De Gulden Passer. Jaargang 25
(1947)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De fragmenten van de Istory van Troyen door A. van ElslanderDe stof in verband met het beleg van Troje hebben de dichters uit de Middeleeuwen, - afgezien van Vergilius en Ovidius voor enkele episodes -, vooral gekend uit het werk van Dares, De excidio Troiae historia, en het omvangrijker en literair waardevoller Ephemeris belli Trojani van Dictys CretensisGa naar voetnoot(1). Van deze twee werken was het, dat Benoit de Sainte Maure in hoofdzaak gebruik maakte bij het vervaardigen van zijn Roman de Troie, waarschijnlijk tusschen 1155 en 1160Ga naar voetnoot(2). Een klein gedeelte hiervan, voorafgegaan van een inleiding die bij Benoit de Sainte Maure niet voorkomt, werd door Segher DengodgafGa naar voetnoot(3) bewerkt, ‘langhen tyt’ vóór Jacob van Maerlant omstreeks 1260 den Roman de Troie in zijn geheel vertaalde en nog aanzienlijk uitbreidde. Jacob van Maerlant heeft er zich inderdaad in zijn Istory van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Troyen niet toe bepaald, den Roman de Troie meestal vrij getrouw te volgen, waarbij het reeds door Segher Dengodgaf bewerkte gedeelte werd ingevoegd, hij heeft er ook nog in beknopten vorm de lotgevallen van Aeneas, in hoofdzaak naar de Aeneis van Vergilius, aan toegevoegd. Verder werden de Achilleis van Statius en enkele gedeelten uit de Metamorphosen van Ovidius door hem in het Middelnederlandsch overgebracht en in het werk ingelascht, alsook het geographisch overzicht van de wereld, dat hij uit zijn Alexander overnam. Tenslotte heeft hij ook nog van Ovidius en Vergilius doorloopend gebruik gemaakt om zekere voorstellingen in den roman van Benoit de Sainte Maure te verbeteren of, naar zijn schatting althans, een meer historisch karakter te gevenGa naar voetnoot(4).
De Istory van Troyen is ons in haar geheel slechts in één handschrift bewaard. Groote waarde bezit dit handschrift echter alleen, omdat het quasi-volledig is. Voor het overige is het een vrij laat en slordig afschrift, waarin de taal van Maerlant, - en dan nog niet eens op zeer consequente wijze -, werd overgebracht in wat door J. VerdamGa naar voetnoot(5) voor het Kleefsch dialekt van den afschrijver wordt gehouden. Naast dit handschrift, dat uit het begin van de xve eeuw dagteekent, bezitten we nog 15 soms veel oudere fragmenten, waarvan de tekst dikwijls veel dichter staat bij het origineel, om welke reden ze dan ook, vooral uit een taalkundig oogpunt, van groote | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beteekenis zijn. Hiervan werden er 11 door N. De Pauw en Edw. GailliardGa naar voetnoot(6) en één door G. HuetGa naar voetnoot(7) uitgegeven. Drie andere werden tothiertoe nog niet gepubliceerd. In deze bijdrage geven we een overzicht van al de ons bekende fragmenten van de Istory van Troyen. Bij de zoogenaamde fragmenten Van Hulthem en Gallee blijven we hier niet langer stilstaan. Het eerste is niets anders dan het door Segher Dengodgaf bewerkte gedeelte, dat als afzonderlijk stuk in het Hulthemsche handschrift voorkomtGa naar voetnoot(8), en het tweede brengt ons een eenigszins afwijkenden tekst van Tparlement van Troyen als ‘bladvulling’ opgenomen in een handschrift dat heeft toebehoord aan Prof. B.J. Lintelo Baron de Geer van Jutphaas en nu te 's Gravenhage in de Koninklijke BibliotheekGa naar voetnoot(9) berust. Het zijn dus geen overgebleven fragmenten uit niet meer in hun geheel bewaarde handschriften van de Istory van Troyen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit is daarentegen blijkbaar wel het geval met de 13 overige fragmenten. We laten hier dan een beknopte beschrijving volgen van de 10 reeds gepubliceerde en bespreken daarna ietwat uitvoeriger de 3 nog onuitgegeven fragmenten.
Fragment C.P. Serrure: 4 bladen perkament afkomstig van een handschrift met 3 kolommen van 62 verzen aan iedere foliozijde; van fol. 1 en fol. 2 is de rechter buitenkant weggesneden. Sierlijke Gotische letter uit de tweede helft van de xive eeuw; roode en blauwe initialen. Westvlaamsch. Voor het eerst uitgegeven door Ph. BlommaertGa naar voetnoot(10) in 1841; was toen in het bezit van C.P. Serrure; in 1873, samen met het fragment L. D'Hulster aangekocht door de Bibliotheek van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, waar het nu nog wordt bewaard (Nr 181)Ga naar voetnoot(11); in de uitgave van N. De Pauw en Edw. Gailliard, d. 4, bladz. 1- (met facsimile). Bevat: Troyen, vers 1093 - vers 2566.
Fragment J. Feifalik: 2 smalle stroken perkament afkomstig van een blad dat behoord moet hebben tot een handschrift met 3 kolommen van 62 verzen aan iedere foliozijde. Westvlaamsch. Voor het eerst gepubliceerd in 1854 door J. FeifalikGa naar voetnoot(12), die het in een bundel Latijnsche en Tsjechische handschriften van het Märisch Ständische Archiv te Brünn ontdekte; sindsdien zoek geraakt; in de uitgave van N. De Pauw en Edw. Gailliard, d. 4, bladz. 49-. Uit de verdere bijzonderheden die J. Feifalik over het fragment meedeelt, meenen we te mogen afleiden dat het van hetzelfde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
handschrift afkomstig is als het fragment C.P. Serrure, wat overigens bevestigd wordt door de omstandigheid dat ook de spelling, alsook het aantal kolommen en verzen per kolom overeenstemmen. Bevat: Troyen, vers 9803 - vers 9811; vers 9828 - vers 9836; vers 9854 - vers 9862; vers 9878 - vers 9886; vers 9904 - vers 9911; vers 9928 - vers 9935; vers 9965 - vers 9973; vers 9990 - vers 9996.
Fragment L. D'Hulster: 1 blad perkament afkomstig van een handschrift met 3 kolommen van 62 verzen aan iedere foliozijde; de linker buitenzijde van het blad is weggesneden.
Westvlaamsch. Voor het eerst uitgegeven in 1838 door Ph. BlommaertGa naar voetnoot(13); was toen in het bezit van L. D'Hulster, die het aan C.P. Serrure schonk; in 1873 samen met het fragment C.P. Serrure aangekocht door de Bibliotheek van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, waar het nu nog berust (Nr 181); in de uitgave van N. De Pauw en Edw. Gailliard, d. 4, bladz. 52-. Behoorde tot hetzelfde handschrift als het fragment C.P. Serrure. Bevat: Troyen, vers 13615 - vers 13972.
Fragment V. Gaillard: 4 bladen perkament afkomstig van een handschrift met 3 kolommen van 62 verzen aan iedere foliozijde; van fol. 1 en fol. 3 is de rechter buitenkant weggesneden. Zelfde sierlijke Gotische letter als in het fragment C.P. SerrureGa naar voetnoot(14); roode en blauwe initialen.
Westvlaamsch. Door V. Gaillard in 1852 ontdekt in een register van het Archief van den Raad van Vlaanderen (Gent, Rijksarchief), waar het als | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schutblad dienst deed; door V. GaillardGa naar voetnoot(15) gedeeltelijk en in 1858 door Ph. BlommaertGa naar voetnoot(16) voor het eerst in zijn geheel gepubliceerd; in de uitgave van N. De Pauw en Edw. Gailliard, d. 4, bladz. 237-; in 1919 overgegaan in het bezit van de Universiteitsbibliotheek te Gent (hs. Nr 27435). Bevat: Troyen, vers 34231 - vers 35675. De fragmenten C.P. Serrure, J. Feifalik, L. D'Hulster en V. Gaillard hebben dus behoord tot een handschrift met 3 kolommen van 62 verzen aan iedere foliozijde, waarvan alles samen genomen 9 bladen en 2 stroken van een 10e blad tot ons zijn gekomen.
Fragment E. Weemaes: 2 bladen perkament afkomstig van een handschrift met 2 kolommen van 50 verzen aan iedere foliozijde; de bladen zijn aan de rechter buitenzijde en aan de onderzijde weggesneden. Gotische letter uit de tweede helft van de xive eeuw. Westvlaamsch. In de bibliotheek van het O.L. Vr. College te Antwerpen ontdekt in een in 1495 te Nurenberg gedrukt incunabel en voor het eerst uitgegeven in 1870 door E.P.E. Weemaes S.J.Ga naar voetnoot(17), in de uitgave van N. De Pauw en Edw. Gailliard, d. 4, bladz. 177- (met facsimile). Bevat: (fol. 1) Troyen, vers 9366 - vers 9401; vers 9416 - vers 9451; vers 9466 - vers 9501; vers 9516 - vers 9551; (fol. 2) Troyen, vers 18629 - vers 18661; vers 18677 - vers 18707; vers 18723 - vers 18757; vers 18773 - vers 18807.
Fragment W.C. Ackersdijck: 2 gevouwen dubbelbladen perkament afkomstig van een handschrift met 2 kolommen van 46 verzen aan iedere foliozijde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geschrift uit de xive eeuw. Westmiddelnederlandsch, lichtelijk Brabantsch getint. Voor het eerst uitgegeven in 1825 door W.C. AckersdijckGa naar voetnoot(18) en daarna door Ph. BlommaertGa naar voetnoot(19) in 1838; in de uitgave van N. De Pauw en Edw. Gailliard, d. 4, bladz. 133-; berust te Utrecht in de Universiteitsbibliotheek (hs. Nr 1330). Bevat, afgezien van 8 verzen die weggesneden werden: Troyen, vers 17070 - vers 17792.
Fragment J.W. Holtrop: 2 erg gehavende bladen perkament, afkomstig van een handschrift met 2 kolommen van 52 regels aan iedere foliozijde. Slordige Gotische letter uit de tweede helft van de xive eeuw. Westmiddelnederlandsch. Door J.W. HoltropGa naar voetnoot(20) in 1840 ontdekt in een ouden boekband; gedeeltelijk gepubliceerd door J. VerdamGa naar voetnoot(21) en voor het eerst in zijn geheel uitgegeven door N. De Pauw en Edw. Gailliard, d. 4, bladz. 166-; bladz. 210- (met facsimile); berust te 's Gravenhage in de Koninklijke Bibliotheek, (hs. Nr 131 D 4). Afgezien van talrijke verzen die door den afschrijver werden overgeslagen komt fol. 1 overeen met Troyen, vers 17930 - vers 18333 en fol. 2 met Troyen, vers 19693 - vers 20144.
Fragment F. Vergauwen: 2 gevouwen dubbelbladen perkament afkomstig van een handschrift met 2 kolommen van 42 verzen aan iedere foliozijde. Gotische letter, waarschijnlijk uit het midden, misschien zelfs uit de 1e helft van de xive eeuw. Westvlaamsch. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Door Ph. BlommaertGa naar voetnoot(22) in 1841 voor het eerst gepubliceerd; was toen in het bezit van F. Vergauwen te Gent; sindsdien zoek geraakt en een tweetal jaren geleden teruggevonden op de Bibliotheek van het Groot Seminarie te Gent; in de uitgave van N. De Pauw en Edw. Gailliard, d. 4, bladz. 217-. Bevat: Troyen, vers 29377 - vers 29540 en vers 29706 - vers 30362.
Fragment S. Daems: ongeveer de helft van een blad perkament, dat boven en onderaan is weggesneden, afkomstig van een handschrift met 2 kolommen van 50 verzen aan iedere foliozijde. Gotische letter uit het einde van de xive of het begin van de xve eeuw. Westvlaamsch. Door kanunnik Waltman van Spilbeeck in de bibliotheek van de Abdij van Tongerloo ontdekt en in 1891 bekend gemaakt door den E.H.S. DaemsGa naar voetnoot(23), die het aan de bibliotheek van de Koninklijke Vlaamsche Academie schonk; voor het eerst gepubliceerd in de uitgave van N. De Pauw en Edw. Gailliard, d. 4, bladz. 281- (met facsimile). Bevat: Troyen, vers 40585 - vers 40662; vers 40684 - vers 40711; vers 40734 - vers 40760.
Fragment G. Huet: gedeelte van een dubbelblad perkament dat boven en onderaan is weggesneden, afkomstig van een handschrift met 2 kolommen van 51 verzen. Gotische letter uit het einde van de xiiie of het begin van de xive eeuw; roode en blauwe lombarden. Westmiddelnederlandsch. Het fragment werd bij een boekhandelaar aangekocht voor de Bibliothèque Nationale te Parijs (ms. Néerlan ais no 126) door den heer Omont. Deze deelde het aan G. HuetGa naar voetnoot(24) mee die het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in 1916 publiceerde; komt niet voor in de uitgave van N. De Pauw en Edw. Gailliard, d. 4. Bevat: Troyen, vers 12306 - vers 12323; vers 12356 - vers 12373; vers 12406 - vers 12423; vers 12456 - vers 12473; vers 13684 - vers 13701; vers 13734 - vers 13747; vers 13779 - vers 13796; vers 13829 - vers 13846. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fragment W. de VreeseVan de drie hier nog te bespreken onuitgegeven fragmenten berusten er 2 op de Universiteitsbibliotheek te Gent. We hebben ze nooit ergens vermeld gevonden en ze schijnen dan ook heelemaal onbekend te zijn gebleven. Het eerste fragmentGa naar voetnoot(25) bestaat uit het bovenste gedeelte van een dubbelblad perkament. Fol. 1 is 60 mm. tot 65 mm. hoog bij 158 mm. tot 162 mm. breed; fol. 2 is 58 mm. tot 60 mm. hoog bij 159 mm. tot 161 mm. breed. De schriftspiegel van de kolommen, waarvan er 2 van 10 tot 12 regels aan iedere foliozijde staan, is 40 mm. tot 48 mm. hoog bij ongeveer 60 mm. breed. Het geschrift, een gewone Gotische letter, wijst naar het midden van de xive eeuw. De tekst is met roode lombarden versierd. De eerste letter van ieder vers is als kapitaal geschreven en springt uit. De eerste kapitaal van iedere kolom is grooter geteekend. Het fragment vertoont eenige kleine scheuren en gaatjes. De inkt is op enkele plaatsen van fol. 1 en fol. 2v verbleekt. De rechter buitenrand van fol. 2 is weggesneden, waardoor de kapitalen van de eerste kolom van fol. 2v zijn weggevallen. De spelling vertoont geen homogeen karakter. Typisch Westvlaamsche vormen zijn ocht, aest, drouue; daarnaast echter: soeken en op. We hebben niet kunnen nagaan, wanneer dit fragment in het bezit kwam van de Universiteitsbibliotheek. Wel weten we dat het in 1915 door W. De Vreese werd geïdentificeerd en omtrent denzelfden tijd ingebonden werd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wanneer het fragment begint tracht Andromaca, door een bang voorgevoel gekweld, Hector ervan te weerhouden aan den strijd deel te nemen. De eerste 3 regels van de 1e kolom van fol. 1 komen overeen met Troyen, vers 18590 - vers 18592. Volgen dan 9 regels die niet voorkomen in het handschrift van Wissen, maar wel, evenals de voorgaande drie, in het Hulthemsch handschriftGa naar voetnoot(26). Tusschen het laatste vers van de 1e kolom en het eerste vers van de 2e kolom zijn naar alle waarschijnlijkheid 39 regels weggevallen; slechts 7 hiervan komen ook in het handschrift van Wissen voor, de andere zijn ons uit het Hulthemsche handschrift bekend. Ze bevatten de weigering van Hector. Daar bij de andere kolommen ongeveer een zelfde aantal verzen is weggevallen, kunnen we aannemen dat het fragment moet afkomstig zijn van een handschrift met 2 kolommen van 50 regels aan iedere foliozijdeGa naar voetnoot(27). Fol. 1, vers 12 - vers 23 komen overeen met Troyen, vers 18600 - vers 18611. Tusschen het laatste vers van de 2e kolom van fol. 1 en het eerste vers van de 1e kolom van folio 1v volgt een leemte van 38 regels, waarin verhaald wordt dat de Trojanen zich tot den strijd uitrusten. Wanneer Hector verneemt ‘dat sijn vader niet en wilde - Dat hi voere ten tornoye’ is hij woedend. Fol. 1 vers 24. - vers 35 beantwoorden zoowat aan Troyen, vers 18650 - vers 18659, waarbij echter dient opgemerkt dat vers 26 en vers 27 in het handschrift van Wissen niet voorkomen, maar wel in het Hulthemsche handschrift en het fragment K. WeemaesGa naar voetnoot(28). Tusschen het laatste vers van de 1e kolom en het eerste vers van de 2e kolom van fol. 1v volgt dan weer een leemte van 39 regels, waarin Andromaca, Hecuba, Polixena en Helena te vergeefs Hector pogen te weerhouden. Fol. 1, vers 36 - vers 46 komen overeen met Troyen, vers 18696 - vers 18704, waarbij echter opnieuw | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dient opgemerkt dat vers 39 en vers 40 in het handschrift van Wissen ontbreken, maar wel voorkomen in het Hulthemsche handschriftGa naar voetnoot(29) en het fragment K. WeemaesGa naar voetnoot(30). Fol. 2, vers 1 stemt overeen met Troyen, vers 19916. Tusschen fol. 1 en fol. 2 zijn dus, volgens het handschrift van Wissen en rekening houdend met de 38 weggesneden verzen van de 2e kolom van fol. 1v, 1174 regels weggevallen. Daar er nu, zooals we reeds zagen, op ieder blad 200 verzen voorkomen en de afschrijver van het handschrift van Wissen nu en dan eens een tweetal verzen overslaat, kunnen we veronderstellen dat er tusschen fol. 1 en fol. 2 waarschijnlijk 6 bladen of 3 dubbelbladen zijn geweest. Het bewaarde fragment was dus het buitenste dubbelblad van een katern. In de ontbrekende verzen wordt verhaald hoe Hector door Achilles wordt gedood. De Grieken komen bijeen. Agamemnon stelt voor den strijd te hervatten, wanneer Achilles van de in het gevecht met Hector opgedane verwondingen zal hersteld zijn. Fol. 2, vers 1 - vers 10 komen overeen met Troyen, vers 19916 - vers 19925. Tusschen het laatste vers van de 1e kolom en het eerste vers van de 2e kolom van fol. 2 volgt weer een leemte van 40 verzen. Een ‘vrede’ wordt gesloten. In den tempel van Apollo wordt het graf van Hector in gereedheid gebracht. Fol. 2, vers 11 - vers 20 beantwoorden aan Troyen, vers 19966 - vers 19975. Tusschen het laatste vers van de 2e kolom en het eerste vers van de 1e kolom van fol. 2v ontbreken 40 regels, waarin het graf van Hector wordt beschreven. Fol. 2, vers 21 - vers 30 komen overeen met Troyen, vers 20016 - vers 20023. Tusschen het laatste vers van de 1e kolom en het eerste vers van de 2e kolom van fol. 2v krijgen we opnieuw een leemte van 40 regels, die verdere bijzonderheden over het graf van Hector bevatten. Fol. 2, vers 31 - vers 40 beantwoorden aan Troyen, vers 20064 - vers 20073. Ten slotte kunnen we erop wijzen, dat al de verzen van fol. 2 enkel nog in het handschrift van Wissen voorkomen, afgezien van een klein | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aantal, die ons, meestal in sterk gewijzigden vorm, ook in het fragment J.W. HoltropGa naar voetnoot(31) bewaard zijn.
Wat nu de wijze van uitgave betreft hebben we ernaar gestreefd, den tekst zoo getrouw mogelijk weer te geven. Het gebruik van de hoofdletters, alsook van u en v, i en j werd niet gewijzigd. De afkortingen werden opgelost, doch aangegeven. Ze leveren overigens weinig moeilijkheden op. Het zijn: en̅: ende Toevoegingen staan tusschen rechte haakjes.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fragment N. De PauwHet tweede fragment is niet alleen veel omvangrijker dan het eerste, het is ook belangwekkender, omdat het uitsluitend verzen bevat die ons enkel nog uit het handschrift van Wissen bewaard zijn, waarvan het ons bovendien meestal een veel beteren tekst geeft. Een nadere kennismaking ermee lijkt dan ook ten zeerste gewenscht. Het fragmentGa naar voetnoot(44) bestaat uit een gevouwen dubbelblad perkament, dat bovenaan is weggesneden. Fol. 1 is 266 mm. tot 287 mm. hoog bij 230 mm. tot 233 mm. breed; fol. 2 is 266 mm. tot 292 mm. hoog bij 254 mm. tot 262 mm. breed. De schriftspiegel van de kolommen, die 47 regels tellen en waarvan er 3 aan elke foliozijde staan, is 241 mm. hoog bij ongeveer 60 mm. breed. Hierbij dient echter rekening gehouden met de omstandigheid, dat bovenaan iedere kolom enkele verzen zijn weggesneden. Het geschrift, een duidelijke en niet onsierlijke Gotische letter, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wijst naar de 2e helft van de xive eeuw. De eerste letter van ieders vers springt uit en werd als kapitaal geschreven. De eenige ornamentatie bestaat uit de keurig geteekende, afwisselend roode en blauwe initialen. Het fragment heeft nogal geleden, vooral het bovenste gedeelte van fol. 1v, dat waarschijnlijk één van de buitenzijden is geweest van het omslag, waarvoor het heeft dienst gedaan. De inkt is op zekere plaatsen sterk verbleekt. Hierdoor zijn talrijke letters en zelfs enkele woorden onleesbaar geworden. Het perkament vertoont verder ook bruine vlekken en verschillende scheuren. Tenslotte komen ook talrijke grootere en kleinere gaatjes voor, waardoor heel wat woorden, geheel of ten deele zijn weggevallen. Het fragment werd in 1869 in Portugal ontdekt door Prof. Soromenho op het archief van de kanunniken van Guimaraes, waar het als omslag dienst deed voor enkele documenten uit 1588Ga naar voetnoot(45). De vinder stuurde het naar den heer Chalon, met het verzoek, het in zijn naam aan de Académie Royale de Belgique te schenken, wat dan ook is gebeurd. De ‘Classe des Lettres’ maakte het stuk over aan de ‘Commission chargée de la publication des anciens monuments de la littérature flamande’Ga naar voetnoot(46), waar het naar alle waarschijnlijkheid aan Ph. Blommaert werd toevertrouwd.Ga naar voetnoot(47) Tot een uitgave is het echter nooit gekomen. Hoe het daarna in het bezit van de Universiteitsbibliotheek te Gent is overgegaan, hebben we niet kunnen achterhalen. Reeds in 1895 moet het er echter geweest zijn, want in Augustus van dat jaar schreef N. De Pauw het fragment af met de bedoeling het in de 4e aflevering van het 4e deel van zijn in samenwerking met Edw. Gailliard bewerkte uitgave te publiceerenGa naar voetnoot(48). Deze 4e aflevering is echter nooit verschenen zoodat het fragment tot heden onuitgegeven is gebleven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het ligt niet in onze bedoeling dit stuk hier tot in de bijzonderheden te bespreken. We bepalen er ons bij zijn verhouding tot het handschrift van Wissen even na te gaan. Fol. 1, vers 2 beantwoordt aan Troyen, vers 22181, terwijl het eerste vers:
Hi ontdeetse harde wide
in het handschrift van Wissen niet voorkomt. Een vergelijking met den Roman de TroieGa naar voetnoot(49) toont aan dat de afschrijver van het handschrift van Wissen tusschen Troyen, vers 22179 en vers 22180 waarschijnlijk 4 verzen moet hebben overgeslagen, waarvan enkel het vierde ons uit het fragment bewaard is (Roman de Troie, vers 18943 - vers 18946). Fol. 1, vers 2 - vers 47 komen, afgezien van enkele verschillen van eerder bijkomstig belang, vrijwel overeen met Troyen, vers 22181 - vers 22226. Hiermede bereiken we dan de 2e kolom, waarvan de eerste verzen verloren gingen, doordat het blad bovenaan werd weggesneden. Hier moeten er 5 regels weggevallen zijn, want het eerste vers van de tweede kolom beantwoordt aan Troyen, vers 22232. Daar we ook voor de andere kolommen tot hetzelfde resultaat komen, mogen we gerust aannemen, dat iedere kolom oorspronkelijk 52 regels zal geteld hebbenGa naar voetnoot(50). Houden we er rekening mee, dat bovenaan iedere kolom 5 verzen zijn weggevallen, dan komen we tot de conclusie dat fol. 1, vers 2 - vers 307 in hun geheel overeenkomen met Troyen, vers 22181 - vers 22480, waarbij we onmiddellijk opmerken dat het eerste blad van het fragment enkele regels meer telt dan het handschrift van Wissen. Dit is te wijten aan de omstandigheid dat de afschrijver van Troyen tot achtmaal toe 2 verzen - dus in zijn geheel 16 regels - heeft overgeslagen, namelijk: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tusschen vers 22358 - vers 22359: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tusschen vers 22454 - vers 22455: Het feit dat deze verzen telkens in den Roman de Troie voorkomen levert ons tevens het bewijs, dat ze wel in het origineel van Maerlant zullen gestaan hebben. Het omgekeerde is evenwel ook waar. Het handschrift van Wissen bevat enkele verzen die in het fragment ontbreken, namelijk: Troyen, vers 22419 - vers 22420; vers 22451 - vers 22452 en vers 22457 - vers 22462. Het mag typisch heeten, dat juist van deze verzen in den Roman de Troie geen spoor meer te vinden is, terwijl ze bovendien voor het verhaal heelemaal overbodig zijn. Ze kunnen dus wel het werk van een lateren afschrijver zijn geweest. Het eerste vers van fol. 2 beantwoordt aan Troyen, vers 24315. Volgens het handschrift van Wissen zijn er dus tusschen fol. 1 en fol. 2 niet minder dan 1830 regels weggevallen. Daar nu ieder blad van het fragment 312 verzen bevat en dit getal bijna 6 keer in 1830 begrepen is, kan het geen stoute veronderstelling heeten, wanneer we aannemen, dat er tusschen fol. 1 en fol. 2, 6 bladen of 3 dubbelbladen zullen geweest zijn. De twee overgebleven bladen vormden dus naar alle waarschijnlijkheid het buitenste dubbelblad van een katern. Dat we aldus 42 verzen te weinig uitkomen is geen bezwaar, daar we toch gerust mogen aannemen dat de afschrijver van het handschrift van Wissen enkele verzen zal hebben overgeslagen, wat hij ook elders herhaaldelijk heeft gedaan. Zoo heeft hij eveneens tusschen Troyen, vers 24315 - vers 24607 die aan fol. 2, vers 1 - vers 307 beantwoorden, 6 keer 2 verzen, die nochtans in den Roman de Troie voorkomen en dus wel door Maerlant zullen vertaald zijn, overgeslagen, namelijk: tusschen Troyen, vers 24333 - vers 24334: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tusschen Troyen, vers 24483 - vers 24484: Hetgeen we reeds over de verhouding van het fragment met het handschrift van Wissen hebben meegedeeld, heeft duidelijk genoeg doen blijken, dat het fragment veel dichter bij de oorspronkelijke redactie moet gestaan hebben. Een vluchtig onderzoek van de taalvormen brengt ons tot dezelfde conclusie. In tegenstelling met het handschrift van Wissen, dat sterk Duitsch gekleurd is, heeft het fragment het Westvlaamsch karakter van het origineel vrij goed bewaard. Toch komt het ons niet waarschijnlijk voor, dat de afschrijver een Westvlaming zou zijn geweest. Een spelling als oe in plaats van ou en een vorm als op voor up wijzen reeds eenigszins in die richting. Duidelijker nog lijkt ons het vervangen van den typisch Westvlaamschen vorm bem, dan nog in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de rijmpositie, door het elders meer gebruikelijke ben. Dat we hier eerder aan een Brabander moeten denken, blijkt, naar we meenen, uit vormen als sulc naast selc; vit naast vt, en vooral vite naaste vte; van mere naast mare, lude naast liede en selen voor zullen. De afschrijver lijkt dus een Brabander te zijn geweest, die echter de Westvlaamsche vormen van het origineel slechts hier en daar door vormen uit zijn eigen dialect heeft vervangenGa naar voetnoot(51). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fragment L. WillemsHet derde nog onuitgegeven fragment is eveneens vrij omvangrijk en berust op de Bibliotheek van de Koninklijke Vlaamsche Academie te GentGa naar voetnoot(52). L. Willems handelde er in 1926 over in een lezing, die echter niet gepubliceerd werdGa naar voetnoot(53). Het fragment bestaat uit een dubbelblad perkament. Fol. 1 is 313 mm. tot 336 mm. hoog bij 100 mm. tot 262 mm. breed; fol. 2 is 320 mm. tot 333 mm. hoog bij 92 mm. tot 204 mm. breed. De schriftspiegel van de kolommen, die 51 (fol. 1v) en 53 regels (fol. 1, fol. 2, fol. 2v) tellen en waarvan er 3 aan iedere foliozijde staanGa naar voetnoot(54), is 268 mm. tot 280 mm. hoog bij ongeveer 60 mm. breed. Het geschrift schijnt uit de tweede helft van de xvie eeuw te dagteekenen. De eerste letter van ieder vers springt uit en is met een rood likje versierd. De ornamentatie bestaat uit roode en blauwe lombarden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het fragment is vrij gehavend. De rechter benedenhoek van fol. 1 en de rechter buitenkant van fol. 2 zijn weggescheurd, wat voor gevolg heeft gehad dat de onderste gedeelten van de 3e kolom van fol. 1 en van de 1e kolom van fol. 1v, alsook de 3e kolom van fol. 2 en de 1e kolom van fol. 2v bijna in hun geheel zijn verloren gegaan. Beide bladen vertoonen verscheidene groote gaten en fol. 2 heeft een groote scheur onderaan. De inkt is op sommige plaatsen van fol. 1 en fol. 2v sterk verbleekt. Hierdoor zijn talrijke letters en ook heele woorden onleesbaar geworden. Verder komen op fol. 2v verscheidene groote bruine vlekken voor. Het dubbelblad perkament heeft, volgens een aanteekening van K. De Flou dienst gedaan als omslag van een klein register van de goederen van de Sint Michielskerk te RoeselaereGa naar voetnoot(55). Dit register werd in den loop van de xviiie eeuw vernieuwd en in twee lederen banden gebonden met als titel: Manuale. Het fragment werd door Mej. Theresa de Bethune aan het Rijksarchief te Brugge geschonken. Daar moet het door K. De Flou zijn opgemerkt, die het stuk aan L. Willems meedeelde. In de Octobervergadering van 1926 hield deze laatste er dan een lezing over, die echter in de Verslagen en Mededeelingen niet werd opgenomenGa naar voetnoot(56). Naar alle waarschijnlijkheid kwam het fragment dan, samen met de nalatenschap van L. Willems op de bibliotheek van de Koninklijke Vlaamsche Academie te Gent.
De verzen die ons in dit fragment bewaard zijn behooren tot het laatste gedeelte van de Istory van Troyen, waar de lotgevallen van Aeneas worden verhaald. Fol. 1, vers 1 - vers 312 komen overeen met Troyen, vers 38941 - vers 39252. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fol. 2, vers 1 beantwoordt aan Troyen, vers 40499. Volgens het handschrift van Wissen zijn er dus tusschen fol. 1 en fol. 2 1246 regels weggevallen. Daar nu het vermoedelijk aantal verzen per blad: 318 ongeveer 4 maal in 1246 begrepen is, mogen we aannemen dat er tusschen fol. 1 en fol. 2 4 bladen of 2 dubbelbladen geweest zijnGa naar voetnoot(57). Fol. 2, vers 1 - vers 309 komen overeen met Troyen, vers 40499 - vers 40808. Enkele van deze verzen zijn ons ook in het fragment S. Daems bewaard, namelijk: fol. 2, vers 86 - vers 114: fragment S. Daems, vers 1 - vers 29; Daarna komen dan nog 6 gedeeltelijk onleesbaar geworden verzen die niet in het handschrift van Wissen voorkomenGa naar voetnoot(58) en 2 regels die in omgekeerde volgorde beantwoorden aan Troyen, vers 40809 - vers 40810. Vormen als mit, mitten, mittien en nient, bien (rijmend met ij = twien) geven aan de spelling een lichte Hollandsche tint. De afschrijver zal dan ook wel een Hollander geweest zijn. Dit neemt echter niet weg, dat het Westvlaamsch karakter van het origineel vrij goed bewaard bleef en ook dit fragment, niettegenstaande den gehavenden toestand waarin het tot ons kwam, voor de overlevering van den tekst van groot belang zal blijken te zijnGa naar voetnoot(59).
Na dit overzicht van al de ons bekende fragmenten van de Istory van Troyen is het mogelijk te besluiten dat er ten minste | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11 Middelnederlandsche handschriften van het werk van Maerlant hebben bestaan. Hieronder waren er 3 groote handschriften met 3 kolommen, uit de tweede helft van de xive eeuw: één Westvlaamsch handschrift (fragmenten C.P. Serrure, J. Feifalik, L. D'Hulster en O. Gaillard; samen 9 bladen en 2 stroken afkomstig van een 10e blad), één Brabantsch handschrift (fragment N. De Pauw; 1 dubbelblad), één Hollandsch handschrift (fragment L. Willems; 1 dubbelblad); en 8 handschriften met 2 kolommen: 3 Westvlaamsche: (in chronologische volgorde de fragmenten F. Vergauwen, E. Weemaes en S. Daems), één Brabantsch (fragment W.C. Ackersdijck) en 2 andere waarvan we de taal met den zeer algemeenen term Westmiddelnederlandsch hebben aangeduid (fragmenten G. Huet en W. De Vreese). Het handschrift, waarvan het fragment J.W. Holtrop afkomstig is, schijnt een verkorte versie van de Istory van Troyen te zijn geweest, waarvan we het verlies weinig moeten betreuren. Tenslotte is er nog het handschrift van Wissen, uit het begin van de xve eeuw, een Duitschgekleurd, laat en slordig afschrift, het eenige echter dat in zijn geheel bewaard bleef en ons een weliswaar weinig betrouwbaren maar quasi-volledigen tekst van het werk van Maerlant heeft overgeleverd. Vermelden we in dit verband nog volledigheidshalve een groot handschrift uit de bibliotheek van de Hertogen van Bourgondië, dat tusschen de jaren 1577 en 1597-1598 verloren is gegaanGa naar voetnoot(60). De beschrijvingen van de Inventarissen van c. 1467 en van 1487 zijn echter niet uitvoerig genoeg om eruit op te maken of het een handschrift was van de Istory van Troyen van Jacob van Maerlant of enkel een bewerking in proza, zooals er ook één in de bibliotheek van de Heeren van Gruuthuse voorhanden wasGa naar voetnoot(61). |
|