De Gulden Passer. Jaargang 20
(1942)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 279]
| |
VariaOver het uithangteeken van 'n Antwerpschen drukker.Waar een woord den lezer onverstaanbaar lijkt, komt deze er wel eens toe, hierover te conjectureeren en... den bal mis te slaan. Een koninklijk voorbeeld hiervan leverde eens God. Kurth in een kort, maar uiterst belangwekkend artikel, in een feestbundel verdoken en vergetenGa naar voetnoot(1). Daar leert men hoe Philips II, die uit zijn onmetelijke bezittingen het Brabantsch stadje Zoutleeuw of Léau niet eens bij naam kende, in verlegenheid geraakte bij 't lezen van Alva's schrijven, waarin volgende zinsnede voorkwam: ... que por castigar el desacato que hizieron los de Diste y Leo, embio diez vanderas a alojar dentro... Bij den eersten aanblik noteerde de koninklijke lezer in margine: Esta palabra Leo no entiendo, ni hé oydo decir tal lugar. Later, na rijp overleg, kwam hij tot volgende conjectuur, welke den zin voor hem verstaanbaar maakte, maar Zoutleeuw wegschakelde, en waarvan hij zelf erkende, dat de klare, ondubbelzinnige schrijfwijze tegen zijn gissing indruischt: Despues hé myrado mas y quiere decir y les embio, sino que la s parece mas o que no s. ‘Cela vaut la peine, meende Kurth terecht, d'être un peu commenté’. Den weetgierigen lezer verwijs ik naar dezen commentaar en haast me 'n ander voorbeeld, van bibliographischen aard, er aan toe te voegen. Onder de vermaardste Antwerpsche drukkers uit de eerste helft van de 16e eeuw bekleedt Jan van Doesborgh een eervolle plaats, alhoewel de Nederlandsche werken, die van zijn pers kwamen, zeer klein in aantal zijn. Olthoff kende er slechts een drietal en de eenige Engelsche werken, door hem gedrukt, zijn al even zeldzaamGa naar voetnoot(2), maar zijn beknopte opsomming is onvolledig, zooals blijkt uit een overbekend, nooit te overschatten standaardwerkGa naar voetnoot(3). De vermaardheid van onzen Antwerpschen drukker werd heden ten dage nog verhoogd door een tweetal belangrijke herdrukkenGa naar voetnoot(4), | |
[pagina 280]
| |
alsook door talrijke studies, elders opgesomdGa naar voetnoot(5), waaronder een Engelsche monographie, hier nog eens afzonderlijk vermeldGa naar voetnoot(6), door niemand minder als Willem De Vreese als ‘een fraai uitgevoerd, zeer verdienstelijk werk’ geloofdGa naar voetnoot(7). Dat de Engelsche schrijver, bij 't behandelen van zijn Antwerpsch onderwerp, ook wel eens op een voor hem onoplosbare moeilijkheid moest stuiten, wordt hier aangetoond. Jan van Doesborgh woonde, zoo vernemen we bij Olthoff en elders, ‘eerst aen d'ysere Waghe en later (1518-1530) op de Lombaerde veste’. Een nadere bepaling betreffende zijn laatste woonplaats treffen we bij Proctor aan, waar men leest: From December 1521 onwards J. van Doesborgh lived ‘op die Lombaerde veste, inden aren van die vier evangelisten’. Op deze laatste bijzonderheid komt hij terug in zijn ‘Additions and Corrections’, om het woordje aren, dat hem onverstaanbaar leek, en dat hij volgenderwijs tracht te verklaren: ‘The meaning of the word aren seems doubtful. I owe to the kindness of a friend the suggestion that it = eren, the French aire, here ‘an open space’Ga naar voetnoot(8). Spijtig is het voor Proctor, dat hij niet, in plaats van bij 'n vriend, bij Verdam of Oudemans te rade ging. Dan had hij immers geleerd, dat aer, aren of aern eenvoudigweg ‘arend’ beteekent. Als uithangteeken is de koning der vogelen te Antwerpen, net zooals eldersGa naar voetnoot(9), overbekend: in de ‘lijst der uithangborden’, als aanhangsel bij zijn repertorium gevoegd, citeert Olthoff er vier, 't zij ‘gulden’ of ‘swerten’Ga naar voetnoot(10). Ook een evangelisten-arend is, sedert 't verblijf van den H. Joannes op 't eiland Pathmos, overbekend: een arend van vier evangelisten lijkt mij echter onverklaarbaar. Om hierbij niet in gebreke te blijven, zou 'n philoloog conjectureerend lezen en verstaan als: de arend van [een van] die vier evangelisten, terwijl een historicus zich misschien eerst zou afvragen of het zonderling uithangteeken, bij Proctor vermeld, niet apocrief is. Tegen deze stoutmoedige en ietwat voorbarige gissing pleit echter het feit, dat het uithangteeken eens | |
[pagina 281]
| |
vermeld staat in het tweede deel van 't ongeëvenaard repertorium onzer postincunabelen, en wel onder nr 3164: Historie van Jason ende van Hercules, gedrukt te Antwerpen in 1521 door Jan van Doesborch, wonende ‘op de Lombaerde veste, in den Aren van die vier evangelisten’Ga naar voetnoot(11). Onbetwistbaar in zijn vorm is dus het zonderling Antwerpsch uithangteeken: de verklaring er van blijft nog achter. Daar ze bij 'n Antwerpschen vorscher moet gezocht worden, ben ik zoo vrij, deze moeilijkheid aan de lezers van den Gulden Passer voor te leggen. Leuven. J. GESSLER. | |
Een onbekend middeleeuwsch bewaarmiddel voor archief en bibliotheek.Om de geschreven bewijzen van zijn voorrechten en bezittingen zorgvuldig te bewaren en tegen den tand des tijds en andere gevaren te behoeden, had een Luiker kapittel besloten, 'n commissie van twee of drie kanunniken in te stellen, welke jaarlijks de archiefstukken der collegiale kerk zou onderzoeken en de noodige maatregelen treffen, om hun behoud te verzekeren. En dit geschiedde - mirabile dictu - in de XIIIe eeuw. Van hoevele communauteiten, geestelijke en andere, zou men nu, helaas! kunnen getuigen: Quantum mutatae ab illa... Onder de aanbevolen middelen, om in dit behoud te voorzien, wordt er ook een, in het kapittelbesluit van 13 October 1279, nominatim aangehaald. De tekst dienaangaande wordt hier afgedrukt, niet alleen om het belang, dat hij alle bibliophielen en historici zal inboezemen, doch ook wijl het me niet gelukt is, de juiste beteekenis van het benuttigde woord, aan Du Cange onbekend, op te sporen. Est etiam ordinatum quod quolibet anno, in crastino beati Remigii, ante capitulum predictum, duo canonici qui electi fuerint ad hoc, vel tres, omnes cartas et privilegia ecclesie inspiciant et videant utrum bene sint conservata vel non, et ita faciant conservari, vel per vernasaturam vel alio modoGa naar voetnoot(1). Wie levert ons de verklaring van het geheimzinnig woord, of een gissing desaangaande? Leuven. J. GESSLER. |
|