Boekbesprekingen
M. Buisman J. Fnz., Populaire prozaschrijvers van 1600 tot 1815; romans, novellen, verhalen, levensbeschrijvingen, arcadia's, sprookjes; alphabetische naamlijst; met de medewerking van F.J. Dubiez en een voorwoord van Prof. Mr. H. de la Fontaine Verwey. Amsterdam, N.V. Boekhandel en Antiquariaat B.M. Israël, [1960]. 24 × 16,5 508 pp. Geb. Hfl. 47,5.
Wat in standaardwerk en handboek vastgelegd is als literatuur, is niet noodzakelijk identiek met wat het publiek in een gegeven tijdsbestek als lectuur verwerkt. Die twee begrippen dekken elkaar lang niet immer vermits enkel als literatuur aangezien wordt datgene wat bij een publiek van cultuurbewusten geldt als schenkende esthetisch genot. Het ‘populaire boek’ valt buiten die maatstaf, het kàn litteraire waarde hebben, maar is als ‘littérature d'évasion’ in de eerste plaats een leesvoer, een verbruiksobject van een onbepaalbare massa lezers. De studie ervan bleef wat verwaarloosd omdat de literatuurgeschiedenis het als een zaak van tweede of derde orde beschouwde; aan de andere kant staat de studie van het lectuurfenomeen nog slechts in haar allereerste begin. Nu de sociologie van de literatuur in de aandacht begint te komen (R. Escarpit, Sociologie de la littérature, 1958), zou dit kunnen veranderen en dan is het een voordeel dat alvast over het nodige bibliografische houvast kan beschikt worden.
Voorzichtigheidshalve - en uit prijsbare bescheidenheid - noemt Buisman zijn werk een Naamlijst, daar ‘bibliografie’ een volledigheid veronderstelt, welke hij niet kan garanderen. Nochtans schiet hij zijn voorgangers op het terrein, Frederik Muller, R.W.P. de Vries, Emma Dronckers, ver voorbij, vermits hij het niet bij de beschrijving van één enkele collectie dergelijke curiosa liet, maar het bezit van alle in aanmerking komende Nederlandse bibliotheken en verzamelingen (maar quid met de Belgische?) overzag. Deze prestatie is niet gering, ook al vindt men veel terug van wat reeds door Mej. Dronckers uit de collectie Waller bekend was. Ze is des te bewonderenswaardiger, wanneer men verneemt dat de heer Buisman het hele werk wegens oorlogsomstandigheden nog eens moest overdoen.
De term ‘populair boek’ is sinds Muller ingeburgerd, maar hij blijft vaag, wat duidelijk uit deze Naamlijst te merken is. Hij is gekozen ter onderscheiding van het begrip ‘volksboek’ en parallel met het onderscheid populair lied - volkslied. De samensteller beperkte zich tot het gebied der bellettrie waardoor populaire of vulgariserende werkjes over theologie, moraal, geschiedenis etc. buiten zijn bestek vielen. Uit de nrs. 1819-23 e.a. blijkt toch dat die grens niet zó scherp is getrokken. Bovenal missen we een deugdelijke bepaling van ‘populair’. Men zou denken dat deze qualificatie te maken heeft met de simplificatie van zowel de stof (roman noir, reisverhaal, vulgarisatie etc.) als de stijl (stuntelig en onliterair) en de ‘Erzählform’ of zelfs de uitgavetechniek, maar er zijn teveel grensgevallen om dit vol te houden. We treffen tenminste talrijke originele werken van gevestigde auteurs aan of vertalingen die toch niet voor populair gebruik bewerkt zijn (Ariosto, Scarron, Zschokke, Ecrevisse, A. Lafontaine, Le Sage, Loosjes, Bacon...). Dit wordt een