De Gulden Passer. Jaargang 21
(1943)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 283]
| |||||||||||||||
De Antwerpsche pers onder het Fransch regiem
|
1o | Vóór 1800 is deze pers de voortzetting van de bestaande, met dit voorbehoud, dat door de wet van 19 Fructidor, an V (5 September 1797), de bladen voor een jaar onder politietoezicht werden gesteld, waardoor het eigenmachtig optreden van plaatselijke overheden mogelijk wasGa naar voetnoot(1). |
2o | Van 1800 tot 1810 bloeit de Antwerpsche dagbladpers. Men heeft inderdaad alles te licht over één kam geschoren, wanneer de geschiedenis van de Fransche inmenging op pers- en taalgebied werd behandeld. Natuurlijk is het gebruik van het woord ‘bloei’ slechts met inachtneming van de tijdsomstandigheden te verdedigen. Maar dit is het eenig historisch juiste standpuntGa naar voetnoot(2). |
3o | Van den 1n Januari 1811 af werd de keizerlijke decreetwet van 3 Augustus 1810, aangevuld door een prefectoraal besluit over de taal, van krachtGa naar voetnoot(3). Hierdoor werd de pers volledig gekneveld en onhandig gemonopoliseerd. Na een paar jaren evenwel kon het niet verder, zonder verzachting en aanpassing. |
Deze studie omvat bijgevolg drie hoofdstukken. Niet alle details, zelfs ongepubliceerde, worden vermeld. Veelal kan er verwezen worden naar de vrij talrijke studies, waaronder die van Donnet en PrimsGa naar voetnoot(4), de voor-
naamste zijn. Er werd, in hetgeen volgt, meer naar overzichtelijkheid gestreefd, dan wel naar feitenvolledigheid, zonder daarom detailverbetering te verwaarloozen.
I. Vóór 1800
Bij de komst van de Franschen werd te Antwerpen één blad uitgegeven, de ‘Gazette van Antwerpen’, opvolgster van de beroemde ‘Tijdingen’Ga naar voetnoot(5), die reeds sedert 1719 waren omgedoopt en waarvan het octrooi van vader op zoon was overgegaan. Jan Frans Van Soest drukte sedert Mei 1740 en zijn zoon, Jan Hendrik, zette de zaak voort, niet zonder verzet van andere gegadigden, evenzeer op het winstgevend monopool gesteldGa naar voetnoot(6). De uitbating werd alleen uit haar evenwicht gebracht door de Brabantsche omwenteling, toen Van Soest, willens nillens de Statenpartij diende en zijn blad voor de eerste en de laatste maal een politieke kleur kreeg.Ga naar voetnoot(7)
Onder de Franschen werd het persmonopool opgedoekt. De tijd was er aanvankelijk niet naar om van de geboden ‘vrijheid’ kwistig gebruik te maken. Tot in 1796 drukker Saeyens een poging waagde met een ‘Courrier van het Departement der Twee-Nethen’Ga naar voetnoot(8). Hoe lang hij het volhield, is moeilijk uit te maken. Zeker niet tot 1799, zooals een dagbladenlijst uit Parijs afkomstig zou kunnen doen vermoeden, want op dat oogenblik is er in geen enkel Antwerpsch bericht sprake van dit bladGa naar voetnoot(9). En toen werd er juist een drukke briefwisseling over de Antwerpsche pers gevoerd. Veel zaaks kan het met dezen ‘Courrier’ trouwens niet geweest zijn. Later stond Saeyens als een arme sukkelaar bekend en was hij de eenige drukker, die geen rechten te betalen had.Ga naar voetnoot(10)
Het bleef waarschijnlijk na een tijd, opnieuw bij de politiek en informatorisch geheel onbenullige ‘Gazette van Antwerpen’Ga naar voetnoot(11), die, in den loop van
December 1798, op grond van instructies uit Parijs afkomstig, maar door een plaatselijk ambtenaar ingefluisterd, eveneens werd geschorst. Ik meen niet, dat er achter dit verbod veel dient gezocht. We zijn op dat oogenblik in volle beteugeling van den Boerenkrijg, die in de Antwerpsche omgeving zoo fel had gewoed. Dargonne, de kommissaris bij de Municipaliteit, die voor zich de eer opeischt het blad te hebben aangeklaagd, heeft op een ongepaste wijze zijn revolutionnairen ijver willen toonen.Ga naar voetnoot(12)
Dit is, alles wel overwogen, de beste oplossing, welke men er aan geven kan, wil men zijn houding naderhand begrijpen. Want deze is niet zeer duidelijk.
Wie zin heeft voor de wet der traditie in het historisch verloop, zal onmiddellijk begrijpen, dat Antwerpen zonder blad al zoo erg moet geleken hebben als een toren zonder klok. Zoodat er spoedig een poging gewaagd werd om Van Soest te vervangen. Alles wijst er op, dat er zelfs twee initiatieven genomen werden. Het eene kwam tot een begin van uitvoering, het andere werd in de kiem gesmoord.
Wat dit laatste betreft, was met steun van Dargonne een prospectus verspreid, aankondigend dat op 8 Januari 1799 een ‘Antwerpsch Nieuwsblad’ zou verschijnen, uitgaande ‘d'une société de républicains’ ‘écrite avec impartialité et dans les vrais principes’Ga naar voetnoot(13). Door het verzet van Lévêque, ‘commissaire central’ te Mechelen, kon het blad niet verschijnen en moest Dargonne beroep doen op den ‘Ministre de police générale’ te Parijs. Het heeft niet gebaat.Ga naar voetnoot(14)
Ondertusschen was een ‘Gazette der Twee Néthen’ van de pers gekomen, één nummer slechts volgens LévêqueGa naar voetnoot(15), maar Arents vermeldt een nummer twee, gedagteekend: 8 Januari 1799Ga naar voetnoot(16). Het blad werd uitgegeven den 4n en den 9n van iedere decade door P.J. Franck. Den 24n Januari werd hem bevel gegeven door Dargonne om de uitgave te schorsen, zoodat in het beste geval vijf nummers verschenen zijn.Ga naar voetnoot(17)
In hoeverre hoogervermelde vereeniging van republikeinen ‘au sérieux’ moet genomen worden, kunnen we slechts gissen, maar wat we wel weten is, dat P.J. Franck, de uitgever van het tweede blad, niemand minder is, dan de oude werkman van den nog ouderen Van Soest en het vervolg van de zaak schijnt er op te wijzen, dat Franck volledig in overleg met zijn baas heeft gehandeld en wellicht zijn strooman wasGa naar voetnoot(18). Aan den anderen kant is het ook niet aan te nemen, dat Dargonne, die Vlaamsch kende en sedert jaren te Antwerpen verbleef, niet op de hoogte van de feiten was en zich misleiden lietGa naar voetnoot(19). De beste verklaring is dan ook, dat kommissaris Dargonne, drukker
Van Soest een handje toesteken wou om te redden wat te redden vielGa naar voetnoot(20). De persoonlijkheid van Dargonne staaft deze meening. Wat er ook van zij, Prims is er volkomen naast, als hij in Franck een Fransch handlanger ziet. Het zag er heel wat eenvoudiger en veel prozaïscher uit.
Als de rechtstreeksche chef van Dargonne, Lévêque, de commissaris bij het departementeel bestuur, tegen het hardnekkig aandringen van zijn ondergeschikte in, bleef weigeren de toelating tot de uitgave van een blad te verleenen, dan geeft hij als reden op, dat het in de bedoeling van de regeering lag geen andere, dan Franschtalige kranten te dulden, omdat het Fransch de taal was ‘qui, par sa beauté, doit bientôt être la plus répandue des langues existantes.’Ga naar voetnoot(21)
Het is er ten slotte op uitgedraaid, dat Van Soest de ‘Gazette van Antwerpen’ opnieuw mocht uitgeven. Opheffing van de wet van Fructidor an V, samen met de vervanging van Lévêque als departementeel commissaris, voor zooverre het de taalkwestie betreft, zullen er niet vreemd aan geweest zijn.Ga naar voetnoot(22)
Van Soest bleef aan het hoofd tot aan zijn dood, den 15n Juni 1801. Toen volgde P.J. Franck hem opGa naar voetnoot(23). Vóór 1800 is er te Antwerpen geen Franschtalig blad verschenen. Wie zou het er trouwens kunnen lezen hebben?
II. De bloei van de locale pers (1800-1810).
Ondertusschen was Napoleon de groote man geworden. En bij de wet van 17 Februari 1800 werd de bestuurlijke organisatie van de departementen omgegooid. Voortaan staat aan het hoofd van het departement een prefect. Den 3n Maart werd voor de Twee-Nethen C.J.F. d'Herbouville als zoodanig aangesteld. Met hem treden we te Antwerpen voor een tijd in een periode van rust en opkomenden bloei. Van ernstige vervolging der pers is er gedurende jaren geen sprake. Evenmin worden er taalmoeilijkheden naar voren gebracht.Ga naar voetnoot(24)
Zonder moeilijkheid krijgt Franck de toelating de krant van zijn overleden baas voort te zetten en hij verandert niets aan de zaak. ‘Naer 't overlijden van J.H. Van Soest, waer hij omtrent de 38 jaeren gewerkt heeft’ zal hij de courant opnieuw ‘continueeren uyt-te-geven op de dagen als bij zijn
meester geplogen’Ga naar voetnoot(25). Lang hield Franck het niet vol, want hij kreeg een drietal concurrenten. Den 6n Maart 1804 liet hij weten, dat hij ‘ziende, naer sijnen arbyd en moeyte aengewend te hebben, om eenige voordeelen in zijne affairen te konnen genieten, dat dit niet konde gelukken, en zijne daegen daer synde - is van voornemen syne Gazette met dato deser te staeken’.Ga naar voetnoot(26)
Zijn meest succesvolle concurrent was drukker P.J. Janssens die sedert 1800 (September) met dezelfde prefectorale toelating een ‘Antwerpsche Gazette’ uitgaf en die in Juni 1801 het formaat vergrooten kon en den prijs verhoogen durfdeGa naar voetnoot(27). Deze gazet, als twee druppelen water op de ‘Gazette van Antwerpen’ gelijkend, kende een groot succes en bleef in denzelfden ouden Brabantschen trant tot einde 1810 voortbestaan.
Eénmaal slechts, en dan nog uit loutere onbekendheid met de Napoleontische wetgeving, had Janssens af te rekenen met de Parijsche waakzaamheid: begin Mei 1803 kreeg de drukker een vermaning voor het plaatsen van een bericht over het proces Moreau, bericht dat uit een andere krant dan den officieelen moniteur was geknipt.Ga naar voetnoot(28)
Deze scherp toekijkende censuur schaadde echter in niets de belangen van de pers van schaar en lijmpot. Een bewijs, dat het bij de lezers, noch bij de uitgevers om politiek nieuws te doen was, maar dat alleen zakelijke inzichten golden, voor de eenen het verdienen van een stuiver, voor de anderen het kennen van de ambtelijke berichten en de notarieele aankondigingen, vinden we in het feit, dat, alhoewel aangewezen op de officieele berichtgeving, nog twee andere drukkers hun geluk beproefden.
Beide pogingen staan in rechtstreeksch verband met de nieuwe havenbewegingGa naar voetnoot(29). Met het Consulaat was er de noodige rust om de basis van een nieuwe handelsontwikkeling te leggen en van nu af was het mogelijk een blad te stichten, eerst van al een Fransch, dat in alles de sporen droeg van den nieuwen tijd. Het blad dat sedert 7 September 1802 met succes verscheen, heette veelbeteekenend ‘Journal du Commerce’. Onder dezen titel is het de voorlooper van de Antwerpsche franschtalige handelsbladen, het in 1937 verdwenen blad ‘Neptune’ en de ondertusschen opgeheven ‘Métropole’, die hun aparte handelscliënteele hadden.
Wees de titel op den maritiemen handel, de taal was Fransch, niet uit belanglooze liefde voor die taal, maar als het teekenend bewijs van de vreemde, vooral met Fransche en meer nog met Duitsche elementen doortrokken handelsclienteel, die in het Fransch haar sociaal bindmiddel vond en in die taal haar zaken dreef.Ga naar voetnoot(30)
De uitgevers van het blad zijn eveneens Rijksfranschen. Als drukker-uitgever wordt in den beginne Jos. Allebé vermeld, een man waarschijnlijk
van Calais gekomen. We deelen echter het vermoeden van Donnet, dat de eigenlijke redacteur een ander Franschman was, nl. Louis Le Poittevin de la Croix, eveneens van Calais, gewezen redacteur van den ‘Courrier de Calais’, lid van de Antwerpsche ‘Société d'Emulation’ en ‘membre correspondant de la Société d'Emulation d'Abbeville’, warm ingezeten bezitter van nationale goederen. Sedert 1799 te Antwerpen, bekleedde hij er den post van hoofdontvanger der douanen tot hij van 1809 af de zaken van Allebé op zijn naam neemt en zich blijvend met drukken en uitgeven bezighoudt.Ga naar voetnoot(31)
Ook dit blad bleef tot bij den ommekeer van 1811 in leven. Het kwam eveneens één enkelen keer in botsing, deze maal met den directeur van den Franschen Schouwburg te Antwerpen en werd dientengevolge het recht ontzegd artikels over het tooneel te publiceerenGa naar voetnoot(32). Voor het overige is het een blad zonder geschiedenis.
Allemaal vreemdelingen waren de Antwerpsche handelsmenschen toch ook niet, en het is tot het eigen volk, dat C.H. De Vos zich wendt met zijn ‘Antwerpsch Nieuwsblad’ waarvoor hij in December 1803 gereedelijk toelating verkreeg. In het prospectus legde de drukker den nadruk op de vrije Scheldevaart, op het feit, dat de Antwerpsche handelsman buitenlandsch nieuws kennen moet, vooral handelsberichten. Stand van wisselkoers en scheepvaart zullen niet onthouden worden. Als titelvignet fungeert de Schelde met het Kraanhoofd.Ga naar voetnoot(33)
Ook dit blad, de voorzaat van ‘Het Handelsblad’, is zonder geschiedenis, behalve de enkele maal, dat het bijna geschorst werd op bevel van minister Fouché. Er mochten geen andere politieke artikels gedrukt worden dan ‘ceux qu'ils pourraient copier dans le moniteur’. De Vos die elders geknipt had kon zijn goede trouw bewijzen en werd verder niet verontrust.Ga naar voetnoot(34)
Zoo beleefde men te Antwerpen de nooit geziene zaak, dat op een gegeven oogenblik vier bladen, waaronder drie Vlaamsche, verschenen en waarbij er drie waren die het jaren uithielden en alleen noodgedwongen verdere uitgave moesten staken. De opheffing van het persmonopool en de herleving van den handel hebben dit bewerkt. We mogen gerust besluiten dat, in tegenstelling met de gangbare meening, de perscensuur maar een geringe belemmering was voor de toen nog zonder politieke beteekenis zijnde doorsneepers. Het zou nog jaren duren eer de opiniepers, in den vollen zin van het woord, haar plaats te Antwerpen zou opeischen.
We beschikken over een paar inlichtingen nopens de verspreiding van die bladen. Uit een officieel rapport blijkt dat in 1808 de ‘Antwerpsche Gazette’, die ook lezers vond in de buitengemeenten, 630 abonnenten telt, het ‘Journal
du Commerce’ 190 en het ‘Antwerpsch Nieuwsblad’ 126Ga naar voetnoot(35). Voor 1810 vinden we voor de ‘Antwerpsche Gazette’ 760 en het ‘Journal du Commerce’ 100 abonnenten vermeld.Ga naar voetnoot(36)
De Franschtalige pers stond fel in de minderheid.
III. De monopolisatie van de pers (1811-1814).
Napoleon kende de kracht van de pers. Hij wist ze naar zijn hand te zetten en als bewerker van de publieke opinie te zijnen gunste uit te buiten. Een strenge censuur was voor zijn zin voor orde en regelmaat niet voldoende. Een ijzeren orde moest het zijn, welke de departementeele pers beheerschte. Door het decreet van 3 Augustus 1810, mocht slechts één politiek blad per departement verschijnen. Het stond bovendien onder de preventieve censuur van den prefect.Ga naar voetnoot(37)
Het invoeren van de nieuwe regeling liep niet van een leien dakje en een reeks problemen vroegen om een oplossing, die het decreet zoo maar niet van de baan ruimde. Het was het eerste grondige ingrijpen van het nieuwe autocratische regiem op het wezen der pers en het bestaan van de betrokken drukkers stond op het spel.
Tot dan toe was er niet zooveel veranderd; de banden waren in zeker opzicht zelfs losser door de afschaffing van het oude monopool. Dit laatste zou nu in al zijn scherpte opnieuw worden ingevoerd en hiermee, volledig in den geest van de autoritaire centralisatie, moest zich het taalprobleem stellen. Inderdaad, logischerwijze gezien, moest men de gemonopoliseerde bladen in de landstaal laten verschijnen, omdat de Vlaamsche bladen het meeste lezers telden. Het blijkt echter uit hetgeen volgen zal, dat de toenmalige prefect, d'Argenson, aanstonds na de ontvangst van het keizerlijk monopolisatiedecreet op middelen zon om de Fransche taal te bevoorrechten. De oplossing, die hij doordreef, tegelijk met de toepassing van het keizerlijk decreet, was radikaal en had gevolgen, waarvan we sterk den indruk krijgen, dat ze heel wat verder gingen dan de plaatselijke verhoudingen, zoodat we hier op een stukje Europeesche persgeschiedenis stooten.
Pas was de regeling van Augustus afgekondigd, of, zonder dat er sprake was van toepassing, vroeg een Franschman, met name Gauthier de Voyelle, ‘avocat de la régie de droits réunis’, een annoncenblad te mogen uitgeven. Immers, de nieuwe wet voorzag naast het politieke blad, de uitgave van één annoncenblad per arrondissement. Tuk op profijt, stelde de Voyelle voor om een ‘Journal d'Annonces’ te mogen drukken met als titel: ‘Affiches et Annonces générales, volontaires et judicières de l'Arrondissement d'Anvers’. De slimmerd wist heel goed, dat de bladen om niet veel meer dan de annoncen gelezen werden en hun publicatierecht, met uitsluiting van anderen, bezitten, kon niet anders dan winstgevend zijn. Bij de motiveering van zijn aanvraag wierp hij even het taalvraagstuk op, waar hij schreef: ‘Il ne m'appartient
pas de parler du style, autant vous êtes satisfait du Journal de Commerce, autant il vous est pénible de voir dans votre département les feuilles Anversoises rédigées avec des expressions qui blessent les règles de la langue Française’.Ga naar voetnoot(38)
Erg duidelijk is het wel niet, maar er kan toch uit opgemaakt worden dat de Voyelle over taalkundige verdiensten meende te beschikken om zijn aanvraag kracht bij te zetten. De Voyelle mocht het echter niet baten.
Omstreeks dit tijdstip, krijgen we van een anderen kant te hooren hoe d'Argenson nochtans met plannen in zijn hoofd loopt om het taalregiem van de pers te verfranschen. Van Trier, conseiller de préfecture, antwoordt den prefect op een vraag, die deze hem schriftelijk had gesteld, nopens het verbieden van Vlaamsche publicaties, dat hij dit niet wenschelijk en zelfs niet wettelijk acht en, voegt hij er aan toe ‘la sage prévoiance de S.M. l'Empereur qui autorise les nouveaux départements des Bouches de l'Escaut et des Bouches du Rhin de continuer toutes les affaires dans l'idiôme national, vient à l'appui de mon assertion, elle est une grande leçon pour nous.’Ga naar voetnoot(39)
Waarschijnlijk heeft d'Argenson ook anderen geraadpleegd, want de in sommige omstandigheden zoo milde manGa naar voetnoot(40) hield geen rekening met de opinie van Van Trier en eigenmachtig werd door het prefectoraal besluit van 15 December 1810 de knoop doorgehaktGa naar voetnoot(41). Het loont de moeite er bij stil te blijven.
Een eerste overweging, die de prefect tot het nemen van zijn besluit had genoopt was, dat de studie en het gebruik van de Fransche taal belemmerd en zelfs verhinderd werden door de werken, dagbladen en aankondigingen ‘en idiome Flamand’. Vanaf 1 Januari 1811 zou het dan ook verboden zijn gelijk wat in het Vlaamsch te drukken, hetzij affiches, hetzij prospectussen, annoncen of berichten, hetzij boeken of dagbladen. Zelfs herdrukken werden niet geduld.
Een tweede overweging echter, dat de buitenlieden geen Fransch genoeg kenden, leidde tot de verzachting, dat de bladen en aankondigingen tweetalig konden zijn, maar het Fransch moest in ieder geval vooraan staan.
Van deze regeling werd eerst den 2n Januari, dus na het van kracht worden, kennis gegeven aan de municipale overheid. Aan de hoogere, centrale macht werd zelfs gewacht tot den 10n Januari. Het is dus een echt voldongen feit.Ga naar voetnoot(42)
Duidelijk is het, dat d'Argenson dit besluit getroffen had om een afdoende regeling te vinden voor het decreet van 3 Augustus 1810. Beide traden dan ook tegelijk in werking.
Het besluit van toepassing voor de pers dagteekent van 29 December 1810. Van den 1n af, hielden het ‘Journal du Commerce d'Anvers’, het ‘Antwerpsch Nieuwsblad’ en de ‘Antwerpsche Gazette’ op te bestaan. Het eentalige ‘Journal du Département des Deux-Nèthes’ en de tweetalige ‘Feuille d'Annonces d'Anvers - Bekendmaekingsblad van Antwerpen’, voor hetwelk den 14n December uit Parijs een definitieve toelating was verleend, traden in de plaatsGa naar voetnoot(43). Le Poittevin mocht het politieke monopoolblad uitgeven en Janssens het Aankondigingsblad. De man, die overbleef, drukker De Vos, kreeg een royale vergoeding van jaarlijks 1000 fr.Ga naar voetnoot(44).
De Pommereul, directeur-generaal van de drukkerij, had het taalbesluit goedgekeurd en toegejuichtGa naar voetnoot(45). Met de betrokkenen, de drukkers, viel het zoo niet mee.
Hun vraag om de gedrukte Vlaamsche boeken te mogen blijven verkoopen werd toegestaanGa naar voetnoot(46). Maar door het feit, dat in andere departementen geen gelijkaardig persbesluit getroffen was, achtten de Antwerpsche drukkers zich benadeeld en drukker Van der Hey met vijf andere mannen diende een verzoek in om opnieuw uitsluitend in het Vlaamsch te mogen drukkenGa naar voetnoot(47). Dit verzoek werd door d'Argenson aan de Pommereul overgemaakt en deze antwoordde, dat hij den minister van Binnenlandsche Zaken eenvoudig voorstellen zou het verbod om in een andere taal dan de Fransche te drukken in al de departementen van het Rijk af te kondigen. Den 26n September, dus zeer opvallend eenige dagen na het doorzenden van het verzoek van onzen Antwerpschen drukker verscheen het besluit waarbij de verplichte tweetaligheid werd ingevoerd in al de Keizerlijke gebieden met uitzondering van Toskane. De genesis van dit decreet is ons, na het voorgaande volledig duidelijk gewordenGa naar voetnoot(48). D'Argenson is er de bewerker van geweest. Zijn initiatief werd door Parijs goedgekeurd en overgenomen.
Heeft de Antwerpsche taalregeling haar invloed verder dan de grenzen doen gevoelen, met de eigenlijke monopoolregeling liep het zoo 'n vaart niet. Toch bracht ook deze tal van verwikkelingen.
Drukker Le Poittevin liep met zijn ‘Journal du Departement’ na den eersten trimester al een verlies van 433 fr. op. Van de 133 abonnenten waar hij het jaar mee begonnen was, bleven er nog 79 over om den tweeden trimester aan te vatten. Het fiasco kon niet grooter zijn en Le Poittevin, die aan het cadeautje van 1000 fr. dacht, dat drukker De Vos gekregen had, wou maar aanstonds de pijp aan Marten geven. Dit maakte de rekening van den prefect niet, die een verantwoordelijkheid te dragen had in de onderneming. Hij verzocht tot een onderhoud en praamde Le Poittevin tot volhouden. Deze was ertoe bereid op voorwaarde, dat alleen hij wettelijke annonces te drukken kreeg.Ga naar voetnoot(49)
Het is te begrijpen, dat een franschtalig blad waar dan nog alleen knipsels uit den moniteur in te vinden waren, geen lezers vond.
Eigenaardig mag het echter heeten, dat Janssens met zijn advertentieblad ook bijna het derde van zijn lezers verloorGa naar voetnoot(50). Men zou dan toch moeten gelooven, dat de nieuwstijdingen, die te voren het blad gedeeltelijk vulden, leesgrage menschen vonden.
De slotsom is, dat het eigenmachtig ingrijpen bij het publiek alle belangstelling had gedood. Het liep zoo in de war, dat reeds in Mei 1811 de prefect naar Parijs schreef om de versmelting van politieke krant en annoncenblad te bekomen. Overigens in het departement van de Schelde was men sedert den 14n April noodgedwongen tot een zelfden maatregel overgegaan.Ga naar voetnoot(51)
De Pommereul verzette zich niet. De drukkers moesten de zaak trachten te regelen. Aanvankelijk geraakten Le Poittevin en Janssens het dan ook eens. Ze sloten een kontrakt af waarbij Janssens, tegen een jaarlijksche vergoeding van 900 fr. voor Le Poittevin, de zaak zou voortzetten. Er is in handschrift een tweetalige affiche bewaard om het publiek kond te doen, dat de prefect toestond en de drukkers overeengekomen waren om de twee bladen te vereenigen en van den eersten September af uit te geven onder den titel ‘Gazette d'Anvers’. Typisch is de zinsnede waarmee het stuk, om in de gunst van het publiek te komen, eindigde; het blad zou zijn ‘comme tout cela a été auparavent dans les gazettes Flamandes d'Anvers.’Ga naar voetnoot(52)
Zoo vlug is het niet gegaan. Misschien vreesde de prefect verzet van hoogerhand. In October zien we hem nog naar de Pommereul schrijven om dezen te verzoeken de toestemming van den minister te vragen. Den 1n Januari
1812 zou dan het ‘Journal et Annonces d'Anvers’ kunnen verschijnen. Er is niets van terecht gekomen: Janssens zette zijn advertentieblad voort en Le Poittevin gaf de zaak teleurgesteld op.Ga naar voetnoot(53)
Er diende nu gezocht naar een ander liefhebber om het politiek monopoolblad voort te zetten. De prefect deed beroep op den Mechelschen drukker Hanicq, maar deze weigerde het privilegie te aanvaarden.Ga naar voetnoot(54)
Aanvang Maart nam een ander Franschman, Jean Jouan, aan, een monopoolblad uit te geven. Het zou evenwel nog eenige maanden duren eer het blad opnieuw verscheen.
Middelerwijl werkte Janssens met flinke winst voort. Le Poittevin beproefde wat te verdienen met de verslagen over de Napoleontische oorlogen, zooals ze in den ‘Moniteur’ verschenen, op losse blaadjes over te drukken. Wanneer Jouan in Juli eindelijk van wal stak, protesteerde hij dadelijk tegen deze inbreuk op het monopool. Toen verweerde Le Poittevin zich: ‘J'ai toujours publié avec l'approbation de l'autorité le bulletin de nos armées qui ont été insérés dans le moniteur. Distribués dans les contours de notre département, ils y ont fait connaître la marche triomphante de notre illustre souverain et amélioré l'esprit public en même temps qu'ils ont satisfait l'impatience générale de connaître tous les détails d'événements aussi importants’Ga naar voetnoot(55). Deze verslagen vormden op het einde een volume in-12o. Ze zijn het bewijs van de nieuwsgierige spanning, welke de krijgsverrichtingen van dezen grooten generaal teweegbrachten. Van hun verloop hing ook zooveel af.
Toen in Februari 1813 Janssens stierf, verkocht zijn weduwe de zaak aan Le Poittevin en deze, die ook wel eens stadsplakkaten drukte, bleef de keizerlijke decreten, de notarieele bekendmakingen, de berichten van den burgerlijken stand, de wisselkoersen en de prijscouranten voortaan ongestoord in zijn annoncenblad publiceeren.Ga naar voetnoot(56)
Ondertusschen was Jouan begonnen. En van dezen man geraken we vóór 1830 niet meer af. Meer nog, ook die gebeurtenis zal hij doorkomen.
Het loont dus de moeite er wat meer over te vernemen. Hij was in 1777 te Bougy in Calvados geboren en sedert 1805 te Antwerpen komen wonen. In 1863 is hij te Antwerpen overleden na tweemaal gehuwd te zijn geweestGa naar voetnoot(57). Hij wekt den indruk niet veel meer dan een drukkersgast te zijn. Een paar maal zullen wij duidelijk vernemen, dat hij heelemaal niet ontwikkeld was en niet behoorlijk schrijven kon. Maar stellig was hij een practisch aangelegd man. Dit bewijst de gemakkelijkheid, waarmee hij de op elkander volgende regimes heeft overleefd.
Het wedergeboren ‘Journal du Département des Deux-Nèthes’ verscheen
den 1n Juli. Geleerd door de eerste mislukking werd Jouan de officieele steun, waarom hij in zijn prospectus vroeg, gereedelijk toegestaan. In den loop van dezelfde maand werden de maires van de gemeenten uit het Antwerpsche arrondissement door den prefect verzocht een abonnement te nemen op het ‘Journal du Département’, het ter Mairie ter inzage te leggen en het in het archief te bewaren. Het honderdtal abonnenten, dat hierdoor gewonnen werd, maakte de uitgave van het blad mogelijk.Ga naar voetnoot(58)
Dit blad bevatte uiteraard niets méér dan eenige onhandige knipsels uit de Parijsche bladen, naast een paar plaatselijke kennisgevingen en wat bladvulling. Bovendien, en dat was jammer voor Jouan, het bleek dat de Brusselsche ‘Oracle’ te Antwerpen vlugger het nieuws uit Parijs verspreiden kon dan het Antwerpsche blad, hetwelk te lang op den koerier moest wachten en alle avonden de preventieve censuur moest ondergaan.Ga naar voetnoot(59)
De plaatselijke administratie gaf Jouan van de veeg en hoe deze zich ook verontschuldigde, het bleef klachten regenen. In een anoniem en niet gedateerd rapportGa naar voetnoot(60) werd er op gewezen dat het noodig was ‘de lui donner un redacteur qui responsable des insertions, offrira une garantie morale que je ne trouve pas dans les capacités personnelles du sieur Jouan’. Een semi-officieel opsteller werd voorgesteld.
Het beterde er ondertusschen zoo weinig op, dat den 6n April 1813 de secrétaire-général délégué - d'Argenson betrokken in de affaire Werbrouck was sedert 22 Maart ontslagen - een besluit op papier stelde dat, ware het uitgevoerd geworden, voor de tweede maal het officieele blad had in gevaar gebracht.Ga naar voetnoot(61)
De maires zouden niet langer een abonnement moeten nemen. ‘Un tel journal rédigé d'après les bases annoncées dans le prospectus eut pu être et pourra étre très utile pour les administrés et surtout pour le maire’, maar... ‘le sieur Jouan, homme illettré, a voulu en être à la fois le rédacteur et l'imprimeur pour s'appropier sans peine et sans frais le sacrifice pécunière des communes’. Er zou een redactie moeten komen van verlichte mannen uit de plaatselijke Société d'EmulationGa naar voetnoot(62) of van eenige personen door den prefect aangesteld. Het drukken zou worden aanbesteed.
Die regeling had stellig niet de verdienste financieel uitvoerbaar te zijn. De nieuwe prefect, die ondertusschen arriveerde, Savoy-Rollin, liet alles zooals het was.
In het vervolg bleven Jouan verdere moeilijkheden gespaard. Zijn blad zou aan spanning en beteekenis winnen, toen omstreeks de jaarwisseling 1813-1814 door het naderen van de geallieerden en den opstand in het Noorden de Antwerpsche buurt werd verontrust. Het ‘Journal du Départe-
ment’ geraakte toen meer en meer ingeschakeld. Gruwelverhalen over de Kozakken volgen elkaar op. Dan gaat het over deserteurs, die in plaats van gunstig door den vijand te worden ontvangen, als canaille zijn uitgejouwd. De spot wordt gedreven met de vruchtelooze pogingen van den vijand om de Belgische gewesten tot opstand te brengen. Immers ‘notre position, nos intérêts, notre honneur, tout nous attache à la France’.
Toen Carnot de vestingstad kwam leiden, werd het ‘Journal du Département’ zijn moniteur. Nu volgden de feiten elkaar vlug op. Den 2n Februari was Carnot gekomen. Den 14n April liet hij, in verband met de geruchten over Napoleon's aftreden, weten dat hij op de redactie van het blad geen invloed uitoefende. Den 22n April lezen we ‘que les modistes ont adopté les lys pour la garniture de leurs nouveaux chapeaux’ en den 26n ‘que le drapeau blanc se déploie sur la tour de la cathédrale.’
Van den 28n April tot den 5n Mei drukt Jouan voorzichtigheidshalve uitsluitend buitenlandsche nieuwsberichten om van den 5n onder den titel ‘Belgique’ de officieele berichten van de mairie, de proclamatie van de geallieerden en een sober relaas van de vreugde bij het vertrek der Franschen te geven.
Zoo eindigde ook voor de pers het rijk van Napoleon. Bij den aftocht bestonden er dus te Antwerpen twee bladen. Een onbenullig Franschtalig politiek blad, alleen met officieelen steun rechtgehouden, met een Fransch drukker-uitgever-redacteur; een tweetalig advertentieblad, eveneens door een Franschman uitgegeven en dat, dank zij zijn zakelijk karakter, zonder steun zijn winstje opleverde.
Ook uit deze persgeschiedenis blijkt hoe langzamerhand de banden knellender waren geworden en de eigen menschen murwer en lijdzamer. Vooral op het gebied van de pers zal het nog jaren duren eer we Antwerpenaren naar voren zien treden. Gelukkig, teen de nood grooter werd, was ook de redding nabij.
Aanhangsel
overzichtelijke lijst van de antwerpsche bladen tijdens het fransch regiem
1. | - Gazette van Antwerpen. - Sedert het Spaansch-Oostenrijksch tijdvak. In December 1798 geschorst. Einde Augustus 1799 opnieuw verschenen. Drukker-uitgever sedert 1704-1752 Hendrik Jan Van Soest als opvolger van zijn vader Jan Frans. Dood van Hendrik Jan den 15-6-1801. Daarop verscheen het blad van 3 Juli 1801 bij P.J. Franck, werkman van wijlen Van Soest. Den 6-3-1804 werd de uitgave bij gebrek aan belangstelling gestaakt. - Klein in 4o, tweemaal per week.
Antwerpen, Stadsbibliotheek: tot einde 1798 en dan vanaf 3 Juli 1801. |
2. | - Courrier van het Departement der Twee Nethen. - Vanaf 22-9-1796. Tweemaal per week. Minstens een tachtigtal nummers verschenen. - Nergens gevondenGa naar voetnoot(63). |
3. | - Gazette der Twee Néthen: Van 3 Januari 1799 tot den 25n der zelfde |
maand [vermoedelijk]. Maximum: 5 nummers. Bij P.J. Franck. Tweemaal per decade, den 4o en den 9n dag. Niet gevondenGa naar voetnoot(64). | |
4. | - Antwerpsche Gazette. - Sedert 23-9-1800 tot einde 1810. - Wisselend formaat; van 1803 af groot in folio, tweemaal per week. Drukker-uitgever P.J. Janssens.
Antwerpen, Stadsbibliotheek, vanaf nr 53 (24-3-1801). |
5. | - Journal du Commerce. - Sedert 7-9-1802 tot einde 1810. Drukkeruitgever Jos. Allebë. Vanaf 1809 Louis Le Poittevin de la Croix. In 4o, tweemaal per week.
Geen exemplaar gevonden. |
6. | - Het Antwerpsch Nieuwsblad. - Sedert 8-12-1803 tot einde 1810. Uitgever-drukker C.H. De Vos. Tot 21-3-1805 groot in 4o, dan in folio, tweemaal per week. De titel veranderde meerdere malen van uitzicht en schikking.
Antwerpen, Stadsbibl. vanaf 8-12-1803 - onvolledig - 1808 en 1810 ontbreken. |
7. | - Journal du Département des Deux Nèthes. - Sedert 1-1-1811 tot einde van het jaar. Drukker-uitgever-redacteur L. Le Poittevin de la Croix. - Verscheen dagelijks. |
8. | - Feuille d'Annonces d'Anvers - Bekendmakingsblad van Antwerpen. Van 1-1-1811 tot einde 1811. Dan Feuille d'Annonces de la Ville d'Anvers (3-1-1812) en Feuille d'Affiches. Annonces et Avis divers de la Ville d'Anvers (5-1-12): zoo tot einde April 1814.
Drukker-uitgever P.J. Janssens tot zijn dood 17-2-1813; zijn weduwe tot 16 Mei 1813; toen Le Poittevin de la Croix. In folio tot 7-1-1812, dan in 4o; driemaal per week. Antwerpen, Stadsbibl.: volledig. |
9. | - Journal du Département des Deux Nèthes. - Sedert 1-6-1812 tot 3-11-1815. Drukker-uitgever-opsteller Jean Jouan. 4 blz. in 4o. Verschijnt dagelijks.
Antwerpen, Stadsbibl.: volledig. |
- voetnoot(1)
- WEILL, Le journal, Paris 1934, blz. 129; de wet bleef twee jaar van kracht.
- voetnoot(2)
- TH. GOBERT, Imprimerie et journaux à Liège sous le régime français. (Bullet. de l'Instit. Arch. Liégeois, 1924, blz. 35) en F. DONNET, Un quart de siècle de censure (1798-1820). (Extr. Bullet. de l'Ac. royale de Belgique, 1908, blz. 29) citeeren de woorden van VAN SCHOOR, La presse sous le Consulat et sous l'Empire ‘on peut résumer l'histoire de la presse sous l'Empire en deux mots: silence et compression’. Deze meening is trouwens de algemeen verbreide. Cf. o.a. U. CAPITAINE, Recherches sur les journaux et les écrits périodiques liégeois. Liège, 1850, blz. XXIII. Dit mag waar zijn voor steden als Luik, waar een levendige politieke bedrijvigheid had bestaan (Cf. GOBERT, a.w., blz. 49, Notice sur les Imprimeurs dans le Département de l'Ourthe).
- voetnoot(3)
- WEILL, a.w., blz. 136. Zie verder.
- voetnoot(4)
- F. PRIMS, De katholieke Dagbladpers te Antwerpen, Antwerpen, z.d. [1936], blzn. 16-37.
- voetnoot(5)
- De jongste publicatie hierover: AM. ARENTS, Antwerpsche Nieuwsbladen en Courantiers voor 1800, in ‘Zestig!’ Gedenkboek ter eere van H. Van Tichelen, Hoogstraten, 1943, blzn. 143-151. Rechtstreeks is de ‘Gazette van Antwerpen’ niet voortgekomen uit de ‘Nieuwe Tijdinghen’ van Abraham Verhoeven, maar uit de ‘Antwerpsche Post-tijdinghe’, de ‘Dijnsdaegsche’ en de ‘Vrijdaegsche’ van H. Aertssens.
- voetnoot(6)
- OLTHOFF, De Boekdrukkers, boekverkoopers te Antwerpen, Antwerpen, 1891, blz. 94 en DONNET, a.w., blz. 84 e.v.
- voetnoot(7)
- DONNET, t.a.p.
- voetnoot(8)
- K. TORFS, Tijdmatig register der periodische Pers van Antwerpen, Antwerpen, 1873.
- voetnoot(9)
- ‘Liste des journaux autorisés par le gouvernement’ in PRIMS, a.w., blz. 32. Dat men zich te Parijs durfde vergissen, cf. DONNET, a.w., blz. 20. Prims kan er ons niet van overtuigen, dat er een ‘Courrier des Deux Néthes’ zou bestaan hebben, noch van Saeyens, a.w., blz. 32, noch bij Janssens, PRIMS, Antwerpen in 1830, I, blz. 65.
- voetnoot(10)
- Antwerpen, Provinciaal Archief, F(ransch) T(ijdvak) b(undel) 136, nr 3. Staat van rechten, opgemaakt door Maire (20-7-1810).
- voetnoot(11)
- Ik betwist hierdoor de waarde van de ‘Gazette’ niet als locaalhistorische bron.
- voetnoot(12)
- DONNET, a.w., blz. 14 e.v.; PRIMS: Kath. Pers, blz. 19 e.v.
- voetnoot(13)
- DONNET, a.w., blz. 16; PRIMS, a.w., blz. 27 e.a.m.
- voetnoot(14)
- Cf. DONNET en PRIMS, t.a.p.
- voetnoot(15)
- DONNET, a.w., blz. 20.
- voetnoot(16)
- a.w., blz. 150.
- voetnoot(17)
- PRIMS, Kath. Pers, blz. 30.
- voetnoot(18)
- Gazette van Antwerpen, van 3 Juli 1801. - Het is ook de meening van Donnet, constateerde ik achteraf, a.w., blz. 27.
- voetnoot(19)
- PRIMS, Antwerpiensia 1935, blz. 294-301: biographie Dargonne.
- voetnoot(20)
- PRIMS haalt in a.w., blz. 301 de opinie van den gewezen archivaris Verachter aan over Dargonne. V. heeft D. persoonlijk gekend en wijst op de diensten, die D. ondershands aan verscheidene Antwerpsche families bewees om te ontsnappen aan de verplichte leeningen en aan den eed van haat aan de monarchie.
- voetnoot(21)
- DONNET, a.w., blz. 17. Uit een brief van Lévêque aan Parijs, gedagteekend 10-2-1799 blijkt, dat er toen te Antwerpen geen enkel blad verscheen. DONNET, a.w., blz. 20.
- voetnoot(22)
- PRIMS, Kath. Pers, blz. 33 en DONNET, blz. 23.
- voetnoot(23)
- ‘Gazette van Antwerpen’, 3 Juli 1801.
- voetnoot(24)
- Daarom was men het Vlaamsch nog niet genegen. Den 11n Januari weigerde de prefekt van de Dijle te Brussel een Vlaamsch blad toe te laten omdat het tegengesteld zou zijn ‘au but actuel de l'instruction publique’ - P. VERHAEGHEN, La Belgique sous la Domination Française, VII, blz. 90. - Zie ook verder.
- voetnoot(25)
- Gazette van Antwerpen, 3-7-1801.
- voetnoot(26)
- Gazette van Antwerpen, 6-3-1804.
- voetnoot(27)
- Nummers in de Antwerpsche stadsbibliotheek.
- voetnoot(28)
- DONNET, a.w., blz. 30.
- voetnoot(29)
- BEETEME, Antwerpen, Moederstad van Handel en Kunst, 1893, II, blz. 10 e.v. In 1799 vaarde geen enkel schip de Antwerpsche haven in; in 1800: 82; 1801: 375; 1802: 988; 1803: 1006 en in 1804: 2250.
- voetnoot(30)
- BEETEME: a.w., blz. 15 e.v.
- voetnoot(31)
- OLTHOFF: a.w., blz. 2; Antw. Prov. Arch. nr 23069. Vreemdelingenlijst, waarin, voor lateren tijd, een Allebé uit Calais, staat aangeduid. CH. DUMERCY, La petite Dynastie des Le Poittevin de la Croix, (Gulden Passer, jg. 1926, blz. 116-119; jg. 1927, blz. 89-92). - Actes et Mémoires de la Soc. d'Emul. - Anvers 1801. - Antw. Prov. Arch. F.T. b. 134, nr 20. - Antw. Stadsarch. Reg. de Cor. - Bur. spéc. de police, 24-7-1816.
- voetnoot(32)
- DONNET, a.w., blz. 32.
- voetnoot(33)
- Bij de collectie van het blad in de Antw. Stadsbibl.
- voetnoot(34)
- DONNET, a.w. blz. 55.
- voetnoot(35)
- DONNET, a.w., blz. 37.
- voetnoot(36)
- Antw. Prov. Arch. F.T. b. 134.
- voetnoot(37)
- WEILL, a.w. blz. 136.
- voetnoot(38)
- Antw. Prov. Arch. F.T. b. 134, nr 20 - 16-10-1810. Aan prefect.
- voetnoot(39)
- Antw. Prof. Arch., F.T. b. 136, nr 1; 17-10-1810. - Van Trier aan prefect. Het is het oogenblik dat de aanhechting van Holland pas voltrokken is.
- voetnoot(40)
- LANZAC DE LABORIE, La domination Française en Belgique, T.I, Hst. over d'Argenson.
- voetnoot(41)
- Prov. Arch. Antw. F.T. b. 136 nr 1.
- voetnoot(42)
- Id. - De plaatselijke overheden zijn eerder willekeurig te werk gegaan bij het regelen van de taalkwestie. Het geval te Brussel haalden we elders aan. Te Gent werd reeds in Juli 1809, onder protest van den drukker, de Gazette van Gend verplicht tweetalig te verschijnen. (E. VERSTRAELEN, De Katholieke Pers te Gent, Antwerpen z.d. (1936), blz, 22). VERHAEGEN, a.w. T. VII, blz. 92 haalt uit DE POTTER, Gesch. Kortrijk en BERGMANN, Gesch. Lier aan hoe in 1809 verbod werd opgelegd zonder Fransche vertaling iets te laten verschijnen. Men konstateert dus een algemeene neiging om het Fransch naar voren te dringen. Einde Januari, begin Februari 1811 werden in het Noorden de bladen eveneens op twee kolommen gedrukt met het Fransch vooraan, zonder dat Kluit, daarvoor ook maar één decreet of besluit vond (S. KLUIT: Gesch. Ned. Pers, blz. 276). Een wettelijke regeling is zooals hier blijkt, slechts later gevolgd.
- voetnoot(43)
- Gepubl. in Feuille d'Annonces, jg. 1811, nr 1.
- voetnoot(44)
- Antw. Prov. Arch. F.T. b. 134 nr 20. C.-H. De Vos overleed op 14 Augustus 1810. Vermoedelijk werd de vergoeding dan toegekend aan zijn erfgenamen. Of de som werkelijk uitbetaald werd, is mij niet gebleken. Van belang is het echter te vernemen dat de administratie het geschade private belang vergoedde, of althans vergoeden wou.
- voetnoot(45)
- Id. b. 136 nr 1.
- voetnoot(46)
- Id. id. d'Argenson aan drukker Vinck.
- voetnoot(47)
- Alles in bundel 136.
- voetnoot(48)
- SAUTYN KLUIT, blz. 276. Gesch. der Pers. - VERHAEGEN: Essai sur la Liberté de la Presse... (Annales de la Soc. d'Archéologie de Belgique. T. VII, p. 51). Een decreet van 22-12-1812 bracht een verzachting door het feit dat voortaan alleen politieke tijdingen en staatkundige berichten in het Fransch moesten verschijnen. - PRAYON VAN ZUILEN: Belgische Taalwetgeving, blz. 65.
- voetnoot(49)
- Antw. Prov. Arch. F.T. - b. 134, nr 20. - Voor al de bladen van het departement bedroeg het totaal aantal abonnementen 1525 in 1810 en 894 in den eersten trimester van 1811.
- voetnoot(50)
- 760 in 1810 en 526 eersten trimester 1811.
- voetnoot(51)
- Ant. Prov. Arch. F.T. b. 134 nr 20. - Corr. de Pommereul, Dir. général de l'Imprimerie et de la Librairie met perfect d'Argenson.
- voetnoot(52)
- Hoogervermeld archieffonds.
- voetnoot(53)
- Uit de ingediende rekeningen van Janssens krijgen we een kijk op dezes bedrijf: maandelijks gaf hij 50 fr. uit voor een redacteur die vertaalwerk leveren moest. Vier drukkersgasten wonnen ieder 6,56 fr. per week. De winst voor de maand Januari 1812 bedroeg 553,20 fr. Zie ook DONNET, a.w., blz. 40.
- voetnoot(54)
- DONNET, a.w., blz. 46.
- voetnoot(55)
- Antw. Prov. Arch. F.T. b. 134, nr 20.
- voetnoot(56)
- Feuille d'Affiches... Jg. 1813. Verscheidene nrs.
- voetnoot(57)
- Antw. Stadsarch. Doodskaartenverzameling.
- voetnoot(58)
- Antw. Prov. Arch. F.T. b. 136, nr 22.
- voetnoot(59)
- Id. nr 7.
- voetnoot(60)
- Antw. Prov. Arch. F.T. b. 136 nr 4.
- voetnoot(61)
- Id. nr 22. - LANZAC DE LABORIE: a.w. II, blz. 292.
- voetnoot(62)
- In 1801 bestond deze société uit 47 leden, waaronder de schilders Herreyns, Ommeganck en Van Bree. Reglementair kwamen ze tweemaal per maand bijeen en stonden ze buiten alle discussie ‘relative au Politique, au Gouvernement et au Culte’ - Actes et Mémoires, le année.
- voetnoot(63)
- Volledigheidshalve vermeld naar TORFS: Tijdmatig register... Cf. hiervoor blz. 64.
- voetnoot(64)
- Cf. ARENTS AM., aangehaald artikel. Schrijver zag nummer 2 [nonodi, 19 nivose, 7e jaar = 8-1-1799].