De Gulden Passer. Jaargang 39
(1961)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 274]
| ||||||||||||||||||||||||
De Nederlandse boek- en bibliotheekterminologie
| ||||||||||||||||||||||||
[pagina 275]
| ||||||||||||||||||||||||
150-tal bladzijden beslaat, is toegevoegd. Daar de auteur zich heeft beperkt tot de termen rechtstreeks betrekking hebbend op het boek- en bibliotheekwezen, is zijn lexicon in feite de eerste praktische verklarende woordenlijst op dit gebied. Ten gevolge van de groeiende belangstelling voor en de snelle ontwikkeling van de boek- en bibliotheektechniek, zowel in de oude als in de nieuwe wereld, werden in de loop van de 20ste eeuw een reeks verklarende woordenboeken, de ene encyclopedisch de andere meer technisch, in het licht gegeven.Ga naar voetnoot1. In deze rij ontbreekt echter tot nu toe een werk in het Nederlands. Daarnaast is, wegens het aldoor stijgend aantal vakkundige publikaties en de verruiming van de internationale betrekkingen, geleidelijk een sterkere behoefte ontstaan aan gespecialiseerde vertalende, uiteraard meestal veeltalige woordenboeken. Daar bij het begin van de 20ste eeuw deze evolutie het krachtigst was op het gebied van de drukkunst en de internationale boekhandel, waren de eerste polyglottische woordenboeken in hoofdzaak op de uitgeverij afgestemd. Zo publiceerde de Amerikaanse Mary Medlicott, in 1906, haar Abbreviations used in book catalogues,Ga naar voetnoot2. in de vorm van een veeltalige lijst. Vervolgens verschenen allerhande polyglottische lexicografische werken over het boek in het algemeen of een speciale techniek ermede in verband. Het is pas | ||||||||||||||||||||||||
[pagina 276]
| ||||||||||||||||||||||||
naar het midden van de eeuw toe dat ernstig zal worden gepoogd twee- of veeltalige technische woordenboeken betreffende het gehele gebied van het boek- en bibliotheekwezen samen te stellen. Hierna volgt in het kort een overzicht van de plaats die, in deze reeks van speciale lexica, aan het Nederlands is ingeruimd. Het eerste werk waarin het Nederlands voorkomt, is verschenen in 1912: Frank Keller Walter, Abbreviations and technical terms used in book catalogs and bibliographies.Ga naar voetnoot1. Hierin geeft de auteur de verklaring van de voornaamste Engelse afkortingen en termen, alsmede de vertaling in het Engels van de in acht talen gebruikelijke termen. In 1919 bezorgde hij een tweede uitgave. In 1913 werd het Vocabulaire technique de l'éditeur en sept languesGa naar voetnoot2. in het licht gegeven. De basislijst van dit woordenboek is het in 1910 gepubliceerde Vocabulaire technique de l'éditeurGa naar voetnoot3.; eraan toegevoegd is de vertaling der termen in het Duits, Engels, Spaans, Nederlands, Italiaans en Hongaars. De Amerikaanse bibliothecaris Axel Moth, die het plan had opgevat een veeltalig lexicon samen te stellen van boek- en bibliotheektermen, was echter genoodzaakt van zijn oorspronkelijk al te brede opzet af te zien en bepaalde zich ten slotte tot de uitgave, in 1915, van zijn beknopte Glossary of library termsGa naar voetnoot4. in acht talen. Aangezien F.K. Walter in zijn eerder genoemd werk slechts de in boekcatalogi gebruikelijke afkortingen en termen had opgenomen, was het voor het algeheel gebied van de boektechniek ontoereikend. Ten einde dit te verhelpen gaf Axel Moth in 1915, als supplement bij Walters lijst, zijn uitgebreid woordenboek uit: Technical terms used in bibliographies and by the book and printing trades.Ga naar voetnoot5. Het bestaat uit een verklarende lijst van Engelse termen met hun equivalenten in zes talen. In de tweede uitgave van Wilhelm Hellwigs Wörterbuch der Fachausdrücke des Buch- und Papiergewerbes, mit Berücksichtigung | ||||||||||||||||||||||||
[pagina 277]
| ||||||||||||||||||||||||
der wichtigsten Druckverfahren,Ga naar voetnoot1. verschenen in 1926, is ook aan het Nederlands een plaats ingeruimd. De auteur heeft zich blijkbaar ingespannen om een betrouwbaar woordenboek tot stand te brengen; hij heeft immers, naar hij zelf in de inleiding tot zijn werk verklaart, een beroep gedaan op bevoegde specialisten van elk taalgebied. Zich beperkend tot de bibliografische terminologie van het periodiek, bezorgde Olga Pinto, in 1929, een woordenlijst in 38 talen: Termini d'uso nelle bibliografie dei periodici.Ga naar voetnoot2. Een gespecialiseerd woordenboek betreffende het papier, de bereiding ervan inbegrepen, verscheen in 1937 van de hand van E.J. Labarre, Dictionary and encyclopaedia of paper and papermaking.Ga naar voetnoot3. Een tweede uitgave volgde in 1952. Het lexicon bevat een lijst van Engelse in het Engels verklaarde termen, waarbij de equivalenten in zes talen. Het geniet algemeen de faam een zeer degelijk werk te zijn, met een beproefde Nederlandse terminologie. De auteur, van Belgische afkomst, heeft trouwens vele jaren in Nederland verbleven. Op grond van een reeks termen, bijeengegaard uit boekhandelsen uitgeverscatalogi, die in 1947 en 1948 waren verschenen, bezorgde Jerrold Orne in 1949 het werk: The language of the foreign book trade; abbreviations, terms and phrases,Ga naar voetnoot4. dat bestaat uit woordenlijsten in negen talen, met toevoeging van het Engelse equivalent. In 1949 verscheen eveneens een vakwoordenboek met betrekking tot de grafische industrie van de hand van Rudolf Hostettler, The printer's terms,Ga naar voetnoot5. waarvan in 1959 de derde herziene uitgave is uitgekomen. Deze reeks van veeltalige speciale woordenboeken, met inbegrip van het Nederlands, is voorlopig besloten met een werk in acht talen, bestemd voor de bibliofiel en de antiquariaatsboekhandel: | ||||||||||||||||||||||||
[pagina 278]
| ||||||||||||||||||||||||
Menno Hertzberger, Dictionnaire à l'usage de la librairie ancienne pour les langues française, anglaise, allemande, suédoise, danoise, italienne, espagnole et hollandaise.Ga naar voetnoot1. Uit het bovenstaande overzicht blijkt dat wij aangaande de Nederlandse terminologie van het boek, reeds over een niet onaanzienlijk stel lexicografische werken beschikken. Maar duidelijk blijkt tevens dat het volledige technische woordenboek voor de bibliothecaris, tegelijk praktisch en het hele bibliotheconomische gebied rationeel bestrijkend, nog steeds niet voorhanden is. Dit zal de bibliothecaris wel niet zozeer verwonderen, want meer dan wie ook is hij er zich van bewust welk een delikate en moeizame arbeid het samenstellen ervan vergt. Het door de Unesco in 1953 uitgegeven Vocabularium bibliothecarisGa naar voetnoot2. mag, ondanks de kennelijke tekortkomingen, beslist als een goede en uiterst nuttige verwezenlijking worden aangezien. In 1958 kwam reeds een SupplementGa naar voetnoot3. uit met heel wat verbeteringen en aanvullingen. Maar dit vocabularium is slechts drietalig: Engels, Frans, Duits. Wat nu met de Nederlandse bibliotheconomische terminologie? Het is de bedoeling hier een bondig relaas te brengen van het werk dat te dien aanzien is ondernomen. De Conferentie der Nederlandse Letteren, die in het kader van de uitvoering van het Nederlands-Belgisch cultureel akkoord in het leven is geroepen en voor het eerst in 1951 te Brussel bijeen is gekomen, telde van meet af een sectie voor uitgeverij, boekhandel en bibliotheken. Reeds bij de tweede conferentie in 1952 te 's-Gravenhage, was deze sectie in twee autonome afdelingen gesplitst: een voor uitgeverij en boekhandel, een andere voor bibliotheken. Deze splitsing was doorgevoerd op grond van de overtuiging dat de uitgeverij en boekhandel aan de ene en de bibliotheken aan de andere kant, ieder een eigen rol ter verspreiding van de Nederlandse letterkundige produktie en ter bevordering der kennis ervan vervullen kan. In de sectie bibliotheken is, bij de bespreking van de problemen | ||||||||||||||||||||||||
[pagina 279]
| ||||||||||||||||||||||||
uit bibliotheconomisch standpunt, al vlug de kwestie van de vakterminologie gerezen. Een gemis van eenheid werd vastgesteld: verschil in gebruik, verschil in betekenis. Behoefte was er aan de goede en gangbare Nederlandse terminologie. In het Noorden heerst vooral laksheid tegenover de Engelse invloed, inzonderheid ten aanzien van nieuwe termen, terwijl in het Zuiden tal van termen niet stroken met het Nederlandse gebruik en taaleigen; zulks in de eerste plaats wegens een vaak al te slaafse vertaling uit het Frans, ongeacht het bestaan van een goed Nederlandse term, die men uit onbekendheid ermee of eenvoudig uit sleur niet aanwendt. Daarbij zijn ook wel een gebrek aan termvastheid en enige begripsverwarring in beide gebieden niet onbestaande (bv. trefwoord - accentwoord - onderwerpswoord; trefwoord(en)catalogus - onderwerpscatalogus, en dies meer). Op de 3de Conferentie in 1953 te Antwerpen heeft de sectie bibliotheken dan ook de volgende resolutie voorgedragen: ‘De Sectie acht het wenselijk, vooral in het belang van een praktische en vruchtbare samenwerking op het gebied van boek- en bibliotheekwezen, tot eenvormigheid van de vakterminologie te komen en beveelt daartoe aan een ter zake bevoegde commissie samen te stellen’. Hiertoe gemachtigd heeft de sectie bibliotheken een werkcommissie gevormd met als opdracht de vaststelling van de Nederlandse vakterminologie van het boek- en bibliotheekwezen. Deze commissie telt vier leden: twee Nederlandse bibliothecarissen en twee Vlaamse, met dien verstande dat zowel de Nederlandse als de Vlaamse ploeg bestaat uit een vertegenwoordiger van de wetenschappelijke en een van de openbare bibliotheeksector. Tijdens de 6de Conferentie der Nederlandse Letteren, in 1956, bracht de werkcommissie verslag uit, allereerst over de door haar opgedane ervaring, en tevens toch over bepaalde resultaten. Zij had inderdaad een hele tijd, een moeizame tijd zelfs, van zoeken, tasten en experimenteren achter de rug. Oorspronkelijk was de commissie belast met de uitwerking van het volgende programma: het samenstellen van een alfabetische lijst van goed Nederlandse woorden en termen op het gebied van het boek- en bibliotheekwezen, waarbij dient te worden gestreefd naar een zo groot mogelijke | ||||||||||||||||||||||||
[pagina 280]
| ||||||||||||||||||||||||
eenheid van terminologie in Nederland en de Nederlands sprekende delen van België. Voor de uitvoering van deze taak stond haar slechts een vrij fragmentarisch en bovendien voor haar belangrijkste opzet, namelijk de eenheid der terminologie, niet zeer betrouwbaar bronnenmateriaal ter beschikking. Bij het naslaan van de in het Nederlands gestelde werken betreffende de bibliotheekwetenschap, stelt men niet enkel een nogal aanzienlijke afwijking van woordgebruik en -betekenis vast tussen Noord en Zuid, maar tevens een vrij betrekkelijke vastheid binnen elk gebied. Zoals reeds eerder gezegd, bestaat er geen verklarende lijst van Nederlandse boek- en bibliotheektermen en zijn er slechts enkele veeltalige woordenboeken met betrekking tot het boek, de bibliografie, het papier en de grafische kunsten voorhanden. De erin voorkomende Nederlandse woorden zijn uiteraard niet bijzonder taalkundig verantwoord, daar de aandacht der samenstellers blijkbaar meer uit is gegaan naar de internationaal meer bekende talen en in hoofdzaak een praktisch doel is beoogd: de gebruiker een gids te bezorgen bij zijn vaklectuur of zijn gewone opzoekingswerk. Ter illustratie halen wij hier enkele steekproeven aan uit twee woordenboeken.
Axel Moth, Technical ferms used in bibliographies and by the book and printing trades.Ga naar voetnoot1. Dit werk bevat ongeveer 500 Nederlandse termen, waaronder veel bruikbare, maar ook minder goede, ja zelfs volkomen foutieve:
| ||||||||||||||||||||||||
[pagina 281]
| ||||||||||||||||||||||||
Het Wörterbuch der Fachausdrücke des Buch- und Papiergewerbes van Wilhelm Hellwig,Ga naar voetnoot1. waarvoor, zoals reeds gezegd, een beroep is gedaan op de medewerking van bevoegde specialisten van ieder taalgebied, bevat naast vele goede termen toch enkele onnauwkeurigheden en vergissingen. Een paar voorbeelden:
Voorts zag de commissie zich tegenover de moeilijkheid gesteld die elk auteur van vakwoordenboeken ontmoet: wat dient te worden opgenomen en wat niet? Op het gebied van de strikte bibliotheconomie valt voor de bibliothecaris de keus doorgaans niet al te zwaar, maar waar ligt de grens voor het al dan niet vermelden van termen uit de aanverwante gebieden van de boektechniek, het papier, de drukkunst | ||||||||||||||||||||||||
[pagina 282]
| ||||||||||||||||||||||||
en andere? Dit aspect zal verder worden belicht bij de bespreking van het Vocabularium bibliothecarii, in verband met het samenstellen van een Nederlandse vakwoordenlijst. Dit gezegd zijnde, nemen wij ons voor in kort bestek de werkwijze aan te geven die de commissie, na rijp overleg, heeft gemeend te moeten aanvaarden. Al vlug zag zij bezwaren tegen de opzet van een alfabetische lijst; naar haar overtuiging verdiende een systematisch ingerichte de voorkeur. En wel om de volgende redenen: Allereerst heeft een alfabetische lijst het nadeel dat zij, door de woorden in een mechanische orde bijeen te brengen, er vaak de typische ‘vakbetekenis’ aan ontneemt, die ze juist in systematisch verband verkrijgen of behouden. Met het gevolg dat het opnemen van een woord in sommige gevallen zonder nadere verklaring of omschrijving niet mogelijk is. Inderdaad, bij systematische rangschikking wordt door de zakelijke omgeving meestal een ondubbelzinnige definitie van de termen verstrekt. Bv. Brochurebundel: een boekwerk waarin verschillende bibliografische eenheden (van elkaar onafhankelijke geschriften) samen ingebonden zijn; verzamelwerk: een werk waarin verschillende geschriften te zamen gedrukt en uitgegeven zijn. De eerste betekenis is wegens de omgeving gevormd door de termen boekje, brochure, vlugschrift duidelijk bepaald, terwijl de tweede betekenis door de aanwezigheid van woorden als miscellanea, gemengde geschriften, werk van gemengde inhoud, eveneens zonder verklaring gedefinieerd is. Zo ook voor de termen: stamboek, collatie, verzameling, keur, enz. In de tweede plaats maakt een alfabetische lijst het zeer moeilijk het juiste woord of de juiste term te vinden voor een zaak die men kent. Met dit doel zal voorzeker een vakwoordenlijst meestal worden geraadpleegd. Op grond van deze argumenten bekwam de werkcommissie het fiat om een systematisch ingerichte woordenlijst samen te stellen. Ofschoon van de aanvang af, bij de keus van op te nemen termen, dankbaar gebruik is gemaakt van het meest recente woordenboek betreffende de bibliotheekterminologie, met name het reeds eerder vermelde drietalige Vocabularium bibliothecarii, toch heeft de commissie zich eerst ingespannen om zelf een systematisch indelings- | ||||||||||||||||||||||||
[pagina 283]
| ||||||||||||||||||||||||
schema, los van dat van het Vocabularium, uit te werken, waaraan dan achteraf een alfabetisch register zou worden toegevoegd. Geleidelijk is zij echter tot de overtuiging gekomen dat aansluiting bij het bestaande woordenboek wenselijk was. Zij was er zich trouwens van bewust dat de door haar aan te leggen Nederlandse woordenlijst eerst ten volle aan haar doel zou beantwoorden, indien zij het insluipen van anglicismen, gallicismen en germanismen kan helpen voorkomen. Daarom zou het zeer belangrijk zijn, wanneer met behulp van de woordenlijst de goede Nederlandse equivalenten van Engelse, Franse of Duitse termen konden worden vastgelegd. Tot dit doel zou de lijst, juist omdat ze eentalig is, weinig kunnen bijdragen. Daarenboven zal ook, na de voltooiing van de lijst, in de bibliotheekwereld behoefte blijven bestaan aan een hulpmiddel om Nederlandse termen in de moderne talen over te brengen. Hoewel het bezorgen van een dergelijk hulpmiddel - een viertalige woordenlijst - niet de taak van de commissie was, leek het toch verstandig aan de Nederlandse termenlijst een ruimere toepassingsmogelijkheid te verlenen. Op de 6de Conferentie viel de beslissing om in de te ontwerpen lijst de systematische classificatie - de Universele decimale classificatie - van het Vocabularium te aanvaarden en werd tevens overeengekomen vooralsnog alleen de woorden van dit lexicon, dat als een degelijke basis van de bibliotheekterminologie kan worden beschouwd, in het ontwerp te bewerken. Door deze precisering zag de commissie haar taak belangrijk vereenvoudigd en kon zij sneller met de vervulling ervan opschieten. Aangezien aan de Nederlandse termenlijst het Vocabularium bibliothecarii ten grondslag ligt, is een bondige beschrijving ervan hier ongetwijfeld op haar plaats. In 1939 had Henri Lemaître (1881-1946), de toenmalige voorzitter van de Franse Bibliothecarisvereniging, met de hulp van een groep deskundigen uit verschillende landen, zijn Engels-Frans-Duits Vocabulaire technique du bibliothécaire in handschrift beëindigd. Het Institut International de Coopération Intellectuelle had zich in beginsel bereid verklaard dit werk uit te geven en liet het met dit doel eerst hectografisch verveelvoudigen, ten einde het aldus aan de kritiek van belangstellende bibliothecarissen te onderwerpen. | ||||||||||||||||||||||||
[pagina 284]
| ||||||||||||||||||||||||
Na de oorlog nam de Unesco, als opvolgster van het I.I.C.I., de taak op zich het vocabularium aan te vullen en in het licht te geven. De F.I.A.B. en de F.I.D. verleenden hun medewerking door respectievelijk de h. Marcel Godet en de h. Pierre Bourgeois te belasten met de studie van het handschrift. Heel wat termen werden eraan toegevoegd en talrijke vergissingen in de vertalingen verbeterd. In 1949 werd deze herziene tekst onderworpen aan Mevr. Suzanne Briet (Bibliothèque Nationale, Parijs), Dr. Werner Bruno Ellinger (Library of Congress) en Anthony Thompson (London). Deze deskundigen wezen op een gebrek aan evenwicht tussen de verschillende vertegenwoordigde gebieden: bv, te veel termen over de drukkunst, te weinig betreffende de catalogisering en de classificatie. Overigens waren de Engelse equivalenten vaak onjuist. Meteen daagt hier alweer het probleem op, waarover boven is gewaagd, de grote moeilijkheid waaraan alle samenstellers van vakwoordenboeken het hoofd moeten bieden, namelijk de keuze van op te nemen termen. Allereerst dringt zich de vraag op; wat is een technische term? Een technische woordenlijst moet in de eerste plaats alle woorden bevatten, die in een bepaald vak een speciale betekenis hebben, alsook alle termen die in dit vak doorlopend worden gebruikt. Rekening dient te worden gehouden met het feit dat elke toegepaste wetenschap, dus ook de bibliotheekwetenschap, steunt op verscheidene aanverwante vakken. Iedere tak brengt zijn eigen terminologie aan, doch het algehele speciale woordenmateriaal van deze onderscheiden aanverwante vakken is voor de bibliothecaris niet onontbeerlijk. Het volstaat derhalve niet een versmelting of amalgaam van de woordenboeken betreffend elk bijzonder domein te bewerkstelligen, om een goed ‘vocabularium bibliothecarii’ te bekomen. Het gaat er veeleer om, in een oordeelkundig evenwicht tussen de verschillende rubrieken, die woorden op te nemen, welke de bibliothecaris bij de uitoefening van zijn beroep nodig heeft. Met dit doel voor ogen heeft Anthony Thompson, toen hij in 1949 de verdere uitwerking van het Vocabularium op zich nam, het allereerst systematisch volgens de U D C gerangschikt. In de tweede plaats heeft hij ernaar gestreefd aan de hand van | ||||||||||||||||||||||||
[pagina 285]
| ||||||||||||||||||||||||
L.M. Harrod's Librarian's glossaryGa naar voetnoot1. en de ALA Glossary of library terms,Ga naar voetnoot2. alsmede van verscheidene speciale woordenboeken en ettelijke lijsten, die door bibliothecarissen aan de Unesco waren gestuurd, een ideale evenwichtige termenkeus tot stand te brengen. Het resultaat is een basiswoordenlijst van circa 2.500 termen over het hele gebied van de bibliotheekwetenschap. In het hoofdgedeelte zijn de vaktermen aangaande het eigenlijke bibliotheekwezen bijeengebracht. Het grootste aantal termini technici leveren de vormgetallen (o...) en de afdeling o der UDC. Voorts komen in een tweede gedeelte de termen aan de beurt in verband met drukkunst en uitgeverij: 65, papier: 67, boekbinderij: 68 en tekenen, grafiek en fotografie: 7. Het repertorium wordt besloten met alfabetische registers voor de drie behandelde talen. Terloops zij vermeld dat de systematische uitbouw van het hoofdgedeelte, naast de reeds voornoemde, het grote voordeel biedt dat ook woorden die slechts in één taal als terminus technicus voorkomen, zijn opgenomen met een bondige omschrijving in de andere talen. In het tweede gedeelte, waarin de aanverwante vakken zijn behandeld, heeft de bewerker slechts die woorden vermeld, welke de bibliothecaris voor zijn studie en zijn ambtsuitoefening normaal behoeft. Zo zijn de termen betreffende de technische procédé's van de drukkunst, de papierbereiding of de fotografische reproduktie bij voorbeeld, die in andere gespecialiseerde woordenboeken voorkomen, nagenoeg geheel achterwege gelaten. Sedert de publikatie van het Vocabularium in 1953, heeft de samensteller benevens enige kritiek ook enkele suggesties tot aanvulling ontvangen. Het aan de hand daarvan bewerkte supplement, dat behalve aanvullingen tevens hier en daar een verbetering bevat, is in 1958 verschenen.Ga naar voetnoot3. Uit deze uiteenzetting over het ontstaan van het Vocabularium bibliothecarii blijkt wel hoe moeizaam een woordenboek met betrekking tot het boek- en bibliotheekwezen tot stand komt. Een | ||||||||||||||||||||||||
[pagina 286]
| ||||||||||||||||||||||||
gelijkaardige ervaring hebben de commissieleden bij de samenstelling van een Nederlandse termenlijst eveneens opgedaan. Er rees zelfs een onvermoed probleem. Ondanks het feit dat het Vocabularium onder zeer nauwe samenwerking van deskundigen is tot stand gebracht, toch bestaat er af en toe discordantie tussen de equivalenten in de drie talen. Inderdaad, het is niet altijd gemakkelijk een volkomen getrouwe weergave van bepaalde termen uit de ene taal in de andere te bezorgen, mede omdat de bibliotheekarbeid enigszins van land tot land verschilt. Aldus heeft de commissie er zich toe genoopt gevoeld in hoofdzaak de Engelse termenlijst als basis voor haar werk te kiezen, met dien verstande dat allereerst die Nederlandse term wordt opgenomen, welke naar betekenis en vorm het Engelse woord het meest nabijkomt, waaraan toegevoegd de andere mogelijke equivalenten, eventueel aan de hand van de Franse of Duitse lijst. Voor het eerste, namelijk het algemeen bibliotheekkundige deel van het vocabularium, verliep de bewerking tamelijk vlot. Op enkele uitzonderingen na, geraakten de leden van de commissie het vrij gemakkelijk en vlug eens over de, naar hun gevoelen, goede en gangbare Nederlandse term. Dit bleek echter niet het geval te zijn voor de behandeling van het tweede gedeelte betrekking hebbend op de techniek van het boek: drukkunst, papier, boekband, enz. Voor de bewerkers was dit niet enkel uiteraard een moeilijker gebied, maar zij stelden daarbij spoedig vast dat het gebruik hier nog heel wat meer zwevend is dan in de zuiver bibliotheconomische sector. Derhalve werd besloten een voorontwerp aan deskundigen op elk gebied, uit Noord en Zuid, te onderwerpen. Hiertoe is vooral een beroep gedaan op het Plantingenootschap, dat leden telt uit Nederland en Vlaanderen. Doch ook na dit kritisch onderzoek bleef meer dan één tegenstrijdigheid of twistpunt bestaan. Hoe nu de knoop door te hakken? Door de Nederlandse leden van de commissie werd ten slotte overleg gepleegd met deskundigen uit het Noorden, ten einde aldus de werkelijk gangbare term te weten te komen. De commissie is trouwens unaniem van gevoelen dat, bij controverse, het in Nederland gebruikelijke woord vrijwel altijd de voorkeur moet worden gegeven. | ||||||||||||||||||||||||
[pagina 287]
| ||||||||||||||||||||||||
Het werk is thans zover gevorderd dat op de 10de Conferentie der Nederlandse Letteren, in november 1960, een ontwerp van het bibliotheconomische deel aan de Sectie Bibliotheken kon worden voorgelegd. Voor het tweede gedeelte geldt dezelfde werkwijze. Het laat zich aanzien dat ook hiervan nog dit jaar een ontwerp klaar zal komen. Aan de hand van opmerkingen en suggesties van vakgenoten zal dan eerlang een definitieve woordenlijst kunnen worden opgemaakt, die, na bespreking met en goedkeuring door de Sectie Biliotheken en na toevoeging van een alfabetische klapper voor publikatie is bestemd. Aldus zal, naar wij durven verhopen, een basiswoordenlijst zijn verwezenlijkt, die een gids moge zijn op het vaak verwarde gebied van de Nederlandse boek- en bibliotheekterminologie. Ook is het de wens dat ze ooit een plaats zou innemen in een uitgebreider polyglottisch Vocabularium bibliothecarii. Op die wijze zou niet enkel een vruchtbare samenwerking tussen Noord en Zuid, maar tevens op ruimere internationale basis worden bevorderd. Het spreekt vanzelf dat bij voortduring in de nodige correcties en aanvullingen zal moeten worden voorzien. Een woordenboek is immers nooit af: taal evolueert aldoor, ook en wellicht nog het meest de vaktaal. Het bibliotheekwezen kent een steeds snellere ontwikkeling, daar de bibliotheken, willen ze hun taak naar behoren vervullen, zich gestadig moeten aanpassen aan de eisen van de moderne samenleving in het algemeen en in het bijzonder aan de zich meer en meer verruimende en verdiepende technische en wetenschappelijke vooruitgang. Dit betekent nieuwe methoden, nieuwe technieken, dus nieuwe termen en daarbij aanhoudende zorg voor de eenheid en de zuiverheid van de vaktaal. |
|