De Gulden Passer. Jaargang 24
(1946)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina *1]
| |||||||
Afb. 1. Band met paneelstempel Onze-Lieve-Vrouw-ten-Troon. Zie blz. 19 en 22-23.
| |||||||
[pagina *2]
| |||||||
Afb. 2. Zegel van het klooster Onze-Lieve-Vrouw-ten-Troon te Ouwen-Grobbendonk. Zie bl. 27-28.
| |||||||
[pagina *3]
| |||||||
Afb. 3. - Band van de regulieren te Ouwen-Grobbendonk (?) Zie blz. 28.
| |||||||
[pagina *4]
| |||||||
Afb. 4. - Band van hs. II 1278, Kon. Bibl. Brussel, gecopieerd 1493 in klooster Thabor, Mechelen. Zie blz. 30.
| |||||||
[pagina 18]
| |||||||
Afbeelding 5. - Wrijfsel naar een hs. in Bodleian Librarẏ, Oxford. Het wrijfsel en de aanteekeningen van de hand van W.H. James Weale. Zie blz. 30.
| |||||||
[pagina 19]
| |||||||
De paneelstempel Onze-Lieve-Vrouw-ten-Troon
| |||||||
[pagina 20]
| |||||||
zameling van generaal Jacques Willems, voorzitter van de Société des Bibliophiles et Iconophiles de Belgique, te Brussel. Een van de beide exemplaren in de K.B. bevat hs. 11696-97 (bij Van den Gheyn, Catal. des Manuscrits, nr. 2404), een verzameling geestelijke tractaten, waarvan het eerste is getiteld Van den heiligen sacramente sommege punten die wy nernstelike aenmerken sullen. Een aanteekening vooraan in het boek luidt: ‘Desen boec behoert toe int cloester van sinte Birgitte bynnen Dendermonde’; wat Van den Gheyn, bij de vermelding van het onderwerp van den paneelstempel (‘fer: la Vierge sur le trône avec la légende...’ enz.) deze bemerking ingeeft: ‘Allusion au vocable du monastère des Brigittines de Termonde. Onse lieve Vrouw ten troone. Cette reliure est la réplique de l'estampe qui se trouve dans le manuscrit 2398 (4407-08) et qui provient aussi des Brigittines de Termonde.’ In zooverre is deze bemerking juist dat de bedoelde prent, eene kopersnede met onderaan gegraveerd den tekst: S. birgitta van(n) de(n) ryke verciaGa naar voetnoot(2) pr(in)tcesce maria troene te dendermonde’ - en deze legende wordt anderbroken door een schildje met de bloedende Vijf Wonden - de heilige voorstelt als een tronende, gekroonde en geaureooleerde vorstin; naast haar troon staat echter een lessenaar met een boek erop en daarover ligt een lange, ontrolde reepel, een ‘volumen’ waarop zij met de pen schrijft; een engel in tabbaard, met uitgespreide vleugelen, is haar een gedienstige geest daarbij; boven den gebeeldhouwden troon en boven den naam van de heilige zweeft de H. Geest als duif in een stralenkrans; links verschijnt in wolken God de Vader, die Christus' lichaam optilt, rechts Maria met het Kind Jezus op hare armen; naast de visioenen-schrijvende Birgitta is een staf geplant, waarop een pelgrimshoed en waaraan hangen een tasch, een kroon en een schild met klimmenden leeuw. De repliek zal veeleer de Birgitta-gravure zijn dan de paneelstempel met O.L.V. ten Troon: een verlangen om de visioenaire vorstin, bij het opteekenen van hare vermaarde en vroeg ver- | |||||||
[pagina 21]
| |||||||
spreide revelaties onder hemelsche ingeving,Ga naar voetnoot(3) voor te stellen naar het beeld van de tronende Maria, is bij Brigittinersen allicht te begrijpen.Ga naar voetnoot(4) De tweede band met den O.L.V. ten Troon-paneelstempel, in de K.B. te Brussel, bevat hs. 2863, een onvolledig Missale, geschreven op perkament, deels in de 15e eeuw, deels vroeger, in Van den Gheyn's Catalogue beschreven onder nr. 454, als ‘Missel incomplet’ maar dat begint, f. 1: ‘Missa de quinque vulneribus cristi’, waar over den band enkel wordt gezegd: ‘Reliure ancienne, maroquin estampé, restaurée en veau au dos.’ - In werkelijkheid is de band van karmijnroodgeverfd, dus toenmaals zoogezegd ‘purper’ kalfsleder (of zou die nu gladgeperste oppervlakte misschien toch geitenleder zijn?) maar hij werd hersteld, vast in de latere jaren van de 19e eeuw, en voorzeker met zorg en toch niet met zooveel omzichtigheid als wij zouden mogen wenschen: de oorspronkelijke houten berden werden vervangen door karton; de gaten op het achterplat gelaten door de verdwenen sloten, werden gestopt, een nieuwe rug in rood kalfsleder werd aangebracht en er werd ook gezorgd voor nieuwe schutbladen in... gewoon grauw inpakpapier, ongetwijfeld met de bedoeling dat ze er een beetje, hoewel dan toch bedrieglijk, ‘oud’ zouden uitzien; aanteekeningen op de oorspronkelijke schutbladen en de binnenzijde der platten zullen aldus verloren zijn gegaan. Het boek heeft van ouds vergulde sneden, geciseleerd in ruiten, telkens met een bloempje in elke ruit gestempeld. Van het reliëf op de bandvlakken is nog bitter weinig te onderscheiden; ware 't niet dat van de afgesleten en platgeperste paneelstempels enkele letters van het omschrift, ook het drakenpaar, nog ongeveer herkenbaar zijn en ook de afmetingen overeenkomen met den O.L.V. ten Troon-paneelstempel, men zou uit dezen haast blind geworden omslag niet meer wijs | |||||||
[pagina 22]
| |||||||
worden. Ook het afschrijven van de bandvlakken met een dubbel filet komt overeen met de versiering van de twee andere banden. Dit Missale-handschrift, groot 185 mm. bij 128 mm., heeft twee kleinere, nog duidelijke stempels: onderaan het paneel, telkens een rechthoekje, 7 mm. × 28 mm., waarin staat ave maria in gotieke minuskelen; op de hoeken, een rond stempeltje (diam. 12 mm.) met een springend hert erin. De beide andere banden hebben, als éénig gezel bij het paneel, een stempeltje, 8 mm. × 12 mm., waarin het gotieke ihs-monogram. De derde boekband, diegene welke uit de veiling L. Paris (bij F. Miette, Brussel, 13 October 1934, lot nr. 139, reproductie van den band in den veilingscatalogusGa naar voetnoot(5) is overgegaan naar de verzameling van gen. J. Willems, bevat insgelijks een handschrift, eene verzameling gebeden in het Nederlandsch, en wel in een Saksisch-Frankischen tongvalGa naar voetnoot(6) en met vooraan een Dietschen, bij zijn begin geschonden kalender - (ook een blad met het begin van Juli ontbreekt) die nu begint met Policarpus m(artelae)r (d.i. 26 Januari) - geschreven c. 1500, op 87 bladen papier (watermerk: de ‘Lorreinsche’ p met kruis er boven op en met gespleten staart), in stevige gotiek, rood en | |||||||
[pagina 23]
| |||||||
zwart, en met enkele versierde initialen. De band, 140 mm. × 95 mm., is uit karton en kalfsleder; er zijn sporen van een paar linten als bindsels. (Zie afb. 1). Jammer genoeg heeft dit handschrift, zooals reeds de kalenderverminking waarschuwt en de verwarde schikking van de verdere bladen bevestigt, niet zijn oorspronkelijken band; ook de tegenwoordige, beprent met het Maria-ten-troon-paneel, werd door een zorgvuldig binder voorzien met een eindje groen lint tot herinnering aan de vroegere bindsels, en met eilaas ook nieuwe schutbladen; zijn daarmede aanteekeningen van vroegere eigenaars verdwenen, in het boekje zelf zijn er in elk geval geene. Bij dit op 't eerste zicht wel gemaakt en bijna gaaf gebleven bandje zou er overigens geen aanleiding zijn om te vermoeden dat het een anderen inhoud kàn gehad hebben. Toch is er een omstandigheid die het tegendeel bewijst, hoe ook de rug... haast ongerept is en hoezeer ook men weet dat een: behendig binder een oud bandje bijna onmerkbaar kan ‘restaureren’. Voor ons heeft de heele zaak geen ander belang dan na te gaan welke de eerste oorsprong mag zijn van band en bandversiering. Nu is de Koninklijke Bibliotheek, vóór enkele jaren, in het bezit gekomen van een zware mapGa naar voetnoot(7) waarin de bedreven, ja vermaarde Brusselsche boekbinder J. Schavye (1822-1905) heeft verzameld wrijfsels en teekeningen naar banden die hem werden toevertrouwd; hij prentte zelfs een titel op het album: Histoire de la Reliure. Recueil de Reliures originales représentant les diverses époques de cet art, depuis le commencement de l'ère chrétienne jusqu'au XIXe siècle. Dessins et annotations par J. Schavye.
Een van deze wrijfsels is het trouwe beeld van het hier gereproduceerde bandvlak, met al zijn huidgroeven en kleine beschadigingen, op twee nietigheidjes na: het bindsel-overschotje was nog niet aangebracht toen het wrijfsel werd genomen en integendeel plakte op het bovendeel van den rug, onder de eerste nerf, een strookje papier, dat reikte tot op het bovendeel van de woorden Throno ill... in het omschrift van den paneelstem- | |||||||
[pagina 24]
| |||||||
pel; maar op het bandje zelf, zooals het nu voor ons ligt, heeft dit papiertje, behoedzaam afgeweekt, geen spoor nagelaten. Volgens de aanteekeningen, die Schavye schreef onderaan zijn wrijfsel, zat echter toen in het bandje: ‘B.R. Johannis Gerson. De Passióib9 aie &a. Impr. Gaspard Philippe.’ Beteekent B.R. dat het wrijfsel genomen werd op den band van een boek dat aan de Kon. Bibl. toehoorde - en deze letters staan bij meer andere verwijzingen, waarvan men de juistheid ter plaatse nog kan nagaan - dan ofwel heeft Schavye zich vergist... ofwel heeft het bandje, sedert hij zijn wrijfsel nam, tóch een anderen inhoud gekregen. Ik zou liefst aan de vergissing in de aanteekening willen gelooven, niet omdat ik twijfel aan de verbijsterende behendigheid van sommige boekbinders - wie heeft niet ongelooflijke ‘toeren’ in het ‘restaureren’ gezien, waar overigens het gebarsten, gekloven en verweerde rugleder den subtielen vakman juist in de hand werkte - en Schavye en ook Desamblanx waren allerknapste meesters - maar omdat het boek, naar hetwelk Schavye's aanteekening verwijst, niet in de Koninklijke Bibliotheek te vinden is en de vroegere aanwezigheid ervan in de fiches niet wordt vastgesteld. Jammer, inderdaad. Misschien verwees een oude eigenaars-aanteekening ons naar de Brigittinersen van Dendermonde, evenals hs. 11696; of... naar een ander Maria-Troon. - Het is te laat beklaagd. Van J. Gerson's De Passionibus animae heeft de Kon. Bibl. drie verschillende incunabel-uitgaven maar niet die van Gaspard Philippe, s.a., waarvan de Bibl. Nationale, te Parijs, volgens haar Catalogue, wèl een exemplaar heeft; zoodat Schavye's aanteekening, tot onze ontnuchtering, niet een bibliografische vergissing zal zijn. Ten slotte blijft er, van drie banden met het Maria-Troon-paneel, slechts één over, die beslist naar Dendermonde verwijst; maar het is natuurlijk een waardevolle aanduiding dat het Brigittinersenklooster aldaar Maria-Troon heet... Het zou zelfs eenigszins als argument bovendien kunnen gelden dat in den tekst van het handschriftje, als opschrift bij een paar korte gebeden, staat: f. 28e: ‘Dijt leerden onse lieve vrouwe sunte brigiten tegen quade gedachten’; maar zal dit citaat als aan- | |||||||
[pagina 25]
| |||||||
duiding van oorsprong meer te beteekenen hebben dan dit andere: f. 64, ‘Dit sijn soeven punten die sunte Jheronimus seget van sanctam elizabethen’? | |||||||
Andere banden van Maria-troon Dendermonde.Heeft W.H. James Weale geen wrijfsel van een Dendermondschen band, in de Introduction nochtans van zijn Bindings and Rubbings of Bindings in the Art Libary, 1898, zegt hij, p. lxi: ‘The Brigittines of Termonde made use of a considerable variety of stamps, the most noteworthy of which, triangular in shape, represents a man in a tunic wearing a cap of maintenance, holding a club and an escucheon charged with a cross; another bore the name of their foundress S. Birgitta on a label.’ De bedoelde band zou wezen, zegde mij de heer G.D. Hobson, Auct. 1.Q.2.22. in Bodleian Library, Oxford; de ‘aanzienlijke verscheidenheid’ stempels bestaat uit twee halve loofornamenten, waarmede driehoekige vakken van het in groote ruiten verdeelde bandvlak worden gevuld, en verder vier evangelistenteekens op de hoeken, en vijf kleinere en ook een paar zeer kleine ronde stempels: Paaschlam, heraldische lelie, dubbele arend, roos en twee sterretjes, ook een amandelvormig loofornamentje in het middenpunt; alles te samen dus, met den door Weale beschreven driehoek - en den naamstempel, veertien stempels; het Maria-Troon-paneel is evenmin op den bedoelden band te zien als een van de drie kleinere stempels, die er mee samengaan op de zooeven beschreven handschrift-banden. Een aanduiding voor het gebruik van den paneelstempel door het Dendermondsche klooster is ongetwijfeld ten eerste dezes naam en vervolgens het ex-libris geschreven in het vermelde handschrift 11696-97, al kan dit er later zijn ingesteld; maar andere handschriften, die aan Maria-Troon-Dendermonde hebben toebehoord, al zijn ze ook van hetzelfde formaat en uit denzelfden tijd, zitten in heel andere banden; en tenslotte bestaat een tweede Maria-Troon-klooster, welk aanspraken op den paneelstempel kan laten gelden. | |||||||
[pagina 26]
| |||||||
Het valt ons tegen, voorzeker, dat b.v.b. hs. 4585 in de Kon. Bibl. te Brussel (Van den Gheyn 3377), een S. Birgitta-leven, 15e eeuw, met dit geschreven ex-libris: ‘te sent Birgitten int besloeten cloester staende bynnen Denremonde der stat’, wel in den oorspronkelijken band zit maar dat deze niet met het Maria-Troon-paneel doch sober met slechts een paar diagonalen is versierd; dat van een ander Birgitta-leven, hs. 3042-44 (Van den Gheyn 3372), uit 1440 (dus vóór de stichting van het Dendermondsche klooster) met de aanteekening: ‘Desen bouc behoert toe den cloester van sente Brigitten to Marien throene bynen der stede van Denderemonde’ de oude band werd vervangen door een perkamenten. Er is echter nog, ter Kon. Bibl. Brussel, hs. 4407-08 (Van den Gheyn 2398), ‘Van den helighen eerweerdighen sacramente des lichaems ons liefs heeren Jhesu Christi,’ juist dit boek naar hetwelk Van den Gheyn verwijst om de aandacht te vestigen op de overeenkomst van de iconografie van den Maria-Troon-paneelstempel met de S. Brigittaprent die in den band plakt (zie blz. 20), deze band, werd ook de rug hersteld, blijkt, ook kritisch bekeken, de oorspronkelijke te zijn; hij heeft echter, op voor- en achterzijde, twee indrukken van een paneelstempel (80 × 57 mm.) met twee rijen dieren in ranken en dit omschrift: pulcra es et || decora filia ihrlm || terribilis ut || castro(ru)m acies ordinata - een citaat (Cant. VI. 3) wel is waar, dat besloten kloosterzusters met genoegen op hunnen staat kunnen toegepast hebben. En wel is 't een vrouw, een West-Vlaandersche, (Brugsche?) die den tekst van het boek heeft gekopieerd; in een explicit geeft zij ook dezen raad, f. 78: ‘So wie dit boucxkin totten hende heift ghelesen daer mede en wilt niet of laten want... (enz.) Daer omme eyst veel saligher ghelesen dan eenen sac vul boucken daer bedinghen in staen. Bidt voer haer die dit heift ghescreven, want sou aerm in duechden es bleven.’ Was deze West-Vlaamsche kopiïste Brigittiners te Dendermonde? Toch is er minder kans dat deze band juist voor het Dendermondsch klooster werd gemaakt; men ziet dit pulcra es-paneel namelijk ook op den gaven band van een handschrift op perkament en papier, 15e eeuw, een Breviarium (Gent, Groot-Se- | |||||||
[pagina 27]
| |||||||
minarie) waarin men leest, binnenzijde achterberd, deze aanteekening van een vroegen eigenaar: ‘Hoc breviarium pertinet Wilhelmo Bulteel presbytero ecclesie beate Marie Curtracensis capellano.’ Dat het boek aan een keten heeft gehangen wordt bewezen door een metalen oog met ring, nog vast aan den onderrand van dat berd, en toonen zelfs de sporen van het verdwenen beslag. Men kan dus niet bevestigen dat speciaal voor Dendermonde deze bandversiering werd gemaakt; zij zal veeleer in West-Vlaanderen thuis hooren. | |||||||
Maria-troon te Grobbendonk.Hoe wèl zou echter de paneelstempel, die voorstelt Onze-Lieve-Vrouw ten Troon, passen in de werkzame boekbinderij van het Augustijner regulierenklooster Maria-Troon te Ouwen-Grobbendonk, aangesloten bij de Windesheimer Congregatie, - boeken-fabrikanten volgens regel en beroep. Hoe wèl... want het fraaie plaatje, dat op banden wordt geprent, beeldt niet alleen, zooals te Dendermonde zou passen, den kloosternaam uit en zou dus dienen tot herkomst- en eigendomsteeken maar, meer nog, reproduceert als het ware het eigen zegel van het Grobbendonksche huis. In de degelijke monografie, door kanunnik Floris Prims aan dit huis besteed Onze Lieve Vrouw ten Troon te Ouwen-Grobbendonk, Antwerpen (1932), en 2e uitgave, z.j., Campinia Sacra nr. 2) beeldt hij dit zegel af bl. 72 en beschrijft het bl. 31; (in de 2e uitg. is er een reprod. naar een gaaf ex., 2e plaat achteraan den tekst; de beschrijving is gebleven op blz. 31.) Hier hebt gij bovendien een reproductie naar een ongeschonden exemplaar van dit kloosterzegel (zie afb. 2) dat mij werd aan de hand gedaan door wijlen E.H.L. Philippen, archivaris van de Commissie voor Openbaren Onderstand te Antwerpen, naar een acte uit 1421. Gij ziet dat het niet essentieel verschilt van den paneelstempel: is Maria's troon niets méér dan een bank zonder leuning, zelfs niet een faldisterium, de gotieke overkluizing, die als een toren oprijst en de zijwanden met spitsbogen bouwen haar verblijf uit tot de rijkste kapel; de Moeder-Maagd zit in aanbid- | |||||||
[pagina 28]
| |||||||
ding voor het Kind op haren schoot; twee serafs houden een groote kroon boven haar hoofd; naar eisch van een vijftiendeeuwsch kloosterzegel knielt een kloosterling in een nis onderaan de patrones-heilige, dit beteekent er vóór, in zooveel het zegelbeeld dit toelaat; het omschrift, in gotieke minuskelen, is: ‘S(igillum) prioris et conventus mo(na)sterii ad thronu(m) beate marie v(ir)ginis.’ Het missaaltje in zijn prachtband - zie hier voren, blz. 21 - want roodgeverfd wit leder, een ‘purperen’ band met vergulde, geciseleerde (gestempelde) sneden, maakt in de 14e-15e eeuw immers een prachtband uit - zou uitstekend passen in de handen van een Grobbendonkschen Augustijner Troon-kanunnik, even goed en zelfs beter dan in die van een Dendermondsche Brigittin of van haar geestelijken rector. De Grobbendonksche regulieren zijn auteurs geweest, verluchters en boekbinders.Ga naar voetnoot(8) Hun klooster is reeds in de 16e eeuw verwoest geworden, gebouwen en bibliotheek gingen te niet, de stichting zelve werd in 1585 versmolten met Sint-Martensdaal-Leuven.Ga naar voetnoot(9) Geen wonder dat er van hunne boeken zoo weinige zijn overgebleven. In Catalogus Boekbanden (Wereldtentoonstelling Antwerpen 1930) heb ik beschreven, onder nr. 237, een boek dat aan paters van den Troon te Ouwen-Grobbendonk zal hebben toebehoord: ‘Kalfsleder op houten berden 150 × 100 mm. Voor- en achterzijde, paneelstempel 109 × 73 mm.: twee rijen van vier dieren in de symmetrische bochten van takken: draak, olifant met baldakijnstoel op den rug, draak, stier; ram en schaap, arend, draak, arend met prooi; in de omlijsting staan dierfiguren, o.a. apen op de hoeken, tusschen wimpels met opschriften in gotieke minuskelen: benedicite || omnes || biestie || et pecora || domino || benedicite || omnes || volucres || celi || dno ||. Gegraveerd slot.’ (Zie afbeelding nr. 3). Het boek was toen - in 1930 n.l. - A 26103 in de Univer- | |||||||
[pagina 29]
| |||||||
siteitsbibliotheek te Leuven: een exemplaar Joh. Cassianus, De institutis cenobiorum, Lyon, 1516. Op de binnenzijden van den omslag stonden aanteekeningen van verschillende vroege eigenaars, kloosterlingen van den Troon: van Gielis Banx, uit Sint-Truiden, die, (volgens de lijsten bij Prims, bl. 117) geprofest werd in 1521 en volgens zijn eigen aanteekening socius was bij de regularissen van Sint Luciëndale te Sint-Truiden; hij is ook socius geweest in Jericho, te Brussel, later in Bethanië, te Mechelen (namelijk in 1553; † 1560, naar de kronijk van dit klooster in stadsarchief Mechelen aanteekent); ook van een drietal latere zestiendeeuwsche Troonpaters; tot het boek ten slotte bewaard bleef in het Begijnhof te Herentals maar vernield werd te Leuven in 1940. Ik zou niet willen bevestigen dat deze band een werk is uit de binderij van het Ouwensche Troon, ik bemerk alleen dat de paneelstempel met de dubbele dierenreeks en de evangelistenteekens en -namen op de hoeken een weerga heeft in het paneel van Hendrik Wyls, boekbinder te Herentals, die voor den abt van Averbode werkt in 1499 (zie Pl. Lefevre in Archives, Bibl. et Musées de Belgique, t. XII, 1935, p. 17; en zie S. Gibson, Some notable Bodleian Bindings, 12, waar twee banden met den bedoelden paneelstempel worden vermeld, een bevattend een druk van 1499, (de band wordt afgebeeld), een ander bevattend een uitgave van Ger. Leeu, Antwerpen, 1488; het eerste ex. heeft een aanteekening over aankoop en binden, volgend op dit colophon: ‘et per fratrum Gerardum de Loen curatum de Zuetendael emptus anno xve-xxviij septembris antwerpie et solvit Henrico Wyls ligatori in Herentals pro ligatura vij st.’ Het patroon van den paneelstempel zou dus Antwerpsch-Kempisch zijn en het boek van Banx toch vermoedelijk gebonden in Maria-Troon. De paneelen bij Weale, R. 521 en 522, zullen trouwens geenszins Fransch zijn (Hobson rekent ze ook niet bij French panels) maar Brabantsch. | |||||||
Maria-troon-banden en de Mechelsche Thabor-binder.Op de drie beschreven banden met Maria-troon-paneelen komen, zagen wij, drie verschillende kleinere stempels voor: | |||||||
[pagina 30]
| |||||||
Toegegeven dat zoo kleine stempels gemakkelijk kunnen nagesneden worden, dus op verschillende plaatsen kunnen verschijnen; maar dat zij alle drie gebruikt worden samen met een bepaalden paneelstempel, blijkbaar in dezelfde jaren, terwijl hunne identiteit geen twijfel laat, zal toch aandacht wekken. Zij worden namelijk gebruikt, samen met nog enkele andere, in ongeveer dezelfde periode, te Mechelen door den ‘Thaborbinder’, van wien ik vier werken kon aanwijzen in mijne bijdrage Het Boekwezen, in Mechelen de Heerlijke, 1938-1940, blz. 496. Ons stempeltje nr. 1, het Jesus-monogram, staat op: A), Kon. Bibl. Brussel hs. II 1278, d.i. een Cassianusbandschrift, uit 1493, gecopieerd door de gezusters Hermans, nonnen in het Mechelsche Thabor; zie afbeelding 4; de binnenzijden van den band zijn beplakt met het perkament van een Mechelschen schepenbrief; op B), het Jaargetijdenboek van Sinte-Kathelijnekerk te Mechelen, einde 15e eeuw, Rijksarchief Antwerpen, uit veiling Aug. De Bruyne, Mechelen, 1891, nr. 614; deze Jesus-monogram-stempel staat ook op C), hs. 50 in de Stadsbibliotheek te Brugge, een verzameling tractaten, sommige overgeschreven door priester Jan Versaren, 1491, en van ouds afkomstig van den pastoor van Herenthout, in de Antwerpsche Kempen. (Zie A. De Poorter. Catal, des Manuscrits de la Bibl. publ. de Bruges en P.J. Laude, Catalogue des Manuscrits, 1859, en Tentoonst. Miniaturen en Banden, Brugge 1927, nr. 162.) Stempel nr. 2, ave maria, staat op D), samengebonden incunabeltjes over de Zeven Weeën, nu in Bodleian Library, Oxford, allereerst eigendom van Peter Verhoeven, den ‘pater’ van de Thabornonnen, einde 15e eeuw; zie afbeelding 5. Stempel 3, het springend hert, is geprent op banden A, B en C. De groep der vier Thabor-banden maakt duidelijk een vast geheel uit, zoowel om het versierstelsel als om de stempelkeuze, waarbij wel afwisseling voorkomt maar telkens ook bepaalde stukken worden gebruikt. Er is zelfs een vierde stempeltje, nr. 4, een zeer klein, een H. Aanschijn - of is 't een S. Jan-Baptist- | |||||||
[pagina 31]
| |||||||
hoofd op een schotel? - in een cirkeltje, 5 mm. diameter: het dient op de vier Thaborbanden om de snijpunten van de diagonalen als het ware te bevestigen. Zou de aanwezigheid van de bedoelde drie satellieten-stempeltjes, nrs. 1, 2 en 3, tot het besluit leiden dat het Maria-Troonpaneel thuis hoort bij den Mechelschen Thabor-binder - waar wij het echter niet gebruikt zien - veeleer dan in een van de huizen wier naam het uitbeeldt? Dat de Dendermondsche Brigittinersen of ook de Grobbendonksche Augustijner Regulieren boeken te binden brachten naar Mechelen? Ofwel dat de Thaborsche satelliet-stempeltjes naar Grobbendonk of naar Dendermonde zijn verhuisd? Men zou meer en stelliger aanduidingen willen hebben vooraleer zoo voortvarend te durven zijn. De aanwezigheid van de drie bedoelde stempeltjes naast het Maria-Troon-paneel is bezwaarlijk uit te leggen door een nasnijden of door een uitleenen of verhuizen, want tot dezelfde periode behooren al deze banden; en van een omreizend binder, die de Mechelsche Thaborbinder zou zijn, hebben we nog niets vernomen; wij kunnen hem slechts noemen naar de beide banden, die hij voor het Mechelsche vrouwenklooster maakte, al bevestigt een derde band dat hij te Mechelen werkt en een vierde dat hij hetzelfde gerief gebruikt en dezelfde versier-gewoonten heeft als die wij op de drie andere Thabor-banden zien; en de herkomst van het vierde boek bevestigt dat het ook in of niet verre buiten de Mechelsche buurt zal ontstaan zijn. Zullen wij dan onbeslist moeten laten of de Maria-Troon-banden zijn gemaakt voor de Brigittinersen te Dendermonde; ofwel voor de Augustijner Regulieren te Ouwen-Grobbendonk; ofwel voor een van deze huizen of voor beide door den Mechelschen Thabor-binder? Zoo ergerlijk de onzekerheid ook weze, wij zullen ze voor lief moeten nemen tot er nog eens een band te voorschijn kome, die duidelijker spreke. Onmogelijk, onwaarschijnlijk is het zelfs niet dat er andere betrekkingen hebben bestaan tusschen het Dendermondsche Brigittinenklooster en de Mechelsche kloosters Thabor en Bethanië. Werkte graveur G.M. voor Bethanië - en hier wordt dan bedoeld de kopersnede die den naam van dit huis in beeld brengt, | |||||||
[pagina 32]
| |||||||
met het onderschrift ex castelle Bethanie prope MechlinieGa naar voetnoot(10) zoo was hij ook in betrekking met de Troon-priorij te Ouwen-Grobbendonk, onder wier opzicht en leiding Bethanië stond in 1445-1585, en van waar het zijne geestelijke bestuurders, zijn commissarissen, zijne paters en hunne socii, zijne ‘mepaters’ kreeg. Telkens G.M. in het Mechelsche Bethanië kwam moest hij een Grobbendonkschen Troon-pater aanspreken; hoe natuurlijk dat hij ook voor de Troon--priorij zou gegraveerd hebben, allereerst haar bandstempel, met den naam van het boekenschrijvend huis in een paneelstempel ten behoeve van zijn eigen banden. |
|