De Gulden Passer. Jaargang 25
(1947)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 22]
| |
Hollandsche kunstinvloeden in Japan op het einde der XVIIIe Eeuw
| |
[pagina 23]
| |
heden over dit hoogst interessant feit in het licht te stellenGa naar voetnoot(1). In 1638 werden, zooals men weet, de betrekkingen tusschen Japan en de vreemde naties, Holland en China uitgezonderd, volledig afgebroken. Drie jaar later, in 1641, zagen de Hollanders zich verplicht hun factorij van Hirado naar Deshima (Nagasaki) over te brengen, waar zij onder strenge bewaking mochten verblijven en op beperkte wijze den ruilhandel voortzetten. Alhoewel er gedurende de xviie eeuw nog meerdere Europeesche werken over wetenschap, door de Jezuiëten-missionarissen in het Chineesch vertaald, van uit China naar Japan werden overgesmokkeld, en dezelfde werken, na het decreet van Yoshimune in 1720, ook vrij mochten ingevoerd wordenGa naar voetnoot(2), toch bleef Deshima gedurende al dien tijd de bijzonderste band met de buitenwereld, en waren de Hollanders de eenige vertegenwoordigers van de Westersche cultuur in Japan. Aanvankelijk was hun invloed nog zeer gering. De meeste onderhandelingen geschiedden in het Portugeesch; op dat oogenblik waren er wellicht nog geen Japanners die Nederlandsch kenden. Aan de Hollanders zelf was het sedert 1636 verboden Japansch te leeren. Schriftelijke mededeelingen van den Gouverneur-generaal van Batavia aan de ambtenaren van Nagasaki werden | |
[pagina 24]
| |
vaak, met behulp van Chineesche tolken, in de Chineesche letterkundige taal opgesteld. Doch ook de Japanners verleerden stilaan het Portugeesch, en in de tweede helft van de xviie eeuw deed zich reeds een grootere behoefte aan tolken gevoelen. In 1673 werden dan ook ‘seeckere Japanse jongens van omtrent 10 a 12 Jaeren out’ in de gelegenheid gesteld om ‘in de Nederlandse taal, mitsgaders int lesen en schrijven deselve onderwesen te worden’Ga naar voetnoot(1). Een verbod om Nederlandsch te leeren heeft trouwens voor de Japanners nooit bestaan; doch in het begin was hun kennis van het Nederlandsch nog zeer gering. Anderzijds werd in 1675 een verzoek van de Hollanders om Japansch te mogen leeren, door den Gouverneur van Nagasaki afgewezenGa naar voetnoot(2). Na 1745 begon de studie van het Nederlandsch meer aanmoediging te genieten vanwege de officieele kringen, en in de laatste decennia van de xviiie eeuw vond men er geen bezwaar meer in, Japansche vertalingen van Nederlandsche boeken in druk uit te geven en te verspreidenGa naar voetnoot(3). Weldra ontmoeten wij dan ook, naast de eenvoudige tolken van Nagasaki, de zoogenaamde Rangakusha (geleerden in Hollandsche, dit is, in Westersche wetenschappen), die beter onderlegd in de Nederlandsche taal en de Europeesche cultuur, een grooten invloed beginnen uit te oefenen. Vermelden wij slechts den hofbibliothecaris Aoki Bunzo (1698-1769), Ōtsuki Gentaku (1743-1813), Sugita Gempaku (1733-1817) en vooral Shiba Kōkan (1738-1818). Een heele reeks Nederlandsche werken over botaniekGa naar voetnoot(4), sterrekunde en geneeskunde werden in het Japansch vertaald, en vlijtig bestudeerdGa naar voetnoot(5). | |
[pagina 25]
| |
Het is dan ook begrijpelijk dat dit contact met de Europeesche beschaving door middel van Nederlandsche werken niet beperkt bleef tot de wetenschappen, doch dat de Japanners meteen ook de Europeesche prent- en schilderkunst leerden kennen. De eerste kunstinvloeden teekenen zich reeds duidelijk af van omstreeks het jaar 1773. De bijzonderste baanbreker op dit gebied was de gekende botanist Hiraga Gennai (1723-1779), die in 1761 door zijn meester Matsudaira Yoriyasu van allen dienstplicht vrijgesteld werd om de Westersche wetenschappen te kunnen bestudeerenGa naar voetnoot(1). Hij reisde derhalve naar Nagasaki, leerde er Nederlandsch, en legde zich vooral toe op de studie van de geneeskunst en de plantkunde. Hij voelde zich eveneens tot de Europeesche schilderkunst aangetrokken en leerde schilderen met olieverf. Alhoewel hij zelf maar weinig werken voortbracht en zijn talent niet groot wasGa naar voetnoot(2), moet het toch vooral aan hem worden toegeschreven dat andere meer begaafde kunstenaars zich in die richting bewogen. Het eenige werk dat van hem is overgebleven, en dat een Europeesche dame voorstelt, behoort thans tot de collectie van den heer Ikanaga te KobeGa naar voetnoot(3). Door de Japanners worden Odano Naotake (geboren circa 1748) en Satake Shōzan (1748-1785) eveneens als voorloopers der Westersche schilderkunst beschouwd. In December 1773 kwam Odano Naotake in aanraking met Hiraga Gennai, en als gevolg van deze ontmoeting, begon hij zich op de Europeesche kunst toe te leggenGa naar voetnoot(4). In ditzelfde jaar ontving hij een ambt te Yedo (Tokyo) waar hij gedurende zes jaar verbleef en de Europeesche kunst bestudeerde, waarschijnlijk met behulp van ingevoerde prenten, onder de leiding van Hiraga Gennai zelf. Ook | |
[pagina 26]
| |
zijn meester Satake Shōzan was een gekend schilder, wiens bedrijvigheid het vruchtbaarste was tijdens de jaren 1773-1785. Aanvankelijk volgde hij de richting der Kano-school, doch onder de leiding van Naotake legde hij zich ook op de Europeesche schilderkunst toe. Merkwaardig is het feit dat hij sommige zijner werken onderteekent in het Nederlandsch, b.v. met de woorden: Siozan schilderijGa naar voetnoot(1). In samenwerking met Naotake gaf hij in 1778 twee werkjes over de schilderkunst uit: Gahō kōryō (Algemeene regels der schilderkunst) en Gato rikai (Uitleg van de beginselen der schilderkunst)Ga naar voetnoot(2). Beide schilders schijnen geen rechtstreeksch contact met de Hollanders gehad te hebben. Zij behooren tot de zoogenaamde Akita-school, die haar ontstaan aan Hiraga Gennai te danken heeft. Boxer zegt dat de Westersche invloed op deze school zich schijnt te beperken tot technische nieuwigheden zooals het gebruik van Europeesche methoden voor het aanbrengen van schaduw en perspectiefGa naar voetnoot(3). Een ander schilder die in eigen land grooter roem verwierf en ook in het buitenland meer gekend is, was Maruyama Ōkyo (1733-1795), stichter van de Maruyama-school (ook Ōkyo-school geheeten). Teekeningen voor gravures maakte hij nietGa naar voetnoot(4), en als schilder volgde hij de richting der Kano-school, om later, door contact met de Westersche zoowel als met de Chineesche schilderkunst, een eigen stijl te ontwikkelen. Hij leerde schilderen met olieverf en staat bekend als een der eersten die het juist gebruik van de perspectief toepaste. Op welke wijze, of door wiens bemiddeling hij met de kunst van het Westen in aanraking kwam, is niet bekend. Er zijn van hem verscheidene werken, waarin de Westersche invloed waar te nemen is, bewaard gebleven. Een van zijn laatste en beste werken in dezen stijl, is een zijdeschildering welke het jaartal 1792 draagt en de haven van Nagasaki voorsteltGa naar voetnoot(5). Doch de voornaamste voorstander en navolger van de | |
[pagina 27]
| |
Hollandsche prent-en schilderkunst, die ook op latere kunstenaars een sterken invloed heeft uitgeoefend, en tevens als een der meest ontwikkelde personen van zijn tijd bekend staat, is zonder twijfel Shiba Kōkan (1747-1818). In zijn jeugd legde hij zich toe op de Ukiyo-prentkunst en behoorde tot de leerlingen van Suzuki Harunobu (ca. 1725-1770), en teekende met den naam Suzuki ShigenobuGa naar voetnoot(1). Dat hij in dit vak een groote bekwaamheid verworven had, blijkt uit het feit dat hij een zeker aantal van zijn werken onder den naam van zijn meester uitgaf. In een van zijn geschriften legt hij immers volgende bekentenis af: ‘In mijn jonge jaren was er een voortreffelijk meester Suzuki Harunobu, die uitnemend de dames wist uit te beelden. Toen deze veertig jaar was werd hij door een ziekte weggerukt. Ik ging er daarna toe over soortgelijke voorstellingen te teekenen, ik sneed ze in het hout, ik liet ze drukken en de gelijkenis was zoo uitnemend, dat het publiek me voor Harunobu hield. Maar nu voel ik berouw over de zonde die ik tegenover Harunobu bedreven heb’Ga naar voetnoot(2). Later leerde hij schilderen onder de leiding van Soshiseki, die tot de Chineesch-getinte Zuiderschool of Nangwa behoorde, en heette zich van toen af Shiba KōkanGa naar voetnoot(3). In 1774 leerde hij Hiraga Gennai en andere Rangakusha kennen, onder meer den reeds vermelden Ōtsuki GentakuGa naar voetnoot(4), en het is aan hen te danken dat hij een grootere aandacht aan de Europeesche kunst begon te schenken. In 1793 schrijft Ōtsuki Gentaku over hem het volgende: ‘Van zijn jeugd af hield Kungaku KōkanGa naar voetnoot(5) van schilderen. Hij kopieerde vele prenten die door de Hollandsche schepen medegebracht werden. Toen wij op zekeren dag tesamen een Hollandsch boek lazen, overlegden wij hoe wij er zouden toe komen de Hollandsche prentkunst in te voeren. Hij wilde leeren graveeren op koper, en vroeg mij hem daarover | |
[pagina 28]
| |
uitleg te geven. Hij slaagde in zijn pogingen, en toen de wereld dit zag, werd zijn werk grootelijks bewonderd’Ga naar voetnoot(1). Wij weten trouwens, dat Shiba Kōkan in 1780 een boek over kopergraveerkunst bezat, hetwelk hij met de hulp van Ōtsuki Gentaku vertaaldeGa naar voetnoot(2). In 1783 gaf hij de eerste koperprent uit welke sedert het tijdstip der Jezuïeten-missies in Japan verscheen. In 1788 reisde hij van Yedo naar Nagasaki om zich in de olieverfschildering en de graveerkunst te bekwamen. Over deze reis gaf hij in 1789 een geïllustreerd verhaal uit onder den titel Gato seiyūdan (Geïllustreerd verhaal van de reis naar het Westen), dat in 1837 herdrukt werd onder den titel Seiyū ryōtanGa naar voetnoot(3). Omtrent denzelfden tijd ontving hij van het Hollandsch Opperhoofd Isaac Titsingh, of althans door diens bemiddelingGa naar voetnoot(4), het gekende werk van Gérard de Lairesse (Luik 1640-1711): Groot Schilderboek, waarin de schilderkunst in al haar deelen grondig onderwezen wordt. Een ander exemplaar van dit werk moet reeds vroeger in Japan gekend geweest zijn, vermits Morishima Chūryō, nog een leerling van Hiraga Gennai, in zijn boek van 1787, Kōmō zatsuwa (Losse verhalen over de Roodharigen, dit is, de Hollanders) meerdere illustraties en diagrams uit het Schilderboek heeft overgenomenGa naar voetnoot(5). Shiba Kōkan vertaalde het werk van de Lairesse met behulp van een tolk, en de studie daarvan moet hem wel zeer nuttig geweest zijn. Hoe groot de begeestering van Shiba Kōkan voor de Europeesche schilderkunst was, blijkt uit het kleine werkje Seiyō gadan (Praatjes over de Westersche schilderkunst), dat hij in 1799 liet verschijnen en waarin hij zijn lof over de Hollandsche schilderkunst uitspreekt. Hij zegt daar onder meer het volgende: ‘De Japansche en Chineesche schilderijen hebben dezelfde waarde als kinderspeelgoed. Practisch nut hebben zij niet. De schilderijen der | |
[pagina 29]
| |
Europeanen daarentegen kunnen vergeleken worden met hetgeen zij schrijven, daar zij door middel van slagschaduw en perspectief een juist beeld van de voorwerpen weergeven. Met de pen kunnen wij de zaken beschrijven, doch met het penseel kunnen wij haar juisten vorm nabootsen. Daarom zijn de Hollandsche boeken geïllustreerd. Sedert de Kyōhō-periode (1716-1735) kennen wij in Japan het zoogenaamde Uki-eGa naar voetnoot(1). Het is een soort perspectiefteekening overgenomen van den Hollandschen stijl. De perspectief aldus geteekend is in reliëf gezien. Het is daarom dat zij Uki-e heet. Vóór meerdere tientallen jaren is deze techniek niet zeer populair geweest, totdat Utagawa Toyoharu de Ukiyo-e-kunst hervormde’Ga naar voetnoot(2). Als graveur gaf Shiba Kōkan heele reeksen houtsneden en gekleurde koperprenten uit over astronomie, geographie en dierkundeGa naar voetnoot(3). Ook vervaardigde hij een zeker aantal schilderijen in olieverf. Op 24 Juni 1796 voleindigde hij onder meer een olieverfschildering welke in den Atago-tempel gehangen werdGa naar voetnoot(4). ‘Artistiek staat zijn werk niet zeer hoog, - zegt Feenstra Kuiper, - en de technische onvolkomenheden zijn talrijk’Ga naar voetnoot(5). Dit was trouwens het geval met de meeste navolgers der Westersche kunst in Japan. Kōkan erkende zelf dat zijn werk niet volmaakt was. In Japan waar hij juist als beoefenaar van de Westersche prenten schilderkunst beroemd is gebleven, zijn de werken van Kōkan thans nog zeer duur, alhoewel een niet gering aantal daarvan bewaard is gebleven. Reproducties van Kōkan ontmoet men echter maar zelden in Europeesche werken over Japansche kunst. Boxer reproduceert van hem een houtsnede uit het Gato seiyūdan, welke de woonkamer van het Opperhoofd te Deshima | |
[pagina 30]
| |
voorstelt, een kaart van Malaya en astronomische instrumentenGa naar voetnoot(1). De geïllustreerde cataloog Koten (Oude Boeken), welke ons uit Tokyo werd opgezonden, bevat twee plaatjes uit het Gato seiyūdanGa naar voetnoot(2) en een gekleurde koperprent van 1796, welke den hemelbol met de sterrebeelden en de teekens van den dierenriem voorsteltGa naar voetnoot(3). Een koperprent met hetzelfde onderwerp vinden wij terug in het Japansch album Kohan zuroku (1923)Ga naar voetnoot(4). De Collectie Hayashi bevat tevens nog een eigenaardig schilderij in Westerschen stijl dat een zeegezicht met eilanden voorsteltGa naar voetnoot(5). Een groot aantal werken van Kōkan behoort tot de verzameling van Ikanaga te Kobe. Nog andere navolgingen van Europeesche kunstwerken werden omtrent denzelfden tijd door andere kunstenaars vervaardigd. Ōtsuki Nyoden stipt aan dat Ishikawa Tairō in November 1796 een schilderij voleindigde dat een navolging is van een schilderstuk van Willem van Ruyven, dateerend uit het jaar 1725. Dit Hollandsch schilderij stelt vogels en bloemen voor, en werd waarschijnlijk bij een jaarbezoek, aan den shogun Yoshimune (1716-1745) aangeboden, die het ten geschenke gaf aan den tempel der 500 arhats te YedoGa naar voetnoot(6). In 1936 heeft Dr Maurits Sabbe in dit tijdschrift eveneens de aandacht getrokken op een Japansche kopie van de titelprent van Vesalius' werk Vivae Imagines partium corporis humaniGa naar voetnoot(7). De oorspronkelijke prent gesneden door Pieter Huys naar het ontwerp van Lambert van Noort stelt een ornamenteele poort met de figuren van Adam en Eva voor. Wij hebben er elders reeds op gewezen dat het Japansch boek waarin de kopie eveneens als titelprent voorkomt (doch waarvan de titel door Dr Sabbe niet | |
[pagina 31]
| |
aangegeven wordt) waarschijnlijk een exemplaar is van het Kaitai Shinsho, (Nieuw Boek over Anatomie), voor 't eerst uitgegeven in 1774. Het is een Japansche vertaling door Sugita Gempaku van de Anatomische Tabellen van Johann Adam Kulmus naar de Nederlandsche bewerking van Geeraart Dichten. Wij hebben tevens aangetoond dat de Japansche graveur niet het titelblad van de Nederlandsche Vesaliusuitgave van Dankers (Amsterdam 1647) als voorbeeld heeft gebruikt, zooals Boxer meentGa naar voetnoot(1), doch wel de oorspronkelijke uitgave van PlantinGa naar voetnoot(2). Verder vernemen wij dat Hokusai (1760-1849) nog voor het einde van de xviiie eeuw den Europeeschen stijl van Shiba Kōkan heeft geleerd. ‘Pendant les vingt dernières années du xviiie siècle, - schrijft de Seidlitz, - Hokusai subit l'influence des maîtres les plus divers... Il apprit de bonne heure de Shiba Kōkan les règles de la perspective qu'il appliqua parfois, mais pas toujours’Ga naar voetnoot(3). Hetzelfde wordt bevestigd door HayashiGa naar voetnoot(4). Een ander meester der Ukiyo-e-school, die in het buitenland algemeen gekend is, en zich eveneens op de Westersche kunst toelegde, is Utagawa Toyoharu (1735-1814), leerling van Toyonobu en stichter van de zoogenaamde Utagawa-school. Handelend over de Japansche prentkunst op het einde der xviiie eeuw, schrijft Fenellosa het volgende: ‘On était déjà sous l'influence hollandaise qui dans l'Ukiyo-ye avait affecté un artiste comme Toyoharu’Ga naar voetnoot(5). Deze paste onder meer de regels der Europeesche perspectief toe in een langwerpige prent welke een Nō-dans aan het hof van een daimyo voorsteltGa naar voetnoot(6). De Collectie Hayashi bevat twee prenten van hem in ‘Hollandschen stijl’Ga naar voetnoot(7). Zooals wij hierboven reeds hebben aangestipt schreef Shiba Kōkan in 1799 dat Toyoharu de Ukiyo-e-kunst hervormde. | |
[pagina *3]
| |
Gezicht op de haven van Amsterdam (Toshimaya-prent van ca. 1779)
Overgenomen uit: C.R. Boxer, Jan Compagnie in Japan, 1600-1817, Den Haag, 1936. (Pl. VIII). | |
[pagina 32]
| |
Tot hiertoe spraken wij nog niet over de Nagasaki-e. Het is slechts sinds korten tijd dat ook deze prenten de belangstelling der kunstkenners hebben opgewekt. De Nagasaki-e is een vertakking van de Ukiyo-e; doch onderscheidt zich vooral hierdoor, dat het ‘vlietende leven’ dat hier uitgebeeld wordt, zich vooral beweegt rond de haven van Nagasaki en de levenswijze der vreemdelingen, Chineezen en vooral Hollanders, die aldaar aangetroffen werden. Zij ontstaat omstreeks het jaar 1760, doch begint in de eerste jaren der xixe eeuw meer en meer gelijkenis te vertoonen met de Ukiyo-e van dien tijd, om ten slotte rond 1850 haar eigen karakter te verliezen.Ga naar voetnoot(1) De meeste dezer prenten zijn niet onderteekend door de kunstenaars die ze hebben vervaardigd, doch dragen meestal den naam van de firma waar zij werden uitgegeven. De oudste firma's die hun activiteit vóór het einde der xviiie eeuw ontplooiden, en hier dus vooral in aanmerking komen, zijn de Hariya, de Toshimaya en de Bunkindo. Slechts drie Hariya-prenten zijn er tot heden toe bewaard gebleven; zij zijn allen in 't bezit van den heer Ikanaga te Kobe. Van de Toshimaya integendeel kennen wij volgens Boxer minstens 8 prenten van voor 1800 waarvan sommige reeds meermaals werden gereproduceerdGa naar voetnoot(2). Feenstra Kuiper reproduceert onder meer een zicht op de baai van Nagasaki met Hollandsche, Chineesche en Siameesche schepen, dagteekenend uit het jaar 1778, volgens een exemplaar bewaard in de bibliotheek van de Leidsche universiteitGa naar voetnoot(3), en een plan van de factorij van Deshima (1780) waarop de vier windstreken in het Nederlandsch aangeduid zijnGa naar voetnoot(4). Het gezicht op de haven van Amsterdam uit 1779, waarop de benamingen Muyder Poort. La Porte de Muyden en Leydtse Poort. La Porte de Leyden in Europeesch schrift aangebracht zijnGa naar voetnoot(5), evenals het Hollandsch schip met de woorden Son, Maen, | |
[pagina 33]
| |
Sterre (ca. 1782)Ga naar voetnoot(1), beiden door Boxer gereproduceerd, zijn zonder twijfel van Hollandsche kopergravures, of van kopieën daarvan afhankelijk. Er zijn meerdere gravures met een Hollandsch schip van dit type bewaard gebleven. Eigenaardig echter is het wel dat op eerstgenoemde prent de stad Amsterdam met stadspoorten en torens in Chineeschen stijl wordt voorgesteld. Van de firma Bunkindo kennen wij persoonlijk slechts de prent afgebeeld in Koten, welke nogmaals twee Hollandsche schepen voorstelt, een lange Japanschen tekst bevat en het Nederlandsch opschrift draagt: ‘Het gezicht van aankomst der Hollandsche scheepen in de haven van Nagazakie’. Zij dateert uit het twaalfde jaar van Kansei, dit is, 1799-1800Ga naar voetnoot(2). Alhoewel de Nagasaki-e niet de groote artistieke hoedanigheden bezitten, die wij in de prenten der groote meesters der Ukiyo-e-school terugvinden, toch mag hun kunstwaarde noch vooral hun cultuurhistorisch belang geenszins onderschat worden. De afhankelijkheid van de Europeesche kunst is gewoonlijk opvallend, niet slechts voor wat de teekening betreft, doch soms ook voor het gebruikte materiaal. Uit dit alles blijkt, dat de Hollandsche invloed op de Japansche kunst in de laatste decennia van de xviiie eeuw, zich reeds in ruime mate heeft laten gelden, en wel op het initiatief der Japanners zelf, en dat de vermeerderde invloed tijdens de xixe eeuw slechts een voortzetting is geweest van een beweging, die reeds vóór het jaar 1800 begonnen was. |
|