De Gulden Passer. Jaargang 36
(1958)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 88]
| |
Een onuitgegeven gedicht van Christoffel Plantin in het album amicorum van Abraham Ortelius
| |
[pagina *11]
| |
De bladzijde geschreven door Chr. Plantin in het ‘Album Amicorum’ van Abraham Ortelius
| |
[pagina 89]
| |
exposeerd worden. Wij hadden toen ook het geluk het handschrift te kunnen zien en bestuderenGa naar voetnoot(3). Jammer genoeg, werd het nog nooit uitgegeven. Wel werd door de heer J. Puraye, uit Luik, een uitgave persklaar gemaakt, waarvan wij hopen, dat zij eerlang het licht zal mogen zien. Kortelings maakte Dr Vervliet, adjunct-conservator van het Museum Plantin-Moretus, ons opmerkzaam op een uitgave van drie bladzijden uit het Album AmicorumGa naar voetnoot(4). M. Rooses geeft de beschrijving van de bladzijden getekend en geschreven door Joris Hoefnagels en Lucas de Heere en deze, die Ortelius-zelf aan Pieter Breughel de Oude wijdde. Rooses had het handschrift zelf niet gezien, doch baseerde zich op afschriften, gemaakt door J.H. Hessels, de uitgever van de correspondentie van Ortelius. Het blad, door Plantin in het album van zijn vriend getekend en geschreven ziet er als volgt uit: het valt eigenlijk uiteen in drie delen; in het midden een vignet bestaande uit een compositie van boeken, lauwertakken en een grote passer, waaronder op een banderol de zinspreuk: Labore et Constantia. Mogelijk is dit vignet door Plantin-zelf getekend, maar dit is natuurlijk niet te achterhalen. In een uitgespaard medaillon heeft Plantin een opdracht in het Latijn geschreven: Abrahamo Ortelio Regio Geographo, viro animi candore, prudentia ceterisq[ue] virtutib[us] ornatiss[imo] in verae ideoque perpetuae amicitiae symbolum, Christophorus Plantinus Regius Typographus scribebat, ipsa die Nativitati B. Virgini matri dicata, Anno Domini M.D.LXXIV. Wat wij vrij kunnen vertalen door: Chr. Plantin, Kon. Typograaf, heeft dit geschreven, op de dag opgedragen aan de geboorte van de H. Maagd, in het jaar 1574, voor A. Ortelius, Kon. Geograaf, een man van een grote eenvoud van ziel, wijs en uitgerust met vele deugden, als symbool van een ware en nooit eindigende vriendschap. | |
[pagina 90]
| |
Onder dit vignet komen twee versregels, paraphrase op de zinspreuk van Plantin: Le sainct Labeur constant, ouvra[n]t, en Pacience
D'envie et d'envieux surpasse la science.
De bovenste helft van het blad is ingenomen door een twaalfregelig gedicht, dat tot hiertoe niet bij de verzen van Plantin opgenomen was. De bien long temps je me sens obligé
A tes vertus et Grâces désirables:
Pource mo[n] cueur c'est a toy engagé
D'un gage libre, et liens aimables;
Qui a jamais, en Christ sero[n]t durables
- Veu que tu as, mo[n] Abraham Ortel,
Prins pout ton but ses vertus admirables;
Et que; par grace, en moy iay désir tel.
Sus donc; amy, quicton tout corps mortel
Pour estre serfs à la divine grace
De Jesus Christ, lequel rend immortel
Quiconque en luy se fie, et suit sa trace.
Het religieuze, zelfs mystieke element speelt wel een grote rol in dit eenvoudige gedichtje, geschreven voor een albumblad. Zit er een allusie in op beider betrekkingen met het Huis van Liefde? Dit is moeilijk uit te maken. | |
Résumé françaisPendant de longues années Chr. Plantin fut l'ami d'Abraham Ortelius. Dans l'édition française du Theatrum Orbis Terrarum de 1581 nous trouvons deux poèmes de Plantin sur l'oeuvre du grand géographe. La petite poésie que Plantin fit en 1574 pour l'Album amicorum d'Ortelius ne figure pas dans les éditions de M. Rooses et M. Sabbe de l'oeuvre poétique de Plantin. Nous en donnons ici la transcription et celle de la page que Plantin avait faite pour l'album de son ami. |
|