De Gulden Passer. Jaargang 36
(1958)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 137]
| |||||||
VariaEen nootkreetDe Redacteur en Conservator biedt mij spontaan gelegenheid en de wenselijkst denkbare plaatsruimte voor een woord dat mij al lang op 's harten grond leit. Uit zijn recensiesGa naar voetnoot(1) weten de lezers dat in de laatste vijf jaar een aantal werken van de roemruchte Antwerpse schepen Jonker Jan van der Noot opnieuw zijn uitgegeven:
Dat lijkt heel wat, vooral als men er in gedachten de Engelse bewerking van het Theatre bijvoegt, die in 1937 en 1939 in New York in facsimileeditie is verschenen. Of het Franse en het Duitse Theatre de moeite en de kosten van een nieuwe uitgave waard zijn, zal moeten worden uitgemaakt door iemand die daar eens een speciale studie aan wijdt. Een groot deel van wat de merkwaardige renaissancedichter gepubliceerd heeft, blijft echter onvoldoende bereikbaar zolang aan de opgesomde reeks niet zijn Poeticsche Werken worden toegevoegd. Dat betekent dat het werk en de figuur van Van der Noot, - een verschijnsel, maar toch ook wel een verschijning in de Westeuropese cultuur van de tweede helft der zestiende eeuw, - in de studie van onze litteratuurgeschiedenis nog niet tot hun recht kunnen komen. Zeer zeker zijn er vrij veel exemplaren van de Poeticsche Werken over de openbare boekerijen verspreid: Vermeylen noemt in zijn proefschrift van 1899 twaalf bibliotheken die op een of meer daarvan kunnen bogen. Maar... dit zijn geen exemplaren van eenzelfde boek, het zijn (zonder of vrijwel zonder uitzondering) verschillend samengestelde bundels bevattende een groter of kleiner keus uit de bedrukte folia die de dichter in voorraad had. Natuurlijk geen collectie van louter meesterwerken. Merendeels gelegenheids- en lofdichten, zoals ook Ronsard en vele andere zestiende-eeuwse auteurs er bij menigte hebben geschreven om op achtbare wijze in hun levensonderhoud te | |||||||
[pagina 138]
| |||||||
voorzien. Voorts toelichtingen daarbij, in verscheiden talen, en soms houtsneden. Maar er zitten heel belangwekkende verzen tassen, en indrukwekkend mooie. Zowel Stallaert in 1857 als Verwey in 1895 hebben er met ruime hand bloemen uit gelezen. Behalve evenwel dat hun boekjes niet verkrijgbaar zijn, - van Stallaerts Keurdichten heb ik indertijd uit geen bibliotheek in Nederland een exemplaar kunnen lenen, - stelt het wetenschappelijke onderzoek andere eisen. Het zou pijnlijk zijn als er geen gezamenlijke editie van de Poeticsche Werken van Van der Noot kwam. Waarschijnlijk zou men het best alle verschillende folia kunnen herdrukken of wel in lijncliché reproduceren, - op de koop toe nemende dat sommige poëmen dubbel voorkwamen, - en een lijst toevoegen van de wijze waarop de bekende exemplaren uit deze folia zijn samengesteld. Maar laat ik geen commando's uitdelen, ik kom juist met een nederig verzoek. Het zou schijnbaar voor de hand liggen dat Professor W.A.P. Smit en ik een dergelijke uitgave ondernamen, omdat wij ons beiden jarenlang met Van der Noot hebben beziggehouden. Om op zijn minst twee redenen echter is dit onmogelijk. Ten eerste moeten wij ons voortaan, - men vergeve de woordspeling, - zozeer aan Hooftzaken wijden, dat er voor Nootzaken geen plaats is. Ten tweede zal wegens het personele karakter van talloze gedichten en toespelingen in de Poeticsche Werken een even uitgebreid als grondig archiefonderzoek in België nodig zijn en een innige vertrouwdheid met het verleden van Antwerpen en van heel Brabant. Vandaar deze kreet. Mocht hij enkele Vlaamse geleerden uitlokken om een werk te ondernemen, waarvoor poëzieliefhebbers in Noord en Zuid hun tot in lengte van jaren dank zullen weten.
Hilversum. C.A. Zaalberg. |
|