De Gulden Passer. Jaargang 26
(1948)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mogen de Mechelse kramers boeken verkopen?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
richten en waarin ze zeggen ‘dat sij van alle immemoriaele tijdenGa naar voetnoot(5) als poorters van Mechelen hebben mogen vercoopen ende debiteren eenighe cleyne boecken als sijnde historieboecken dienende tot instructie ende onderwijsinghe van de kinderen in de scholen, te weten d'historie van David, Helena, van Keyser Karel, reyse van Jerusalem, van Thobias, Cabinetten, cleyne kerckboecken ende andere diergelijcke van cleyne weerdenGa naar voetnoot(6) ende sij remonstranten zelfs gaen coopen bij de boeckdruckers tot Antwerpen, Brussel, Gendt ende Loven alvooren gevisiteert ende gecensureert sijnde door degene van wegens uwe majesteit daertoe gestelt ende dat tot gerief van gemeyne inwoonders ende arme gemeynters’Ga naar voetnoot(7) zal voorzeker niet ver van de waarheid gebleven zijn. Immers op hetzelfde tijdstip verklaart het kramersambacht der stad Leuven dat ‘in de rolle van het voorscreven (d.i. der kramers) ambacht onder andere sub littera B staat als volght: allerande lesboeckxkens als vergulde en versilverde ende beslaegen soo dat die craemers alhier binnen Loven de selve mogen vercoopen’Ga naar voetnoot(8). Het hoeft dan ook geen verwondering te baren dat er heel wat beroering ontstond toen de fiscale raadslieden van de Grote Raad van Mechelen, zich steunend op artikel 14 van het plakkaat van 25 Juni 1729, deze verkoop verboden. Wat stond er dan in het bewuste artikel te lezen? Het verbood ‘aen alle craemers meersch ofte craem-draegers ende aen alle sulcke andere die het wezen magh, van te vercoopen ofte aen de kerckdeuren, op de hoecken van de straeten te coop te stellen, 't zij in het heymelijck oft in 't openbaer eenige boecken, liedekens, almanacken, pronosticatien | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ofte andere diergelijcke boecken ofte boeckxkens gebonden ofte ongebonden, sonder 't voorsz. verlof op pene ende verbeurte van aenslagh der selve boecken ende boecxkens ende de boete van vijff en twintigh guldens te verdeelen als bovenGa naar voetnoot(9). De verkoop van boeken ‘sonder 't voorsz. verlof’ wordt dus verboden. Over welk ‘verlof’ het ging wordt ons door het plakkaat verduidelijkt. De drukkers, de boekbinders en de boekverkopers worden verplicht een inventaris of lijst hunner boeken aan te leggen, zelfs van alle nieuw binnengekomen werken. Deze lijst moest door de ‘Raeden Fiscaelen, Officieren van onse hooft-steden ende Censeurs ofte Boeckkeurders soo conincklijcke als geestelijcke’ nagezien worden. De boekenverkoop wordt verboden ‘sonder op den voet van den voorsz. inventaris daer toe schriftelijck becomen te hebben hunnen oorlof’Ga naar voetnoot(10). Het is dus deze verplichting die aan de kramers wordt opgelegd. De bedoeling van de maatregel ligt voor de hand: het komt er op aan een strengere controle uit te oefenen op de verspreiding der boeken. Het reeds geciteerde plakkaat gewaagt immers van ‘de dagelijcksche ondervindinghe (die) ons doet sien dat men ongestraft in dese landen innebrenght alle soorten van schandaleuse ende schadelijcke boecken, tot groot verderf van onse ondersaeten, van den vrede ende ruste van den staet, van de suyverheydt van ons heyligh geloof ende goede manieren’Ga naar voetnoot(11). Verder weer ‘datter menige boecken ofte verdachte ende suspecte libellen in materie van religie ofte tegen den staet, comende van vremde landen, worden in 't heymelijck in onse provincien innegebrocht’Ga naar voetnoot(12). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Alhoewel het dus de bedoeling van de regering niet blijkt te zijn de kramers de boekenverkoop te verbieden, dan is het toch een feit dat de fiscale raadslieden van de Grote Raad deze verkoop verboden hebben, wat, naar de mening van de stadsmagistraat ‘is geschiet bij surprise door de groote solicitatien ende importuniteyten van een ofte twee personenGa naar voetnoot(13) hun binnen dese stadt geneirende met het vercoopen van alle soorten van boecken, dewelcke vrijdom genieten van deser stadt accijsen, daer de voors. poorters ende craemers in teghendeel moeten draegen allen laste, om aen hun alleen te attribueren het debiet van de voorsz. clijne boecken ter exclusie ende verdruckinge van de voorsz. poorters ende craemers...’Ga naar voetnoot(14). De stappen gedaan door de kramers zijn dan ook gemakkelijk te begrijpen, alhoewel ze tot dan toe de boekenverkoop voortgezet haddenGa naar voetnoot(15). Op 5 December 1735 doen zij hun beklag aan de stadsmagistraatGa naar voetnoot(16), terwijl ze zich op 8 December van hetzelfde jaar tot de Keizer richten. Zij wijzen er op dat zij zich steeds aan de wettelijke voorschriften inzake boekenverkoop hebben onderworpen ‘ter oorsaecke dat sij de voors. boecken coopen uyt de eerste handt metten grossen bij de boeckdruckers van dese landen naer dat de selve gecensureert sijn ende deselve metten cleynen vercoopende hunnen cost te winnen sonder dat sij verthoonders hun oynt en hebben bemoeyt met te vercoopen eenige suspecte boecken als van theologanten, rechtsgeleerde ofte van medecijnisten als enckelijck bestaende in cleynigheyt als hiervoren gecensureert te sijn ende begrepen worden onder de poortersneiringhe die sij van alle immemoriaele tijden hebben mogen ende moeten exerceren om te connen opbrenghen de lasten die sij aen sijne majesteit moeten betaelen ende onderhouden van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hunne familie’. Zij vragen dan ook dat de Keizer het verbod uitgevaardigd door de ‘Raeden fiscaelen’ zou intrekken en ‘in maergine deser verclaeren dat de supplicanten niet en sijn gecomprehendeert onder de prohibitie van de geciteerde placcaerten maer dat sij sullen mogen continueren in het vercoopen van de boecken gecensureert op den ouden voetGa naar voetnoot(17). Hoe zal nu de regering op dit rekest reageren? Op 19 December 1735 schrijft ze naar de Grote Raad van Mechelen, er het vertoogschrift der kramers bijvoegend, met het verzoek de zaak te onderzoekenGa naar voetnoot(18). De Grote Raad op zijn beurt maakt het dossier over aan de stadsmagistraat op 22 December van hetzelfde jaarGa naar voetnoot(19). In de briefwisseling van de magistraat vinden we dezer standpunt: ‘Die van het magistraat van de stadt van Mechelen... hebben de eere van te seggen dat volgens de informatien dewelcke sij hebben doen nemen over den inhoudt der voorsz. requeste, sij bevinden het geexposeerde bij de selve (d.i. de kramers) in de waerheydt is bestaende, als te weten dat de poorters ende craemers binnen de voorsz. stadt van immemorialen tijde altijdt sonder eenighe oppositie ofte stoornisse van wie dat het soude mogen wesen, hebben in hunne winckels vercocht ende gedebiteert de boecken dienende tot de instructie ende onderwijsinge ende leeren lesen van de jonckheydt in de scholen, clijne kerckboecken, almanachen ende diergelijcke van clijnen prijse’. Zij herneemt dan op weinig na de formulering van het rekest der kramers, er op wijzend dat de kramers slechts gecensureerde boeken verkopen en dat deze verkoop hen moet toelaten met vrouw en kinderen rond te komen en de keizerlijke belastingen te betalen. De kramers zijn trouwens ‘binnen de stadt in grooten nombre’ en ‘vele zijn er dewelcke groote moeyte hebben om aen den cost te geraeken’. De magistraat hoopt ‘dat het dispositief van het voors. placcaert sich niet soo verre soude bestrecken, des te min omdat het constant is dat de vremde craemers van Antwerpen, Brussel ende van elders op de jaermerckten van dese stadt in hunne craemen dusdaenige clijne | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
boecken als deghene voorschreven publicquelijck ende sonder teghenseggen van iemandt alhier sijn vercoopende, behoudelijck alleenelijck dat sij iedere reyse als deselve vremde persoonen de voors. boecken binnen stadt op de jaermerckten ter vente brenghen, dat sij van deselve boecken aen den geestelijcken librorum censor ofte aen den heere artspriester van het capittel metropolitain eenen cathalogue ofte liste ter handt stellen’. De magistraat drukt de wens uit dat ‘tot welstandt van de voors. geringhe persoonen van hunne gemeynte dat het hof sal gedient sijn favorabelijck te adviseren ter intentie van de suplianten ende conformelijck aen het versoeck bij hunne voerschreven requeste gedaen’Ga naar voetnoot(20). De Mechelse magistraat is dus volledig voor de eisen der kramers gewonnen en besluit op 16 Januari 1736 ‘de geseyde requeste... favorabelijck te advizeeren’Ga naar voetnoot(21). Na deze resolutie van de magistraat blijkt de zaak begraven te wordenGa naar voetnoot(22). De boekhandelaars der stad die ze echter in de gang hadden gestoken verstaan het zo niet. Voor hen is het plakkaat zeer gunstig, aangezien het praktisch alle mededingers uit de weg ruimt. Zij worden dan ook ongeduldig bij de vaststelling dat in 1745 nog immer door de kramers aan het plakkaat geen gevolg gegeven wordtGa naar voetnoot(23). Ze richten zich dan ook tot de inmiddels | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Keizerin geworden Maria-Theresia om de strikte toepassing van het plakkaat van 25 Juni 1729 te eisenGa naar voetnoot(24). Reeds op 18 December 1745 krijgen ze antwoord ‘... comme c'est notre intention’, heet het in de brief, ‘que le dit article (art. 14 plak. 1729) soit observé suivant sa forme et teneur, vous aurez à y tenir la main afin que les supplians n'aient plus sujet de recourir vers nous’Ga naar voetnoot(25). De Keizerin deelt dus hun zienswijze. De kramers verstaan het echter zo niet en wenden zich insgelijks tot de regering. Zij stellen vooral de handelwijze van Van der Elst en Leplat aan de kaak zeggende dat: ‘... het onlanghs is gebeurt dat Laurentius van der Elst ende Jan Baptist Leplat, beyde boeckvercoopers binnen Mechelen, hun hebben vervoordert van voors. 14 article van het beroepen placcaert te doen erdruckenGa naar voetnoot(26) ende den selven bij extract op hun eyge authoriteyt sonder daerover alleenelijck gekent te hebben de voorseyde raede fiscaelen publiecquelijck op alle hoecken van de voors. stadt te afficheren, alsoo ane de verthoonders enen middel benemen waerdoor meer als twee hondert familienGa naar voetnoot(27) binnen de voors. stadt ten deele hunnen cost winnen ter oorsaecke van het menighvuldigh debiet 't welck sij van de voors. boeckxkens sijn hebbende, soo aen de buytenlieden als andere oock notoirelijck ten opsichte van het publiecq mits de voors. twee boeckvercoopers de voors. boecxkens op verre na soo goeden coop niet en sijn debiterende gelijck zulcx gebeurt door de verthoonders die lichtelijck hun met een cleyn gewin contenteren, redenen dat de verthoonders hunnen toevlucht nemen tot uwer majesteit, deselve seer oodtmoedelijck biddende gedient te wesen bij interpretatie van de voors. 14 article van het geroert placcaert te verclaeren dat de supplianten daer onder niet en worden gecomprehendeert’Ga naar voetnoot(28). Op 24 Januari 1746 wordt het rekest voorgelezen in de vergadering van de magistraat, die eens te meer besluit ‘favorabel te adviseeren aen den grooten raede’Ga naar voetnoot(29). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het moment is echter weinig geschikt om een resultaat te bekomen. Pas in het bezit van de erfenis van haar vader, de overleden Karel VI, is Maria-Theresia in de strijd gewikkeld om deze erfenis te bewaren. Geen wonder dan ook dat de Mechelse magistraat op 9 November 1750 en op 16 November van hetzelfde jaar het rekest van 1746 in herinnering brengt en zich te dier gelegenheid eens te meer gunstig over de eisen der kramers uitlaatGa naar voetnoot(30). De volgende dag, op 17 November dus, richt de magistraat een schrijven tot de regering waarin met zeer overtuigende argumenten het standpunt der kramers wordt bijgetreden: ‘Die van het magistraet der stadt Mechelen hun geinsinueert vindende van de medegaende requeste par copie aen haere majestyt gepresenteert den 7 January 1746 ende vand' ordonnantie van den hove daer op gevolght den 10 der selve maendtGa naar voetnoot(31) hebben d'eere van te seggen in voldoeninge dier dat van hunnen 't weghen niet bevonden en wort gedient te sijn van advies op de voors. requeste van 7 Januari 1746 ter oorsaecke soo men gelooft voor eerst van de laeste troubelen van oorlogh gedurende welcke de questie aldaer vermelt is gebleven onvervolght. Ende ten tweeden dat naer het cesseren van de troubelen de suplianten sijn gebleven in de paisibele possessie van het debiet ende vercoopinge der boeckxkens bij de geseyde requeste vermelt, tot dat sij nu onlanghs weghens het officie fiscael sijn vermaent geworden van dit hun debiet te moeten staecken redenen sij de onders. hebben aensocht van te dienen van het geordonneert advis. Diensvolgens hebben d'eere van te seggen dat het waer is dat de voors. suplianten op den 19 December 1735 diergelijcke requeste hebben gepresenteert aen de majestyt gesonden ten advise van de onders. bij decreet van den hove van den 22 der selve maendt, alhier insgelijckx bij copie, waerop de onders. de eere hebben gehadt te dienen van het advies alhier bij copie. De reden daer bij voorgebracht schijnen soo bondigh ende doorslaende ten faveure van de voors. suplianten dat indien soo men gelooft het hoff ane de majestyt als dan op de voors. requeste heeft geadviseert de majestyt meer dan suffisante materie heeft gevonden om het versoeck der suplianten toe te staen ofte om aan het officie fiscael kenbaer te maken sijne intentie van de suplianten te laeten in hunne possessie op den ouden voet. In effect alhoewel aen de onders. tot noch toe niet en is gebleken dat over het versoeck gedaen bij de voors. requeste van den 19 December 1735 in eenighen manieren bij de majestijdt soude sijn gedecideert, soo bevinden de onders. dat de suplianten conform aen hunne expositie sijn gebleven in de vorige possessie van hun voors. debiet tot immediatelijck voor het presenteren hunder requeste van den 7 January 1746. Ende om te bethoonen dat het vercoopen der boecken bij de suplianten, nu soo lanck paisibelijck geplogen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
niet en is strijdende tegens het placcaert van een 25 Juny 1729, soo en moet men maer reflecteren dat in het beginne van hetselve placcaert wordt gesyt dat inherende in de edicten ende placcaerten, successivelijck geemaneert op het feyt van de druckerije door onse doorluchtighste voorsaten willende dat de selve blijven in hunne cracht ende vigeur al ofte sij alhier waren gerepeteert ende geinsereert. Bij placcaert van den 29 April 1550 articulo 33 wordt bevonden deselve dispositie van den 14 article van het gemelt placcaert van 25 Juny 1729. Maer ten aensien van het voors. placcaert van den jare 1550 moet naermaels difficulteyt ontstaen sijn oock ten aensien van het subject alhier in questie. Want men bevint bij het edict van 15 Mey 1570 dat de voors. dispositie wordt gemitigeert; bij den 27 article dier wordt geprescribeert den eedt den welcken de librairiers ende boeckvercoopers moeten doen, te weten van geene boecken van buytens lants hier inne te brengen ofte te vercoopen, ten sij naer dien de selve alhier sullen sijn gecensureert. Maer aengaende de boecken gecocht tot Antwerpen, seght den 30 article, is het eenieder vrij oock aen vrempde coopliden de selve binnen dese landen te vercoopen oock sonder de selve te laten visiteren als wanneer sij voorsien sijn van eene declaratie van den boeckdrucker ofte boeckvercooper van Antwerpen dat dese boecken bij hem sijn gecocht. Wiesaengaende te noteren is dat niemant om dusdanige boecken te mogen vercoopen belast is met den eedt hiervoren vermelt ende volgens den selven article en is sulcx niet alleen gepermitteert aen de librairiers maer oock aen alle andere boeckvercoopers ende selfs aen vremde coopluyden. De suplianten en geneiren hun nergens mede als met het vercoopen van geapprobeerde clijne boecken dewelcke sij uyt de eerste hand krijgen uyt den druckerijen tot Antwerpen, Gendt ende andere geapprobeerde druckerijen naer dien de selve behoorelijck sijn gecensureert, hetwelck hun volgens het gemelt edict van den jaere 1570 gepermitteert is. Ende vervolgens en is het debiet in questie geensints strijdigh tegens den 14 article van het placcaert van den 25e Juny 1729 door dien gelijck hiervoren is gesijt dat in het beginne van hetselve verclaert wordt dat alle vorige edicten op hetselve subject geemaneert, moeten plaetse hebben ende effect sorteren eveneens al ofte sij in dit laeste placcaert waren geinsereert. Ende alhoewel men soude connen seggen dat het placcaert van den jare 1570 maer en is sprekende van geapprobeerde boecken gedruckt tot Antwerpen soo is het nochtans dat de dispositie dier oock moet plaetse hebben ten regarde van alle boecken gedruckt binnen dese Nederlanden, want andersints soude men de boeckdruckers van Antwerpen merckelijck favoriseeren ende degene van andere steden verdrucken. Het en is dan niet te verwonderen dat men de suplianten ende hunne voorsaten noynt en heeft gemolesteert voor den jaere 1735 nopende het debiet alhier in questie ende eenieder een moet met verwonderinge aensien de mouvementen die hun sijn gevende Laureys van der Elst ende Jan Baptiste Leplat, wesende de eenighste librairiers deser stadt, niet alleen om dieswille dat de selve pretenderende kennisse te hebben van alle soorten van boecken, oock perfecte kennisse moeten hebben van de placcaerten ter dier oorsaecke geemaneert, maer oock om dat uyt hunne poursuiten claerelijck bespeurt wordt dat hun eenighste ooghwit is het debiet van dese clijnigheden te hauden onder hun tweeen tot verdruckinge der supplianten ende naerdeel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van de geringe persoonen dewelcke dese clijniheden noodigh hebben. Waeromme de onderges. verhopen dat het hoff in 't regard van de voors. suplianten favorabelijck adviseren sal, latende de voors. librairiers gehele van de voors. 14 article werckstelligh te maeken tegens de cramers loopende lancxt het landt ende andere ongedomicilieerde persoonen’Ga naar voetnoot(32). Het zijn evenwel niet alleen deze argumenten die aan de regering worden kenbaar gemaakt. Ook boekdrukker Van der Elst en boekhandelaar Leplat evenals de Grote Raad van Mechelen hebben hun zienswijze met klem weten te verdedigen. Van der Elst en Leplat vertrekken van de vaststelling dat ingevolge de uitgevaardigde plakkaten niemand boeken mag verkopen ‘sans préallablement avoir apris l'art et conoissance des livres et ce qui en dépend, étant aussi sermenté et trouvé capable après dû examen des comissaires et plusieurs autres points exprimés par les dits placcards tant touchant la conduite que la religion, au dessus de quoi il seroit principalement requis d'avoir la permission ou letres d'octroi de sa Majesté comme aussi d'avoir preté le serment d'observer les placcards et ordonnances y relatifs...’. Deze plakkaten en ordonnanties nu verbieden aan de kramers elke verkoop van boeken. Deze van 1608, 1616, 1626 en 1629 behouden deze verkoop voor aan drukkers en gezworen boekverkopers en het is een ketterij der Mechelse kramers wanneer ze beweren dat de fiscale raadslieden hierin iets zouden te beslissen hebben. De reden waarom de kramers vragen niet begrepen te worden onder artikel 14 van het plakkaat is ‘une prétendue possession et usage observé depuis longues années de pouvoir vendre dans cette ville quelques livrets’. Deze bewering is echter vals want onder meer in 1671 werd de verkoop onderbroken evenals in 1735. Als de kramers dan toch hun handel voortgezet hebben dan is dat niet alleen in weerwil van de bestaande verordeningen maar tevens in strijd met een decreet van de Keizer uitgevaardigd op 18 December 1745, waarvan hoger sprakeGa naar voetnoot(33). Zelfs indien de verkoop van kleine gecensureerde boekjes wordt toegelaten dan bestaat er grote mogelijkheid dat niet gecensureerde werken er mee vermengd geraken, iets wat de kramers wegens hun gemis aan boekenkennis | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zelfs niet zouden kunnen zien. Aldus zou het doel van het plakkaat nl. het verspreiden van verderfelijke literatuur voorkomen, niet kunnen bereikt worden. Tegelijkertijd zou op deze wijze een groot onrecht gedaan worden aan die personen die met de verordeningen in regel zijn en die ‘pour le profit du public auroient fait venir plusieurs beaux livres à un prix fort civil et modique, à quel efet ils auroient paié de sommes fort considérables, qu'il arriveroit souvent que plusieurs grands ouvrages leur restent plusieurs années dont ils soufriroient grand intérêt, ce que ne pouvant se recouvrer que par le débit journalier de quelque autres livres communs, ils devroient à la fin succomber...’. Anderzijds overdrijven de kramers wanneer ze beweren dat ruim 200 families hun bestaan in de verkoop van boeken vinden. Slechts een 25 gezinnen hebben in de verkoop van boeken belang en het zijn dan nog de meest welstellenden. De boekdrukkers en de boekhandelaars daarentegen hebben slechts deze verkoop als bestaansmogelijkheid en mogen niets anders doen. Het is dus meer dan logisch dat aan het rekest der kramers geen gunstig gevolg gegeven wordeGa naar voetnoot(34). Van zijn kant argumenteert de Grote Raad: ‘il est vrai que les suppliants (d.i. de kramers) non obstant toutes les defenses et prohibitions portées par les placards énoncés au sujet de la vente des livres ont toujours continué à vendre les livrets réclamés par leur requete et il est vrai aussi qu'un grand nombre de familles subsistent en partie par le débit de ces petits livres nous ne conoissons aussi pas d'exemple qu'il en seroit résulté aucun abus’. Anderzijds is het een feit dat het artikel 14 van het reeds geciteerde plakkaat de kramers bedoelt. Het sluit trouwens aan bij de plakkaten van 30 Juni 1546, van 29 April en 25 September 1550, van 30 Augustus 1606, van 12 Februari 1616 en van 29 October 1626. Het plakkaat van 30 Juni 1546 zegt zelfs dat geen enkel kramer tenzij boekdrukker of boekhandelaar in zijn huis, voor de kerken, op de openbare plaatsen of op de straten boeken verkopen mag op een boete van 50 gulden. De kramers zijn dus wegens overtreding strafbaar. Het zou bovendien gevaarlijk zijn aan de kramers de verkoop van kleine boekjes toe te laten, aangezien het mensen zijn | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wier reputatie men zelfs niet kent, die niets van boeken afweten en die ondereen goede en slechte boeken zullen aan de man brengen. Zij zijn niet door eed gebonden en men kent hun naam noch adres, waaruit de onmogelijkheid voortspruit ter plaatse door de daar toe aangestelde officieren een onderzoek te laten instellen. Het is bovendien te vrezen dat in geval het kleine hen wordt toegelaten, zij ook het overige voor zich zullen opeisen, wat hoegenaamd niet wonder zou te noemen zijn, als men nagaat hoe deze lui het gedurende meer dan twintig jaar aangedurfd hebben tegen de bestaande verordeningen in, op te treden. De Grote Raad vraagt dan ook dat aan het rekest der kramers geen gevolg gegeven wordeGa naar voetnoot(35). De argumenten der kramers, der boekdrukkers en boekhandelaars, van de stadsmagistraat en van de Grote Raad worden door deze laatste in een zelfde document, gedateerd van 8 Juni 1751, samengebracht en aan de regering verzondenGa naar voetnoot(36). Het samenbrengen van zo uiteenlopende argumentaties moet voorzeker de taak der regering, die dan toch maar het advies van de lagere instanties had ingeroepen om zich in deze aangelegenheid te laten voorlichten, niet vergemakkelijkt hebben. De beslissing die zij op 25 Juni 1751 aan de stadsmagistraat meedeelt, draagt dan daar ook de sporen van: ‘Vu l'avis rendu par ceux du Grand Conseil, ce que les suplians requierent ne se peut accorder, cependant sa Majesté leur permet par grâce spéciale de débiter et de se défaire des livres et livrets qu'ils ont actuellement et qui sont duement approuvés et censurés, pendant le terme de six mois, après quoi ils auront à se regler exactement au prescrit des placcards, et aux peines y portées, ordonne sa Majesté aux conseillers fiscaux d'y veiller, dont il sera écrit lettres d'avertance au Grand Conseil et au magistrat de Malines’Ga naar voetnoot(37). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat de kramers deze beslissing niet met vreugde begroet hebben valt licht te begrijpen. Maar niettegenstaande dat heeft de ontmoediging geen vat op hen. Zoals blijkt uit een vertoogschrift van de magistraat van 20 December 1751 hebben zij zich andermaal tot hogerhand gewend op 15 Juli 1751. Zij vragen tenminste boeken te mogen verkopen waarvan de waarde 20 stuivers niet zou overschrijden, mits het natuurlijk gecensureerde boeken geldt. Zij gewagen zelfs van het eventueel uitwijken van de kramers ingeval hun die verkoop onttrokken wordt. In afwachting zou een verlenging van 6 maand hen reeds tevreden stellenGa naar voetnoot(38). Op 18 December 1751 bekomen ze een verlenging van 3 maandGa naar voetnoot(39). Nog laten de kramers de moed niet zakken. Op 3 Januari 1752 bereikt een nieuw vertoogschrift de regering langs de Mechelse magistraat om. Ze beperken zichtbaar hun pretenties aangezien ze zich tevreden stellen ‘de vendre et débiter des livres et livrets et autres imprimés dont la valeur n'excède pas vint et un sols sans y comprendre la ligature, imprimés et censurés dans ce païs...’. Dat zekere kramers niet over de nodige boekenkennis beschikken doet niets terzake ‘car la grâce que les suppliants demandent consiste en un débit particulier’. Het zal volstaan een toezicht uit te oefenen op hun boekenverkoop ten einde het debiet van nietgecensureerde boeken te voorkomen. Het ambacht kan zich zelf met dergelijk toezicht gelasten. Zij merken verder op dat ‘... depuis le decret du 25 juin dernier les supots du métier des merciers n'aiant plus le pouvoir de vendre des almanachs nouveaux et autres livres et livrets dont ils ne sont plus pourvus, les deux libraires de cette ville qui en ont seul le débit en ont haussé le prix, ainsi qu'il conste des déclarations ci-jointes, que les doyens du dit métier nous ont remis, de sorte que nous croions que la grace que les supliants demandent peut leur être accordée tant pour la conservation du métier que pour l'utilité publique’Ga naar voetnoot(40). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van hun kant nemen ook de dekens van het ambacht de pen ter hand. Zij wijzen er nogmaals op dat het niet in de bedoeling der kramers ligt alle boeken te verkopen, maar slechts diegene die in den lande goedgekeurd en gecensureerd werden en de prijs van 3 schellingen niet overschrijden. Indien de Keizerin het wenst dan kan de verkoop pas toegelaten worden nadat elke kramer zijn naam en adres meegedeeld heeft. Persoonlijk zullen de dekens voor de verkoop instaan, alzo verhelpend aan de onwetendheid van zekere confraters. Ze beloven per slotsom 150 ducaten in de staatskas te storten zo op hun verzoek wordt ingegaanGa naar voetnoot(41). Op 3 Maart 1752 wordt dit schrijven verzonden tesamen met een aanbeveling van de Mechelse magistraat die als volgt eindigt ‘...ils s'en trouve aujourd'hui plusieurs qui n'ont pour ainsi dire d'autre commerce et lesquels faute de ceci seront obligés d'avoir recours aux aumônes ce que les remonstrans (d.i. de magistraat) sont obligés de prévenir autant qu'il est dans leur pouvoir’Ga naar voetnoot(42). Het moet zijn dat deze maal de argumenten der kramers de juiste toon hebben weten aan te slaanGa naar voetnoot(43), want op 18 Maart 1752 geeft Maria-Theresia haar beslissing te kennen, die voor de kramers een onverhoopte oplossing biedt: ‘Marie Thérèse, par la grace de Dieu, impératrice des Romains, reine d'Allemagne, de Hongrie et de Bohème etc., à tous ceux qui ces présentes verront, salut: reçu avons l'humble supplication et requete du métier des merciers en notre ville de Malines, contenant qu'à l'exemple de plusieurs merciers d'autres villes de ces païs, leurs suppots avoient toujours paisiblement vendu et débité des livres et livrets imprimés duement approuvés et censurés sans empechement...’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Men merkt al dadelijk aan de formulering van de oorkonde dat de vorstin tegenover de eisen der kramers zeer gunstig gestemd is. Ziehier wat ze beslist: ‘Scavoir faisons que nous, les choses susdites considérées et eu sur icelles l'avis de nos chers et feaux les conseillers fiscaux de notre Grand Conseil, inclinant favorablement à l'humble supplication et requete des doiens du métier des merciers de notre ville de Malines supplians, leur avons à la délibération de notre très cher et très aimé beau-frère et cousin Charles, Alexandre, duc de Lorraine et de Baar, notre lieutenant, gouverneur et capitaine général de nos Païs-Bas, permis, octroié et consenti, permettons, octroions et consentons de grace spéciale, par ces présentes que ceux du dit métier des merciers de notre ville de Malines puissent et pourront pendant le terme de vingt années consécutives, à commencer de la date de ces présentes, vendre et débiter les livrets repris dans la liste ci-jointe, aux charges et conditions suivantes; scavoir que les suppots du dit métier seront tenus avant tout de prêter serment entre les mains de nos dits conseillers fiscaux de notre Grand Conseil, qu'ils ne débiteront pas d'autres livres, livrets et imprimés, soit en gros ou en détail, que ceux spécifiés dans la même liste, que les dits suppots afin qu'ils sachent quels livres ils pourront vendre, seront obligés de se munir d'une copie de la dite liste, attestée et signée des dits conseillers fiscaux, que les doiens du dit métier devront remettre tous les ans à nos dits conseillers fiscaux une liste de leurs suppots qui feront le débit de ces livrets en y spécifiant leur nom, surnom et leur demeure, et que les mêmes doiens seront tenus de visiter les boutiques de ces suppots de six en six mois à l'intervention des maîtres de police pour voir si on n'y débite pas d'autres livrets que ceux repris dans la liste susdite et en cas de contravention les dénoncer à nos dits conseillers fiscaux; déclarant quand aux almanachs dont il est fait mention au troisième article de la dite liste, qu'il suffira, que ceux que les suppots du dit métier voudront vendre soient imprimés dans ce païs, y approuvés par les censeurs ordinaires des endroits où l'impression en aura été faite, le tout à peine de trois cens florins d'amende et d'autre correction arbitraire suivant l'exigence du cas...’Ga naar voetnoot(44). Te samen met het document wordt dan aan de kramers overgemaakt een ‘Lijste der boeckxkens dewelcke door de supposten van het Cramersambacht der stadt Mechelen altijdt vercoght sijn geweest met des prijsen der selven’Ga naar voetnoot(45): | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hiermee was een betwisting van meer dan 17 jaar uit de weg geruimd. De aanhouder wint; dit spreekwoord is ook voor de Mechelse kramers waarheid geweest. |
|