De Gulden Passer. Jaargang 50
(1972)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jan van Hilten en andere onbekende Brugse drukkers uit de XVe en de eerste helft van de XVIe eeuw
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1487Ga naar voetnoot1. Zijn echtgenote, Johanna Goudier, was toen al enkele tijd gestorven. Al vroeg was Jan van Hilten senior begonnen met het leiden van ‘een sober ende quaet regement’, dat naar het einde van zijn leven toe en zeker na het afsterven van zijn echtgenote nog verergerde. In 1485 lag hij wegens schuld in de stedelijke gevangenis opgesloten. Hij stamde nochtans uit een goede burgersfamilie en ook zijn vrouw was van goeden huize. Naar aanleiding van zijn huwelijk had zijn schoonvader, Jan Goudier, hem een aanzienlijk bedrag als huwelijksgift toegezegd, doch omwille van zijn slecht gedrag had Jan Goudier tot in 1485 nagelaten de toegezegde huwelijksgift volledig uit te keren en bleef er toen nog achttien pond groot te betalen. Het achterstallige bedrag zou nooit aan Jan van Hilten ter hand gesteld worden; het zou rechtstreeks gegeven worden aan de drie kinderen van Jan van Hilten senior: Jan, Christine en Margriet. Bij zijn afsterven legateerde Jan Goudier daarenboven nog een bedrag van vijftien pond groot aan deze kinderen, en gezien deze toen nog minderjarig waren, werd de zorg over hun aldus verkregen bezit aan hun voogden, de mutsenmaker Maarten de Langhe en de schilder Laurens van Galdere, toevertrouwdGa naar voetnoot2. Reeds in 1496 wordt Jan van Hilten junior uitdrukkelijk als drukker in de documenten vermeld. Hij was toen al meerderjarig, blijkbaar door het aangaan van een huwelijk. Op 3 november van hetzelfde jaar werd hij aangesteld tot voogd over zijn zuster Margriet, die nog minderjarig was, in vervanging van Laurens van Galdere die de stad Brugge was ontvluchtGa naar voetnoot3. Met Sint-Lucasdag, 18 oktober 1499, liet hij zich inschrijven als lid van het ambacht van de beeldenmakers en de zadelmakers in de hoedanigheid van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘meester-prentere’Ga naar voetnoot4. Bij zijn opname in dit ambacht mocht hij bepaalde voorrechten laten gelden vermits hij een vrijmeesterszoon was. Waren de meester-drukkers later verplicht toe te treden tot het gilde van de librariërs, dat de HH. Johannes en Lucas, evangelisten, als schutspatronen vereerde en de boekschrijvers of kalligrafen, de miniaturisten, de boekverkopers, de boekbinders, van omstreeks 1557 af ook de schoolmeesters omvatte, in de tijd van Jan van Hilten was dit nog niet het geval. Aan het optreden als meester-drukker te Brugge waren toen nog geen corporatieve verplichtingen gesteld; ze mochten hun bedrijvigheid uitoefenen zonder bij enig gilde of ambacht aangesloten te zijn. Het tijdstip waarop de drukkers verplicht werden tot het librariërsgilde toe te treden, is niet gekendGa naar voetnoot5. Dat neemt niet weg, dat het merendeel van de drukkers al vroeg aansluiting zocht ofwel bij het gilde van de librariërs ofwel bij het ambacht van de beeldenmakers en de zadelmakers. Jan van Hilten is overigens geen alleenstaande geval. Ook Jan de Handzettere, die in september 1458 tot het ambacht van de beeldenmakers en de zadelmakers was toegetreden en tot zijn afsterven omstreeks 1488 lid van dit ambacht bleef, was een ‘prentere’Ga naar voetnoot6. In eigen naam en als voogd over zijn zuster Margriet treedt Jan van Hilten junior nog op in een geschil met zijn andere zuster Christine over financiële aangelegenheden. Dit geschil werd op 2 december 1501 ten overstaan van schepenen van Brugge geregeldGa naar voetnoot7. Jan van Hilten overleed omstreeks 1518 en staat als lid van de beeldenmakers en de zadelmakers in het dodenregister van dit ambacht ingeschrevenGa naar voetnoot8. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Alles samengenomen hebben we Jan van Hilten junior als zelfstandig persoon viermaal in de documenten aangetroffen: in 1496 naar aanleiding van zijn aanstelling tot voogd over zijn zuster Margriet, in 1499 in verband met zijn opname in het ambacht van de beeldenmakers en de zadelmakers, in 1501 bij de regeling van het geschil met zijn zuster Christine, en omstreeks 1518 naar aanleiding van zijn overlijden. In deze vier gevallen wordt Jan van Hilten telkens uitdrukkelijk als meester-drukker gekwalificeerd. Het staat dan ook bepaald vast dat hij als meester-drukker te Brugge bedrijvig is geweest en dit van minstens 1499 af tot circa 1518. Dat met ‘prentere’ wel degelijk ‘drukker’ zal bedoeld geweest zijn, laat o.i. geen twijfel over. Daarentegen is de aard van het drukwerk, dat door Jan van Hilten en door Jan de Handzettere werd voortgebracht, niet te bepalen. Het kan evengoed drukwerk in de echte betekenis van het woord geweest zijn, dus gezet met losse lettertypes, als blokdruk, dit zijn teksten en afbeeldingen gesneden in houtblokken die door de druk werden vermenigvuldigd. Bleven Jan van Hilten en Jan de Handzettere - zijn karakteristieke naam ten spijt - in de annalen van de typografie onbekenden, dan is dat enkel en alleen te wijten aan de omstandigheid dat er geen enkel van hun produkten is bewaard gebleven. Gelukkig is dit niet het geval met William Caxton, Collard Mansion en Jan Brito, want anders zouden deze beroemde typografen ongetwijfeld thans hetzelfde lot hebben gedeeld als Jan de Handzettere en Jan van Hilten, van wie hierboven sprake was, en van Dirk van Rye, Pieter van Medenblik, Daneel van wie zelfs de familienaam onbekend is, Pierchon Maes, Hubrecht de Hamere, en Jan van Nieuburch, over wie hierna enkele bijzonderheden volgen. Zijn over Jan de Handzettere alleen gegevens uit de gildeboeken van de beeldenmakers en de zadelmakers bekend, over Dirk van Rye en consorten beperken zich de bronnen uitsluitend tot de gildeboeken van de librariërs, van welk gilde ook Collard Mansion en Jan Brito lid zijn geweest. Dirk van Rye wordt voor het eerst in 1454/55 en voor het laatst in 1461/62 in de gildeboeken van de librariërs vermeld, hetzij in het geheel elf keren. In zes gevallen heet hij ‘Dieric van Rye’, in één geval ‘Dieric van Riede’, tweemaal wordt hij betiteld als | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Dieric Jans' zoon’, éénmaal als ‘Dieric filius Jans, de prentere’, en éénmaal als ‘Dieric, de prentere’. Gelet op het feit, dat er voor de periode 1454/1462 geen ander gildelid voorkomt met voornaam Dirk of Dieric, is het zogoed als zeker dat het hier om een en dezelfde persoon gaatGa naar voetnoot9. Pieter van Medenblik werd in 1482 in het librariërsgild opgenomen en betaalde verder zijn gildegeld voor de jaren 1483, 1484, 1485, 1489 en 1490. Hij moet omstreeks 1494 gestorven zijn, vermits in dit jaar door het gilde een uitgave in verband met zijn overlijden werd geboekt. Dit alles staat vermeld in zes verschillende aantekeningen, waarbij de naam van Pieter Medenblik slechts tweemaal door zijn beroep wordt gevolgd: de ene keer als ‘prentvercoopere’, de andere keer als ‘prentere’Ga naar voetnoot10. Het valt dus enigszins te betwijfelen of Pieter van Medenblik wel degelijk drukker is geweest. Tussen 1 januari 1496 en 31 december 1501, waarschijnlijk eerder naar het einde dan naar het begin van deze tijdspanne toe, werd een zekere Daniël eveneens lid van de librariërs. Hij betaalde daarna nog driemaal gildegeld, namelijk in 1501, 1502 en 1503. We hebben over hem vijf aantekeningen, waarin hij éénmaal alleen met zijn voornaam ‘Daneel’, en viermaal ‘Daneel, de prentere’ wordt gehetenGa naar voetnoot11. Pierchon Maes komt in de gildeboeken van de librariërs slechts éénmaal voor, namelijk in 1503 toen hij 13 d.gr. betaalde naar aanleiding van zijn opname als lid. Benevens voor- en familienaam, bevat deze aantekening ook uitdrukkelijk zijn beroep van ‘prentere’Ga naar voetnoot12. Deze Pierchon Maes mag wellicht vereenzelvigd worden met ‘Pieter Maes, van Ypre’, die in 1502 of 1503 het poorterschap van Brugge door koop verwierfGa naar voetnoot13. Hubrecht de Hamere trad in 1513 als lid tot het librariërsgilde toe en betaalde verder geregeld zijn gildegeld tot en met het jaar 1519. Zijn familienaam wordt daarbij tweemaal, ten onrechte menen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wij, als Damer geschreven, terwijl slechts éénmaal zijn beroep van ‘prentere’ uitdrukkelijk wordt aangegevenGa naar voetnoot14. Ten slotte hebben we Jan van Nieuburch, ook wel Jan van Nieuborch geheten. Hij werd lid van de librariërs in 1517 en betaalde verder geregeld zijn gildegeld tot en met het jaar 1555. Bij de eerste vermelding, betreffende zijn opname in het gilde, wordt duidelijk gezegd dat hij een ‘prentere’ was. De vele andere vermeldingen maken van zijn beroep geen gewag, met uitzondering nochtans voor het dienstjaar 1548, waar voor het eerst en overigens voor de enige keer de gildeleden volgens hun beroep staan gegroepeerdGa naar voetnoot15. Aldus is er een groep van ‘schoolhouders’, van ‘boucscrivers’, van ‘verlichters’, van ‘librariërs’, van ‘prenters’, van ‘schoolvrauwen’ en van ‘ghildebroeders van gracie’. De groep prenters bevat de namen van Jan van Nieuburch en van vier personen, van wie we met zekerheid weten dat zij drukkers in de echte betekenis van het woord waren. Het zijn Jan van den Dale, Hubrecht de Croock, Eramus vander Eecke en Quirin van Belle. In de volgende jaren maakt men nog alleen onderscheid tussen ‘ghildebroeders’, ‘schoolvrauwen’ en ‘ghildebroeders van gracie’. De vier voornoemde bekende drukkers worden dan telkens vermeld in de groep van de gildebroeders, terwijl Jan van Nieuburch steeds onder de groep van de gildebroeders van gracie wordt aangegevenGa naar voetnoot16. R.A. Parmentier heeft beweerd dat er eigenlijk slechts twee categorieën van gildeleden waren, te weten: personen die een van de beroepen van boekschrijver, boekverkoper, miniaturist, drukker, binder en schoolhouder werkelijk uitoefenden, en begunstigers. Onder gildebroeders van gracie dienen volgens hem de laatstgenoemden verstaan te wordenGa naar voetnoot17. Mag de uitleg van R.A. Parmentier aanvaard worden - en er is geen reden voorhanden om zijn bewering in twijfel te trekken - dan mag aangenomen worden dat Jan van Nieuburch tot om- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
streeks 1548 terdege het drukkersberoep uitoefende vermits hij in dit jaar werkelijk als drukker bedrijvig was, doch van het volgende jaar af zijn drukkersactiviteit staakte, wellicht wegens zijn hoge leeftijd, doch niettemin lid van het gilde bleef als begunstiger of gildebroeder van gracie. De hier medegedeelde bijzonderheden, waarvan sommige reeds werden uitgegeven maar niet de belangstelling wekten die ze terecht verdienen, zijn voor de geschiedenis van de typografie in het algemeen en voor de typografie te Brugge in het bijzonder van wezenlijk belang, zoveel te meer als men bedenkt dat algemeen wordt aangenomen dat, na het afsterven van Jan Brito, Brugge het geruimen tijd zonder eigen drukker heeft moeten stellenGa naar voetnoot18. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BijlagenI1485 augustus 8. - Maarten de Langhe en Laurens van Galdere, als voogden over de drie minderjarige kinderen van Jan van Hilten, de oudere, en wijlen zijn echtgenote, Johanna Goudier, doen bij de weeskamer van Brugge aangifte van hetgeen hun pupillen van hun grootvader, Jan Goudier, gekregen hebben.
Den VIIIen dach van aoust in jaer MCCCC ende LXXXV Maerten de Langhe, de mutsereedere, ende Lauwereins van Ghaldre, de scildereGa naar voetnoot19, als voochden van Hannekin, Cristinekin ende Grietkin, Jans van Hylten, de saelmakere, kindren die hy hadde by Jhane, zyne wyve, Jan Goudier dochtere, de finerere van goude, ghaven te kennene den heere Gheeraert de Groote, overzienre, den heere Jacob de Witte ende den heere Jan vanden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ryne, scepenen van weesen zittende ten berechte van partien, hoe dat myts 't sobre ende quaet regement dat was in de voors. Jan van Hylten ende ghevanghen ende bevolen lach ten SteeneGa naar voetnoot20 voor zeekere sculden ten overlidene van der vors. Jhane, zyne wyve, der voors. kinderen moedere etc., de vors. kinderen gheen goet en hadden noch en hebben van haerlieder voors. moedere doot, ende brochten also ten papiere van weesen de groote van den voors. kinderen goede, hemlieden toecommen ende verstorven in der manieren naervolghende. Alvoren zo was ghegheven by Jan Goudier, der vors. kinderen grootheere, in testamente ende quitinghe van zynder consciencie ende ontlastinghe van zynder ziele, mits dat hy noch ghehouden was in denselven Jan van Hylten in de somme van achtiene ponden grooten torn., die hy hem t'achtere bleef in de somme die hy, Jan vors., belooft hadde in 't compromis van huwelicke met zynder vors. dochtere, ende dat omme 't sobre ende quaet regement dat hy hadde etc. Voort zo ghaven de vors. voochden noch te kennene den vors. overzienre ende scepenen van weesen hoe dat den vors. kinderen toecommen ende verstorven was by der doot van den vors. Jan Goudier, der vors. kinderen grootheere, in ghelde de somme van vichtiene ponden grooten, ende dat also ten desen overbringhene der vors. kinderen goet ende ghelt net waerdich es de somme van drie ende dartich ponden grooten torn., dewelke XXXIII lb. gr. zylieden bekeert ende utestaende hebben in der manieren naervolghende...
Brugge, Stadsarchief, Weeskamer van Brugge, register van wezengoederen van Sint-Donaaszestendeel over de jaren 1467-1516, fol. 149. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II1496 november 3. - In vervanging van Laurens van Galdere, uit Brugge gevlucht, wordt de drukker Jan van Hilten, de jongere, aangesteld tot voogd over Margriet, de minderjarige dochter van Jan van Hilten, de oudere, en zijn echtgenote Johanna Goudier.
Lauwers van Galre, verlaten, midts zynder vlucht, ende in zyn stede juravit tutor Jan van Hilten, prentere, midts Maertin de Langhe, bonnetmakere, te vooren voochd, van Grietken, Jan van Hiltens dochtere per | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jehanne, uxor. Actum IIIa novembris anno XCVI, Pieter Spilaert, overzienre, Ridtsaert, Dhondt, scepenen.
Ib. Weeskamer van Brugge, aantekenboek van eedsafleggingen door voogden over de jaren 1485-1497, fol. 135, nr. 5. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III1501 december 2. - Ten overstaan en met instemming van schepenen van Brugge treffen Jan van Hilten, de jongere, en Maarten de Langhe, als voogden over Margriet van Hilten, zuster van de voornoemde Jan van Hilten, een overeenkomst met Catharina van Hilten, ook zuster van de voornoemde Jan van Hilten, tot regeling van een financieel geschil.
Alzo Jan van Hilten, prentere, ende Maertin de Langhe, voochden van Grietkin van Hilten, 's voors. Jans zustere, te kennen gegeven hebben den ghemeenen college etc., als uppervoochden etc., dat de voors. weese metten voors. Jan van Hilten, hueren broedere, ghemeene heift an KathelineGa naar voetnoot21, nu 't wyf van Jan vander Leepe, te voren weduwe van Jan van Mackelghem, de somme van XVII lb. gr., reste van XXXVI lb. gr. daerinne de voors. wylen Jan van Mackelghem ende de voors. Katheline, doe zyn wyf, hemlieden t'andere tyden verbonden hadde, uut crachte van welken verbande ende wettelichede daernaer ghevolght, zoverre gheprocedeert hadden jegens derzelve Katheline dat zoe zekeren tyt voor deselve schult ghevanghen ghezyn hadde ende noch wel ghescepen was langhe te blivene, tenware dat men haer gave gracelicke dagh van payementen, daerop zy metter partie zoverre ghesproken hadde als dat de voors. Jan vander Leepe, nu der voors. Kathelinen man, hem met haer ende up de baerblixste van hem beeden, in de voors. schult verbinden zouden voor mannen van der Burch te betaelne by II lb. gr. 's jaers ingaende te Kermesse naestcommende, welc appointement hemlieden voochden redelic dochte naer gheleghenthede van der zake ende hy Jan van Hilten, alsoverre als zyn heltscheede anghinc, tevreden was t'accepterene, alzo hy zeide, begheerende consent ende auctorisatie van der wet omme uter name van der voors. weese dat sghelyx an te moghen gane naerdat deselve voochden, by den eede die zy daden als zy zwoeren, verclaersden dat hemlieden 't voors. appointement betere dochte ghedaen dan ghelaten; so was by den voors. college van scepenen denzelven | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voochden gheconsenteert ende gheauctoriseert, alzoverre als 't nood zy, omme 't voors. appointement te moghen doene mids van den verbande voors. nemende behoorlicke lettren alzo daertoe dient ende behoort ter bewaerenesse van der voors. weese, danof zy acte begheerden die hemlieden gheconsenteert was.
Actum IIe in decembre XVc één Ib., Memoriaal van de schepenkamer over de jaren 1501-1502, fol. 29. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV1454-1462. - Uittreksels uit de rekeningen van het librariërsgilde te Brugge betreffende Dirk van Rye.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V1482-1494. - Uittreksels uit de rekeningen van het librariërsgilde te Brugge betreffende Pieter van Medenblik.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VI1496-1503. - Uittreksels uit de rekeningen van het librariërsgilde te Brugge betreffende Daniël, de prenter.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VII1503. - Uittreksel uit de rekeningen van het librariërsgilde te Brugge betreffende Pierchon Maes.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VIII1513-1519. - Uittreksels uit de rekeningen van het librariërsgilde te Brugge betreffende Hubrecht de Hamere.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IX1517-1555. - Uittreksels uit de rekeningen van het librariërsgilde te Brugge betreffende Jan van Nieuburch.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Résumé
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
article, devinrent membres ou bien du métier des peintres, ou bien de la gilde des libraires, c.-à-d. des calligraphes, relieurs et bouquinistes. Les archives de ces deux corporations nous révèlent plusieurs noms de personnes qualifiées de ‘prentere’, ancien équivalent flamand d'imprimeur, qui sont inconnus dans les annales de la typographie brugeoise. Nous avons ainsi relevé Jean van Hilten (1496-1518), Jean de Handzettere (1458-1488), Thierry van Rye (1454-1461), Pierre van Medenblik (1482-ca. 1494), un certain Daniel, dont le nom patronymique est inconnu (vers 1500-1503), Pierchon Maes (1503), Hubert de Hamere (1513-1519) et Jean van Nieuburch (1517-1555). Toutefois rien ne prouve que ces derniers furent à proprement parler des imprimeurs: il se peut aussi qu'ils aient été des xylographes. Quoi qu'il en soit, de ce qui précède on peut conclure que Bruges était réellement à l'époque un centre typographique. |
|