De Gulden Passer. Jaargang 25
(1947)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 142]
| |||||||||||||||||
VariaDe tentoonstelling van grafiek van de stedelijke jongensvakschool van Gent
| |||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||
wordt zoveel mogelijk gelaten aan het initiatief van de leerling, dat zich vooral uiten kan in het ontwerp. Geen uitvoering of er ligt een welberedeneerde schets aan ten grondslag. Regel van de grafische didactiek luidt dan ook onverbiddelijk: van het ontwerp tot de uitvoering! Het is overeenkomstig deze regel dat ook de tentoonstelling werd opgevat. We maken kennis met de vier typen: Antiek, Didot, Elzevier en Egyptienne, die met hun respectievelijke families op voet van vrede leven in de talloze proeven, die ons door hun kleurenspel aan de wanden van de grote tentoonstellingszaal boeien. Van het gewone werk: het gelegenheidsen reclame-drukwerk, tot de tabellen worden we doorlopend getroffen door het zoeken naar evenwicht, binnen de bladspiegel, het kontrasteren van de kleur der aangewende karakters, een doorgezet streven naar voornaamheid. De H.H. Raymond Béozières, voor het letterzetten, en Beys, Camille, voor het machinezetten, halen eer van hun werk. Als meester-drukker is Hr. Armand De Raeve aan zijn proefstuk niet. In de hier uitgestalde boeken is de samenwerking tussen bladspiegel en cliché, of het houtsnede, lijncliché of similicliché zijn, volkomen. Weldra zal een atelier van fotogravure in veelkleurendruk aan de afdeling worden toegevoegd. Buiten een aantal fraai uitgevoerde privé-drukken trokken een reeks in de drukkerij van de school uitgevoerde Vakboeken onze aandacht, b.v. D. Bontinck-Leerboek van den Meubelmaker, ten behoeve van de leerlingen van de Vakschool. Heel in 't bizonder vermelden we een gelegenheidsboekje van de School: Vakman en Mensch. Betoog tot onze leerlingen. November 1944. De steendrukker is heel dikwijls op samenwerking met de boekdrukker aangewezen. Hiervan getuigen de fleurige reeks, bizonder suggestieve, affichen, waarvan het moderne kunstkarakter opvalt. De Heer Oscar Grootaert voor het Steendrukken heeft hier zeker samengewerkt met de artistieke leider, Herman Verbaere om zulke merkwaardige resultaten te boeken. Onder het motto: Kunstband, adel der Kleinkunst, stalt de Heer Roger Hespel en zijne leerlingen enkele keurbanden uit. Maar ook het kartonbewerken wordt niet verwaarloosd: schattige dozen wisselen hier met heerlijke marokijn- en perkamentbanden af, evenmin als het met de hand bewerkt, rijk geschakeerd papier voor platten en binnenwerk. We voelen ons geneigd ten aanschouwe van de sierlijk bewerkte ruggen, versterkte hoeken en met filets bewerkte platten van ‘Haute reliure’ te gewagen. De tekenproeven brengen ons op het terrein van de twee kunstenaars, die hun pedagogische ondervinding en hun veelzijdig talent ten dienste stellen van de school: de Heren Herman Verbaere en Lucien de Rycke. Het grafisch tekenen vraagt talloze driloefeningen om de vaste hand te krijgen, die het tekenen op steen vereist. Met het oog op het publiciteitstekenen wordt de letterontleding heel bizonder verzorgd. We zien voor onze ogen hoe de evolutie van één-kleurtekening tot een compositie in drie tot vier kleuren geschiedt. Een aantal kunstaffichen is uit een samenwerking van Koninklijke Academie van Schone Kunsten en | |||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||
Afdeling Druknijverheid ontstaan: ze tonen welsprekend aan hoe de techniek gelijke tred houdt met de meest modernistische experimenten op kunstgebied. Aan een aantal voorbeelden worden de verschillende staten van de steendruk positief- negatief gedemonstreerd. Interessant als toegepaste folklore lijken ons de pogingen tot omzetting van oorspronkelijke hout- of kopersneden van wapenschilden en mannekensbladen in steendruk met zoveel mogelijk eerbiediging van de oorspronkelijke techniek. Ze bewijzen dat de artistieke leiding met moderne middelen aansluiting zoekt te verkrijgen met goede voorbeelden van het verleden en aldus karaktercontinuïteit van het Vlaamse kunstambacht betracht. Beeld en Letter worden steeds innig in verband gebracht, zodat de noodzakelijke eenheid van het kunstwerkstuk in het kunstaffiche of het geillustreerde boek wordt verwezenlijkt. In het vestibulium, dat als ontvangstsalon werd ingericht, hangen enkele bizonder geslaagde lithografische kunstwerken van leraars en oudleerlingen: behalve stadszichten van Herman Verbaere en Lucien De Rijcke, litho's van artisten als G. Crommelinck, R. Bruynserade, H. Nuytens, Fr. Mussche, W. Sybrands, en vooral Oscar Bonnevalle. Deze laatste, die als folkloristische kunstenaar te Gent reeds zeer bekend is, is het best vertegenwoordigd. Het scheikundig potlood luistert gewillig naar zijn sprankelende fantasie en verleidt hem tot de gekste bokkesprongen, die veel weg hebben van door een schaterlach verborgen wereldsmart. Kunstig publiciteitswerk en voorbeelden van kunstboekbanden van oud-leerlingen vullen de overige benedenlokalen. We vermelden als bizonder degelijk en aantrekkelijk werk het publicitaire werk van J. Neyrinckx, (St. Denijs-Westrem) L. De Cocker (Gendbrugge), J. Prunier (Ledeberg), P. Verbeke (Brugge). Deze laatste een uitstekende Ex-libris-tekenaar. Het moderne drukwerk van Norbert De Meester (Oudenaerde) valt zeer op. Talentvolle graveerders en tekenaars, zoals H. Vincent, Rousseau, Temmerman, De Wilde, en R. Debruycker, zijn werkzaam in grote firma's zoals de ‘Teintures et Apprêts de l'Escaut’ (Destelbergen), Sidac, drukkerijen Colier en Van den Hende (Gent). Als ongemeen knappe boekbinders, te oordelen naar de hier uitgestalde banden, noemen we F. Goossens, R. Schepens en Lammens (firma Alex Rombaut te Gent). Ongetwijfeld hebben we namen vergeten, maar de ongenoemden hebben er niet minder verdienste om in de heropleving van de Grafische kunst, die allerwegen belangstelling wekt. Immers de Grafiek behoort tot die gebruikskunst, die ons dagelijks leven moet helpen vermooien en daardoor onze levensvreugde verhogen. Zoals de tentoonstelling van Grafiek van de Stedelijke Jongensvakschool bewijst zal Gent in die taak van esthetische opvoeding van ons volk niet ten achter blijven, dank zij geestdriftige artistieke bezielers van het schone kunstambacht zoals de organisator van deze tentoonstelling: Herman Verbaere, en een begrijpende bestuurder zoals de Directeur der School: Hr. Raymond Maréchal. P. De Keyser. | |||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||
Twee Nederlandsche kerstalbums van scholen voor grafiek
In het teken van wederopbouw en herstel hebben twee der voornaamste Nederlandse centra voor grafische kunst hun vóóroorlogse traditie hervat: de uitgave van een Kerstalbum als boodschap van arbeid en vrede. De albums, die ons ter recensie werden toegestuurd, zijn inderdaad een vreugde voor het oog en voor het hart. Naar de inhoud verschillen ze heel wat van elkaar, gemeens hebben ze de liefde voor het schone en edele grafische vak. Aan de uitgave van de Vereniging: School voor de Grafische Vakken, te Utrecht, hebben een groot aantal deskundigen, ook buitenstaanders, medegewerkt, maar de opmaak van het album werd geheel door de school verzorgd onder leiding van de verschillende klasse-leraars. Het is puik werk met een uitgesproken artistiek cachet en het pleit voor de school, waar dergelijke krachten worden gevormd. Natuurlijk kon niet ten gevolge van papier- en materiaalnood het hoge peil worden bereikt, waarop luxe uitgaven vóór 1940 mochten bogen. De Hr. L.C.H. de Jong, directeur van de S.G.V., haalt eer van zijn initiatief, waarin hij een bizonder lezenswaardige bijdrage van zijn hand liet opnemen: ‘Lilliputters of miniatuurcouranten’ (van vóór 100 jaar). Vermelden we voor de liefhebbers van grafiek het artikel van M.H. Groenendaal Jr. over ‘Lettercombinaties’ en voor de liefhebbers van philatelie: ‘Een philatelistische rariteit’ door A.W. Barten, waarin aandacht wordt gevraagd voor de eerste briefenveloppe met postzegel van Sir Rowland Hill, de Engelse posthervormer en de vader van het penny-posttarief van 1840. Historisch van belang is ook de bijdrage van L. Ronner over ‘Ondergedoken Joodsche drukkerijen en Joodsche pioniers’. De overige bijdragen zijn meestal van technische aard, uitgaande van leraren van de school, met een buitengewoon aardig ‘Machinaal Kerstsermoen’ door E.H. Gerretsen, die, behalve vakkennis, een welversneden pen blijkt te bezitten. Het gedichtje over het drukfoutenduiveltje van G.J. Scheepers ‘Kent gij hem?’ mocht wel door alle leerlingen-zetters en correctors worden van buiten geleerd. De Hr. H.J. Verburg heeft er echter drommels goed voor gezorgd dat Titivillus uit het zetsel van de School werd verjaagd, want het is ons niet gelukt een enkel spoor van zijn wanbedrijf in het Kerstnummer te ontdekken. Voor de keurige illustratie verdient de Hr. J.C. Barendse alle lof. Het voorbeeld van de Utrechtse S.G.V. verdient navolging in België. Met verenigde krachten zou het wel gaan. Het grafisch Album van de Amsterdamsche Grafische School biedt een enigszins ander karakter dan het Utrechtse aan. Het heeft ons getroffen hoe dicht het staat bij een ons bekende boek- en illustratie- | |||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||
esthetiek, die te Gent wordt beoefend in de Afdeling Boeknijverheid van de Stedelijke Jongensberoepschool, waarvan de Hr. Herman Verbaere de artistieke leiding voert. De directeur, de Hr. M.H. Groenendaal Jr., dezelfde, die in het Utrechts Album schreef over ‘Lettercombinaties’, ontpopt zich in het Amsterdams Album als een paedagoog van formaat. Hier werd geen beroep gedaan op buitenstaanders, directeur en leraars schreven de tekst en de leerlingen maakten de tekeningen, de cliché's en de litho's, drukten de vellen en verzorgden het bindwerk. Achtereenvolgens worden de volgende onderwerpen behandeld: het Letterzetten, de Zetmachine en het Machinezetten, het Boekdrukken, het Boekbinden, de Lithografie, de Reproductie-fotografie, de Chemigrafie, het Reproductietekenen, retoucheren, lay-out. Uit: Een leerling vertelt en 'n paar bijdragen over algemeen vormend Onderwijs en de Algemeen Grafische Cursus leren we het best de geest van de Amsterdamse Grafische School kennen. We hoeven er niet aan toe te voegen dat hij uitstekend is en dat de fantastische Novelle van Edgar Allen Poe (mede in het Album opgenomen, op speciaal papier gedrukt met plezierige krabbels): De Duivel in den Klokkentoren, niet toepasselijk is op het tempo van de Amsterdamse School, die zeker niet op haar tijd ten achter loopt. We verwachten er integendeel veel goeds van en hopen dat een vereniging in den aard van de ‘Amsterdamsche Grafische School’ (opgericht op 8 December 1913) ook te onzent navolging mocht hebben gevonden. De Vereniging gaat immers uit van de werkgevers- en werknemersorganisaties in de grafische vakken. Zulk een actie, dunkt ons, moet lonen niet enkel op nationaal, doch ook op zuiver commercieel gebied. De A.G.S. is er de vrucht van. Met bizonder welgevallen begroeten we haar eerste prestatie na de bevrijding: een ‘jongenswerk’ misschien, maar toch een ‘Coup de maître’. Moge weldra van Belgische zijde dergelijke vredesboodschappen mogelijk worden. Leven de S.G.V. en de A.G.S., die in het zo zeer geteisterde Noorden het voorbeeld geven: Holland leeft weer! P. De Keyser. | |||||||||||||||||
Tentoonstellingen over boekwezen in het Mechelsch archiefSedert Juni 1946 worden in het Oud Paleis te Mechelen maandelijks tentoonstellingen ingericht van documenten uit het Stadsarchief en uit de Stadsbibliotheek (beide inrichtingen in het zelfde gebouw vereenigd). Deze tentoonstellingen beoogen in de eerste plaats de verzamelingen te doen kennen die aldaar berusten en blijven dus beperkt tot eigen documentatie (geen beroep wordt gedaan op andere instellingen of op particuliere verzamelingen). Twee tentoonstellingen hadden betrekking op het boekwezen: van 23 tot 28 Juli 1946, Mechelsche boekbanden uit het Archief; van 24 tot 29 December 1946, Mechelsche drukken uit de Bibliotheek. | |||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||
In het Mechelsch Archief worden geen banden van vóór 1500 bewaard; oudere archiefstukken komen gewoonlijk voor in banden uit de xviiie (met blauw papier beplakt) of uit de xixe eeuw (met perkamenten rug). Van een Mechelschen stijl is er alleen sprake in de xvie eeuw. Voorbeelden hiervan zijn: twee registers van den Ouden Kruisboog, het Sententieboek en de Legaten (tijdens de tentoonstelling werd laatstgenoemde band door den Heer Prosper Verheyden onderzocht en toegeschreven aan den ‘Thaborbinder’), de Statuten der Kamer van Rhetorijke ‘Jesus metter balsembloemen’, en de Chronijk van Bethanië, deze laatste geheel verschillend van aard (ook merkwaardig wegens den gaaf bewaarden steekband en de leesteekens). In de xviie en de xviiie eeuw treedt het verval in. Op het eerste gezicht lijken de boekbanden uit dien tijd, provinciale nabootsingen van elders beter uitgevoerde stukken: de versiering bestaat uit vergulde stempels en vergulde omlijstingen met rollen vervaardigd. Desondanks verdienen ook deze banden meer belangstelling dan tot nog toe het geval was. Ook in de xixe eeuw munten de Mechelsche banden zeker niet uit, alhoewel F. Pollender officieele opdrachten voortreffelijk heeft verzorgd (zooals tentoongestelde stukken bewezen). Op te merken valt dat op de xvie eeuwsche banden geen jaartallen voorkomen; in de xviie eeuw worden zij af en toe vermeld, terwijl dit in de xviiie en xixe eeuw geregeld het geval is. Een vooraanstaande plaats bekleedt Mechelen in de geschiedenis van de boekdrukkunst niet. De drukpers werd er in haar opbloei en ontwikkeling gehinderd door de nabijheid van voorname uitgeverscentra als Antwerpen, Leuven, Brussel. Het is dan ook geen wonder dat de drukkunst vrij laat haar intrede deed te Mechelen: niet vóór 1581 met Jacob Hendrix. Kenschetsend is tevens dat zoo weinige Mechelsche letterkundigen en geleerden hun werken in hun vaderstad lieten uitgeven. Typisch Mechelsch is wel het uitgeven van godsdienstige boeken. Op dit gebied hebben zich vooral onderscheiden: het geslacht Jaye en Lints in de xviie eeuw, het geslacht Van der Elst in de xviiie eeuw, het geslacht Hanicq in de xixe eeuw, en de huizen Dierickx-Beke, Dessain en Rijckmans. Min of meer in verband hiermee staat ook het uitgeven van schoolboeken. Te vermelden vallen verder een aantal drukwerken met plaatselijk karakter: documenten door de Stadsoverheid uitgegeven in verband met bestuurlijke aangelegenheden, en een belangrijke reeks monographieën over Mechelsche geschiedenis en oudheidkunde. In beide gevallen komen die werken van de persen van de reeds vermelde uitgevers. Van luxe-uitgaven is er te Mechelen geen sprake. Alleen ter gelegenheid van heel bijzondere plechtigheden hebben verzorgde drukken het licht gezien. Als voorbeelden hiervan gelden: De Schadt-kiste der Philosophen ende Poeten (Hendrik Jaye, 1621), Prael-Treyn, plechtigheden, vreugdefeesten en versieringen van het vijftig-jarig Jubile der martelie van den heyligen Rumoldus (Van Velsen, Vander Elst, 1723), Album van den Jubile van 875 jaren ter eere van O.L. Vrouw van Hanswijck (Dierickx-Beke, 1863). | |||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||
Op het gebied van de gewone, commercieele productie werd verdienstelijk werk geleverd door het huis Godenne (einde xixe- begin xxe eeuw).
Dr. G. Goossens. | |||||||||||||||||
Het Belgische boek te New YorkVan 16 September tot 17 November 1946 werd in The Public Library te New York een tentoonstelling gehouden, gewijd aan het Belgische Boek, van de xve eeuw tot heden. Zij werd ingericht door het Belgisch Bureau voor Documentatie en Voorlichting, onder de leiding van de Heeren N. Geersens, Directeur-Generaal, en George Philippart, Directeur van het Departement Tentoonstellingen en Publicaties, en met de medewerking van de Koninklijke Bibliotheek te Brussel en van den Heer J.-A. Goris, Commissioner of Information for Belgium in the U.S.A. Het gedeelte gewijd aan de oude boekdrukkunst - van de xve tot de xviiie eeuw - was beperkt tot achttien nummers, gekozen uit de rijke verzameling van de Public Library zelf. Het was slechts bedoeld als een inleiding tot het gedeelte van de tentoonstelling waarop het hoofdaccent vallen moest: het moderne Belgische Boek, van 1860 tot heden. Onder het beste dat, sedert ruim tachtig jaar, op onze persen werd gedrukt, werden 152 boeken uitgekozen - zoowel Fransche als Nederlandsche -, opdat zij de Americaansche bibliophielen zouden leeren wat ons land vermag te presteeren op het gebied van de artistieke typographie, illustratie en boekbinderij. Talrijke verzamelaars - particulieren, uitgeverijen en drukkerijen, openbare instellingen - verklaarden zich bereid hun kostbaarste bezit ter beschikking te stellen, en onder de honderden boeken die zij instuurden werden door een schiftingscomité, zetelend te Brussel, na zeer aandachtig onderzoek, de meest representatieve werken uitgekozen. De Vereeniging der Antwerpsche Bibliophielen mag met voldoening vaststellen dat een viertal van haar uitgaven om hun hooge artistieke qualiteiten door het Comité werden gereserveerd; achteraf bleek - jammer genoeg - dat, wegens de beperkte ruimte waarover men beschikte, slechts één exemplaar kon ten toon gesteld worden: nl. het facsimile van Vander Dochtere van Syon. Een keurige, geïllustreerde catalogus van deze tentoonstelling werd uitgegeven onder den titel: ‘The Belgian Book. An Exhibition of Belgian Printing from the Fifteenth Century to the Present Day’. Op het titelblad prijkt - eere wien eere toekomt! - het Plantijnsche drukkersmerk. Behalve enkele korte voorberichten (van William Benton, Assistant Secretary of State, Paul-Henri Spaak, Minister van Buitenlandsche Zaken, en Franklin F. Hopper, Director of The New York Public Library) en de lijst der ten toon gestelde werken, bevat deze brochure twee belangwekkende opstellen: het eene ‘Printing and Books in Belgium’ door Jan-Albert Goris, het andere ‘Belgian Printing. Facts and Figures’ door George Phillipart. | |||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||
Americaansche boekdrukkunstIn verband met het artikel van den Heer Ray Nash, professor aan het Department of Art and Archaeology van het Dartmouth College te Hanover (New-Hampshire, U.S.A.) over ‘The Approach to Printing as an Art in America’, kan het voor de lezers van belang zijn te weten dat in de bibliotheek van het Museum Plantin-Moretus een beperkte, maar typische verzameling modern Americaansch drukwerk berust, bestaande deels uit studiewerken over typographie en boekbinderij, deels uit ‘keepsakes’, kleine publicaties, die als ware juweeltjes van hedendaagsche boekdrukkunst mogen beschouwd worden. Deze waardevolle verzameling werd in 1945, dank zij de bemiddeling van den Heer J.-A. Goris, aan het Museum geschonken door den Heer Ray Nash, door het Department of Printing and Graphic Arts van de Harvard College Library te Cambridge, Mass., door The Southworth-Anthoensen Press te Portland, Maine, en door de Uitgeverij William E. Rudge's Sons te New York. Deze beide laatste firma's hadden de bijzondere attentie de door haar geschonken boeken van een speciaal te dezer gelegenheid voor het Museum Plantin-Moretus gedrukt ex-libris te voorzien.
Hier volgt de lijst van deze boeken en brochures:
| |||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||
B. | |||||||||||||||||
Desen bouck behort toe...Ga naar voetnoot(1)Hier volgen enkele eigendomsbevestigingen en ook een paar rijmpjes, die wij op den binnenkant van het omslag van enkele oude boeken aantroffen. 1.[regelnummer]
Desen bouck behort toe
Zuster Maria Govaerts
religieuse uit Sint Jans huus
binnen brugghe die se vint en
weder brinct die zal hebben
voor zijnen loon een pater
noster en een ave Maria.
2.[regelnummer]
Dese Boeck hoort toe aen Anna
Maria Thresia Steenecruys die
hem vient die brent hem thuys
Die sal hebben voo sy moeite een
dicken gebraeden muys.
3.[regelnummer]
Ce livre d'exemplaire appartien a Jelian
Sauvage cestuy quy la trouve aura
un pot de vin quand la faille
deviendra cretien. Anno 1672.
(Zie Cat. Serrure Nr 426: Exemplaer-Boec inhoudende allerhande geschriften door Jan van de Velde van Antwerpen, Anno 1607). | |||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||
4.[regelnummer]
Die hem steelt is eenen dief
Den proffet (?) die zal hem vangen
En den beul die zal hem hangen.
5.[regelnummer]
Desen boek hoort toe
Joannes van Lemens
die hem viendt is mynen vriendt
die hem houdt is my te stout
Al waer het de Connink met synen knecht
De galiegien was voor hem recht.
6.[regelnummer]
Tonisken Brouwers hoert dit boecken
toe die dat vint die gevet hem
wederom of men sal hem distelen
met twee eters pyelen.
(Zie: Verdeyen en Endepols: Tondalus 1e Deel p. 143). 7.[regelnummer]
Pauwel de Vlieghere is mijnen naem
Om Godt te dienen ben ick bequaem
Om Godt te dienen ben ick geboren
Noch hebbe ick vader noch moeder verloren.
8.[regelnummer]
Als eerde in eerde sal woorden ghescedt
En eerde met eerde sal woorden ghedeeckt
En heeft eerde op eerde geen deucht gedaen
Wat loen sal eerde dan van Godt ontfaen.
9.[regelnummer]
Omdat twee ooghen een herte verleyen
Daerom doet een herte twee ooghen schreyen.
M. Sabbe. |
|