De Gulden Passer. Jaargang 35
(1957)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 139]
| |
De Antwerpse graveur Filips Galle en zijn kroniekje over de opstand (1579)
| |
[pagina 140]
| |
kentering en in 1585 de omkeer, wanneer Alexander Farnese de kroon op zijn werk zet door Galle's woonplaats onder de obediëntie van de Spaanse koning terug te brengen. Een origineel latijns exemplaar van de door Feyerabend afgedrukte tekst der Brevis designatio is niet bekend geworden. Gelukkig doet Galle zelf in de hierna te bespreken vertaalde edities enige mededelingen, die ontstaan en opzet van het oorspronkelijke toelichten. De auteur liet het geschriftje op het eind van 1578 voor het eerst verschijnen, en wel in het Latijn, als uitleg bij een kaart der Nederlanden, die het verloop van de opstand in beeld moest brengen. Zulke kaarten kwamen wel meer voor en Galle's idee was niet nieuw: hij had al met Frans Hogenberg en George Braun op dit terrein samengewerktGa naar voetnoot(2). Het is spijtig te moeten constateren dat tot op heden geen enkel exemplaar van deze kaart te voorschijn gekomen is. Hoogstwaarschijnlijk wordt er wel in de rekeningen van Plantijn op gedoeld; daar komt vanaf 10 December 1578 veelvuldig de naam Belgica voorGa naar voetnoot(3). De kaart is vrij groot geweest, want de vertalingen van de kroniek hebben plaats gehad in klein-octavo formaat om diegenen te gerieven, die geen plaats hebben om de kaart op te hangen of die hem niet in de hand kunnen houden. Kaart en tekst waren - blijkens mededelingen in de dedicatie der vertalingen - opgedragen aan aartshertog Matthias van Oostenrijk, die sinds 20 Januari 1578 door de Staten-Generaal officieel tot landvoogd was uitgeroepenGa naar voetnoot(4). Het verhaal zelf is vrij kort: het bestaat uit losse, dikwijls weinig samenhangende, | |
[pagina 141]
| |
beknopte berichtjes, die juist voldoende geven ter toelichting bij een kaart. Een persoonlijke noot ontbreekt niet, want, bij een mededeling over de plundering van Antwerpen door de woedende Spaanse troepen, zegt Galle, dat hij zelf toeschouwer was en zelfs deel had in deze algemene ramp. De aantekeningen eindigen met het feit, dat opgestane Waalse vendelen Menen innemen (20 Oct. 1578) en dat Johan Casimir aanrukt en zich op 26 Augustus bij het Staatse leger voegt. Het geheel is hevig en onverbloemd anti-spaans, wel te begrijpen bij een inwoner van een stad, waar de regering van de opstandige beweging was gevestigd en waar men de ellende van de roof- en moordpartij nog lang niet te boven was gekomenGa naar voetnoot(5). Galle's uitgave moet nog al in de smaak zijn gevallen. Naar eigen zeggen ontving hij het verzoek om het kroniekje in het Frans en Nederlands te vertalen; hetgeen hij dan gedaan heeft. Allereerst volgde in klein-octavo (60 blz.) de Nederlandse uitgave onder de titel Een cort verhael van de gedincweerdichste saken die in de xvij. Provincien vande Nederlanden van daghe tot daghe geschiet zijn/ sedert den iare ons Heeren M.D.LXVJ. totten iare M.D.LXXJX. T'Antwerpen, By Christoffel Plantijn voor Phlips Galle. M.D.LXXIXGa naar voetnoot(6). Ditmaal is de opdracht gericht tot Jean de Bourgogne, heer van Froidmont of Fromont, lid van de pasopgerichte Raad van State nevens Matthias. Ter motivering van de dedicatie zegt schrijver o.m. dat zijn edele beschermer altijd geleerden heeft ondersteund. Bovendien heeft hij bewezen vrij te zijn van alle passies. Immer heeft hij het vaderland met een zuiver geweten gediend en hij staat bekend als een ‘natuerlick beschermheere ende onderstant van goede ende eerlicke persoonen/ ende een toevlucht ende troost van aerme ende benaude menschen’. | |
[pagina 142]
| |
De ondertekening dateert van 1 Januari 1579, hetgeen er op duidt, dat de vertaling in de loop van December gereed kwam. Matthias keurde op 5 Januari 1579 druk en verspreiding goed. Jean de Bourgogne, van wie Galle hier zoveel goeds zegt, was een van de vele kinderen van Charles de Bourgogne, een jongere telg van Boudewijn (van Rijsel), een natuurlijke zoon van Filips de Goede. Deze Boudewijn had in 1503 Froidmont gekocht, een leen van de graaf van Namen. Charles nu erfde dit goed in 1519 van zijn oudere broer Maximiliaan, toen deze abt van Middelburg werdGa naar voetnoot(7). Charles († 1538) was gehuwd met Margaretha van Werchin, dochter van Nicolaas de Werchin, drost van Henegouwen. Van de negen kinderen uit dit huwelijk, die allen geziene gasten aan het hof waren, was Jacques de oudste zoon (later gehuwd met Yolande van Brederode) en Jean, die ons hier bezig houdt, de derde. Jacques erfde van een oom Fallais bij Hoei, terwijl hij reeds tal van andere goederen bezatGa naar voetnoot(8). Ofschoon de vader van deze uitgebreide familie een vroom katholiek was, neigden de kinderen allen over tot het Calvinisme. Jacques had te Leuven gestudeerd, was een bewonderaar van Erasmus en stond in zeer nauwe relaties met Calvijn. Het kasteel te Fallais werd aldus een plaats, waar de broers en zusters regelmatig met geloofsgenoten in stilte bijeenkwamen om predikaties te horen en godsdienstoefeningen te houden. De regering liet echter enige leden der familie arresteren en sprak in 1546 over Jacques, die had kunnen vluchten, de verbanning voor eeuwig uit en confisceerde zijn goederenGa naar voetnoot(9). Ook Jean werd door aangifte van zijn zuster Françoise van ketterij overtuigd en, daar hij niet zo gelukkig was geweest | |
[pagina 143]
| |
om te ontsnappen, in 1549 ter dood veroordeeld; zijn goederen werden eveneens in beslag genomen. Een moment vóór de terechtstelling wilde Karel V echter het leven van zijn bloedverwant sparen; hij liet hem opsluiten in de abdij van Lessies. Hier werd Jean een voorbeeld van vroomheid voor allen, zodat Philips II hem begenadigde en zijn bezittingen terug gafGa naar voetnoot(10). In 1559 is hij gehuwd met Louise de Croy, de weduwe van Maximiliaan van Bourgondië, heer van Vere, die in 1558 gestorven was. Toen nu in 1577 Don Juan Namen overrompelde was Jean de Bourgogne daar plaatsvervangend gouverneur voor Charles van Berlaymont, heer van Hierges. Hij was over deze aanslag, die hij misschien als een persoonlijke belediging beschouwd heeft, zó verstoord, dat hij in het verzet tegen de landvoogd aanstonds de zijde van de Staten van Brabant en de Staten-Generaal koos. Al van 16 October 1576 af had hij de zorg voor de uitvoering der resoluties van de Staten-GeneraalGa naar voetnoot(11), waarin hij zetelde als afgevaardigde voor de adel van Namen, zodat zijn openlijk partij-kiezen geen verbazing kan wekken. Gedurende de dan volgende jaren heeft Jean de Bourgogne een niet onbelangrijke rol in de politiek gespeeld. Toen de Raad van State naast Matthias werd ingesteld, werd hij lid van dit hoge college. Eind 1578 en begin 1579 werd hij met de Antwerpse secretaris W. Martini naar Anjou gezondenGa naar voetnoot(12). Op 18 Januari 1580 werd hij dan chef van de Raad van Financiën, eerst voorlopig en na een jaar definitief. Op 19 Juni 1581 legde hij | |
[pagina 144]
| |
het lidmaatschap van de Raad van State weer neerGa naar voetnoot(13). In April 1583 behoorde hij zelfs tot de weinige intimi, die aanwezig waren bij het huwelijk van Oranje met Louise de Coligny te AntwerpenGa naar voetnoot(14). In 1585 is hij dan overleden; wij weten niet zeker of hij zich toen met de koning had verzoendGa naar voetnoot(15). Het Cort Verhael van Galle, dat dus aan een voornaam regeringspersoon was opgedragen, wijkt in sommige opzichten van de latijnse tekst af. Het is in het algemeen wat uitgebreider en loopt door tot eind December 1578. Meermalen komt de auteur uitdrukkelijk op voor de handhaving der privileges, doordat hij telkens zegt, dat ze geschonden zijn, zo bv. bij het gevangenzetten van Egmont en Horn. Schrijver is Matthias, ‘edel man gesonden door God tot nut van de staat’, welgezind; zijn aankomst in November wordt breed verhaald. Verder is het boekje onversneden anti-spaans gebleven. Een merkwaardig verschil met de latijnse tekst wordt gevonden bij de behandeling van 1569. Daarvan zegt Galle min of meer geheimzinnig: ‘Van den iare 1569 t'ghene dat weerdich te schriven is/ wort hier om zeker reden wtgelaten ende gheremitteert tot de generale Historie’. Deze woorden vinden een nadere verklaring in een nawoord tot de lezer. Daarin wil schrijver hen waarschuwen, die menen dat de meegedeelde feiten niet helemaal waar zijn of die oordelen, dat de stijl meer verzorgd had moeten zijn. Men bedenke dan dat de blaam hiervoor niet op Galle terug valt, want hetgeen hij voorlegt is ‘meest ghetrocken’ uit stukken, die Dr Roy in handen gegeven zijn ‘om te beschrijven de generale Historie vande Nederlanden, de welcke hij onder handen heeft...’ en waarvan derhalve niet meer dan het hier gebodene wordt gepubliceerd ‘waerinne dat hy my heeft gherieft tot tghemeyne proffijt...’ Die Dr Roy was de jurist Dr Gilbert Roy of Regius uit Nozeroy | |
[pagina 145]
| |
in Bourgondië, een beschermeling van OranjeGa naar voetnoot(16). Hij was in deze jaren woonachtig te Antwerpen, waar hij begin 1578 en medio 1579 vergeefse pogingen deed om door de Staten-Generaal tot officieel historiograaf benoemd te worden. Later werd Roy door de Staten-Generaal aangezocht om een oordeel te geven over een door Gerard van Prouninck of Van Deventer opgestelde Justification des Estats du Païs contre le Roy d'Espagne et pour le Duc d'Anjou, welke geschriftje overigens, naar het schijnt, nimmer gedrukt is. Met dat al werpt dus het ontstaaan van Galle's kroniekje wel enig licht op zijn ideeën en kennissenkring in deze jaren: Galle werkt in dienst van de Oranje-propagandaGa naar voetnoot(17). Bijna twee weken na de Nederlandse uitgave was de Franse voor verspreiding gereed. In de loop van de opdracht zegt Galle, dat ‘l'oeuvre n'a pas si tost été publié, que quant et quant je n'aye esté importuné de le mettre en françois’. Het boekje verscheen in klein-octavo formaat van 52 bladzijdenGa naar voetnoot(18). Er is een nauwe aansluiting te bespeuren bij de Nederlandse tekst, met twee kleine uitbreidingen. De eerste uitbreiding betreft het beleg van Haarlem: met betrekking hierop wordt verteld, dat na de inname van de stad door Alva de garnizoenscommandant Rossini werd onthoofd, hetgeen de Nederlandse editie verzweeg. Vervolgens laat de Franse tekst Bossu een aanval doen op het stadje Aerschot (blz. C4r), hetgeen men niet in het voorbeeld terug vindt (blz. C8r). Bovendien is een klein verschil te constateren. De Nederlandse druk vertelt, dat Marnix van St Aldegonde ‘ende een persoon van aanzien’ naar de Rijksdag te Worms werden gezonden; de Franse tekst | |
[pagina 146]
| |
spreekt alleen over Marnix en laat dat woordje ‘ende’ weg, zodat 'sPrinsen medewerker met een bijzonder epitheton ornans versierd wordt. De Franse uitgave heeft, behalve de dedicatie aan Jean de Bourgogne, dd. 1 Jan. 1579, eveneens het nawoord tot de lezer, waarin de verklaring over Roy is opgenomen en bovendien nog een speciaal voorwoord, dd. 12 Jan. 1579. In dit voorwoord staat o.m. de reeds boven meegedeelde verklaring, dat Galle de tekst van zijn kaart apart drukt ten dienste van het publiek. In de opdracht kan men in afwijking van die in de Nederlandse versie nog lezen, dat Galle graag de Franse vertaling verzorgd heeft ten behoeve van het algemeen welzijn, opdat de vreemde naties, die momenteel tot onze hulp geroepen zijn en die geen Latijn verstaan, zullen weten onder welke rampen, wreedheden en tyrannieën wij lijden ‘et dont un chacun bon patriot en doit avoir ressentiment’; de rechtvaardigheid en rechtmatige verdediging van onze zaak ziende, zullen zij ons helpen. Deze Franse uitgave schijnt het zeer goed gedaan te hebben. Er is nog een tweede editie nodig geweest om aan de vraag ernaar te voldoen. Zij verscheen in een omvang van 46 blz. en had het uiterlijk van een zelfstandig geschiedkroniekje gekregenGa naar voetnoot(19). Het woord tot de lezer van 12 Jan. 1579 is gebleven, doch het nawoord over Roy is weggelaten en in verband daarmee ook de opmerking bij het jaar 1569. De dood van Rossini en Bossu's aanval op Aerschot zijn weer verdwenen. Bovendien is het uitvoerig bericht van Matthias' komst van 21 November 1577 ineens heel kort geworden. Het is niet duidelijk of deze inkorting samenhangt met de vermindering van Matthias' invloed in de loop van 1579. Hij wordt nog wel genoemd ‘l'ange et noble esprit duquel Dieu par sa grâce veuille advancer à l'utilité de la république’. Men is geneigd hieruit te besluiten, dat Galle nog niet zag dat de ster van de Oostenrijker aan het dalen was. | |
[pagina 147]
| |
Het bovenstaande bewijst wel, dat Galle, zoals zovele anderen, hetzij van harte, hetzij omdat de tijd zo was, meegegaan is met de in 1579 heersende stromingen te Antwerpen. Het vindt een krachtige steun in het feit, dat hij op 1 October van dit jaar een Christuskop tekende, met het bijschrift ‘Geen vruecht/ Sonder deucht’, in het album amicorum van Jacob van Marnix, de zoon van FilipsGa naar voetnoot(20). Na de overgave van de stad zijner inwoning aan Parma, is Galle niet weggetrokken. Hij schijnt dan aan de gestelde eisen van katholiciteit en politieke betrouwbaarheid ten genoege van de regering voldaan te hebben. | |
Le graveur anversois Filips Galle et sa petite chronique au sujet des troubles (1579)Le graveur anversois Philippe Galle est un personnage peu connu. En 1578-1579 il publia une carte avec une petite chronique latine mentionnant les faits divers du commencement de la guerre de 80 ans. Cette chronique a été traduite en français et en néerlandais; aujourd'hui elle est presque introuvable. Elle nous apprend par son dédicace à Jean de Bourgogne, personne d'importance dans le milieu révolutionnaire, ainsi que par son contenu qu'en 1579 l'auteur était anti-espagnol et pro-orangiste. Ce fait se trouve confirmé par un dessin de Galle dans l'album amicorum de Jacques de Marnix, fils de Philippe de Marnix de St.-Aldegonde. |
|