| |
| |
| |
Varia
Brugse drukkers
Onder de titel: Documenten betreffende de Brugsche Drukkers uit de 16e Eeuw is Dh. A. Schouteet in de Handelingen van het Genootschap voor Geschiedenis (Société d'Émulation) te Brugge (dl. lxxxiii) de uitgave begonnen van een belangwekkende reeks onuitgegeven bescheiden. In een Inleiding, waarin een kort overzicht van het weinige dat over het onderwerp gekend is, gegeven wordt, wijst de uitgever er op dat hij op het stedelijk archief, waar hij werkzaam is, tal van stukken ontmoette in verband met de drukkers, die hij naar drukker gerangschikt, persklaar heeft gemaakt.
De eerste bijdrage betreft Quirinus van Belle, en geeft behalve een 25-tal documenten, een bibliografie met illustraties.
In het dl. lxxxiv van de Handelingen worden Erasmus van der Eecke en Jan van Genuwe behandeld, de eerste bekend als vennoot van R. Wouters, en vermoedelijk leerling van H. Goltzius, de laatste, van minder betekenis, doch waarvan blijkt dat hij speelkaarten drukte.
Wanneer de reeks volledig zal zijn, zullen we voor de Brugse Drukkers een belangrijke documentatie bezitten.
Eg. I. Strubbe
| |
Chroniek der tijdschriften
Revue du moyen age latin
Van dit, onze lezers welbekende tijdschrift, (Revue du moyen âge latin. Études - Textes - Chronique - Bibliographie. Revue trimestrielle publiée avec le concours du Centre national de la recherche scientifique. Paris - Strasbourg - Lyon. Redactie: M. l'Abbé F. Chatillon, Université de Strasbourg) ontvingen wij jaargang 3 (1947), vier afleveringen, en jaargang 4 (1948) eerste aflevering. Zooals steeds maken het Bulletin critique, de Chronique en de Notices bibliographiques een mijn van kostbare inlichtingen uit: laten wij b.v. de aandacht vestigen op het verslag van Charles Roth: Le moyen âge latin en Suisse, 1939-1945 [3 (1947) 104-108]. De talrijke studies en aanteekeningen over Middeleeuwsche auteurs en theologen zullen wij hier niet releveeren: wie zich voor de ‘Media Latinitas’ interesseert, zal geregeld dit tijdschrift doorpluizen. Wij willen hier slechts enkele bijdragen van meer algemeen karakter vermelden, die ook voor bibliophielen en historici van het boek van belang zijn. In Patristique et moyen âge [4 (1948) 5-14] bespreken H.-I. Marrou en
| |
| |
F. Chatillon, met het doel het arbeidsveld van het tijdschrift nauwkeuriger te omlijnen, het zeer ingewikkelde en omstreden probleem van de chronologische en geographische afbakening der vroege Middeleeuwen in het Latijnsche Westen. Een nieuwe bijdrage tot de betere kennis van de Middeleeuwsche ‘mentaliteit’ leveren H.-I. Marrou: Au dossier de l'amour courtois (belangrijke gegevens nopens de ‘bronnen’ van de hoofsche liefde) en Fr. M.-A. Dimier: Architecture et spiritualité Cisterciennes (‘il ne faut jamais oublier que les caractères de l'architecture cistercienne sont la conséquence des principes mis par les fondateurs de Cîteaux à la base de leur réforme’) [3 (1947) resp. 81-89 en 255-274]. Etienne Gilson heeft het over historische critiek en philologische methode in L'art d'identifier les auteurs. A propos d'André le Chapelain (Ibid. 60-62). De samenstelling van een xvde eeuwsche bibliotheek wordt geschetst door Robert Ricard: Les lectures spirituelles de l'Infant Ferdinand de Portugal (1437) (Ibid. 43-51). Dat er in Denemarken Latijnsche inscripties in Runenschrift gevonden werden, dagteekenend van het eind der xide tot het midden der xivde eeuw, leert ons L. Musset: Un domaine peu connu. Du nouveau sur la latinité runique. (Ibid. 369-372). Het weze ons toegelaten enkele regels uit deze bijdrage aan te halen (p. 371): ‘Et nous arrivons ainsi au dernier, non au moindre des emplois de notre latin runique, la magie. Comment influencer les puissances inconnues mieux que par cette langue sacrée - le latin - écrite dans les caractères dont le nom même (rùnar)
veut dire ‘mystères?’ Als voorbeeld haalt hij aan ‘une amulette, gravée vers l'extrême fin du xie siècle et retrouvée dans l'île de Bornholm en 1821. Sur cette monnaie coufique d'Ahmed ibn Ismaïl, prince de Samarkand entre 907 et 913, venue par la Russie dans l'île baltique, est gravée en un latin tout imprégné d'influence allemande (constamment le v est rendu par f) (une) invocation latine en caractères runiques... Quel meilleur témoignage du cosmopolitisme de la culture scandinave vers la fin de l'âge des Vikings, que cet Allemand gravant dans l'île danoise sur une pièce musulmane un texte chrétien, latin et runique!’ Te mediteeren vallen ten slotte de overwegingen van J. Lestoquoy en F. Chatillon over de ontzaglijke moeilijkheden waarmede tegenwoordig de uitgevers - en ook de schrijvers - van wetenschappelijke publicaties te kampen hebben: Textes et thèses: problèmes d'édition [4 (1948) 91-98]: gedesillusioneerd, realistisch, maar niet wanhopend, en vast besloten den wetenschappelijken arbeid en zijn noodzakelijke uitstraling te redden door strenge discipline en doortastende reorganisatie van het ‘bedrijf’ der geleerden.
| |
Sacris erudiri
Een nieuwe publicatie: Sacris Erudiri. Jaarboek voor Godsdienstwetenschappen: uitgave van de Sint Pietersabdij te Steenbrugge. Het eerste volume, 1948, opgedragen aan de nagedachtenis van Mgr Callewaert, vormt een keurig boekdeel in-8o van 424 pp. - Het arbeidsveld van dit Jaarboek omvat ‘heel het domein van het religieuze’. Hoewel zij aan hun publicatie een streng-wetenschappelijk karakter hebben gegeven, wenschen
| |
| |
de uitgevers de nadeelen van een àl te ver doorgedreven specialisatie zooveel mogelijk te vermijden, en zij hebben daarom de grenzen zeer breed getrokken: ‘... Enkel willen wij betogen, dat men wetenschappelijke terreinen niet meer te eng en te scherp mag afbakenen. Theologie zonder geschiedenis neigt naar verstarring; moraal, die niet onderbouwd is door sociologie en zielkunde, vergroeit licht tot casuïstiek, terwijl een strenge scheiding van de dogmatiek haar even heilloos is. De studie van den veelvoudigen samenhang tussen dogma en recht is een nauwelijks betreden pad en reeds ontsluiten zich de vruchtbaarste terreinen, terwijl de historische philologie met haar haast mechanische trefzekerheid den dogmaticus en den exegeet reeds de uitnemendste diensten heeft bewezen. Anderzijds hebben ook de meer technische wetenschappen van de meer geestelijke heel wat te leren’. Meteen zijn aldus de gebieden aangegeven, die dit Jaarboek wil bestrijken. Zulke veelzijdige belangstelling maakt vruchtbare samenwerking mogelijk. Dat bewijzen al dadelijk de veertien bijdragen van dit eerste boekdeel. Zij handelen over de meest verscheiden aspecten van de godsdienstwetenschap, en zijn gesteld in verschillende talen, maar - uitstekende methode! - telkens vergezeld van een bondig résumé in het Latijn. In een afzonderlijke rubriek, getiteld Speculum eruditionis, zullen geregeld status quaestionis over een of ander omstreden probleem gegeven worden, evenals bibliographische inlichtingen, en ‘critische overzichten van de wetenschappelijke loopbaan van dezen of genen geleerde’. Een uitstekend Onomasticon - register van de in het boekdeel vermelde namen - vergemakkelijkt de opzoekingen. Onder het vele dat in dit eerste Jaarboek voor den historicus waardevol is, mogen hier twee bijdragen speciaal vermeld worden. Dom Modestus Van Assche handelt over
‘Divinae vacare lectioni’: de ‘ratio studiorum’ van Sint Benedictus (p. 13-34): na er te hebben op gewezen dat de rol door de monniken, en inzonderheid door de Benedictijnen in het Middeleeuwsche geestesleven gespeeld, naar haar juiste draagwijdte dient beoordeeld te worden - zij was niet exclusief en ook niet steeds even schitterend -, omschrijft hij het doel van zijn onderzoek als volgt: ‘Sint Benedictus zelf heeft zijn monniken schrijvende en lezende gewild. Dit laatste zouden wij hier beknopt willen aantonen, op gevaar af in tegenspraak te komen met wat men bij de meest gezaghebbende schrijvers kan lezen, dat het nl. aan den invloed van Cassiodorus te danken is, dat het monnikendom de baan der intellectuele bedrijvigheid is opgegaan’. Hij ontleedt dan wat S. Benedictus in zijn Regel voorschrijft betreffende de bibliotheek, de codices, de scriptores etc., en bepaalt de juiste beteekenis van sommige termen als artifex (= calligraphus) en opus manuum (= het schrijven van boeken). - J.G. Sterck wijst als voornaamste Protestantse Bronnen van Marnix' Biënkorf (p. 298-322) aan: Protestantsche Bijbelvertalingen, Francisco de Enzinas, Pierre Viret en Theodorus Beza. De bladzijden 353-379 bevatten de lijst van De Geschriften van Mgr C. Callewaert.
| |
| |
| |
Scriptorium
Nog een nieuw en zeer belangrijk tijdschrift: Scriptorium. International Review of Manuscript Studies. Revue internationale des études relatives aux manuscrits, onder de leiding van F. Lyna en C. Gaspar, - het initiatief gaat dus uit van onze Koninklijke Bibliotheek. (Alg. redactie: F. Masai, Bibliothecaris bij het Handschriftencabinet der K.B. te Brussel). - Het prospectus wijst er terecht op dat wij hier te doen hebben met ‘(le) premier périodique international exclusivement consacré à l'étude des manuscrits’. Het programma luidt ongeveer als volgt: ‘Les manuscrits y seront étudiés sous tous leurs aspects’: la paléographie, l'histoire des écritures et des ateliers graphiques, la décoration des manuscrits, la reliure, la notation musicale, l'histoire des bibliothèques, la description et l'inventaire des collections de livres et d'autographes, l'examen des textes contenus dans les manuscrits (Grieksche, Byzantijnsche, Latijnsche, Romaansche, Germaansche, Celtische etc.). In de rubrieken ‘Chroniques’ en ‘Bibliographie’ zal Scriptorium zijn lezers geregeld aanbieden ‘une bibliographie véritablement universelle’ en verslagen over ‘le mouvement des études dans les divers pays et les différents domaines de la paléographie’.
Dat dit geen ijdele beloften zijn, bewijst het eerste nummer [Jrg 1 (1946-1947) fase. 1], een mooi boekdeel van 192 pp., met 20 buiten-tekstplaten versierd, keurig gedrukt (de uitgave wordt verzorgd door ‘Les Éditions Erasme S.A.’ te Brussel en ‘N.V. Standaard-Boekhandel’ te Antwerpen). - Voor bibliophielen en historici van het boek zijn vanzelfsprekend al de artikels van Scriptorium van belang. Het moge volstaan er hier enkele te vermelden: R. Marichal: Paléographie précaroline et papyrologie (p. 1-5): A. Boutemy: Le scriptorium et la bibliothèque de Saint-Amand (p. 6-16); bibliographische overzichten: Jos. Zürcher: Chronik der Schweiz, 1941-1945 (p. 176-180), en Ludwig Bieler: Latin Manuscripts. Facsimiles, Editions, Studies, published in Great Britain, Ireland, Canada, and the United States since July 1939 (p. 181-189). - Scriptorium brengt ook afzonderlijke uitgaven in boekvorm: het eerste deel van deze reeks is het waarlijk revolutionnair werk van F. Masai: Essai sur les origines de la miniature dite Irlandaise.
| |
The Library
The Library. Transactions of the Bibliographical Society. (London, The Oxford University Press), Serie 5, Vol. 2, nrs 2-3 (1947). - In dit nummer - zooals steeds, bijzonder degelijk - stippen wij aan: M.E. Kronenberg: Forged Addresses in Low Country Books in the Period of the Reformation (p. 81-94): handelt o.m. over schijnadressen van verschillende Antwerpsche drukkers. - W.M.S. Mitchell: An apparently Unrecorded French Translation of Galen's De simplicium medicamentorum facultatibus (p. 170-171): over een fragment van een tot nog toe onbekenden Antwerpschen druk, en van een auteur van wien geen ander werk is bekend: Le cinc-
| |
| |
quiesme livre des facultes des simples medicamentz de Galien. Traduict de Latin en Francois par maistre Jehan de Bauhain, Docteur en Medicine: Lecteur en la ville Danvers (Anvers, Jean Loe, 1544). - Onrechtstreeks ook voor de geschiedenis van het boek in de Nederlanden van belang is het artikel van Edward Heawood: Further Notes on Paper Used in England after 1600 (p. 119-149) (Aanvulling bij studies verschenen in The Library van 1930 en 1931).
| |
Archivum Historicum Societatis Iesu
Van dit tijdschrift, uitgegeven door het Historisch Instituut der S.J. te Rome (Borgo S. Spirito, 5) ontvingen wij afl. 1-2 van Jrg 15 (1946). Op de geschiedenis der Nederlanden heeft betrekking het artikel van Ed. R. Hambye: Le P. François Bray (1584-1624). Un Irlandais aux origines de la mission navale des Jésuites belges (p. 144-154). Deze aflevering bevat verder een groot aantal recensies (p. 164-211) en de Bibliographia de Historia Societatis Jesu van Ed. Lamalle (p. 212-256) (daarin o.m. nieuwe bijdragen vermeld over F. Costerus en L. Lessius).
***
Ons medelid, de Heer A. Van de Wiele, deelt ons mede dat hij in B N B, Revue éditée par et pour le personnel de la Banque Nationale de Belgique enkele bijdragen liet verschijnen over de navolgende onderwerpen: Petite histoire de la carte de visite (Jrg 1947, nr 1), La lithographie. La gravure artistique (ibid., nr 6), Idem. La gravure de labeur sous le Romantisme (ibid. nrs 7-8), Cartes d'étrennes au siècle dernier (Jrg 1948, nr 1).
***
Het Wetenschappelijk Instituut van het Boek (Panstwowy Instytut Ksiazki) te Lodz (Polen) publiceert met ingang van 1947 een doorloopende bibliographie, waarin alles vermeld wordt wat in Polen verschijnt op het gebied van boek en bibliotheek: Bibliographia Polonica Bibliographica. In October 1947 zette tevens de publicatie in van een Biuletyn, dat korte berichten over de activiteit van het Instituut bevat.
B.
| |
Documentatie-centra
Wij achten het nuttig de aandacht van onze lezers te vestigen op enkele, sedert kort opgerichte documentatie-centra, die geroepen zijn aan de historici en philologen de grootste diensten te bewijzen.
Van kapitaal belang voor al wie zich bezig houdt met de studie der geestesgeschiedenis van de Classieke Oudheid, de Middeleeuwen of de Renaissance, is het Institut de recherche et d'histoire des textes, gevestigd in de Archives Nationales, 87, rue Vieille-du-Temple, Paris IIIe. Wij bevelen ten zeerste de lectuur aan van het artikel dat Jeanne Vielliard
| |
| |
in de Revue du moyen âge latin [3(1947) 183-192] wijdde aan het Instituut, waarvan haar de leiding is toevertrouwd. Het doel van deze bewonderenswaardige en - het mag zonder overdrijving gezegd - reusachtige onderneming is: in de heele wereld photo's op microfilm maken van alle manuscripten, die waardevol zijn of om eenige reden de belangstelling van de geleerden gaande hebben gemaakt, en deze reproducties ter beschikking van de zoekers stellen tegen uiterst voordeelige voorwaarden. Tevens wordt een ontzaglijke documentatie op steekkaarten aangelegd, waarvan het doel en meteen de wetenschappelijke waarde duidelijk worden aangegeven in navolgenden passus, dien wij aan het artikel van Mevr. Vielliard ontleenen:
‘Notre ambition est de pouvoir répondre rapidement à deux sortes de questions:
1) Étant donné un texte: quel est son auteur, quels sont ses titres variés, sa date, les manuscrits qui nous l'ont transmis, les éditions qui le mettent à notre portée, les travaux critiques dont il a fait l'objet.
2) Étant donné un manuscrit: comment identifier les oeuvres qui s'y trouvent souvent sans titre ou avec titre erroné, parfois acéphales ou fragmentaires (c'est à cela que servent nos recueils d'incipits, nos fichiers de citations, d'extraits et fragments littéraires), comment le dater (il faudra se reporter à nos exempla de manuscrits datés, à nos reproductions d'écriture de copistes), en retrouver la provenance et l'histoire (on consultera nos recueils d'ex-libris, de blasons, de devises, notre documentation sur les bibliothèques anciennes), comment savoir entre quelles mains il a passé (les notes pourront être identifiées au moyen des recueils d'exemples d'écritures d'humanistes)’.
Ziehier de lijst van de catalogussen op steekkaarten, die in het Instituut kunnen geraadpleegd worden:
Répertoire des copistes de manuscrits et des scriptoria, dans lequel on pourra trouver pour chacun d'entre eux, outre des renseignements bibliographiques, la liste de tous les manuscrits qui leur sont attribués. |
Répertoire des manuscrits datés de façon explicite par le copiste lui-même. |
Répertoire des bibliothèques médiévales et de la Renaissance avec l'indication pour chacune de leurs signes distinctifs (mode de foliotation, cotes, libellé des ex-libris manuscrits ou gravés, blasons), et d'autre part la liste des manuscrits qui sont reconnus ou présumés en avoir fait partie. |
Répertoire des possesseurs de manuscrits où sont relevés leurs signatures, leurs ex-libris avec la liste des manuscrits qui leur ont appartenu. |
Répertoire des manuscrits peints aux armes de leur premier possesseur (jusqu'à la fin du xvie siècle) qui donne le dessin des blasons et les identifie. |
Recueil de devises de bibliophiles du moyen âge et de la Renaissance. |
Recueil de mentions relatives à la confection des manuscrits: notes des
|
| |
| |
copistes et des correcteurs (exemplar, pecia), instructions aux enlumineurs, copistes, relieurs, prix de leurs travaux, prix du parchemin et du papier, etc. |
Over de humanisten, in wier handen de meeste manuscripten eenmaal zijn geweest, worden uitvoerige bio-bibliographische inlichtingen verzameld.
Onnoodig hieraan toe te voegen dat heel deze documentatie - photo's en steekkaarten - een internationaal karakter heeft en ook ten dienste staat van de geleerden van alle landen.
Het Institut de recherche et d'histoire des textes, in 1937 opgericht door Felix Grat (gesneuveld in 1940) is een schoone onderneming, die eerbied afdwingt en tot diepe dankbaarheid stemt.
***
Anders georiënteerd, en heel het domein der wetenschap bestrijkend, is het Centre de documentation du Centre national de la recherche scientifique, gevestigd 18, rue Pierre-Curie, Parijs [Cf. Revue du moyen âge latin, [4(1948) 98-101]. Doel en werkzaamheid van dit onlangs opgerichte centrum kunnen in drie punten worden samengevat:
1) Uitgave, sedert 1947, van een driemaandelijksch Bulletin analytique, - een algemeene en internationale bibliographie, over alle gebieden der wetenschap, en strevend naar volledigheid.
2) Dienst der microfilms: verschaft aan de geleerden die er om verzoeken, photographische reproducties van alle artikels en boeken, die moeilijk te bereiken vallen of zeldzaam zijn.
3) De Archives originales du Centre de documentation is een dépôt waarin neergelegd en bewaard worden wetenschappelijke studies in handschrift, die om een of andere reden niet konden gedrukt worden; reproducties in microfilm kunnen van deze werken verkregen worden. (Deze onuitgegeven studies worden eveneens in het hierboven vermelde Bulletin analytique gesignaleerd).
***
In verband met deze documentatie-centra moge ten slotte gewezen worden op het artikel van D.M. Cappuyns: Une entreprise belge de ‘Codices simulati’ (Scriptorium [1(1946-1947) 173-176]), waarin gehandeld wordt over een project - met de verwezenlijking er van is men nog niet ver gevorderd -, strekkende tot het aanleggen, in ons land, van een verzameling van manuscripten-reproducties in microfilm. Deze documentatie zou toevertrouwd worden aan twee dépôts en als volgt verdeeld:
‘Bibliothèque de l'Université de Louvain: Manuscrits d'ouvrages inédits, ou édités dans des conditions non satisfaisantes, intéressant la philosophie et la théologie du moyen âge.
Bibliothèque Royale de Bruxelles: Manuscrits provenant de collections belges (anciennes abbayes, maisons princières, etc.) ou de scriptoria belges (Saint-Laurent, Stavelot, Gembloux, etc.); manuscrits enluminés
| |
| |
provenant d'ateliers ou d'artistes belges; manuscrits de tous genres dont l'histoire ou le contenu ont un lien important avec la Belgique; manuscrits de base de tous genres dont la présence en Belgique offre un intérêt majeur pour les professeurs et les étudiants de l'enseignement supérieur (histoire, littérature, philologie, paléographie, beaux-arts, sciences), ainsi que pour les savants belges et étrangers visitant le Cabinet des manuscrits’.
B.
| |
Teylers tweede genootschap te Haarlem
Programma voor het jaar 1949
DIRECTEUREN VAN TEYLERS STICHTING EN DE LEDEN VAN TEYLERS TWEEDE GENOOTSCHAP delen mede, dat zij hebben besloten voor het jaar 1949 de volgende prijsvraag uit te schrijven:
Gevraagd wordt:
Een uiteenzetting van de ontwikkeling der diepdruktechnieken in de Noordelijke Nederlanden in de 16de, 17de en 18de eeuw. De verschillende werkwijzen, zoals gravure, ets, droge naald, stippelgravure, zwarte kunst, aquatint enz., met hun varianten, moeten worden behandeld, evenals de gebruikte werktuigen en materialen (etsgrond, metalen, inkt enz.) Tevens moet aandacht worden geschonken aan de methoden van drukken (proeven, tegendrukken, drukstaten) en aan de papiersoorten.
TOELICHTING. Een ontwikkelingsgeschiedenis der Noordnederlandse prentkunst is tot heden niet geschreven, evenmin als een overzicht harer technische ontwikkeling. De bedoeling dezer prijsvraag is althans met het laatste een begin te maken. Het antwoord behoeft derhalve niet in details te treden, b.v. wat betreft algemeen bekende werktuigen, gelijk de plaatdrukpers en de burijn, behalve bij essentiële verschillen tussen Noordnederland en b.v. Zuidnederland. Het is weliswaar de bedoeling dat b.v. alle soorten van bewerking, die Rembrandt zijn etsen liet ondergaan, worden genoemd, maar niet dat dit voor elke ets afzonderlijk wordt opgegeven.
Bij het beoordelen der antwoorden zal rekening worden gehouden met de belemmering van het reizen naar het buitenland. Het zal overigens voldoende zijn indien de nadruk valt op de ontwikkeling in de 17de eeuw, en de ontwikkelingen in de 16de en in de 18de eeuw slechts in hoofdtrekken worden behandeld.
De antwoorden moeten worden ingezonden vóór of op de 1e Januari 1951, opdat zij vóór de 1ste April 1951 kunnen beoordeeld worden.
| |
| |
De prijs voor het beste en voldoende antwoord bestaat, indien de omstandigheden dat zullen gedogen, in een gouden erepenning, of, ter keuze van de bekroonde, in een som gelds, ten bedrage van f 400,-.
De antwoorden moeten in het Nederlands, Frans, Engels of Hoogduits, met een Latijnse letter, vooral goed leesbaar geschreven zijn door een andere hand dan die van de inzender, of met de schrijfmachine. Ook moeten de stukken vóór de bepaalde tijd in hun geheel worden ingezonden; antwoorden, waaraan bij de inlevering enig gedeelte ontbreekt, zullen tot het dingen naar de gemelde ereprijs niet worden toegelaten.
De schrijver van een bekroond antwoord is gehouden het auteursrecht op zijn werk aanstonds aan de Stichting over te dragen, opdat deze het recht verkrijge het antwoord als Verhandeling van het Genootschap, desverkiezende ook vertaald, in druk uit te geven. Indien de Stichting niet binnen drie maanden na de overdracht van het auteursrecht de bekroonde auteur heeft bericht, dat zij tot onverwijlde uitgave van zijn werk heeft besloten, wordt de overdracht van het auteursrecht ongedaan gemaakt en herkrijgt de schrijver daarover de volle beschikking.
De handschriften van ingezonden antwoorden worden eigendom der Stichting. Van deze antwoorden kunnen aan de schrijvers geen afschriften worden verstrekt, tenzij op hun kosten.
De antwoorden moeten, zonder naam en alleen met een spreuk ondertekend, vergezeld van een verzegeld briefje, dezelfde spreuk ten opschrift voerende en van binnen des schrijvers naam en woonplaats behelzende, gezonden worden aan het Fundatiehuis van wijlen de heer P. TEYLER VAN DER HULST te Haarlem.
Op de prijsvraag overeenkomstig de bepalingen van het programma voor het jaar 1947 is geen antwoord ingezonden.
Uitgeschreven blijft de prijsvraag, verlangende een beschrijving van:
Het leven van P.C. Hooft tot aan het einde van zijn huwelijk met Christine van Erp.
die, overeenkomstig de bepalingen van het programma voor het jaar 1948, beantwoord moet worden vóór 1e Januari 1950.
(Medegedeeld).
|
|