De Gulden Passer. Jaargang 40
(1962)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 229]
| |||||||||||||||
VariaEen belangrijke publicatie voor de Nederlandse incunabelkunde
|
1. | een algemene inleiding door G.D. Painter; |
2. | een individuele behandeling der verschillende drukkers door L.A. Sheppard; |
3. | de eigenlijke beschrijving der incunabelen; |
4. | een reeks facsimile's van de door de verschillende drukkers gebruikte lettertypes. |
In de algemene inleidingen waagt G.D. Painter zich aan een statistische bewerking van de inhoud van de gekende Nederlandse en Belgische incunabelen. Mede wegens het vrij groot aantal bewaarde wiegedrukken bieden deze inleidingen een verrassende blik op het cultuurleven en de cultuurverscheidenheid van onze streken op het eind der 15e eeuw. Zo is het kenmerkend dat 60% van de incunabelen in Noord-Nederland en 40% in Zuid-Nederland werden gedrukt. Een groot centrum voor de productie van schoolboeken, Deventer, geeft hier de doorslag. Verder is Holland eerder zwak inzake uitgaven van klassieken, van theologie, recht en wetenschappen; voor deze vakken voerde men zonder twijfel in uit Italië en Duitsland, Bazel en Straatsburg inbegrepen. Maar zeer sterk staan onze Noorderburen op het gebied van schoolboeken en van populairgodsdienstige werken in de eigen taal. Hierin ziet Painter een symptoom van de eigenwilligheid van de Hollander om op een eigen manier en in de eigen taal over godsdienstige lectuur te beschikken, wat hij als een der oorzaken aanstipt van de komende Reformatie.
De boeken die België publiceerde waren weliswaar kleiner in aantal (40% tegen 60%) doch ze waren zwaarder. Slechts 12% van de Hollandse produktie zijn folio's tegenover 20% voor België. Hierbij speelt Leuven, als centrum voor wetenschappelijke publicaties, een rol. Ook publiceerde België veel meer wetenschappelijke literatuur (20% tegen 4%) en minder schoolboeken (8% tegen 30%) dan Holland. De culturele verscheidenheid van België komt tot uiting in de publicatie - vóór Frankrijk - van de vele Franstalige editiones principes. De illustratie speelt, zo in Noord als in Zuid, een grote rol, wat niet moet verbazen in een gebied, dat als de bakermat van de blokboeken geldt.
Hoe ongewoon het ook moge wezen, de statistiek, d.i. de methode der grote getallen, toegepast te zien op het gebied der wiegedrukken, synoniemen meestal van unica en grote zeldzaamheid, toch treft de uiteenzetting van G.D. Painter wegens haar consequente methode en het nieuwe inzicht dat zij ons biedt in de beschavingsgeschiedenis van deze periode. Dat hij daarbij meer oog had voor het algemeen culturele, dan voor het boektechnische, en dat hij zich soms laat verleiden de huidige verschillen tussen Noord en Zuid al te zeer reeds in de 15e eeuw terug te vinden, zijn zwakke punten, waartegen zijn uiteenzetting echter veel anders op de positieve zijde plaatsen kan.
De op de algemene inleidingen volgende uiteenzettingen over de verschillende drukkers door L.A. Sheppard en de beschrijvingen der incunabelen lijken ons betrouwbaar en volledig. Wij hebben niets gevonden om er op aan te merken; tenzij eventjes een gemis aan synchronisatie tussen de boekbeschrijvingen en de uiteenzettingen over de drukkers; zo vermeldt p. 106 de beschrijving van de drukkers-anoniem Vita Lidwinae in 1498 te Schiedam de naam van de drukker slechts tussen haakjes en met een vraagteken, daar waar een eenvoudige verwijzing naar blz. XXXIV de lezer zou helpen met een uitvoerige en overtuigende toeschrijving aan Otgier Nachtegael te Schiedam.
Beide gedeelten sluiten met een prachtige reeks uiterst getrouwe facsimile's in lichtdruk. Deze platen vormen de werkinstrumenten bij uitstek bij problemen van toewijzing van niet-gedateerde of niet-gelocaliseerde drukken uit de Nederlanden. Men houde er evenwel rekening mee dat heel wat lettertypes ook nog gedurende de 16e eeuw voorkomen. Volgend overzicht kan de zoeker misschien helpen, indien hij het opvat als slechts voorlopige aanduidingen, zelden gebaseerd op autopsie doch meestal op vergelijkingen van facsimile's van dikwijls slechts enkele regels enerzijds in dit 9e deel van de BM Catalogus, anderzijds van plaatwerken als Nijhoffs Art Typographique (verder afgekort als NAT).
Aldus zagen wij - sauf erreur - volgende Textura's ook in de 16e eeuw.
1. | De 125 mm Textura voorkomend bij van Os (BMC, pl. 7H) en te Hasselt (pl. 8 H) lijkt nog in 1527 gebruikt door J. Evertszoon te Kampen (NAT 3). |
2. | De 115 mm Textura, voorkomend te Schiedam (pl. 9 H) kan deze van Vorsterman zijn (Antwerpen, c. 1511, NAT 1, 2, 10, 11?, 190, 217 Suppl.), van Doen (A'dam, 1522, NAT 1, 39, 43, 45, 46, 47, 55, 66?, 69), van All. Gauter (Gouda, 1517, NAT 3), van J. Seversz. (Leiden, 1508, NAT 7, 12, 20, 22, 24), van O. Nachtegael (Schiedam, 1501, NAT 10). |
3. | De 113 mm Textura, gebruikt in de Blaffert (pl. 4 H) komt nog voor in 1505-1508 te Gouda bij de Collaciebroeders (NAT 14, 15, 32, 69). |
4. | De 100 mm Textura van de Blaffert (pl. 4 H), van G. van Os (pl. 4 H), van Pafraets en Breda's tweede periode (resp. pl. 5 H en 7 H), van Schiedam (pl. 9 H) verschijnt na 1500 nog te Deventer in de drukken van Rich. Pafraet (vanaf 1501, NAT 1, 3, 7), van Albert Pafraet (vanaf 1513, NAT 2, 9, 10, 13, 29, 37, 38, 58) en te Schiedam in de drukken van Otgier Nachtegael vanaf 1501 (NAT 2, 3, 4, 10). |
5. | De 98 mm Textura van Leeu (pl. 7-8 B) zien wij nog in 1521 te Gouda bij de Collaciebroeders (NAT 3, 10, 28). |
6. | De 100 à 97 mm Lettersnijder-Textura voorkomend bij Snellaert (pl. 3 H), bij Breda (pl. 7 H), bij P. van Os (pl. 8 H), bij H. Janszoon (pl. 9 H), te Schoonhoven (pl. 9 H), bij Bac (pl. 8 B) is wellicht de meest gebruikte Gotiek, bij ons in gebruik in de periode 1490-1560. Matthias van der Goes te Antwerpen gebruikte ze in 1492 voor 't eerst.Ga naar voetnoot1. Een jaar later wordt ze gebezigd door Govaert Bac te Antwerpen en door Jacob van Breda te Deventer. In 1496 drukt de lettersnijder Henric Pietersz. zijn eerste gekende werkjes in dit type dat daarom aan hem wordt toegeschreven onder de naam van Lettersnijder-type.Ga naar voetnoot2. Dit type is uitermate populair |
geweest in de Nederlanden. Men heeft nagerekend dat ongeveer twee derden van onze post-incunabeldrukkers het in hun bezit haddenGa naar voetnoot3. en ook na 1540 bleef het in constant gebruik. Jan de Laet te Antwerpen bezat het in 1558.Ga naar voetnoot4. Rutger Velpius gebruikt het in 1574 te LeuvenGa naar voetnoot5. en Anth. Kesel te Haarlem in 1581.Ga naar voetnoot6. Lange tijd daarna moet de letter nog in voege geweest zijn, want in 1767 wordt een reeks matrijzen verkocht aan Joh. Enschedé te Haarlem. De opvolgster van deze drukker en lettergieter, de thans nog steeds bloeiende firma Joh. Enschedé en Zonen, bezit thans nog steeds deze matrijzen.Ga naar voetnoot7. | |
7. | De kleinere 81 mm Lettersnijder-Textura, voorkomend bij Bac (pl. 8 B) wordt om een gelijkaardige reden aan Pieter Henricz. toegeschreven, ook zij komt bij meer dan de helft onzer post-incunabeldrukkers en op nagenoeg iedere bladzijde van Nijhoffs Art Typographique voor. De vroegste en laatste verschijning zijn er resp. c. 1500 (Antwerpen, Eckert van Homberch, NAT 2) en 1538 (Leiden, Pieter Claeszoon van Balen, NAT 5, 6, 10). Het Museum Plantin-Moretus bezit nog een onvolledige reeks matrijzen van deze letter (MA 84 c). |
8. | De 81 mm Textura van Leeu (pl. 7 B) en Liesvelt (pl. 8 B) blijft in de 16e eeuw present, wij vinden haar vanaf 1512 bij Michiet Hillen van Hoochstraten (NAT 86, 91).
Ook de Rotunda's overwonnen de kaap van het jaar 1500. |
1. | De 170 mm Rotunda van Van der Goes (pl. 7 B) en Bac (pl. 8 B) ziet men, met het gebruikelijke voorbehoud, verschijnen in vele Antwerpse en Deventer-drukken van het begin der 16e eeuw. Wij citeren te Antwerpen, G. Bac (NAT 5), H. Eckert van Homberch (NAT 51), Adr. van Bergen (NAT 49), W. Vorsterman (NAT 25, 206), Cl. de Grave (NAT 1, 12, 27), Jan van Ghelen (NAT 41); te Deventer, R. Pafraet (NAT 1), Jac. van Breda (NAT 3, 4), Th. de Borne (NAT 1, 2, 11, 31), Alb. Pafraet (NAT 2, 9, 16, 37). |
2. | De 145 mm Rotunda van Dirk Martens (pl. I B) komt te Antwerpen in 1510 voor bij Adr. van Bergen (NAT 3, 53), te Leuven vanaf 1503 bij Dirk Martens (NAT 12, 17), te 's-Hertogenbos rond 1512 (NAT 16) en in 1539 te Kampen bij Jan Petersz. |
3. | De 81 mm Rotunda van G. Leeu (pl. 4 H-7 B) verschijnt te Antwerpen vanaf 1504 bij H. Eckert (NAT 9) en vanaf 1515 bij Claes de Grave (NAT 1, 28, 29). |
4. | De 88-81 mm Rotunda van Pafraet blijft te Deventer in gebruik in 1503 bij R, Pafraet (NAT 4, 6, 8, 9) en in 1515 bij A. Pafraet (NAT 10). |
5. | De 80 mm Rotunda van Van Breda (pl. 7 H) verschijnt te Deventer in 1504 (Jac. van Breda, NAT 8, 11, 12), in 1514 (Deventer, Theod. de Borne, NAT 8, 9) en te Leuven in 1527 (Maes, NAT 6, 9). |
6. | De 75 mm Rotunda van Pafraets tweede periode (pl. 6 H) vinden wij te Deventer terug in 1501 (R. Pafraet, NAT 2, 5), in 1502 (J. de Breda, NAT 5), in 1510, Theod. de Borne (NAT 3, 4, 16, 29, 30, 32, 39, 38), Alb. Pafraet (NAT 13, 15, 17, 28, 29, 33, 35, 37, 53, 49); te Zwolle, bij P. Os in 1507 (NAT 15, 17, 23) en bij Arn. Kempen in 1502 (NAT 4), bij C. van Pepinghen ten slotte te Amsterdam rond 1520 (NAT 6, 7). |
7. | De 72 mm Rotunda van Dirk Martens blijft bij deze laatste in gebruik tot in 1516 (NAT 17). |
8. | De 62 mm. Rotunda van Leeu duikt nog op in 1505 bij Eckert van Homberch (NAT 7, 8, 38) en in 1524 bij Jan van Ghelen (NAT 20).
Dit - zij 't voorlopig - overzicht zou niet mogelijk geweest zijn zonder de platen van de hier besproken catalogus. Het illustratieve gedeelte mag daarom delen in de bijval van het voortreffelijke tekstgedeelte. |
Note relative a la correspondance de Plantin
par Marc Lefevre
(Bruxelles)
En nous livrant à des recherches sur la biographie de Pontus Heuterus, l'historiographe humaniste qui vécut dans les Pays-Bas de 1535 à 1602, nous trouvâmes datée du 9 octobre 1574, une lettre adressée à Alanus Copus par Plantin, dans laquelle ce dernier demande à la faculté de Théologie de Louvain que l'on mette sur pied une commission comme la précédente, présidée par un certain Heuterius, en vue de l'édition d'une Biblia latina.Ga naar voetnoot1.
S'agit-il dans le texte cité de Pontus Heuterus? D'une part, le -iintercalé entre le -r- et le -u- fit naître en nous un premier doute, mais l'on pouvait croire à une erreur de graphie; d'autre part, il est matériellement impossible que Pontus Heuterus ait participé à une commission d'examen de la Bible à une quelconque époque de sa vie.Ga naar voetnoot2. Dès lors, de qui est-il question dans la lettre de Plantin?
Nous vérifiâmes l'édition de Rooses et Dénucé sur le manuscrit,Ga naar voetnoot3. et nous découvrîmes en dépouillant ce minutier qu'il ne s'agissait pas de Heuterio mais de Hentenio, l'ablatif de Hentenius. Il y avait bien une faute de lecture et jamais un Heuterius ne fut mêlé à cette histoire.
Jean Hentenius naquit à Nalinnes, près de Charleroi, en 1500 et mourut à Louvain le 13 octobre 1566. Parti pour le Portugal, il entra dans la vie religieuse chez les Hiéronymites. Revenu en Belgique en 1540, il séjourna
quelques années au grand collège des Théologiens, dit du Saint-Esprit. Il devint licencié en théologie et se mit à traduire des auteurs grecs. Dominicain en 1548, il fut reçu docteur en théologie le 12 mai 1551. De 1553 à 1556, il fut ‘régent de la maison d'études des Dominicains à Louvain’. En 1556, on le retrouve défenseur et inquisiteur de la foi au pays de Liège et prieur au couvent des Dominicains à Louvain. Pendant ce temps, et jusqu'à sa mort, il suppléa dans sa chaire des sentences de la faculté de Théologie de Louvain le docteur Jean Hessels, appelé au Concile de Trente. C'était, selon Reusens, l'auteur de l'article que nous citons, un brillant théologien, il connaissait l'hébreu, le grec, le latin et plusieurs langues vivantes. L'énoncé de ses oeuvres montre qu'il fut un traducteur et un commentateur de l'Écriture sainteGa naar voetnoot1..
Jean Hentenius rédigea la préface de la Biblia ad vetustissima exemplaria recens castigata, Lovanii, Barth. Gravius, 1547, fo. Cette Bible fut réimprimée à Anvers, chez Jean Steelsius, en 1559, 8o, et chez Plantin en 1567, 8o.
Le titre de cette préface, datée de 1547, que l'on retrouve en tête de la Biblia sacra, ad vetustissima exemplaria castigata, Francofurti, Sigismond Feiraben, 1571, 8o, nous indique qu'elle est l'oeuvre de Jean Hentenius de Nalinnes dans la Bible de Louvain imprimée et corrigée en l'an 1547.Ga naar voetnoot2. Dans le texte de sa préface, au folio 2, Hentenius déclare qu'il a travaillé à la collation de différentes versions de textes bibliques, manuscrits ou imprimés dont il nous donne la longue liste, pour établir le meilleur texte possible de la Bible. Dans des notes marginales, il a donné la justification de ces variantes du texte. Voilà donc l'explication donnée à la lettre de Plantin: en 1547 (‘olim’), Jean Hentenius présidait une commission chargée de l'établissement du texte de la Bible, sur ordre de théologiens graves et érudits, au jugement acerbe, de l'Université de Louvain, de la faculté de Théologie donc.Ga naar voetnoot3. Ce n'est donc pas ‘Heuterio’ qu'il faut lire dans l'édition imprimée de la Correspondance de Plantin, mais ‘Hentenio’.
- voetnoot1.
- Part IX. Fascicule I: Holland; Fascicule II: Belgium. London, 1962, £ 7.10.
- voetnoot1.
- Jan van Remmerswael, Der Sondaren Troest. Ex. in de Stadsbibliotheek te Antwerpen. Vgl. E. de Bom - H. Pottmeyer, ‘De incunabelen of wiegedrukken van de hoofdbibliotheek der Stad Antwerpen’, in Het Boek, 8 (1919), nr 85, blz. 188-189.
- voetnoot2.
- Vgl. B. Kruitwagen, ‘De incunabeldrukker en lettersteker Henric Pieterssoen die Lettersnider van Rotterdamme’, in De Gulden Passer, 1 (1923), blz. 5-44.
- voetnoot3.
- Ibid., blz. 17-19.
- voetnoot4.
- Ph. Wielant, Pratique, maniere ende stijl van procederene.
- voetnoot5.
- F. Vervoort, Hortulus animae, Leuven, 1574.
- voetnoot6.
- Vgl. H.J. Laceulle - van de Kerk, De Haarlemse drukkers... van 1540 tot 1600, Den Haag, 1960, afb. 30, 43, 44.
- voetnoot7.
- Cf. Ch. Enschedé, Fonderies de caractères et leur matériel dans les Pays-Bas du XVe au XIXe siècle, Haarlem, 1908, blz. 26.
- voetnoot1.
- Ch. Plantin, Correspondance, pub. par M. Rooses et J. Denuce, t. 4, Anvers, 1917, p. 153-157, lettre 565:... Interea vero temporis quaecumque MS. exemplaria Bibliorum inveni aere meo comparavi et tandem undecumque etiam mutuo habere potui Lovaniam misi ad D. Joh. Harlemium Societatis Jesu theologum doctiss. ut facultate theologiae meo nomine offeret ragaretque ut in reip. Christianae utilitatem vellet deligere viros idoneos ad conferanda rursus (uti olim praeside Domino Heuterio fecerant) ea exemplaria, me autem honorarijs juxta meas facultates illos prosecuturum qui in hoc incumberent.
- voetnoot2.
- Voir à cet égard la biographie de P. Heuterus dans: Biographie Nationale, 2e fasc. du vol. III du Suppl. (t. XXXI), Bruxelles, 1962, col. 18-24.
- voetnoot3.
- Archives plantiniennes, VIII, fo 105r.
- voetnoot1.
- Biographie nationale, t. 9, Bruxelles, 1886-1887, col. 233-236.
- voetnoot2.
- ‘F. Iohannis Hentenii Nechliniensis in Biblia Lovanii anno M.D.XLII. Excusa atque castigata, Praefatio.’
- voetnoot3.
- ‘... ex iussu instructione ac iudicio gravissimorum, longeq. eruditissimorum, et accerimi iudicij Theologorum huius Academiae Lovaniensis,...’.