De Gulden Passer. Jaargang 26
(1948)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 253]
| |
Vorsterman's Nieuw Testament van Juli 1528
| |
[pagina 254]
| |
plaats aangebracht in het onlangs verworven exemplaar; zij ontbreekt in de twee exemplaren van den Bijbel van October 1528 die de Stadsbibliotheek alreeds bezat. Onbedrukt zijn de volgende bladzijden: rugzijde van den titel en laatste blad van het voorwerk, alsook de verso-zijde van de signaturen D10, H4 en BB6. Behalve in de colophon is er weinig verschil tusschen de uitgaven van Juli en October van het Nieuw Testament: ook hier geen folioteering en geen reclamen; signaturen A-Q, te zamen 256 bladzijden, zonder blanco's. Vorsterman's Nieuw Testament van Juli 1528 was een tot hiertoe onbekende druk; het is tevens een belangrijk document voor de geschiedenis van het Antwerpsche drukkersbedrijf in het begin van de xvie eeuw, want over de samenwerking Vorsterman-Seversz. was tot hiertoe zeer weinig bekend. Wij mogen er ons dus over verheugen dat dit zeer zeldzame exemplaar - tot hiertoe het eenig gekende - eindelijk is terecht gekomen daar waar het logischerwijze thuis hoort, nl. in de Stadsbibliotheek Antwerpen. Over deze zeldzame druk vertelde ons reeds een en ander Mej. M.E. Kronenberg, de ‘grootmeesteres’ onzer Nederlandsche post-incunabelen, in Het Boek, deel XXVIII (1944-46), blz. 295-299, met verwijzing naar de studies die zij in vorige jaargangen van hetzelfde tijdschrift heeft gewijd aan de bedrijvigheid en de lotgevallen van Jan Seversz. Het moge volstaan er hier aan te herinneren dat deze zonderlinge vennoot van Vorsterman een Leidsch drukker was die, wegens zijn aankleving van de Hervorming en het drukken van kettersche boeken, met het gerecht van zijn vaderstad had af te rekenen gehad en in 1524 behoorlijk veroordeeld werd; dat hij zich toen tijdelijk te Utrecht vestigde, uit die stad verbannen werd, er terugkeerde, op 17 Mei 1525 voor eeuwig verbannen werd, waarop hij naar Zuid-Nederland afzakte en ook daar in de gevangenis geraakte, hoe lang weet men niet met zekerheid, doch volgens Mej. Kronenberg zou zijn invrijheidstelling dateeren van vóór 26 September 1527. In hetzelfde jaar nog vindt men hem bedrijvig te Antwerpen, als drukker of boekverkooper. Over het tijdstip waarop de vennootschap met W. Vorsterman begonnen is, is ons niets bekend; het zal waarschijnlijk in het voorjaar van 1528 geweest zijn. | |
[pagina 255]
| |
Was het een werkelijke vennootschapGa naar voetnoot(1), of had Vorsterman, bij gebrek aan geschoolde werkkrachten, gretig de diensten aanvaard van Seversz., die dan toch alleszins een ervaren vakman was, om hem bij de uitgave van zijn Bijbel behulpzaam te zijn? In dien tijd van groote bedrijvigheid in het drukkersvak te Antwerpen lijkt die veronderstelling niet onwaarschijnlijk; eveneens is het waarschijnlijk dat Seversz., die meende onder opzicht van vakkennis toch evenwaardig te kunnen worden geacht met zijn werkgever, zou verlangd hebben zijn naam naast dien van Vorsterman op het boek te zien vermeld. Trouwens, Vorsterman had reeds vroeger relaties gehad met Seversz., zooals Mej. Kronenberg bewijst, die het tevens voor mogelijk houdt dat een deel van Seversz.' materiaal uit de débâcle van de verbeurdverklaring te Leiden was gered geworden. Seversz. bracht dan misschien dit materiaal als aandeel in de vennootschap bij. We mogen aannemen dat deze vennootschap niet van een leien dakje liep of misschien ook dat Vorsterman, bekend met het verleden van zijn compagnon, dezen een compromettanten deelgenoot vond, want onmiddellijk of korten tijd na het afwerken van het Nieuw Testament hield de vennootschap op en haastte Vorsterman zich ook het Oud Testament te drukken en dan de geheele Bijbel onder zijn naam alleen in October op de markt te brengen. Ditmaal luidt de colophon van het Nieuw Testament: ⁌ Ghedruct Thantwerpen in die Cammer- // strate, inden ghulden Eenhoren, Bi mi // Willem Vorsterman, Voleyndt op // Sinte Simons ende Iudas // auont, den. xxviij. dach // van October Int Iaer // nae die gebuerte Christi ons // salichmakers. m.ccccc. xxviij. // Deze uitgave, zooals wij reeds zegden, is niet zoo buitengewoon zeldzaam. De Bijbel van Vorsterman is als het ware een verbeterde editie van die van Jacob van Liesveldt (1526), doch de tekst werd gecorrigeerd aan de hand van de zoogenaamde Compluter | |
[pagina 256]
| |
Polyglotta, in 1517 voleind in het oude Compluta (Alcala de Henares) door een college van professoren der universiteit, op initiatief en op kosten van den kardinaal-inquisiteur Fr. Ximenes de Cisneros, en goedgekeurd door Paus Leo X in 1520. Deze Bijbel geeft de Hebreeuwsche, Grieksche en Latijnsche tekst naast elkaar. Vorsterman legt dit alles uit in zijn ‘Prologhe’ en voegt er bij dat hij daarom ook, op het titelblad, het wapen van dezen prelaat heeft afgedrukt, met den kardinaalshoed er boven, naast dat van de Stad Antwerpen. Dit alles geeft grond aan de veronderstelling dat Vorsterman, om last te vermijden met de kerkelijke censuur, zich maar liever ontdeed van zijn compromettanten vennoot. Evenwel, het heeft zijn werk niet veel gebaat, want in 1550 stelde de Universiteit van Leuven zijn Bijbel toch op den Index. Dien van Liesveldt trouwens ook, doch daar gaat het hier niet over. Deze beslissing kon Vorsterman zelf echter niet veel meer deren, want die was ondertusschen op 23 Juli 1543 overleden; hij werd begraven in de Sint-Michielsabdij. Hoe staat het nu met de verschillen tusschen de twee uitgaven van 1528? Mej. Kronenberg heeft het exemplaar, waarover wij het hier hebben, in handen gehad en in voornoemd artikel in Het Boek zegt zij, dat zij in de gelegenheid is geweest beide edities van het Nieuw Testament, t.t.z. die van Juli en October, met elkander te vergelijken en dat die in zetsel, typen en houtsneden volkomen gelijk zijn. Dit is alleszins juist. Wat de tekst betreft, voegt zij er aan toe: ‘slechts de laatste bladzijde verschilt, van de verso-zijde, kolom 2, regel 26 af’. In de Juli-uitgave luidt deze regel 26 (of beter gezegd, luiden de regels 26-27) als volgt: ‘Hier eynt dat gheheele nyeuwe // Testament’; in de October-uitgave: ‘Hier eynt dat gheheele nieu- // we Testament’. Daar nu op deze regels 26-27 de colophon volgt, zouden beide uitgaven, volgens Mej. Kronenberg, slechts door die twee regels en de colophon van elkander verschillen. Is dit werkelijk zoo? Indien Mej. Kronenberg beide drukken zorgvuldig met elkander heeft vergeleken, en wij hebben geen reden om hieraan te twijfelen, dan zou de druk van October dien zij benuttigd heeft verschillen | |
[pagina 257]
| |
van de twee - onderling gelijke - exemplaren van de Stadsbibliotheek Antwerpen. Dit lijkt op het eerste zicht wel niet erg waarschijnlijk, doch we zouden het niet voor onmogelijk durven verklaren, te meer daar er reeds enkele kleine afwijkingen kunnen aangetoond worden (alle in het voorwerk) tusschen onze twee exemplaren van het Oud Testament van October. Noemen wij die twee exemplaren A en B, dan valt het op: 1) dat op exemplaar A de algemeene titel luidt ‘De Bibel’, op exemplaar B ‘Den Bibel’, met een versierde ‘D’ en een eenigszins andere letter; 2) dat op fol. (1) recto de naam van den onderteekenaar van het privilege (P. Gielis) op exemplaar A in gewone drukletters voorkomt, met daaronder de signatuur *.i. van het vel, terwijl op exemplaar B daarvoor de met een houtblokje gedrukte handteekening van P. Gielis staat, niet door een signatuur gevolgd; 3) dat de verso-zijde van hetzelfde blad in exemplaar A geen randnota's heeft, in exemplaar B wel. Er is nog meer. Er zijn zelfs exemplaren bekend waarop nog andere verschillen voorkomen. Zoo geeft b.v. N. Beets vooraan in zijn studie De houtsneden in Vorsterman's Bijbel van 1528, Amsterdam, 1915, de reproductie van het titelblad van het Oud Testament, waarop de afbeelding van de profeet Ezechiël boven die van Isaïas voorkomt; op de drie exemplaren van de Antwerpsche Stadsbibliotheek is het juist andersom. Dit alles betreft slechts het voorwerk. Of er nu ook afwijkingen in den tekst zelf voorkomen? Wij hebben een aantal steekproeven genomen en er geen gevonden, wat natuurlijk niet wil zeggen dat er geen zouden zijn. Het is mogelijk dat, wat den tekst betreft, onze drie exemplaren bij toeval precies identiek zijn. Wij hebben ook den moed niet gehad de 948 bladzijden lange tekst regel voor regel te vergelijken. Hier zou een stereocomparator goede diensten kunnen bewijzen. Vast staat dus al, dat tijdens het afdrukken van het werk enkele wijzigingen werden aangebracht, op zijn minst aan het Oud Testament. Is hetzelfde waar voor het Nieuw Testament? Wij hebben niet over een voldoend aantal exemplaren kunnen beschikken om dit uit te maken, doch kunnen alvast eene wijziging aantoonen. De twee reeds vernoemde exemplaren A en B van de | |
[pagina 258]
| |
Antwerpsche Stadsbibliotheek zijn identiek dezelfde; uit hun vergelijking valt dus niets te leeren. Doch in zijn voornoemd werk geeft N. Beets ook de reproductie van het titelblad van het Nieuw Testament (plaat 85) en dan zien we daar dat de twee bijbelcitaten (samen zeven regels tekst), die op exemplaren A en B alsook op de druk van Juli voorkomen, op dit titelblad werden weggelaten en vervangen door de vermelding ‘Cum gratia et privilegio’, in groote letter gedrukt, zooals die ook op het algemeen titelblad van alle bekende exemplaren van dezen Bijbel voorkomt. N. Beets zegt weliswaar niet of het titelblad dat hij weergeeft tot de editie van Juli of van October behoort, doch we mogen gerust aannemen dat het die van October is; trouwens, dit zou geen verschil uitmaken, want het titelblad van Juli is precies hetzelfde als dat van de exemplaren A en B die van October zijn. Het is dus niet uitgesloten dat er ook verschillen zouden kunnen voorkomen in den tekst zelf van het Nieuw Testament van October. Laten wij nu de vergelijking maken tusschen de nieuwe aanwinst, nl. de editie van Juli 1528 van het Nieuw Testament, het eenig tot hiertoe gekende exemplaar, en een van de beide exemplaren A en B van de editie van October die, zooals gezegd, identiek zijn. Wij hebben er, begrijpelijkerwijze, voor teruggedeinsd, de 256 bladzijden regel voor regel te confronteeren, doch een zeker aantal er van met oplettendheid vergeleken. Dit heeft ons getoond dat de recto-zijde van folo Q1 alsook de beide zijden van folo Q8 (dit is het laatste blad) in October opnieuw gezet werden, terwijl op de verso-zijde van folo Q1 enkele correcties werden aangebracht, tenzij ook deze zijde opnieuw gezet werd, wat ons zelfs waarschijnlijk lijkt. De verschillen hebben enkel betrekking op zetsel en spelling; nergens wordt aan een woord of een zinswending geraakt. Dus geen expurgatie. Wat mag er gebeurd zijn? Daar zullen wij wel voor altijd het raden naar hebben, doch men kan zich het geval als volgt indenken: het Nieuw Testament werd het eerst gedrukt, nl. in Juli, en niet in den handel gebracht, tenzij op een zeer klein aantal exemplaren, omdat er nog het Oud Testament diende bijgevoegd en de bedoeling van Vorsterman toch was, den geheelen Bijbel uit te | |
[pagina 259]
| |
geven, waarvoor hij reeds op 7 Juli 1514 een keizerlijke toelating had bekomen, zooals uit de ‘Prologhe’ blijkt. Wij mogen tevens veronderstellen dat het laatste vel van het Nieuw Testament nog niet op volle getal was afgedrukt toen de scheiding Vorsterman-Seversz. tot stand kwam, dat Vorsterman voortging met het Oud Testament, waarvan mogelijk reeds een gedeelte gezet en zelfs afgedrukt was en dat, toen hij het laatste vel van het Nieuw Testament wou afdrukken met zijn naam alleen in de colophon, er enkele drukvormen (waarschijnlijk eerste en laatste blad) uiteenvielen, wat het herzetten van sommige bladzijden noodzakelijk maakte. Dit zou ook uitleggen waarom al de afwijkingen die wij hebben opgemerkt, in het laatste vel voorkomen. Wij geven deze veronderstelling natuurlijk voor wat zij waard is, en bekennen gaarne dat zij haar zwakke kanten heeft. Zij legt b.v. niet uit hoe het komt dat er ook in de titelbladen variantes optreden. Doch ook hieromtrent kan men veronderstellingen maken. Daar is ten eerste de variante ‘Den Bibel’ - ‘De Bibel’ die wij reeds hebben aangetoond. Deze twee woorden zijn niet met losse letters gezet, doch met behulp van een houtblokje gedrukt. Vandaar, naast het verschil in spelling ook het verschil in algemeen uitzicht. Moeten wij aannemen dat, in den loop van het afdrukken, het houtblokje gebarsten was of beschadigd werd, zoodat Vorsterman verplicht was er een nieuw te laten maken? Of verving hij het enkel om een mooier in de plaats te zetten? In ieder geval lijkt het ons weinig waarschijnlijk dat spellingsgronden alleen hem tot vervanging zouden hebben geleid. Wat de tweede variante betreft, nl. het weglaten van de twee bijbelcitaten op het titelblad van het Nieuw Testament, en hun vervanging door de woorden ‘Cum gratia et privilegio’, iets wat ook tijdens het afdrukken moet gebeurd zijn, hier zien wij slechts één mogelijke uitleg: daar dit Nieuw Testament eigenlijk een op zichzelf staand geheel is, dat desnoods afzonderlijk in den handel kon worden gebracht, en daar er geen voorwoord in voorkomt of geen afdruk van het eigendomsrecht, zoo kan het zijn dat Vorsterman er belang aan hechtte op het titelblad er zijn lezers - en vooral zijn concurrenten - aan te herinneren dat hij een privilege voor het drukken van dit stuk had. | |
[pagina 260]
| |
Wat de verwisseling betreft van de afbeelding der profeten Isaïas en Ezechiël op het titelblad, die zou kunnen toegeschreven worden aan het losraken van de houtblokjes tijdens de bewerking van het afdrukken, en een verkeerde terug samenstelling. Leest men, op het titelblad, de namen van de vier profeten in horizontale richting van rechts naar links, dan is de volgorde dezelfde als die van de overeenstemmende boeken in Vorsterman's Bijbel, te weten: Isaïas, Jeremias, Ezechiël, Daniël; zoo komen zij voor op de drie exemplaren van de Antwerpsche Stadsbibliotheek; op het exemplaar waarvan N. Beets het titelblad reproduceert zouden zij dan in de verkeerdelijk terug samengestelde volgorde staan. Ondertusschen schijnt deze wijziging geen verband te hebben met die in den titel (Den Bibel i.p.v. De Bibel). Ten slotte blijven er nog over de afwijkingen die voorkomen op folo *.i. van het voorwerk, nl. de twee verschillende wijzen waarop op de recto-zijde de naam van den onderteekenaar van het privilege gedrukt werd en het al of niet aanbrengen van randnota's op de verso-zijde. Wij moeten bekennen dat wij hiervoor geen plausibele uitleg hebben gevonden. Werd de naamstempel van P. Gielis aangebracht in de plaats van de met gewone letters gedrukte naam om het privilege meer kracht bij te zetten en zijn de randnota's het gevolg van Vorsterman's zucht om zijn werk te elfder ure nog te verbeteren of te volledigen? Mogelijk wel. Men zou kunnen opwerpen dat het in werkelijkheid juist andersom is toegegaan: dat in de eerste afdrukken het houtblokje met de handteekening werd gebruikt, dat dit blokje beschadigd werd en dan vervangen door den naam in gewone drukletters. Evenwel, daar gebruik van houtblokje en aanbrengen van randnota's op de verso-zijde van hetzelfde blad samengaan, dunkt ons dat we hierin een streven naar verbetering moeten zien en dat deze vorm dus die is van de laatste afdrukken. Uit het voorgaande blijken eens te meer de bezorgdheid en het streven van onze vroegere drukkers om inhoud en uitzicht van hun werk zoo dicht mogelijk bij de volmaaktheid te brengen; zij deinsden er niet voor terug in den loop van het afdrukken nog wijzigingen aan hun werk te brengen daar waar zij dit wenschelijk of nuttig oordeelden. Tevens ook, hoezeer men bij het beschrijven | |
[pagina 261]
| |
van oude drukken met oplettendheid en nauwkeurigheid moet tewerk gaan en geen details onverlet laten, wil men het mogelijk maken aan de hand van die beschrijving andere exemplaren van een zelfde druk met zekerheid te identificeeren. Dit hoogst interessante exemplaar van Vorsterman's Bijbel met het Nieuw Testament gedagteekend van Juli 1528 heeft vroeger toebehoord aan den Antwerpschen letterkundige en bibliophiel Victor Alexis dela Montagne, wiens bibliotheek een twintigtal jaren na zijn overlijden (19 Augustus 1915) verspreid werd. Na verschillende wederwaardigheden werd het onlangs te koop aangeboden voor een zeer aanzienlijk bedrag, dat buiten het bereik van de geldmiddelen der Stadsbibliotheek bleek. Toen werden drie belangrijke firma's uit scheepvaartmiddens dezer stad bereid gevonden het benoodigde bedrag bij elkaar te brengen om het kostbare boek aan de Stadsbibliotheek te schenken. Deze drie maecenassen, de naamlooze vennootschappen Compagnie maritime belge, The Mercantile Marine Engineering and Graving Docks Company en Stockage and Transbordements (Stocatra) hebben zich hierdoor ten zeerste verdienstelijk gemaakt tegenover de gemeenschap en het stadspatrimonium. Het Magistraat heeft er aan gehouden de herinnering aan hun vrijgevigheid voor het nageslacht te bewaren door het laten drukken van een speciaal ex-libris, met een Plantijn'sche letter gezet in den stijl van die van het titelblad van het boek, en onderteekend door Burgemeester en Stadssecretaris alsook door een vertegenwoordiger van elk der drie begiftigende firma's. |
|