De Gulden Passer. Jaargang 25
(1947)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 286]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Legende des h. martelaers Sinte Rombouts (Brussel, Kon. Bibliotheek, hs. 15141)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 287]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
steviger; de lange s, die in een eigenaardigen vorm voorkomt, buigt zich in een horizontale dunne streep. Ook de inhoud is hier en daar verschillend: er wordt getracht naar een meer literairen vorm, zooals blijkt uit het weglaten van détails zonder waarde en uit wijzigingen aangebracht met het doel de herhaling van dezelfde uitdrukkingen te vermijden; de spelling is vereenvoudigdGa naar voetnoot(3). Dit alles wijst op een lateren tijd, omtrent het einde van de xvie of het begin van de xviie eeuw. Tot bewijs hiervan en om de onafhankelijkheid van het oud gedeelte van het hs. 15141 tegenover het hs. M2 en tevens het verschil tusschen beide te doen uitschijnen, drukken wij hierna, in een bijlage, enkele bladzijden uit het origineele hs. over met onderaan de varianten van het Brusselsche. Blijft dan den oorsprong na te sporen van den modernen tekst van het hs., waarvan hierboven sprake was. Als men de eerste en de laatste bladen van het oud gedeelte van het hs., nl. de bll. 31-42 en 104-115 naziet stelt men vast dat zij beschadigd, bevuild en met vochtvlekken bedekt zijn, - een bewijs dat het hs. een tijdlang verwaarloosd werd. Dit duurde tot na het verschijnen der Acta S. Rumoldi, door de Bollandisten anno 1718 uitgegeven. Pas daarna kwam het in handen van een liefhebber die er zorg voor droeg, de bll. 31-32 liet restaureeren, het verloren gedeelte afschrijven volgens de Sollerius' uitgave en het manuscript in halven band inbinden. Dat dit jongere gedeelte een copie is van den tekst der Bollandisten, valt niet te betwijfelen: slaafs neemt de copie alle veranderingen en eigenaardigheden over, door Sollerius aan het hs. M2 toegebracht, nl. de hoofdletters, de spelling, de paragrafen en de oplossing der verkortingsteekens. Enkele voorbeelden mogen volstaan. In het hs. M2, leest men: Soe die goede... ende die quade hem; schotland, die hootstadtGa naar voetnoot(4). Bij SolleriusGa naar voetnoot(5) en in het modern | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 288]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gedeelte van hs. 15141, wordt dit veranderd in: soe goede... ende die quade hen; Schotlant; die hooftstadt. Alzoo kan men nu het Brusselsch hs. als volgt beschrijven:
Papier, xvie/xviie eeuw, voor bll. 31-115; xviiie eeuw (na 1718), voor bll. 1-30 en 116-121; 121 bll., 130 × 96 mm., onregelm. regels (van 11 tot 14).
1 (1-30 vo). Legende des H. Martelaers Sinte Rombouts (nabootsing van oud geschrift met in rood versierde hoofdlettersGa naar voetnoot(6). Fol. 1: D (rood) Je aldertriumphelijcxste / heerlijxste (lees: heerlijcxste) ende meeste glorie der kerstenen /; fol. 1 vo: dat sijn die mirakelen...; fol. 30 vo: Ten lesten vit rade van eenen heili= 2 (31-115 vo). [Oud gedeelte van het hs.]. Fol. 31 (gerestaureerd): ghe mā Hier oppenbaert de ingel gods...; fol. 115 vo: En̄ sij stichten achter S. rōbouts 3 (116-121 vo). [Vervolg door de tweede hand geschreven]. Fol. 116: kercke veel schoon huysinghen...; fol. 121 vo: ... oec gracije mogen crijgen in der eeuwicheijt. amen. scriptum anno Domini M D Lv. Een ave maria voer die dit (bovenaan bijgevoegd: heet) geschreven, op dat sy eewelijck met God magh leven. S. anna van Thienen. Zijn bevuild en met vochtvlekken bedekt de bll. 31-41, 50, 57v-58, 64v-65, 72v-73, 79v-80, 81-82, 88-89, 96v-97, 100, 104-115. Op de bll. 1-30 en 116-121 komen rossige vlekken voor, die zoozeer in het oog springen dat men onmiddellijk dit bijgevoegd gedeelte onderscheidt van het oude. Wijl dit bijvoegsel geen enkel afkortingsteeken bevat is het ook zonneklaar dat het niet van anno 1555 kan zijn.
Het hs. kwam in de Kon. Bibliotheek bij den aankoop, door den Staat, van de zeer vermaarde Bibliotheek Van Hulthem (2 Oogst 1836). Uit een noot van dezes hand, op het eerste schutblad van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 289]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het hs., blijkt de herkomst ervan te zijn: ‘Ex Bibliotheca Ant. Nuewens Bruxellensis, 1811’Ga naar voetnoot(7). Driemaal werd het hs. geciteerd en beschreven, nl. door A. Voisin in de Bibliotheca HulthemianaGa naar voetnoot(8), door J. Marchal in den Inventaris van de hss. der Kon. BibliotheekGa naar voetnoot(9) en door J. Van den Gheyn in den Catalogus van de hss. der K.B.Ga naar voetnoot(10) Telkens werd het toegeschreven aan Anna Van Thienen en gedateerd 1555. Het blijkt dus eens te meer: Errare humanum est. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BijlageHet eerste mirakel aan S. Rombout toegeschreven (hs. M2, fol. 78vo-82): [De non Gheerlindis uit de hand der heidenen bevrijd]. 1[78 vo] Op dat wij volgen dat inden heiligen martelaer wonderlijc 2es. Hoe hij bewijst te draghene een moederlijke sorghe aen sijnen 3Diennaren; In sinte rombouts Cappelle was een nonne, geheeten 4Gheerlindis, die wt grooter deuotien, die sij tot. S. rombout hadde, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 290]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5bewaerde die voerscreuen Capelle ende was daer Costersse. Dees 6nonne wert vanden Heijdenen ghevanghen, in haer hemme sno-7delijc gecleedt, Ende wert gheleet [79] int scep, om ouer te voere 8ter zee weert. Dit scep en was noch niet comen te lande, maer 9was waste gheanckert, om die seijlen ende riemen te versiene; 10So dat si meenden des merghens vroech in die See met alden 11rooue te treckene, Ende want den winterschen nacht seer cout 12was, heeft dees nonne qualijc ghecleedt veel couwen geleeden. 13Doen si in deser groter noot was, al beuende ende suchtende, 14sloech [79 vo] si haer handen Ende hief haer ooghen ten hemel, 15Ende riep met grooter deuotijen S. rombout aene: Heilige vader, 16ontfermt v nou mijnder, die hier naeckt ben, Ende eest dat ic 17v trouwelijc ghedient hebbe, So wilt mij gheweerdigen te cleedene. 18Aldus biddende, viel si soetelijc in slape, Ende wert doen wonderlijc 19ghecleedt met hemelsche cleederen, Ende gheuoelde dabijten diese 20thuijs gelaten hadde. Doen si ontspranc, was [80] si seer verblijt, 21ende verwondert van desen grooten teekene, dat haer gheschiet 22was; waer om si God ende. S. rombout seer danckte met vierijgen 23louen. Smorghens als die sonne opghinck, ontbonden si tschep, 24Ende wilden van daer varen, maer si en costen tschep niet ver-25porren, so dat van noode een ijeghelijc mensche moeste helpen. 26Die sommijge stierden, die sommijge trocken, Maer twas al om 27niet, al hadden daer duijsent menschen meer gheweest: [80 vo] 28waer af si hen allen verwonderden. Deen sach op dandere, peijsende 29wat dit bedieen mochte; Daer na sprac een van hem [sic] lieden: 30Dit schep en es niet geanckert, noch versant oft belet van boomen 31noch ijse, nochtans en suldijt met al uwer macht niet connen 32beroeren; Ende die sake van desen grooten verloren arbeijt, es 33die vrouwe, die wij int schep geuanghen hebben, Ende ten si 34dat wijse lossen, wij [81] selen namaels noch meer pijnen ende 35verdriets lijden; want si al haer leuen lanck trouwelijc gedient 36heeft diemen een .H. man seet .S. rombout, Ende hi compt haer 37nou te helpen, Ende quelt ons swaerlijc om haren wille. Om dat 38te proeuen, so laetse ons wtten schepe lossen, Ende besien, oft 39niet beter wesen en sal. Doent volck dat hoorde, so docht den 40meesten deel goet te wesen, Ende setten die nonne wtten schepe: 41Ter stont, als dat [81 vo] ghedaen was, vloot dat schep sonder | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 291]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
42hinder ter zee waert inne; Ende hier om ontbonden haer die 43Heidenen die boeyen ende duijm ijseren, Ende lietense los ende 44vri thuijswaert gaen. Dees nonne siende tgroote mirakel dat aen 45haer gheschiet was, Danckte ende loofde God ende .S. rombout, 46die haer geweerdicht heeft vanden heijdenen te verlossene, Ende 47diende .S. rombout met meerder nersticheijt dan si oijt gedaen 48hadde, Ende dit [82] groot teeken openbaerde si den volcke, ter 49eeren gods ende: S. rombout.
Overeenstemmende varianten uit het hs. 15141, fol. 98-100:
|
|