de gevelde oorlogsgod (afb. 2). De vrouw aan de rechterkant, gelet op haar weduwdracht en haar dikke onderlip, schijnt Margareta van Oostenrijk voor te stellen. Zij geeft de hand aan de vrouw in het midden, wellicht Louise de Savoye, die van zeer dichtbij wordt gevolgd door de derde, boven wiens hoofd het teken ‘caput’ is te ontcijferen. Rechts van het hoofd van Margareta vindt men o.m. de tekenen van Mercurius en Venus, links daarvan die van Jupiter en Venus en, boven het hoofd van de | |
[pagina 105]
| |
vermoedelijke Louise, dat van ‘cor’. Op grond van die weliswaar niet volledige ontcijfering kan de mogelijke lezing luiden: gedreven door de rede (caput), hebben Margareta van Oostenrijk, begiftigd met wijsheid (Mercurius) en liefde (Venus) en Louise de Savoye, eveneens vol hartelijkheid (cor), vrij (Jupiter) en liefdevol (Venus) de vrede gesloten en Mars geveldGa naar voetnoot30. Neemt men in aanmerking dat die astrologische tekenen en die verklaring te vinden zijn op het boekje van astroloog Jehan Thibault, dat het vermeld stuk van 6 december 1529 op een wat analoge wijze door hem werd gesigneerdGa naar voetnoot28, dat hij prenten betreffende de Damesvrede aan Margareta had gezonden, dan vraagt men zich af of die illustratie van dat titelblad niet een van de prenten was die haar waren gezonden en of Thibault zelf daarvan niet de auteur was. Vorstermans' Excellente Cronike van Vlaenderen, waarin vrij uitvoerig over die vrede is gesproken, drukt dezelfde illustratie afGa naar voetnoot31, evenals de bepalingen van het verdrag. Op 1 december 1530 overleed de landvoogdes te Mechelen. Dat menig gelegenheidstuk tot stand kwam, kan geen verwondering wekken. Aldus schreef Nicaise Ladam, geheten Grenade, wapenkoning van Karel V, die omstreeks nieuwjaar 1529 aan Margareta ‘aucunes belles cronicques abrégées’ had aangebodenGa naar voetnoot32, en die haar stoffelijk overschot diende te vergezellen tot Brugge en haar dood te verkondigenGa naar voetnoot33, een ‘Complaincte faicte pour Madame Marguerite, archiduchesse d'Autriche...’ dat nog eind 1530 verscheen cum privilegioGa naar voetnoot34. Op de verso van blz. 1 vindt men de weinig gelijkende beeltenis van de prinses. Of deze publicatie dezelfde is, die zonder auteursnaam vermeld wordt door M. BruchetGa naar voetnoot35, met op de verso van het titelblad: Margareta in | |
[pagina 106]
| |
Afb. 3. Ontwerp voor het grafmonument van Margareta van Oostenrijk in St.-Pieterskerk te Mechelen. Pentekening door B. van Orley (Rijksmuseum Amsterdam)
| |
[pagina 107]
| |
een besloten hof met links van haar de dood, kon ik niet nagaan. Ook grafmonumenten dienden weldra te worden ontworpen voor een paar Vlaamse kerkgebouwen. De ingewanden van Margareta werden bijgezet in St.-Pieterskerk te Mechelen. Volgens een schrijven van 20 april 1535 van de testamentuitvoerders aan Karel V, zou de aldaar te plaatsen ‘remenbrance’ dienen te zijn: une belle représentation d'albastre de la dicte dame priant, estant présentée par Ste-Marguerite avec des ouvrages à l'entour où se voient les armoiries de la dicte dame: Austriche, Portugal, Bourgogne et Bourbon, avec son épitaphe [door Cornelius Grapheus] en basGa naar voetnoot36 (afb. 3). Toen die brief werd opgesteld, beschikten de testamentuitvoerders voorzeker over een ontwerp en dat is m.i. aan te wijzen. Het is nml. de met bister gewassen pentekening van het Rijksprentenkabinet te Amsterdam, die aan Bernard van Orley is toegeschrevenGa naar voetnoot37, en die zo goed past bij de zoëven vermelde beschrijving. Toen in 1550 Matheus Smets en Hendrik van Eeghem werden belast met de oprichting van het epitaphium, werd hun echter een gewijzigd ontwerp voorgelegd, zoals blijkt uit het afgesloten contractGa naar voetnoot38. Voor een latere tekening, al dan niet naar het grafmonument te Mechelen, en voor die naar Margareta's epitaphium in het annonciadenklooster te Brugge kan verwezen worden naar hetgene daarover elders is geschrevenGa naar voetnoot39. Belangrijk voor dit onderzoek zijn de vijf etsen, die o.m. door Louis Lebeer, in ‘Mechelen de Heerlijke’, terecht zijn toegeschreven aan Claes Hogenberg, of, zoals deze meester zelf zijn naam | |
[pagina 108]
| |
schreef vóór dat hij die vernederlandste: Niclas Hochbergk. Geboren te München, bedrijvig in 1519 te Augsburg, onderging hij in de jaren 1523-25 reeds Nederlandse invloedGa naar voetnoot40 en, in 1528-29, is hij als ‘printsteker die veel neringhen doet’ te Mechelen gesubsidieerd. Doch ook als schilder werd hij daar gewaardeerd. In 1530 schonk Margareta aan de Jezuskapel in St.-Pieterskerk te Mechelen ‘ung confazon de bon damas de graynne rouge’, wellicht een banier, die werd vastgehecht aan een geschilderde stok met daarop een gepolychromeerde Jezus. Hogenberg diende aan beide zijden een klein Jezusbeeld te schilderen en links en rechts daarvan de leden van de broederschapGa naar voetnoot41, waartoe de landvoogdes zelf behoorde, uit te beelden. In die tijd werkte Claes Hogenberg aan zijn ‘Triomf van de Kroning van Karel V te Bologna, op 24 februari 1530, die gepubliceerd werd met de financiële steun van ‘socius’ Inglebert BruninckGa naar voetnoot42, doch wellicht niet met zijn artistieke medewerking, zoals wel eens geschreven isGa naar voetnoot43. Deze zoon van een vroegere hofbediende was reeds in Savoye in 1503 in dienst van Margareta. In 1510 is hij ‘fruitier’. In 1516 werd hij o.m. op aanbeveling van keizer Maximiliaan ‘huissier de chambre’ van de aartshertogin. Dit is hij gebleven tot aan haar doodGa naar voetnoot44. Met zijn meesteres stond hij op goede voet. Zijn echtgenote leverde haar meermalen tafellinnen en bood haar op Nieuwjaar 1521 een ‘cuekelinc’ als geschenk aan. Hij zelf verkocht aan Margareta voorwerpen van artistieke aard o.m. een gouden medaille met de beeldenaar van de landvoogdesGa naar voetnoot45. Hij besprak met haar zelfs vrij intieme aangelegenheden: aldus won hij tegen Margareta, op 29 december 1527, een weddenschap betreffende het geslacht | |
[pagina 109]
| |
van het eerste kind van Karel VGa naar voetnoot46. Als ‘duerwaerdere’ van de kamer van de prinses heeft hij van dichtbij haar doodstrijd meegeleefd en wellicht de deur geopend voor hen, die een laatste groet brachten aan haar stoffelijk overschot. Is het dan niet aannemelijk dat Bruninck, die voorzeker bekend was met de beelden gemaakt naar Filibert van Savoye's doodstrijd en de Opbaring van de afgestorveneGa naar voetnoot47 (afb. 4), Hogenberg heeft aangespoord om dergelijke afbeeldingen te maken, dat hij hem heeft gedocumenteerd en dat hij zelfs financiëel is tussengekomen. Ja, is hij het soms niet die de deur sluit op een van die prenten (afb. 5) of van achter het altaar komt kijken? Niet eerst in 1932 door Gh. de BoomGa naar voetnoot48, doch reeds in 1860 door E. de QuinsonasGa naar voetnoot49 werden die etsen van Claes Hogenberg in verband gebracht met schilderijen, die hebben gehangen in het vroegere Klooster der annunciaten te Brugge. Volgens het Hs. l'Institution de l'ordre des Annonciates et la Fondation de ce cloître à Bruges en 1517 par Marguerite d'AutricheGa naar voetnoot50, stelden ze voor: Margareta, geknield op haar bidstoel voor een altaar, de Doodstrijd van de prinses en het Opgebaarde stoffelijk overschot. Volgens Hs. 15862-63, geciteerd door Gh. de BoomGa naar voetnoot51, zou dit laatste tafereel ontbroken hebben en hing, in de plaats daarvan, een schilderij met het Epitaphium. Hebben de woorden ‘deux’ rangées des armoiries, Empire, Portugal, Tyrol, Castille et BourgogneGa naar voetnoot52 geen aanleiding gegeven tot die tegenspraak? Wat er ook van weze, vóór 25 oktober 1531 werd uit het paleis van Mechelen of uit de samengebrachte ‘aornemens d'église’, die aan de biechtvader van het Annunciatenklooster dienden overhandigd, een schilderij gehaald ‘fait après feue Madame’, dat aan Karel V werd getoondGa naar voetnoot53, wellicht te Brussel. | |
[pagina 110]
| |
Afb. 4. Hertog Filibert van Savoye op zijn doodsbed. Miniatuur door Jehan Lemaire de Belges of Jehan Marlart (Wenen, La Couronne Margaritique)
| |
[pagina 111]
| |
Afb. 5. Margareta van Oostenrijk op haar doodsbed. Ets door Claes Hogenberg (Brussel, Kon. Bibliotheek)
| |
[pagina 112]
| |
Werden de etsen gemaakt naar de geschilderde tafereeltjes? Of werden deze geschilderd naar de etsen op verzoek van Mère Ancelle van het Annunciatenklooster en op bevel van de testamentuitvoerders? Dit is in elk geval niet gedaan door Bernard van Orley, die, in 1527 ontslagen als hofschilder door Margareta, eerst in 1532 aan het hof van Maria van Hongarije werd opgenomenGa naar voetnoot54. Wel is er een duidelijke aanwijzing voor Niclas Hochbergk, die eigenhandig op 20 maart 1531 (n.s.) het volgende kwijtschrift tekende: aujourd'huy le XXe de mars anno XXX, Pierre Damant a contenté et paié entièrement maistre Claus Hocberc, pointre, de toutes choses que ledit maistre Claus a sceu dire et mestre en avant, ledit Damant luy estant tenu. Et pour ainsi ceste servira de quittance absollute au dit Damant. Fait soubs le seing manuel du dit maistre Claus, les jour et an dessus dit. (get.) Niclas HochbergkGa naar voetnoot55. Dat die betaling o.m. gedaan werd voor geleverde prenten en voor de ‘Triomf van de Kroning te Bologna’ is mogelijk. Doch waarschijnlijk gold ze vooral schilderwerk, d.i. de vermelde taferelen, want meester Claus wordt er betiteld als schilder. Tenslotte zou hier ook nog dienen gehandeld over stambomen van het Bourgondisch-Habsburgse huis. Aldus werd Margareta van Oostenrijk afgebeeld door Robert Péril in zijn ‘Généalogie et descente de la maison d'Autriche’. Dit zou ons evenwel te ver leiden.
Vrij veel portretten en voorstellingen uit het leven van Margareta van Oostenrijk waren te achterhalen bij dit onvolledig onderzoek van tekeningen en grafiek. Een aantal daarvan zijn te danken aan de belangstelling van haar vader Maximiliaan voor de kunst en aan bestellingen door hem gedaan. Enkele slechts zijn ontstaan door tussenkomst van Margareta zelf en dan niet altijd na bestelling van harentwege. Andere zijn te zoeken in boeken, die door de uitgevers, vooral W. Vorsterman en zijn medewerkers, met illustra- | |
[pagina 113]
| |
ties werden voorzien. Een laatste reeks tenslotte houdt verband met monumenten, die na haar overlijden dienden opgericht te worden! Van werkelijke kunstbescherming door de landvoogdes valt hier zeer weinig te onderkennen. Zijn een aantal gebeurtenissen uit Margareta's leven uitgebeeld, aldus, naast de reeds vermelde, haar poging om in 1524 van de Staten een grote subsidie te bekomenGa naar voetnoot56, dan zijn andere gewichtige voorvallen, zoals haar aanstelling tot landvoogdes door Maximiliaan of later door Karel V, voor zover wij weten, althans vóór de 19e eeuw nooit in beeld gebracht. Bij dat alles werd niet systematisch te werk gegaan en toevallige omstandigheden hebben bij die keuze een grote rol gespeeld. Dat menige voorstelling van gebeurtenissen uit het leven van Margareta onnauwkeurig weergegeven werd, ja zelfs niets met de werkelijkheid te maken had, is reeds gezegd. Zo is het trouwens ook met sommige portretten. Vooral is dat het geval in boekillustraties, in zekere mate ook met bestellingen van Maximiliaan. Kunstenaars die niet in de omgeving van de landvoogdes verkeerden, die haar niet hadden benaderd, fantaseerden er op los. Zij trachtten niet eens één van de nochtans vele portretten die bestonden na te bootsen. Zij vermoedden zelfs niet dat, sedert de dood van Filibert van Savoye, Margareta altijd als weduwe gekleed ging en stelden haar ook niet als dusdanig voor. Heel anders handelden haar hofschilders en zij die epitaphia ontwierpen. Zelfs tijdens haar doodstrijd zou ze, volgens Hogenberg, nog de weduwkap en de guimpe gedragen hebben. Buiten de kring van familieleden, vrienden en hovelingen, buiten de voorwerpen, die behoorden tot de eigen verzamelingen of stichtingen en behoudens de voorstellingen op grafmonumenten, was er geen belangstelling voor natuurgetrouwe afbeeldingen. Volkomen gefantaseerde of geïdealiseerde voorstellingen voldeden om te herinneren aan de landvoogdes, doch zij werden toegelicht door een opschrift of een context. | |
[pagina 114]
| |
Représentations de Marguerite d'Autriche en dessins, estampes et illustrations de livresLa gouvernante Marguerite d'Autriche et des événements saillants de sa vie ont souvent été représentés par le dessin et la gravure dans la première moitié du 16e siècle. L'initiative n'en revint pas tant à la gouvernante des Pays-Bas, mais plutôt aux exécuteurs de son testament, à son père Maximilien d'Autriche, à des éditeurs de livres illustrés, surtout Willem Vorsterman... Dans les deux derniers cas, la représentation relève de la fantaisie, excepté, dans une certaine mesure, pour Hans Burgkmair. Au contraire, la physionomie, le maintien et le costume de Marguerite sont bien mieux rendus par les artistes qui étaient à son service ou qui avaient vécu dans son entourage. La paix de Cambrai de 1529 suscita l'édition de gravures, dont une a probablement servi à l'illustration du ‘Triumphe de la paix de Cambrai’ de Jehan Thibault. Le trépas de la princesse en 1530 donna lieu à maints dessins et gravures, non seulement comme esquisses pour les monuments funéraires, e.a. pour celui de l'église St.-Pierre de Malines, commandé vers 1534 par les exécuteurs du testament de Marguerite à Bernard van Orley (Amsterdam, Rijksprentenkabinet), mais aussi pour représenter ses derniers moments et l'exposition de son corps sur son lit de mort, comme c'est le cas dans les estampes conservées e.a. à la Bibliothèque royale de Bruxelles, qui sont attribuées à Claes Hogenberg (Niclas Hochbergk). Cette attribution est confirmée par les comptes de la maison mortuaire. Probablement Hogenberg avait été incité à cette entreprise par Ingelbert Bruninck, huissier de chambre de la gouvernante, qui lui avait communiqué des renseignements non seulement sur les circonstances du décès, mais aussi sur les miniatures, représentant le trépas de Philibert de Savoie, époux de Marguerite, qui ornaient le ms. de la Couronne Margaritique de Jean Lemaire de Belges. Les tableaux disparus du couvent des Annonciates de Bruges, qui avaient les mêmes sujets que les estampes, étaient également l'oeuvre de Hogenberg et non de B. van Orley. |
|